direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Nijkerk 2017, 4e wijziging Slichtenhorsterweg 27, Nijkerk
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0136-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van perceel Slichtenhorsterweg 27 te Nijkerk heeft een verzoek ingediend voor een bestemmingsplanwijziging van de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'paardenhouderij' naar de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'. De eigenaar is voornemens het agrarische bedrijf om te zetten naar een paardenhouderij, gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden en de in- en verkoop van paarden.

Voor het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6.4) uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017'.

Het voorliggende wijzigingsplan gaat nader in op de wijzigingsbevoegdheid, alsmede op de relevante ruimtelijke en milieutechnische aspecten. In hoofdstuk 5 tenslotte wordt de wijze van regelen nader toegelicht.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel Slichtenhorsterweg 27 ligt 180 meter ten zuiden van de bebouwde kom van Nijkerk in de buurtschap Slichtenhorst. Het plangebied bestaat uit het huidige erf, inclusief bebouwing. Op de kaart is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0001.jpg"

Ligging Slichtenhorsterweg 27 (rode cursator), bron: Google Maps

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0002.jpg"

Perceel Slichtenhorsterweg 27 te Nijkerk (rood omlijnd), bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het perceel Slichtenhorsterweg 27 ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017', zoals dat is vastgesteld op 30 mei 2017. Voor het perceel geldt de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'paardenhouderij'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - veenontginningslandschap'. In de onderstaande uitsnede van de verbeelding is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0003.jpg"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, perceel Slichtenhorsterweg 27 (bold rood omlijnd)

Het houden van een paardenfokkerij gericht op het africhten en trainen van paarden zoals beoogd, past niet binnen de geldende bestemming. Ook valt de stal gedeeltelijk buiten het bouwvlak. Het voorliggende wijzigingsplan maakt gebruik van de wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6.4) uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet er worden voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsvoorwaarden betreffen:

  • de behoefte aan de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wordt aangetoond aan de hand van een deugdelijk ondernemingsplan;
  • de inpassing van de gebouwen in het landschap vindt op zorgvuldige wijze plaats aan de hand van een deugdelijk inrichtings- en beheersplan


In Hoofdstuk 4 is onderbouwd dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.

De gemeente Nijkerk heeft aangegeven in principe mee te willen werken aan het wijzigingsplan en hanteert daarvoor een aantal randvoorwaarden als uitgangspunt voor de functieverandering. Hierdoor dient er aangeleverd te worden:

1.4 Leeswijzer

De toelichting van voorliggend wijzigingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Slichtenhorsterweg 27 te Nijkerk. Het perceel is kadastraal bekend gemeente Nijkerk, sectie H nummer 2155. Op het perceel is een melkveehouderij gevestigd met 150 melkkoeien, 110 jongvee, 40 paarden en 50 schapen. Op het perceel is agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig, waaronder een bedrijfswoning gelegen aan de noordzijde van het perceel.

Het plangebied ligt op circa 20 meter afstand van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. Het perceel wordt ontsloten via de Slichtenhorsterweg die aansluit op de Oude Amersfoortseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0004.jpg"

Foto perceel Slichtenhorsterweg 27, genomen vanaf de Oude Amersfoortseweg, bron: Google Streetview

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Ruimtelijke beschrijving van het plan

De initiatiefnemer heeft het voornemen de melkveehouderij te beëindigen en het agrarische bedrijf om te zetten naar een paardenhouderij, gericht op het fokken, opfokken en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor de paarden en de in- en verkoop van paarden. In de nieuwe situatie worden 100 paarden/ pony's en 20 hengsten gehouden. Door middel van een bedrijfsplan is aangetoond dat het initiatief financieel en bedrijfsmatig haalbaar is.

Veel bestaande gebouwen op het perceel hebben asbest op het dak. Voor het realiseren van de paardenhouderij wordt al het asbest op het perceel verwijderd. Op het perceel wordt 1.500 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt. Op onderstaande afbeelding is de te slopen bedrijfsbebouwing weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0005.jpg"

Te slopen bebouwing Slichtenhorsterweg 27, bron: Graveland Bouwontwerp

In de nieuwe situatie worden de volgende bouwwerken gerealiseerd:

  • een rijhal;
  • een mestplaat;
  • een paddock;
  • een loods;
  • een uitbreiding van de bestaande loods aan de zuidzijde van het perceel;
  • een privéschuur.

