Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herziening De Flier, Nijkerk
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0267.BP0099-0001

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Herziening De Flier van de gemeente Nijkerk;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.BP0099-0001 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
 
1.5 ander-werk
alle fysieke ingrepen in de ruimte die niet met bouwen te maken hebben en welke geen reguliere (onderhouds)werkzaamheden zijn;
 
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
1.7 bebouwingspercentage
een in de regels dan wel op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.8 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
 
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;
 
1.11 beperkt kwetsbare objecten
  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  2. dienst-/bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  4. restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.14 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.15 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
 
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.22 bouwwerk, geen gebouw zijnde
Een bouwwerk geen gebouw zijnde is een bouwwerk of gedeelte daarvan voor zover dat niet in een gebouw ligt;
1.23 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
 
1.24 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
 
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen, leveren en/of verhuren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
 
1.26 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in goederen die qua aard of omvang niet passen binnen de bestaande winkelstructuur (bijvoorbeeld de verkoop of verhuur van auto's, boten, caravans, keukens en bouwmaterialen);
 
1.27 detailhandel in weggebonden artikelen
detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;
 
1.28 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
 
1.29 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.30 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
 
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.32 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
 
1.33 geurgevoelig object
object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij;
 
1.34 grootschalige detailhandel:
detailhandel in goederen waarvoor een minimaal bruto vloeroppervlak van 1.500 m² gewenst is (zoals een tuincentrum, outlet-store of mediagigant);
 
1.35 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.36 horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
  1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  2. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;
 
1.37 internetdetailhandel
detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;
 
1.38 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.39 kwetsbaar object
  1. woningen niet zijnde:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
  • dienst-of bedrijfswoningen van derden;
  1. gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  2. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
1.40 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, al dan niet gecombineerd met voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.41 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.42 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
 
1.43 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
 
1.44 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;
 
1.45 ondergeschikte horeca
horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;
 
1.46 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.47 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.48 plankaart/verbeelding
  1. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Herziening De Flier, Nijkerk bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0099-0001
  2. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Herziening De Flier, Nijkerk;
1.49 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
 
1.50 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.51 speelvoorziening
voorziening gericht op het bieden van vrij en openbaar toegankelijke sport- en spelmogelijkheden voor met name kinderen en/of jeugd;
 
1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de bijlagen bij de regels bijlage 1 die van deze regels onderdeel uitmaakt;
 
1.53 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
 
1.54 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg of waterpartij grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevels;
 
1.55 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.56 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
 
1.57 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen ter regulering en ondersteuning van de waterhuishouding, daaronder mede begrepen al dan niet ondergrondse bergbezinkbassins;
 
1.58 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
 
1.59 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
  1. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  2. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  3. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  4. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  5. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  6. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  7. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', voor bedrijven tot en met categorie 4.1 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 200 m;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', voor bedrijven tot en met categorie 4.2 van de bijlagen bij de regels bijlage 1 alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 300 m;
  5. ontsluitingswegen;
alsmede:
  1. kantoren welke een ondergeschikt onderdeel uitmaken van een op hetzelfde bouwperceel gevestigde bedrijf, die onlosmakelijk zijn verbonden aan dat bedrijf en die noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsvoering van dat bijbehorende bedrijf;
  2. ondergeschikte horeca;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. tuinen:
  4. erven;
  5. terreinen;
  6. wegen en paden;
  7. water;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. geluidschermen;
  10. groenvoorzieningen;
  11. straatmeubilair;
  12. nutsvoorzieningen;
  13. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);
met dien verstande dat:
  1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. me.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
3.2.1 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. een gebouw dient binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  2. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
  3. de afstand tussen de ontsluitingsweg en de voorgevel mag niet minder dan 5 m bedragen;
  4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'onbebouwd' mogen geen gebouwen worden gerealiseerd;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet minder en niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  6. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet minder dan 40% en niet meer dan 70% bedragen, met dien verstande dat er geen vrijstaande gebouwen voor technische installaties mogen worden gebouwd.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag:
    1. tot 2 m achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,80 m bedragen;
    2. vanaf 2 m achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 3 m bedragen;
  2. per bedrijfsgebouw mag één reclamezuil worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat er niet meer dan twee vlaggenmasten per bedrijf zijn toegestaan op bouwpercelen gelegen langs de A28; 
  4. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
 
