direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, Nieuwe Voorthuizerweg 15
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0102-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor het perceel aan de Nieuwe Voorthuizerweg 15 in Nijkerk is een verzoek ingediend voor functieverandering van het agrarisch bouwvlak naar een bedrijfsbestemming. De initiatiefnemer heeft het voornemen om het perceel te kopen, om hier door middel van de functieverandering een dierenkliniek voor paarden te vestigen.

Om de dierenkliniek op het perceel te kunnen vestigen dient de bestemming aangepast te worden naar een niet-agrarische bedrijfsbestemming. Voor deze aanpassing van de bestemming is een herziening van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009' noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt tussen Nijkerk en Voorthuizen. Het plangebied omvat het huidige erf, inclusief huidige bebouwing en een deel van de aangrenzende gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0001.jpg"

Ligging plangebied Nieuwe Voorthuizerweg 15 in Nijkerk.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Nijkerk 2009’ van toepassing, zoals dat is vastgesteld op 26 maart 2009 en onherroepelijk geworden op 10 augustus 2011.

Voor het perceel van Nieuwe Voorthuizerweg 15 geldt de bestemming 'Agrarisch - Landschappelijke en Natuurwaarden' (zie afbeelding). Daarnaast zijn op de verbeelding voor het perceel de volgende aanduidingen opgenomen:

  • een agrarisch bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • de aanduiding 'houtwallenlandschap of half open landschap' (hele plangebied);
  • de aanduiding 'overige zone - reliëf van de bodem en aardkundige waarden of es' (hele plangebied);
  • de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' (deel van het plangebied ten zuiden van de grijze lijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0002.jpg"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan ‘Buitengebied Nijkerk 2009.

1.4 Leeswijzer

Voorliggend bestemmingsplan gaat in hoofdstuk 2 in op het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 4 wordt het voornemen getoetst aan de randvoorwaarden zoals water, milieu, ecologie, geur en kabels en leidingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een juridische toelichting gegeven op de regeling van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in de provincie Gelderland centraal. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.

Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt de vigerende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is een juridische vertaling van het beleid; er is geen nieuw beleid toegevoegd. In de verordening staan de onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.

Het plangebied ligt op de kaarten Windenergie, Natuur, Glastuinbouw, Landschap, Water en Milieu, Erfgoed, Luchtvaart niet binnen relevante aanduidingen. Binnen de kaart Landbouw ligt het plangebied deels in het 'Extensiveringsgebied - niet grondgebonden veehouderij' (donkergroen in de afbeelding) en deels in het 'Verwevingsgebied - niet grondgebonden veehouderij' (lichtgroen in de afbeelding). Deze zonering komt al voor in het vigerende bestemmingsplan (zie hiervoor).

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0003.jpg"

Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland kaart Landbouw.

Met de voorliggende ontwikkeling wordt het agrarisch bouwperceel, waarbij een intensieve veehouderij is toegestaan, omgezet naar een bedrijfsbestemming. Bij deze functiewijziging wordt de milieuvergunning ingetrokken. Hierdoor levert de voorliggende ontwikkeling milieuwinst op. Het nieuwe bedrijf wordt zorgvuldig ingepast.

De provinciale Omgevingsvisie en -verordening bevatten voor het overige geen specifieke eisen waaraan het voorliggende bestemmingsplan moet voldoen.

2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030

Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.

De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing, zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0004.png"

Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030.

Het plangebied ligt in het Heideontginningslandschap. Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'Beleefbaar en recreatief heideontginningenlandschap met mogelijkheid tot actief beleid functieverandering / verbreding boerderijen'. Op de kaart 'economie' is het plangebied aangegeven als gebied voor 'Verbreding van de agrarische bedrijvigheid met kleinschalige in de gebiedsdoelen passende nevenactiviteiten'.

