direct naar inhoud van Regels
Plan: Jachthaven de Zuidwal
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0097-0001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Jachthaven de Zuidwal met identificatienummer NL.IMRO.0267.BP0097-0001 van de gemeente Nijkerk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.7 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.8 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.9 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.10 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.11 jachthaven

haven met daarbij behorende grond waar overwegend de gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen en alle daarbij behorende voorzieningen, alsmede hieraan ondergeschikte nautische gerelateerde dienstverlening, detailhandel en educatie.

1.12 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.13 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.14 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.15 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Dagrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven;
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning;
  • c. overige voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m respectievelijk 8 m;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste: 500 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a t/m c:
    • 1. mag de bedrijfswoning tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden gebouwd;
    • 2. geldt voor de bedrijfswoning een inhoud van ten hoogste 750 m³ en een maximale bouwhoogte 7 m;
    • 3. is op de pier 1 starttoren toegestaan met een maximale bouwhoogte van 12 m en een oppervlakte van ten hoogste 20 m2;
  • e. de bedrijfswoning wordt op ten minste 28 m afstand van de as van de Zeedijk gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de jachthaven is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • b. (permanente) bewoning is niet toegestaan, met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • c. de afstand tussen het woonschip, bedrijfswoning en recreatiewoningen enerzijds en het vulpunt van een propaantank anderzijds bedraagt ten minste 20 m;
  • d. de verkoop van lpg is niet toegestaan.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor lokale stroomwegen, met bijbehorende fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van viaducten en soortgelijke kunstwerken bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de hoogte van verkeerstekens, palen en masten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, zoals geluidwerende voorzieningen, overige kunstwerken en dergelijke bedraagt ten hoogste 6 m.

 

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, vaarwegen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens voor een jachthaven;
  • c. ten hoogste 1 bedrijfswoning in de vorm van een woonschip.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, anders dan het woonschip, zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. het woonschip ligt op ten minste 28 m afstand van de as van de Zeedijk;
  • d. het woonschip bestaat uit hooguit 1 woonlaag.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de jachthaven is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • b. (permanente) bewoning is niet toegestaan, met uitzondering van bewoning van het woonschip;
  • a. de afstand tussen het woonschip, bedrijfswoning en recreatiewoningen enerzijds en het vulpunt van een propaantank anderzijds bedraagt ten minste 20 m;
  • b. de verkoop van lpg is niet toegestaan.

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie ’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van:

  • a. behoudenswaardige archeologische waarden in historische kernen;
  • b. behoudenswaardige archeologische waarden in historische boerderijterpen (pollen).
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar, indien het:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en of;
    • 2. een bouwwerk betreft waarvan de binnen de bestemming en ter plaatse van onderstaande aanduidingen gelegen oppervlakte niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • 'specifieke vorm van waarde - 8': 10.000 m² en 0,3 m;
    • 3. een bouwwerk betreft dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Ter plaatse van de in 6.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage. Op basis van het advies van een archeologisch deskundige kan van de vermelde diepte worden afgeweken op basis van de vastgestelde archeologische waarden beleidskaart;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van houtopstanden;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van 6.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
6.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het in 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken, voor zover deze plaatsvinden ter plaatse van onderstaande aanduidingen, een oppervlakte beslaan die niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • 'specifieke vorm van waarde - 8': 10.000 m² en 0,3 m;
  • b. de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
  • c. de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik, van de gronden;
  • d. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in 6.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 7 Waterstaat- Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen, en
  • b. voorzieningen ten behoeve van de scheepvaart.
7.2 Bouwregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, uitsluitend toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, verkeerstekens, bakens en lichten, tot een bouwhoogte van 10 m, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van het bouwen en gebruiken overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en van de waterhuishouding en het scheepvaartverkeer, en
  • b. ter zake vooraf advies is ingewonnen bij de desbetreffende beheerder.
7.4 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen ten aanzien van het gebruik, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, uitsluitend toegestaan voorzieningen, geen bouwwerk zijnde, en gebruiksvormen ten dienste van en behorende bij de in dat lid, bedoelde doeleinden.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woon/recreëersituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. het doorgang bieden aan dieren die hun leefomgeving in het betrokken gebied hebben of daar migreren.
9.2 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking, dan wel aanvulling van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat:

  • a. maximale oppervlaktematen en bebouwingspercentages mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, aan- en uitbouwen zoals erkers/serres, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 m vanuit de gevel van het gebouw.
  • b. maximale inhoudsmaten mogen worden overschreden door:
    • 1. de inhoud van dakkapellen, voor zover deze niet meer dan 50% van de breedte van de gevel beslaan;
    • 2. de inhoud van aan-/uitbouwen zoals erkers/serres voor zover deze op ten hoogste 3 m vanuit de gevel van het gebouw en eenlaags worden gebouwd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

10.1 Voldoende parkeergelegenhied
  • a. De inrichting van de gronden dient zodanig plaats te vinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in bijlage 1.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Maten en bouwgrenzen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit plan:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) en aantallen met ten hoogste 10%;
  • b. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m, met dien verstande dat deze uitsluitend in de directe omgeving van de schepenstalling nabij de Zeedijk is toegestaan.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Jachthaven de Zuidwal'.