Plan: | Wijzigingsplan Buitengebied 2009, Slichtenhorsterweg 18c |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0101-0001 |
De eigenaar van perceel Slichtenhorsterweg 18c te Nijkerk heeft een verzoek ingediend voor een bestemmingsplanwijziging van een agrarische bestemming naar een woonbestemming. De eigenaar geeft aan dat er in de toekomst geen agrarische activiteit meer ontplooid gaat worden. De bestaande bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning. Daarnaast wil de eigenaar graag een extra woning met bijgebouw realiseren op het perceel. De bouw van een tweede woning wordt mogelijk gemaakt in het kader van functieverandering. Ter compensatie dient de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt te worden.
Voor het wijzigen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (art. 29.2) uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'.
Het voorliggende wijzigingsplan gaat nader in op de wijzigingsbevoegdheid, alsmede op de relevante ruimtelijke en milieutechnische aspecten. In hoofdstuk 5 tenslotte wordt de wijze van regelen nader toegelicht.
Het perceel Slichtenhorsterweg 18c ligt ongeveer 500 meter ten zuiden van de bebouwde kom van Nijkerk in de buurtschap Slichtenhorst. Het plangebied bestaat uit het huidige erf inclusief huidige bebouwing. Op de onderstaande afbeelding de ligging aangegeven.
Ligging Slichtenhorsterweg 18c, ten opzichte van Nijkerk en Nijkerkerveen
Perceel Slichtenhorsterweg 18c
Perceel Slichtenhorsterweg 18c te Nijkerk is gelegen in bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009' dat is vastgesteld op 26 maar 2009 en onherroepelijk is geworden op 10 augustus 2011. Zoals hierna op de uitsnede is weergegeven, geldt voor het perceel de bestemming 'agrarisch', daarnaast zijn op het perceel de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde' opgenomen.
Het voorliggende wijzigingsplan maakt gebruik van de wijzigingsbevoegdheid (art 29.2) uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'. In de wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal wijzigingseisen opgenomen waaraan voldaan dient te worden. Deze wijzigingseisen zijn opgenomen in paragraaf 2.2 Gemeentelijk beleid onder het kopje toetsing aan voorwaarden wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan buitengebied 2009.
De toelichting van voorliggend bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.
Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt vigerende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.
Het plangebied ligt binnen de kaarten Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en Milieu, Erfgoed, Luchtvaart niet binnen relevante aanduidingen. De provinciale Omgevingsvisie en -verordening bevatten dan ook geen specifieke eisen waaraan het voorliggende bestemmingsplan moet voldoen.
Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030
Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.
Het plangebied is gelegen in het veenontginningslandschap. Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'beleefbaar open landschap veenontginningen'. Op de kaart 'wonen en voorzieningen' is het plangebied aangegeven als gebied voor 'functieverandering vrijkomende boerderijen in de landelijk gebied naar wonen mogelijk'. Op de kaart 'economie' is het plangebied aangegeven als gebied voor 'Instandhouding en ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid passend binnen de schaal van het landschap en stimuleren van natuurversterking, mogelijkheid tot kleinschalige verdbreding van agrarische bedrijvigheid gericht op recreatieve functies (bijvoorbeeld kameren bij de boer)'.
In het voorliggende plan wordt de planologische mogelijkheid van agrarische bedrijvigheid veranderd in wonen. Tevens is aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.
Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)
Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd 'De rode draad'.
Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:
Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. Het Landschapsontwikkelingsplan is als basis voor de landschappelijke inpassing gehanteerd (zie paragraaf 3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan).
Toetsing aan voorwaarden wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan buitengebied 2009
In artikel 29 van het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk zijn algemene wijzigingsregels opgenomen. Eén van de mogelijke wijzigingen betreft een functieverandering naar wonen (zie artikel 29.2). De voorwaarden voor een functieverandering naar wonen zijn onderstaand opgenomen:
b. de overige gronden binnen het voormalig bouwperceel houden de betreffende agrarische bestemming;
Hieraan wordt voldaan.
c. het bepaalde in artikel 19 (Wonen ) is van overeenkomstige toepassing;
Hieraan wordt voldaan
d. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwperceel te omvatten;
Hieraan wordt voldaan.
e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 4.2.1 Bedrijven en milieuzonering.
i. op geen van de gevels van de extra wooneenheid mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden
Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 4.2.2 Geluid.
m. in afwijking van het bepaalde onder f, is op de gronden binnen een voormalig bouwperceel:
-. één woongebouw met een maximale inhoud van 600 m³ toegestaan indien vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel tenminste 1.000 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
Hieraan wordt voldaan.
4. de extra woning past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
Hieraan wordt voldaan.
vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden, worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in artikel 19 (Wonen ), als zodanig mogen worden aangemerkt;
Hieraan wordt voldaan.
5. de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen, en
Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan.
6. uit ecologisch onderzoek blijkt dat de voorgenomen werken, werkzaamheden, gebruik, bouwwerken en activiteiten geen significante effecten op de aangewezen Natura2000-gebieden hebben;
Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 4.3 Ecologie
n. ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande woning en de extra woning worden gronden tot bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 1.500 m² aangewezen met de bestemming Wonen, als bedoeld in artikel 19 (Wonen)
Hieraan wordt voldaan.
o. de bepalingen onder b, c, d, e en i;
Hieraan wordt voldaan.