In het voorliggende plan wordt de planologische mogelijkheid van agrarische bedrijvigheid veranderd in een bedrijfsbestemming waarbij een dierenkliniek voor paarden mogelijk wordt gemaakt. Het bedrijf wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast. Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.

Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)

In het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk is een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad". Hierin zijn een vier aanknopingspunten opgenomen, die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  • 1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  • 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  • 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  • 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. Het Landschapsontwikkelingsplan is als basis voor de landschappelijke inpassing gehanteerd (zie hoofdstuk 3.2: Ruimtelijke beschrijving van het plan).

Functieveranderingsbeleid

Het regionale functieveranderingsbeleid biedt ook de mogelijkheid voor functieverandering naar bedrijfsfuncties (onder nadere voorwaarden). Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' was het gemeentelijke beleid er op gericht om alleen functieverandering naar woonfuncties mogelijk te maken. Bij de opstelling van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied is hierin een heroverweging gemaakt. Inmiddels wordt het regionale beleid, ook ten aanzien van functieverandering naar bedrijfsfuncties, gevolgd.

Onderstaand worden de voorwaarden voor een functieverandering naar gebiedsgebonden bedrijvigheid benoemd en of daaraan in dit geval wordt voldaan.

  • a. de vloeroppervlakte van de bebouwing ten behoeve van de nieuwe bestemming mag maximaal 1.000 m² bedragen, met dien verstande dat de vloeroppervlakte maximaal 750 m² mag bedragen ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'overige zone - ehs natuur', (overige zone - gelders natuurnetwerk);
    • 2. de aanduiding 'overige zone - ehs verweving' (overige zone - groene ontwikkelingszone);
    • 3. de aanduiding 'overige zone - natura 2000 gebied';
    • 4. de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
    • 5. de aanduiding 'overige zone - waardevol open gebied';

Het plangebied ligt voor een deel in de 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. Zowel de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen als de toekomstige gebouwen voor de dierenkliniek voor paarden liggen niet in deze zone. Daarom mag de vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing na functiewijziging in principe maximaal 1.000 m² zijn. Het is mogelijk om eenmaal met 25% de maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing te vergroten op basis van het regionale beleid. Hierbij is met name van belang dat het bedrijf niet passend is op een industrieterrein, maar juist passend is in het landelijk gebied. Hiervan is bij dit bedrijf sprake gelet ook op de behoefte aan een paardenbak, paddock, longeercirkels en een mestplaat. Gelet op de aard van activiteiten in een veterinair centrum van deze omvang is het noodzakelijk om meer dan 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing te hebben. Door aanpassingen na intensief overleg wordt maximaal 1.308 m² aan bedrijfsbebouwing toegestaan. Hiervoor zijn extra vierkante meters gesloopt en een extra inspanningsverplichting voor erfinrichting gedaan.

  • b. het nieuwe bestemmingsvlak kan kleiner zijn dan het agrarische bouwvlak, dat geheel wordt verwijderd;

Het agrarische bouwvlak wordt geheel verwijderd. Het nieuwe bestemmingsvlak ten behoeve van de dierenkliniek voor paarden is kleiner dan het agrarische bouwvlak. Een deel van de voormalige agrarische gronden blijft bij de dierenkliniek in gebruik voor het weiden van de paarden.

  • c. indien het nieuwe bestemmingsvlak kleiner is dan het te wijzigen bestemmingsvlak, kan op een deel van de gronden de naastgelegen agarische bestemming worden gelegd met daarbij dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen;

Voor de percelen die niet binnen de bedrijfsbestemming vallen worden passende dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen opgenomen.

  • d. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;

De voorliggende ontwikkeling wordt goed landschappelijk ingepast. Zie hiervoor hoofdstuk 3.2  (Ruimtelijke beschrijving van het plan).

  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

Een dierenkliniek voor paarden is geen publieksfunctie met een onevenredige verkeersaantrekkende werking.

  • f. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

Er is wordt geen detailhandel toegestaan, anders dan ondergeschikte detailhandel in het kader van het veterinair centrum.