3.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 13 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 3 lid 1 onder a, b c en d, ten behoeve van andere bedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats zijn toegestaan krachtens artikel 3 lid 1 onder a, b, c respectievelijk d;
  2. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder b en toestaan op bouwpercelen met een maximale grootte van 2.000 m2:
    1. de afstand van een gebouw tot één zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 3 m;
    2. de andere zijgevel samenvalt met de perceelgrens, met dien verstande dat de afstand tussen gebouw en openbare weg (rijweg, inclusief rabatten, groenstroken, voetpaden e.d.) ten minste bedraagt 5 m;
  3. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder e en toestaan dat de maximale bouwhoogte wordt overschreden door de bouw van technische installaties;
  4. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder e ten behoeve van een lagere bouwhoogte dan de minimaal toegestane bouwhoogte voor zover deze is aangegeven met 6 of 9 m;
  5. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder e voor het verhogen van de maximale bouwhoogte, voor zover deze bepaald is op 20 meter, tot maximaal 25 meter voor zover de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft;
  6. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder f ten behoeve van een bebouwingspercentage van minimaal 30% of maximaal 80%;
  7. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 onder f en toestaan dat vrijstaande gebouwen voor technische installaties worden gebouwd;
  8. het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 onder b ten behoeve van het bouwen van reclameuitingen tot een bouwhoogte van 15 m.
3.4.2 Afwegingskader
Een in artikel 3 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het bewonen dan wel laten bewonen van bedrijfsruimten.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 1:
  1. en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) of bedrijven die volgens bijlagen bij de regels bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan; 
    2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  2. ten behoeve van de hier onder 2, 3, 4 en 5 genoemde vormen van detailhandel met dien verstande dat:
    1. voor alle vormen van detailhandel geldt dat:
      1. aangetoond dient te worden dat de voorziene vorm van detailhandel qua aard of vorm niet past in de bestaande plaatselijke winkelstructuur; 
      2. thematische ontwikkelingen zijn toegestaan, als daarvoor binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur geen geschikte locatie voorhanden is; 
      3. geen strijdigheid mag ontstaan met de algemeen geldende milieuregelgeving; 
      4. voorzien dient te worden in voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf dan wel in de directe nabijheid van de desbetreffende percelen; 
      5. bij nieuw- of herbouw een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing dient plaats te vinden; 
      6. geen sprake mag zijn van een onevenredig nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer dan wel van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 
      7. de belangen van de omliggende bedrijven niet onevenredig mag worden geschaad; 
      8. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij groothandel niet is toegestaan;
    2. voor detailhandel in volumineuze goederen in aanvulling op het bepaalde in artikel 3 lid 6.1 sub b onder 1 bovendien geldt dat:
      1. de te verkopen goederen qua aard en omvang niet mogen passen binnen de bestaande plaatselijke winkelstructuur; 
      2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
    3. voor grootschalige detailhandel in aanvulling op het bepaalde artikel 3 lid 6.1 sub b onder 1 bovendien geldt dat:
      1. de bruto vloeroppervlakte niet minder dan 1.500 m2 mag bedragen; 
      2. de detailhandelsvestiging goed bereikbaar dient te zijn, waarbij tevens sprake is van een goede ontsluiting per auto en/of openbaar vervoer;
    4. voor internetdetailhandel in aanvulling op het bepaalde artikel 3 lid 6.1 sub b onder 1 bovendien geldt dat:
      1. de levering van goederen uitsluitend mag plaatsvinden via post of koeriersdiensten; 
      2. bezoek ter plaatse door consumenten is niet toegestaan; 
      3. het volledige assortiment uitsluitend mag zijn te bezichtigen via internet of (post)catalogus; 
      4. een showroom op het bedrijventerrein niet is toegestaan;
    5. voor ondergeschikte detailhandel in aanvulling op het bepaalde artikel 3 lid 6.1 sub b onder 1 bovendien geldt dat:
      1. de detailhandel in directe relatie met de bedrijfsvoering dient te staan; 
      2. maximaal 20% van de totale netto vloeroppervlakte van het bedrijf mag worden aangewend voor ondergeschikte detailhandel, waarbij een oppervlakte van 300 m2 niet mag worden overschreden; 
      3. de detailhandel dient plaats te vinden in een van de rest van het bedrijf afgesloten ruimte.
 