Aan alle bovenstaande wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan. De gemeente Nijkerk heeft daarom aangegeven in principe mee te willen werken aan het wijzigingsplan en hanteert daarvoor de volgende randvoorwaarden als uitgangspunt voor de functieverandering:
Aan voorliggende uitgangspunten wordt voldaan. Middels een voorwaardelijke verplichting wordt geregeld dat binnen een half jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen, de aanwezige bebouwing gesloopt dient te zijn. Binnen twee jaar dient de landschappelijke inpassing zoals verwoord in het inrichtingsplan te zijn gerealiseerd.
Het voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Slichtenhorsterweg 18c te Nijkerk. Op het perceel is een intensief agrarisch bedrijf gevestigd. Het perceel wordt grotendeels begrensd door verschillende sloten. De oostzijde van de perceelgrens is beplant met beuken. Op het perceel is 1.121 m2 agrarische bebouwing aanwezig. Het betreft hier voornamelijk varkensstallen en schuren. De bedrijfswoning is aan de zuidkant van het perceel gelegen, uitkijkend op de Slichtenhorsterweg. Het perceel wordt ontsloten via een oprit op de Slichtenhorsterweg.
Luchtfoto perceel Slichtenhorsterweg 18c te Nijkerk
De initiatiefnemer is voornemens de agrarische activiteiten op het perceel te beëindigen. De agrarische bebouwing op het perceel, ter grootte van 1.121 m2 zullen gesloopt worden. Hiervoor in de plaats wordt één woning met bijgebouwen gerealiseerd.
De nieuw te bouwen burgerwoning wordt gesitueerd aan de noordkant van het perceel. Deze woning is te bereiken via een nieuwe oprit die aan de westzijde van het perceel wordt gerealiseerd. De maximale inhoud van de woning is, op basis van de sloopmeters, 658 m3, daarnaast mag er een bijgebouw worden gerealiseerd met een oppervlakte van 150 m2.
Voor het initiatief zijn een Landschap inrichtingsplan en een Erfinrichtingsplan opgesteld. In het landschap inrichtingsplan staan enkele randvoorwaarden voor een goede landschappelijke inpassing van de nieuw te bouwen woning. Vervolgens is een erfinrichtingsplan opgesteld, deze is hieronder weergegeven. De realisering van deze landschappelijke inpassing is als een zogenaamde 'Voorwaardelijke verplichting' in de regels vastgelegd. Deze houdt in dat binnen een half jaar na verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw alle huidige aanwezige bebouwing gesloopt dient te zijn en dat twee jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw de beplanting moet zijn aangebracht.
Erfinrichtingsplan Slichtenhorst 18c te Nijkerk
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is op 15 juli 2015 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Beoordeling
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Tot slot
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
Het beleidskader
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | richtafstand rustige woonwijk |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Situatie plangebied
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich twee bedrijven. Het betreft een wasserij aan de Slichtenhorsterweg 20 en een elektrotechnisch installatiebedrijf aan de Slichtenhorsterweg 14. De wasserij betreft een bedrijf in milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 m. Het elektrotechnisch installatiebedrijf valt in milieucategorie 3.1. voor dit bedrijf geldt een richtafstand van 30 m. De afstand van het plangebied tot de bedrijven is ruimer dan de richtafstanden.
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
In 2015 is voor het plangebied een akoestisch onderzoek uitgevoerd, met als doel om te bereken wat de geluidsbelasting is op de nieuw te bouwen woning. Zie Bijlage 3 Akoestisch onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt dat de gevelbelasting lager ligt dan de voorkeursgrenswaarde en dus wordt voldaan aan de eisen uit de Wet Geluidhinder. Daarnaast wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit. Aanvullende akoestische maatregelen aan de woning zijn niet noodzakelijk. Het aspect verkeerslawaai vormt dan ook geen belemmering voor het voorliggende wijzigingsplan.
Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
Situatie plangebied
Voor het plangebied is 1997 een Historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Het is onbekend of er verontreiniging heeft plaatsgevonden na 1997, zodoende is in 2014 een Aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek wordt de conclusie getrokken dat de onderzoekslocatie (bouwlocaties) als onverdacht ten aanzien van bodemverontreiniging te beschouwen is. Er is echter wel een verdachte locatie aangetroffen. Het betreft twee voormalige tanklocaties. Gezien de afstand tot de onderzoekslocaties, de aanwezigheid van een lekbak en de korte periode van aanwezigheid van de tank wordt echter geen bodemverontreiniging verwacht welke zich uitstrekt tot binnen de onderzoekslocatie. Ter plaatse van de onderzoekslocatie wordt geen bodemverontreiniging verwacht, nader bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.