  • g. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • h. de milieusituatie niet onevenredig mag worden aangetast;

De de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden en de milieusituatie worden niet onevenredig aangetast. In hoofdstuk 4 (Randvoorwaarden) is een onderbouwing gegeven met betrekking tot de relevante milieuaspecten.

  • i. om een bepaalde vloeroppervlakte te hergebruiken of nieuw te bouwen ten behoeve van de nieuwe bestemming dient sprake te zijn van sloop van gebouwen, waarbij de te slopen oppervlakte gebouwen wordt bepaald op basis van de staffeling die in de onderstaande tabel is genoemd:
te slopen bij hergebruik   te slopen bij nieuwbouw  
dezelfde oppervlakte   tweemaal zoveel  

met dien verstande dat:

  • 1. alle bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, tenzij het een gebouw(en) betreft welke met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ingezet voor hergebruik;
  • 2. de oppervlakte van gesloopte gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone -extensiveringsgebied' en 'overige zone - ehs natuur' voor 125% meetelt in de berekening van de in het kader van deze wijzigingsbevoegdheid in te zetten sloopoppervlakte;
  • 3. uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
  • 4. bij de berekening van de sloopoppervlakte de bestaande woning (inclusief minimaal 70 m² aan bijgebouwen) en de kleine woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – kleine woning' (inclusief minimaal 35 m² aan bijgebouwen) buiten beschouwing wordt gelaten;
  • 5. monumentale gebouwen wel meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte, maar niet mogen worden gesloopt;
  • 6. de te slopen gebouwen moeten zijn gelegen binnen het buitengebied van de gemeente Nijkerk, dan wel binnen het reconstructiegebied Gelderse Vallei/Utrecht-Oost, opgenomen in het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost, vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland op 22 december 2004 en 26 januari 2005, voor zover dit reconstructiegebied is gelegen binnen de provincie Gelderland;
  • 7. verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.

Voor de voorliggende ontwikkeling kan de volgende berekening worden gemaakt (zie ook hoofdstuk 3.2):

  • de bestaande bedrijfswoning wordt gehandhaafd;
  • bij de bedrijfswoning mag 70 m² bijgebouwen aanwezig zijn of, indien de bestaande vierkante meters aan bijgebouwen meer is dan 70 m² en minder dan 150 m², niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  • de werktuigenloods van 300 m² wordt gehandhaafd;
  • de beoogde nieuwbouw voor de dierenkliniek heeft een oppervlakte van 1.008 m². Samen met de te handhaven werktuigenloods zal er 1.308 m² aan bedrijfsbebouwing zijn. Hiervoor dient 2.616 m² gesloopt te worden;
  • volgens de plannen wordt 2.440 m² gesloopt;
  • het tekort van 176 m² zal worden gecompenseerd door extra inspanning op het niveau van erfinrichting ten gunste van flora en fauna.


Hiermee wordt voldaan aan de staffeling die opgenomen is in het functieveranderingsbeleid. Tevens wordt voldaan aan de voorwaarden die genoemd staan onder punt 1 t/m 7.

Conclusie

De voorliggende ontwikkeling betreft de planologische omschakeling van het agrarische bouwvlak met bedrijfswoning aan de Nieuwe Voorthuizerweg 15 te Nijkerk naar een bedrijfsbestemming met bedrijfswoning. Bij de functiewijziging wordt de agrarische milieuvergunning ingetrokken. De dierenkliniek voor paarden wordt zorgvuldig ingepast in de omgeving. De functiewijziging voldoet aan alle eisen die gesteld worden vanuit het functieveranderingsbeleid. Hierdoor is de voorliggende ontwikkeling passend binnen het provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande situatie