3.6.2 Afwegingskader
Een in artikel 3 lid 6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. geluidwerende voorzieningen;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. paden en verhardingen;
  5. water;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen;
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
4.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
 
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
 
4.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 13 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. geluidwerende voorzieningen;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  3. water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,50 m mag bedragen.
 
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
 
5.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 13 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging;
  2. waterhuishouding;
  3. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
  4. natuurvriendelijke oevers;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. kruisingen met (spoor)wegen en paden, waaronder bruggen;
  4. dammen;
  5. duikers.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
 
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
6.3.2 Procedure
Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 13 lid 1 vermelde voorbereidingsprocedure.
 
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
7.1.1 Bestemming
De op de verbeelding voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
 
7.1.2 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming Leiding - Gas voorrang krijgt.

7.2 Bouwregels
Op of in de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
 
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen en rooien van diep wortelende beplantingen en bomen;
  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
 
7.5.2 Uitzondering op verbod
Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  
7.5.3 Vergunningverlening
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

7.5.4 Procedure
Alvorens beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in a artikel 7 lid 5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de resten van het oude Rijn kanaal.
 
8.2 Bouwregels
  1. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar, indien het:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en of;
    2. een bouwwerk betreft waarvan de binnen de bestemming  en ter plaatse van onderstaande aanduidingen gelegen oppervlakte niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      1. 'specifieke vorm van waarde - 4': 250 m2 en 0,3 m;
      2. 'specifieke vorm van waarde - 6': 1.000 m2 en 0,3 m;
      3. 'specifieke vorm van waarde - 8': 10.000 m2 en 0,3 m;
  3. een bouwwerk betreft dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8 lid 2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:
  1. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  2. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op: 
    1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 
    2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage; 
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
 
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
Ter plaatse van de in artikel artikel 8 lid 1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage. Op basis van het advies van een archeologisch deskundige kan van de vermelde diepte worden afgeweken op basis van de vastgestelde - archeologische waarden beleidskaart.
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van houtopstanden;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
8.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel artikel 8 lid 4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
 
8.4.3 Uitzonderingen
Het in lid artikel 8 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien:
  1. de werken, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben van ten hoogste 100 m² bedraagt;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings) vergunning;
  3. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik, van de gronden;
  4. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel artikel 8 lid 1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
3 Algemene regels
 
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
  
10.1.1 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 10 lid 1 is een strafbaar feit.
  
10.1.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    3. hoogspanningsleidingen;
    4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
10.2 Parkeernormen
Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de gemeentelijke parkeernormen, of op andere wijze zoals beschreven in de gemeentelijke parkeernormen parkeerruimte zijn aangebracht en in stand gehouden in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein bij dat gebouw. 
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
11.1.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  1. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
 
11.1.2 Afwegingskader
Een in artikel 11 lid 1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Wijzigingsbevoegdheid
12.1.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
  1. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
  2. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
  3. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de milieusituatie;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de externe veiligheid.
 
12.1.2 wro-zone - wijzigingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen zodanig dat de bestemmingen wijzigen in bestemming Verkeer, indien dit naar het oordeel van Rijkswaterstaat noodzakelijk is ten behoeve van de verkeersveiligheid van de afrit van de A28.
 
12.2 Afwegingskader
12.2.1 Algemeen afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 12 lid 1.2 en 'wro-zone - wijzigingsgebied' genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
 
12.2.2 Onevenredige schade en uitvoerbaarheid
Indien de waarden en/of belangen als genoemd in artikel 12 lid 2.1 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vinden de genoemde wijzigingsbevoegd- heden geen toepassing.
 
12.3 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
 
Artikel 13 Algemene procedureregels
13.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
  1. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
 
16.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
16.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
16.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
15.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
 
15.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Herziening De Flier, Nijkerk.