Op het perceel wordt een rijhal gebouwd voor het opfokken en africhten van de paarden die reeds op het bedrijf aanwezig zijn van 60 bij 30 meter. Daarnaast wordt een paddock en mestplaat gerealiseerd. In het bestaande bedrijfsgebouw ten noorden van de rijhal wordt een africhtingsstal gerealiseerd voor de stalling van paarden en voor de berging van de materialen voor de paarden. De bestaande loods aan de zuidzijde van het perceel wordt vergroot met 479 m2 ten behoeve van opslag van stro en machines. Aan de oostzijde wordt een loods gebouwd van 452 m2. Tot slot wordt naast de bedrijfswoning een privéschuurtje gebouwd van 70 m2. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0006.jpg"

Bebouwing nieuw Slichtenhorsterweg 27, bron: Graveland Bouwontwerp

2.2.2 Landschappelijke inrichting

Op 18 november 2017 is door Stichting Landschapsbeheer Gelderland een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, zie Bijlage 1. In het plan wordt advies gegeven voor landschappelijke inpassing van onderhavige ontwikkeling en het versterken van het omliggende landschap. Er is gekozen voor de aanplant van inheemse, lokaal passende boom- en struiksoorten.

Met name de zuidzijde en noordzijde van het perceel worden verder versterkt. De haag langs de boomgaard wordt doorgetrokken richting de bedrijfswoning. De paardenbak aan de voorzijde van het perceel wordt ingepast met een haag. De bomen in de huidige boomgaard zijn in het verleden te kort op elkaar geplant. Wenselijk is het om in de rij meer ruimte te creëren en een nieuwe rij met voldoende afstand (+/- 8 meter) van de overige bomen door te planten. Zo ontstaat er meer ruimte en licht voor een duurzame ontwikkeling van de aanwezige fruitbomen. Deels wordt de kavelbeplanting langs de weg hersteld door het aanplanten van een aantal knotbomen. Zo wordt het zicht op de achterliggende stallen gebroken. De achterzijde van het perceel tot aan de nieuw te bouwen schuur worden aangezet met een elzensingel. Dwars op de elzensingel wordt een struweelhaag aangeplant om zo de opslag van de hooibalen meer uit het zicht te halen. Verspreid op het erf worden enkele beeldbepalende (schaduw-)bomen geplant. De kronen geven op termijn meer structuur op het erf en breken het zicht op de bebouwing.

Op onderstaande afbeelding is het inrichtingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0007.jpg"

Inrichtingsplan Slichtenhorsterweg 27 te Nijkerk, bron: Stichting Landschapsbeheer Gelderland

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden

3.1 Waterhuishouding

3.1.1 Het beleidskader

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Waterplan provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21).

Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe

In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.

3.1.2 Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is op 5 april 2018 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn, zie Bijlage 2.

3.1.3 Beoordeling

Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.

3.2 Milieuaspecten

3.2.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie   richtafstand buitengebied  
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  

Bovenstaande richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype buitengebied.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Situatie plangebied

In de bestaande situatie is reeds sprake van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met de mogelijkheid tot het vestigen van een paardenhouderij: het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's .Op de locatie is sprake van een functiewijziging van een paardenhouderij naar een paardenhouderij en fokkerij. Zodoende levert het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen op.

3.2.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Situatie plangebied

Het wijzigingsplan maakt geen bouw van geluidsgevoelige objecten, zoals woningen mogelijk. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.

3.2.3 Bodem

Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.

Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:

  • nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);
  • er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
  • als het bouwwerk de grond raakt en;
  • als er na sloop wordt herbouwd.