Op het perceel aan de Nieuwe Voorthuizerweg 15 te Nijkerk is een intensieve veehouderij aanwezig. Het bedrijf is op een langgerekt perceel gevestigd, dat haaks op de weg ligt. De bebouwing bestaat uit een bedrijfswoning en de nodige stallen en schuren. In het erfinrichtingsplan (dat als bijlage bij de regels is gevoegd), is aangegeven dat er een duidelijk onderscheid is tussen het woongedeelte en het werkgedeelte. In het woongedeelte liggen, naast de bedrijfswoning, de boomgaard, de siertuin en de huisweide. In de onderstaande afbeelding is de huidige situatie voor het perceel Nieuwe Voorthuizerweg 15 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0005.jpg"

Luchtfoto bestaande situatie.

3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan

Het perceel aan de Nieuwe Voorthuizerweg 15 te Nijkerk staat te koop en de initiatiefnemer heeft het voornemen dit perceel aan te kopen. De initiatiefnemer wil op het perceel graag een dierenkliniek voor paarden vestigen. Daarnaast zal hij zelf in de bijbehorende bedrijfswoning gaan wonen.

Om de dierenkliniek op het perceel te kunnen vestigen dienen de agrarische opstallen (ongeveer 2.440 m²) gesloopt te worden. De nieuwe bebouwing die benodigd is voor de dierenkliniek beslaat in totaal 1.008 m². Daarnaast zal een werktuigenschuur gehandhaafd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0006.jpg"

Te slopen gebouwen (het kaartje wordt gedraaid weergegeven). 

De schuur aan de oostzijde van de bedrijfswoning zal gesloopt worden. De lange stal, in de lengterichting van de kavel, samen met de drie hier haaks op staande stallen, zullen eveneens worden gesloopt. De eerder aangevraagde uitbreiding van de stallen zal niet worden gerealiseerd.

Op navolgende afbeelding is de inrichtingsschets aangegeven. De nieuw te bouwen dierenkliniek voor paarden meet 28 bij 36 meter en heeft een oppervlakte van 1.008 m2. De nokrichting loopt in de lengterichting van de kavel.

Rond de dierenkliniek liggen de longeercirkels, paddocks en een paardenbak. Bij de kliniek komt voldoende ruimte, zodat auto's met paardentrailers kunnen draaien en lossen. Daarbij is ook voorzien in de aanleg van 10 parkeerplaatsen. De ontsluiting van het terrein blijft via de Nieuwe Voorthuizerweg lopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0007.jpg"

Inrichtingsschets nieuwe situatie van het perceel aan de Nieuwe Voorthuizerweg 15 (het kaartje wordt gedraaid weergegeven).

De oprijlaan is door de grote bomen een landschapsbepalend element. Aan de westzijde, de landschapszijde, staan eiken. De tuinzijde (oost) wordt gevormd door soorten als paardenkastanje, linde en beuk. Het achterpad is volledig beplant met eiken. Beide lanen versterken de langgerekte structuur van de kavel. De lanen zullen dan ook gehandhaafd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0008.jpg"

Te behouden lanen en zichtlijnen.

Aan de open landschapszijde (de westgrens) komt een nieuwe windsingel. Hiermee wordt het zicht op de dierenkliniek doorbroken. Op de oostgrens met de buren zullen een "losse haag" (achter) en een "strakke haag" (voor) komen, die de scheiding met de buren vormt. Het zicht vanuit de woning op het agrarische landschap (en omgekeerd) blijft open.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

In dit hoofdstuk komen de relevante uitvoeringsaspecten aan bod. In de onderstaande tabel komen kort de resultaten van de verschillende bevindingen en onderzoeken aan bod.

4.1 Bodem en asbest

Om de bodemkwaliteit te bepalen van het plangebied is een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar vormt voor de voorliggende ontwikkeling.
In de te slopen bebouwing is asbest verwerkt. Daarom is een Asbestinventarisatie uitgevoerd (zie Bijlage 2). Bij de sloop van de gebouwen dient rekening gehouden te worden met een zorgvuldige verwerking van de asbesthoudende materialen.