Situatie plangebied
Hieronder is de professionele risicokaart van het Interprovinciaal Overleg opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Het plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Uitsnede risicokaart Slichtenhorsterweg 18c te Nijkerk
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Situatie plangebied
Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een 'nibm' project. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Voor het aspect geurhinder gelden een tweetal vragen:
Hiervoor is van belang dat zich direct ten zuiden van het plangebied een intensieve veehouderij bevindt.
Ad 1.
Voor de toetsing o.b.v. de Wet geurhinder is van belang dat tussen de bestaande woning Slichtenhorsterweg 18c al dichter bij de betreffende intensieve veehouderij is gelegen dan de nieuw te bouwen woning. Die bestaande woning is al bepalend voor de uitbreidingsmogelijkheden van die veehouderij. De nieuw te bouwen woning leidt daardoor niet tot extra beperkingen voor de intensieve veehouderij.
Ad 2.
Bij positionering van de nieuwe woning is rekening gehouden met een afstand van 50 meter tussen het emissiepunt (de tegenover- en naastgelegen veehouderij) en de nieuwe woning. Daarnaast is ook een afstand van 25 meter aangehouden tussen de buitenzijde van een dierenverblijf van de tegenover- en naastgelegen veehouderij en de nieuwe woning. Op basis hiervan zijn er geen bezwaren vanuit agrarisch geur bezien.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Situatie plangebied
In het voorjaar van 2014 is een Quickscan Flora- en Faunawet. Hieronder zijn de conclusies en adviezen uit het onderzoek opgenomen. Nader onderzoek naar beschermde soorten is niet nodig.
De nieuwe woning zal ontsloten worden via een nieuwe oprit op de Slichtenhorsterweg. De bestaande woning, Slichtenhorsterweg 18c, wordt ontsloten via de bestaande oprit. De agrarische bedrijfsvoering zal beëindigd worden, hierdoor zal het plangebied minder verkeer aantrekken.
In de nota Parkeernormen van de gemeente wordt aangegeven dat voor een vrijstaande woning in het buitengebied wordt uitgegaan van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Het parkeren zal bij de nieuwe woning plaatsvinden op eigen erf. Er is hiervoor voldoende ruimte aanwezig.
De beleidsnota cultuurhistorie van de gemeente Nijkerk heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.
In hoofdstuk 1.3 (Geldend bestemmingsplan) is beschreven dat het terrein de aanduiding 'gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde' heeft. Is artikel 33 van de regels van het bestemmingsplan is bepaald dat de daarbij behorende regelingen niet van toepassing zijn op gronden binnen (agrarische) bouwvlakken.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De gemeentelijke archeologische beleidskaart is vastgesteld bij raadsbesluit van 17 februari 2011. De planlocatie ligt volgens de archeologische beleidskaart binnen een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Voor een bodemverstoring groter dan 250 m2 is een archeologisch onderzoek vereist. De voorgenomen bouwplannen vinden plaats binnen het huidige agrarische perceel. De bestaande bebouwing met fundering en kelders heeft de bodem dermate verstoord dat de aanwezigheid van archeologische wetenswaardigheden geen sprake meer is.
Een archeologisch onderzoek voor dit bouwvoornemen is dan ook niet vereist.
Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig.
Ten noorden van het plangebied is op circa 50 meter afstand een buisleiding van de Gasunie gelegen. De hieraan verbonden risicocontour reikt niet tot buiten de beschermingszone van de leiding en zeker niet tot nabij het plangebied.
Het onderhavige plan betreft een plan van wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'. Op grond van het overgangsrecht van het Bro (artikel 8.1.2) kan het wijzigingsplan nog volgens de wijze waarop dit bij het moederplan is gebeurd, worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld. In dit plan vindt een verwijzing plaats naar de vigerende voorschriften van het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'.
In de Wet ruimtelijke ordening is vastgelegd dat een wijzigingsplan deel uitmaakt van het bestemmingsplan. Dat betekent onder andere dat voor het plangebied de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009’ van toepassing zijn en blijven. Dat betekent ook dat de regels van het wijzigingsplan beperkt kunnen blijven.
Voor de duidelijkheid zijn artikel 1 (Begripsbepalingen), artikel 2 (Wijze van meten/toepassen), artikel 3 (Agrarisch), artikel 19 (Wonen) en de algemene bepalingen (artikel 24 tot en met 33) als Bijlage 7 aan deze toelichting toegevoegd.
De voorschriften van het plan van wijziging zijn als volgt opgebouwd:
De verbeelding omvat het bouwvlak van het voormalige agrarische bedrijf. Op de verbeelding komen twee bestemmingen voor:
Daarnaast zijn de volgende zaken opgenomen:
Artikel 16, lid 2 a van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is. De plankosten zijn verhaald door het in rekening brengen van de leges op
grond van de Legesverordening 2015. De onderzoeken zijn door de initiatiefnemer zelf betaald.
In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld, dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van het voorgenomen plan een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Evenwel is in het kader van de economische uitvoerbaarheid met de verzoeker een planschadeovereenkomst afgesloten op grond van artikel 6.4 a van de Wro. Op deze wijze is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente gewaarborgd.
Gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan wordt afgezien van inspraak. Het ontwerp wijzigingsplan zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.