Situatie plangebied

In de nieuw te bouwen uitbreiding (rijhal) wordt door dezelfde mensen niet langer dan 2 uur per etmaal verbleven. De lessen duren een uur. De lessen worden door verschillende personen gegeven en hierdoor is dit meestal 1 uur maar niet langer dan 2 uur. Ook in de overige nieuwe bebouwing wordt niet langer dan 2 uur per etmaal door dezelfde mensen verbleven. Bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

Op het perceel wordt 1.500 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt. Veel bestaande gebouwen op het perceel hebben asbest op het dak. Voor het realiseren van de paardenhouderij wordt al het asbest op het perceel verwijderd. Op 31 augustus 2018 is een asbestinventarisatie uitgevoerd, zie Bijlage 3. De asbestinventarisatie is geschikt voor het verwijderen van de in dit rapport vermelde asbesthoudende bronnen, alsmede geschikt voor totaal sloop van de geïnventariseerde gebouwen. Na toetsing wordt voor het grootste deel van de asbesthoudende materialen een risicoklasse 2 en 2A verkregen. Op basis van deze risicoklassen dienen de verwijderingswerkzaamheden te worden uitgevoerd door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.

3.2.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen.

Situatie plangebied

Hieronder is de risicokaart (www.risicokaart.nl) opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen. Ten noordwesten van het plangebied is op circa 20 meter afstand een aardgasleiding van de Gasunie gelegen. De hieraan verbonden risicocontour reikt niet tot buiten de beschermingszone van de leiding. Het plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0008.jpg"

Uitsnede risicokaart Slichtenhorsterweg 27 te Nijkerk (rood omlijnd), bron: www.risicokaart.nl

3.2.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan deconcentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Situatie plangebied

Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een 'nibm' project. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017' is in het plangebied reeds een agrarisch bedrijf en paardenhouderij toegestaan. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.

3.2.6 Geurhinder

Voor het aspect geurhinder is het de vraag of er voor omliggende geurgevoelige objecten sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat. Hiervoor biedt de Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) het toetsingskader.De Wgv is van toepassing op landbouwbedrijven waarvoor het Activiteitenbesluit niet geldt en dus vergunningplichtig zijn. In de Wgv zijn minimum afstanden en maximale waarden voor geurbelasting van veehouderijen opgenomen om geurgevoelige objecten, zoals woningen, te beschermen tegen overmatige geurhinder. In de Wgv geldt nog steeds dat voor een aantal diersoorten geen geurnorm geldt, maar een vaste afstand. Dit zijn bijvoorbeeld de grote paardenhouderijen (meer dan 50). Daarnaast kent de wet 2 typen geurnormeringen, namelijk voor binnen en buiten de bebouwde kom.

Situatie plangebied

In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'paardenhouderij'. Initiatiefnemer wenst de vergunning om te zetten naar een paardenhouderij gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden en de in- en verkoop van paarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0009.jpg"

Vigerende melding Activiteitenbesluit 11 februari 2016

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0136-0001_0010.jpg"

Aangevraagde situatie

In de bestaande situatie worden melkkoeien en paarden gehouden. Hierbij is een vaste afstand vereist van 50 meter. In de nieuwe situatie worden alleen paarden gehouden. Ook hier is een vaste afstand vereist van 50 meter. Aan de minimale afstand van 50 meter wordt voldaan, gemeten van de stal naar de woningen. De afstand van de rand van het bouwvlak naar het bestemmingsvlak van de woning aan de noordzijde van de spoorlijn is kleiner dan 50 meter. Voor de woning is evenwel een bouwvlak opgenomen. Ten opzichte van het bouwvlak van de woning bedraagt de afstand tot het agrarische bouwvlak circa 55 m. Daarmee worden voldaan aan de eisen van de Wet geurhinder en veehouderij.

Bovendien vindt een verbetering plaats doordat het bouwvlak aan de zijde van het spoor wordt verkleind en aan de andere zijde vergroot. De bouwmogelijkheden komen dus verder van de woningen te liggen.

Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.

3.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Situatie plangebied

In juli 2017 is een Flora- en fauna quickscan uitgevoerd voor het plangebied, zie Bijlage 4. Hieronder is de conclusie uit het onderzoek weergegeven.

Algemeen voorkomende soorten

Binnen het plangebied komt een aantal algemeen voorkomende soorten voor. Deze soorten vallen allemaal onder 3.10 van de Wet natuurbescherming. Voor deze soorten heeft de provincie Gelderland een vrijstelling afgegeven voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat voor de werkzaamheden geen ontheffing voor deze soorten nodig is.