4.2 Milieuzonering

Voor niet agrarische bedrijven gelden indicatieve afstanden van 30 tot 50 meter (respectievelijk milieucategorie 2 en 3.1). Aan deze afstandseisen vanaf de inrichtingsgrens tot de woning van de buren wordt voldaan.
De aspecten geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en geur worden onderstaand per aspect nader toegelicht.

4.3 Geluid

Ten behoeve van de melding in het kader van het Activiteitenbesluit is een Akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Doel van dit onderzoek is het bepalen van de geluidsemissie van de nieuwe dierenkliniek. Daarbij is ook onderzoek verricht naar de indirecte hinder door het geluid buiten de inrichting (komend en gaand verkeer). Uit het onderzoek blijkt dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveaus voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Voor de indirecte hinder wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

4.4 Externe veiligheid

Op basis van de risicokaart kan geconcludeerd worden dat zich in de nabijheid van het plangebied één bedrijf met risicovolle activiteiten bevindt. Het gaat om het naastgelegen agrarische bedrijf Schoenlapperweg 2, waar een bovengrondse opslagtank voor 'propaan of ander vloeibaar gemaakt brandbaar gas' aanwezig is. Bij deze tank hoort een afstand van 40 meter voor het plaatsgebonden risico (de cirkel in onderstaande afbeelding). De dierenkliniek ligt buiten deze cirkel.
Transport van gevaarlijke stoffen via weg (A1, A28), water, spoor (Zwolle - Deventer en Amersfoort - Zwolle), buisleiding vindt niet plaats in de nabijheid van het plangebied.
Het aspect externe veiligheid vormt hierdoor geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0102-0001_0009.jpg"

Externe veiligheid.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

In het nu geldende bestemmingsplan is voor de Nieuwe Voorthuizerweg 15 geen bestemming of aanduiding voor de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden opgenomen (zie hoofdstuk 1.3). Dat is bij de in voorbereiding zijnde integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied wel het geval. Deze regeling is in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen (zie hoofdstuk 5.2). Daarmee zijn de archeologische (verwachtings)waarden voldoende beschermd.


In verband met de archeologische verwachtingswaarden is een Archeologisch burauonderzoek uitgevoerd, dat als Bijlage 4 bij deze toelichting is opgenomen. In het rapport wordt geconcludeerd dat op basis van de resultaten van het onderzoek een hoge verwachting voor het plangebied geldt. Geadviseerd wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning, een verkennend booronderzoek uit te voeren om de intactheid van de bodem(-opbouw) in kaart te brengen. Wanneer blijkt dat men hier met een intacte bodemopbouw te maken heeft, wordt geadviseerd direct op te schalen naar een karterend onderzoek om eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen.

Advies cultuurhistorie

Het gebied waarin het voorliggende plangebied gelegen is, is landschappelijk waardevol. Bij de opzet en inrichting van het nieuwe erf is hier rekening mee gehouden. De bedrijfsgebouwen hebben een landelijke uitstraling en het erf wordt ingericht met paden, poelen en nieuwe houtsingels, zie hoofdstuk 3.2 (Ruimtelijke beschrijving van het plan). Hierdoor is de nieuwe ontwikkeling passend binnen het karakteristieke landschap en cultuurhistorisch verantwoord.

4.6 Agrarische geurhinder

In de directe omgeving van het plangebied liggen twee intensieve veehouderijbedrijven. Omdat er geen veranderingen in de voor geur gevoelige functies optreedt, is op dit punt geen nader onderzoek nodig.

4.7 Luchtkwaliteit

Kleine projecten worden gezien als 'niet in betekenende mate' (nibm) in het kader van de luchtkwaliteit. De voorliggende ontwikkeling kan gezien worden als een 'nibm' project. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

4.8 Flora en Fauna

Beschermde soorten

Voor de voorliggende ontwikkeling is een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd (zie Bijlage 5). ). In het onderzoek wordt geconstateerd dat met het slopen van vier opstallen de nestlocatie van de spreeuw en de huiszwaluw verloren gaan. De sloop van de opstallen leidt niet tot negatieve effecten waarvoor mitigerende of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. Daarnaast kunnen de te slopen gebouwen fungeren als broedbiotoop voor de huismus. Uit een inventarisatie blijkt dat er geen huismussen broeden in de te slopen gebouwen. Wel broeden er huismussen onder het dak van het woonhuis. In de huidige situatie foerangeren de huismussen in de tuin rondom de woning en de omringende graslanden. In de toekomstige situatie neemt de totale verharde oppervlakte af. Er komen extra groenelementen bij, waaronder een struweelhaag en een houtsingel.

In de te slopen gebouwen zijn sporen gevonden van de steenuil. Nestlocaties van vast rust- en verblijfplaatsen van de steenuil zijn het hele jaar beschermd. Van belang is of het territorium van de steenuil nog een functionele leefomgeving vormt na sloop van de opstallen. Na nader onderzoek is gebleken dat met de sloop van de gebouwen geen steenuilennest verloren gaat. Gebleken is dat de steenuil broedt in een schuur ten oosten van het plangebied. Wel is er sprake van een afname aan nestgelegenheid. Omdat de steenuil nog wel eens wil wisselen van nestplaats binnen een territorium wordt aangeraden om twee steenuilen nestkasten te plaatsen de te handhaven kapschuur.

Voorwaarden zijn:

  • het planten van inheemse, bes dragende bomen en struiken voor vogels en vleermuizen;
  • het creëren van hoekjes met ruigten of andere schuilmogelijkheden voor kleine zoogdieren. Hiermee wordt het aanbod aan prooidieren voor de steenuil vergroot;
  • de nieuwbouw geschikt maken voor soorten als huiszwaluw, huismus en spreeuw. Dit kan ook door het aanbieden van kunstnesten, maar ook door de nieuwbouw te voorzien van een pannendak en/of overstekende dakrand;
  • het plaatsen van twee marterproof steenuilenkasten. Er kan gedacht worden aan het plaatsen van een kast in de werktuigenberging en het plaatsen van een kast in een van de bomen langs de oprijlaan. Hiermee worden extra roest- en nestplaatsen geboden.


Beschermde gebieden

De voorgenomen ingrepen zullen geen negatief effect hebben op beschermde gebieden. Door de beëindiging van de intensieve veehouderij zal naar alle waarschijnlijkheid er een positief effect optreden op de omliggende gebieden.

Industriële geurhinder

Vanuit industriële geur zijn er geen belemmeringen.

Water

Met de realisering van de plannen zal de oppervlakte aan gebouwen en daarmee ook de oppervlakte aan verhard oppervlak aanzienlijk afnemen. Het plan heeft daarmee een positief effect op de waterhuishouding. Verder dienen de algemene aandachtspunten in acht genomen dienen te worden, zoals 'vasthouden - bergen - afvoeren', 'grondwaterneutraal bouwen' en 'schoon houden - scheiden - schoon maken'. Hiermee vormt het aspect water geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Verkeer en parkeren

Door de functiewijziging wordt de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig vergroot. Op het eigen terrein wordt voorzien in parkeren op eigen erf.

Hoofdstuk 5 Verklaring van de regels

5.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. Bij de opzet van de bestemming(en) is aangesloten op het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Verder voldoet het voorliggende bestemmingsplan aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • 1. Inleidende regels
    In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
  • 2. Bestemmingsregels
    Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden.
  • 3. Algemene regels
    Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.
  • 4. Overgangs- en slotregels
    Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

Inleidende regels

Het bestemmingsplan voorziet in een aantal inleidende regels. In deze paragraaf wordt een korte toelichting op deze regels gegeven.

Begrippen

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreffen ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen en masten en dergelijke.