Strikt beschermde soorten

Voor soorten die vallen onder art. 3.10 (of 3.5) van de Wet natuurbeschering en waarvoor geen vrijstelling is afgegeven, geldt dat bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing moet worden aangevraagd. In het plangebied zijn huismussen aangetroffen. De voorgenomen sloop van de opstallen leidt echter niet tot negatieve effecten op de huismus. Een nader onderzoek naar de huismus en/of het indienen van een ontheffingsaanvraag is niet noodzakelijk.

Wel kunnen bij de start van de werkzaamheden in het broedseizoen broedende vogels (onder andere boerenzwaluw en spreeuw) worden verstoord en/of nesten worden aangetast. Dit is een overtreding van de Wet natuurbescherming. Hiervoor kan geen ontheffing worden aangevraagd. De start van de werkzaamheden moet daarom plaatsvinden buiten het broedseizoen, dat grofweg loopt van 15 maart tot 15 juli, of reeds voorafgaand aan het broedseizoen worden opgestart. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren worden negatieve effecten op broedvogels voorkomen. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is dan niet noodzakelijk.

3.4 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.

Situatie plangebied

Voorliggend wijzigingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor het omzetten van het agrarische bedrijf naar een paardenhouderij, gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden en de in- en verkoop van paarden. Op grond van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017 is reeds een agrarisch bedrijf en paardenhouderij toegestaan. De planlocatie wordt via de bestaande oprit ontsloten door de Slichtenhorsterweg, welke in noordelijke richting via de Chopinlaan aansluit op de provinciale weg N301. De ontwikkeling heeft geen/weinig invloed op de verkeersveiligheid, doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van naastgelegen percelen en het plangebied. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Ten noorden van de rijhal worden 14 parkeerplaatsen aangelegd. Op eigen terrein is voldoende ruimte om in de parkeerbehoefte te voorzien.

3.5 Cultuurhistorie en archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

3.5.1 Cultuurhistorie

De beleidsnota cultuurhistorie van de gemeente Nijkerk heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied. Bovendien zijn binnen het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.

3.5.2 Archeologie

Op 5 januari 2018 is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden geen archeologische waarden bedreigd. Er wordt geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan wijzigingsregels

In artikel 3.6.4 van het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Een van de mogelijke wijzigingen betreft een functieverandering naar 'Agrarisch - Paardenhouderij'. De voorwaarden voor deze functieverandering zijn onderstaand opgenomen, waarbij steeds is aangegeven of en op welke wijze daaraan wordt voldaan:

  • a. de behoefte aan de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij wordt aangetoond aan de hand van een deugdelijk ondernemingsplan

Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Door middel van een bedrijfsplan is aangetoond dat het initiatief financieel en bedrijfsmatig haalbaar is.

  • b. de inpassing van de gebouwen in het landschap vindt op zorgvuldige wijze plaats aan de hand van een deugdelijk inrichtings- en beheersplan

Aan deze voorwaarde wordt voldaan, zie paragraaf 2.2.2 Landschappelijke inrichting.

Hoofdstuk 5 Verklaring van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening is vastgelegd dat een wijzigingsplan deel uitmaakt van het bestemmingsplan. Dat betekent onder andere dat voor het plangebied de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017’ van toepassing zijn en blijven. Dat betekent ook dat de regels van het wijzigingsplan beperkt kunnen blijven.

De regels van het wijzigingsplan zijn als volgt opgebouwd:

  • in artikel 1 zijn de noodzakelijke begrippen opgenomen;
  • in artikel 2 is het ter zake gestelde in de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017' van toepassing verklaard. Vervolgens zijn enkele aanvullingen op deze regels opgenomen.
  • in artikel 3 is de slotbepaling opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. De plankosten zijn verhaald op de initiatiefnemer in de vorm van een anterieure overeenkomst. Daarin zijn o.a. planschade en leges geregeld. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Daarnaast zijn de onderzoeken door de initiatiefnemer zelf betaald.

Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.

6.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt het ontwerp van het wijzigingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het definitief vast te stellen wijzigingsplan.