In de standaardwijze van meten is ook het begrip 'de inhoud van een bouwwerk' opgenomen. Dit begrip houdt in dat de inhoud van het bouwwerk wordt gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot aan de buitenzijde van het dak, inclusief dakkapellen. De kelder wordt niet meegerekend bij de inhoud van het bouwwerk.

Bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden  
Op grond van aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is een deel van het plangebied bestemd tot agrarisch gebied met waarden. Over het algemeen gaat het daarbij om waardevolle houtwallen en om het aanwezige reliëf. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Door middel van de aanduiding 'bijzondere vorm van agrarisch - veterinair centrum' is geregeld dat deze gronden door de dierenkliniek gebruikt mogen worden.

Bestemming Bedrijf - Landelijk

De bedrijfsactiviteiten die in het bestemmingsvlak zijn toegestaan, hebben betrekking op een dierenkliniek voor paarden. De maximale toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing is in de regels opgenomen. Binnen de bestemming is één bedrijfswoning toegestaan. In de bouwregels is een aantal bepalingen opgenomen voor de bedrijfswoning. Bij de bedrijfswoning mag 70 m² bijgebouwen aanwezig zijn of, indien de bestaande vierkante meters aan bijgebouwen meer is dan 70 m² en minder dan 150 m², niet meer dan de bestaande oppervlakte.

Door middel van een zogenaamde voorwaardelijke verplichting is geregeld dat de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan dient te zijn gerealiseerd binnen 2 jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen (zie artikel 4.4.2 Voorwaardelijke verplichting). Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het slopen van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.

Bestemming Waarde - Archeologie

Voor het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van een functieaanduiding aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte bij bodemingrepen een archeologisch onderzoek benodigd is:

  • voor de met de archeologische bestemming samenhangende aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1': groter dan 250 m² en dieper dan 0,5 m;
  • voor de met de archeologische bestemming samenhangende aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6': groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 m.

5.3 Algemene regels

Het bestemmingsplan bevat een aantal algemene regels, zoals een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene gebruiksregels. Enkele algemene regels zijn hierna kort ter verduidelijking en verklaring besproken.

Anti-dubbeltelregel

Deze standaardbepaling strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, niet opnieuw wordt toegepast.

Algemene gebruiksregels

In het bestemmingsplan zijn tevens algemene gebruiksregels opgenomen. Op basis van deze regels is weergegeven wat strijdig gebruik met het bestemmingsplan is, zoals bijvoorbeeld het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.

Algemene afwijkingsregels

In het bestemmingsplan zijn tevens algemene afwijkingsregels opgenomen. Op basis van deze regels is toegestaan om de genoemde goot en bouwhoogten in het plan te vergroten met 10%. Daarnaast mag de inhoudsmaat van woningen en bedrijfswoningen met 10% worden vergroten ten behoeve van het isoleren van woningen.

Algemene wijzigingsregels

Op basis van deze regels is de bevoegdheid van planwijziging door het college van Burgemeester en wethouders voorgeschreven.

Overgangs- en slotregels

Het plan kent tot slot een hoofdstuk met enkele overgangs- en slotregels. De regels regelen het overgangsrecht voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur dienen bestaande bebouwing en bestaand gebruik, welke afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen regels, te kunnen worden voortgezet (overgangsregels).

De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Artikel 16 lid 2 a van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is. De plankosten zijn verhaald door het in rekening brengen van de leges op grond van de Legesverordening 2015. De onderzoeken zijn door de initiatiefnemer zelf betaald.


In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld, dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van het voorgenomen plan een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Evenwel is in het kader van de economische uitvoerbaarheid met de verzoeker een planschadeovereenkomst afgesloten op grond van artikel 6.4 a van de Wro. Op deze wijze is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Gelet op de aard en omvang van het bestemmingsplan wordt afgezien van inspraak.

Het ontwerp bestemmingsplan zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.