Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied, Beulekamperweg 7 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0089-0001 |
Voor het perceel Beulekamperweg 7 te Nijkerk is een verzoek ingediend voor een functieverandering van een bedrijfsbestemming naar twee woningen, waarvan één de voormalige bedrijfswoning betreft.
Voor de aanpassing van de bestemmingen is een herziening van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009' nodig. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
De locatie ligt ten oosten van Nijkerk aan de Beulekamperweg. Het plangebied omvat het huidige erf inclusief huidige bebouwing.
Ligging plangebied
Voor het plangebied is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Nijkerk 2009’ van toepassing, zoals vastgesteld op 26 maart 2009 en onherroepelijk geworden op 10 augustus 2011.
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijf'. Het perceel kent de aanduiding 'Gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde'. Rondom het plangebied zijn de aanduidingen 'Houtwallenlandschap / half open landschap' en 'reliëf van de bodem en aardkundige waarden/es' opgenomen. Direct ten oosten van het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan ‘Buitengebied Nijkerk 2009’
Voorliggend bestemmingsplan gaat in hoofdstuk 2 in op het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 4 wordt het voornemen getoetst aan de randvoorwaarden vanuit water, milieu, ecologie, verkeer en parkeren, cultuurhistorie en kabels en leidingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een juridische toelichting gegeven op de regeling van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.
Op 18 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt vigerende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.
Het plangebied ligt binnen de kaarten Wonen, Bedrijvigheid, Glastuinbouw, Veehouderij, Grond- en drinkwater, Natuur en landschap en Energie niet binnen relevante aanduidingen.
Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030
Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.
Het plangebied is gelegen in het kampenlandschap. Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'beleefbaar en recreatief kampenlandschap met mogelijkheid tot actief beleid functieverandering / verbreding boerderijen'. Op de kaart 'wonen en voorzieningen' is het plangebied aangegeven als gebied voor 'functieverandering vrijkomende boerderijen in de landelijk gebied naar wonen mogelijk'. Op de kaart 'bijzondere opgaven' is voor het plangebied aangegeven 'versterking landschap' en 'aandachtsgebied'. Aandachtsgebieden zijn aangewezen op basis van landschappelijke kenmerken, in dit geval de Beulekamp.
Voorliggend plan gaat uit van het opheffen van een niet-agrarisch bedrijf naar wonen, waarbij aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing. Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.
Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)
Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd 'De rode draad'.
Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:
Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. Het Landschapsontwikkelingsplan is als basis voor de landschappelijke inpassing gehanteerd (zie paragraaf 3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan).
Toetsing aan gemeentelijke voorwaarden
Voorliggend plan tot het realiseren van een extra woning na sloop van minimaal 1.000 m2, voldoet aan de uitgangspunten van het (regionale) beleid voor functieverandering, aangezien 1.017 m2 wordt gesloopt.
Dit beleid is ook opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009, maar geldt in principe alleen voor agrarische bedrijven. Hier is geen sprake van. Maar gelet op de positieve ontwikkeling van het beëindigen van het niet-agrarische bedrijf op deze locatie, is de gemeente voornemens medewerking te verlenen aan het mogelijk maken van de extra woning met gebruikmaking van de gestelde kaders voor functieverandering. Medewerking kan alleen worden verleend met een procedure van een bestemmingsplanherziening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.
Vanuit de gemeente zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd voor dit plan:
Aan voorliggende uitgangspunten wordt voldaan. De genoemde uitgangspunten zijn verwoord in een opgesteld landschappelijke inpassingsplan, zie paragraaf 3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan. Middels een voorwaardelijke verplichting wordt geregeld dat binnen een half jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen, de aanwezige bebouwing gesloopt dient te zijn. Binnen twee jaar dient de landschappelijke inpassing zoals verwoord in het inrichtingsplan te zijn gerealiseerd.
De bestemmingsvlakken voor de bestemming Wonen zijn iets groter dan 1.500 m². Omdat het hergebruik van een bestaande bouwlocatie betreft, is het niet bezwaarlijk dat deze vlaken wat groter zijn. Ook bestaan daartegen geen landschappelijke bezwaren.
Op het perceel Beulekamperweg 7 was een (niet agrarisch) bedrijf (metaalbewerking) gevestigd met enkele schuren. Tevens is een bedrijfswoning op het perceel aanwezig. De betreffende opstallen zijn gekocht door initiatiefnemer.
Luchtfoto huidige locatie, Google Earth
Het initatief bestaat uit het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten en sloop van alle opstallen inclusief bedrijfswoning. In totaal wordt 1.017 m2 aan opstallen gesloopt. Hiervoor zullen twee nieuwe burgerwoningen terug worden gebouwd, waarvan de extra woning wordt gerealiseerd op basis van het functieveranderingsbeleid.
De beide nieuw te bouwen burgerwoningen hebben een maximale inhoud van 600 m3 met een bijgebouw per woning van 70 m2. Het bestemmingsvlak met de bestemming wonen bedraagt per woning maximaal 1.500 m2. Beide woningen worden ontslopen vanaf één centraal gesitueerde inrit aan de Beulekamperweg. Eén woning heeft de kap parallel aan de Beulekamperweg en één woning is met de kap haaks op de Beulekamperweg gesitueerd.
Gezien de prominente ligging in de bocht van de Beulekamperweg en het halfopen landschap is de nodige aandacht aan de inpassing in het landschap besteed. Voor het initiatief is dan ook een landschappelijke inpassing opgesteld. Deze is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting.
De realisering van deze landschappelijke inpassing is als een zogenaamde 'Voorwaardelijke verplichting' in de regels vastgelegd. Deze houdt in dat binnen binnen een half jaar na verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw alle huidige aanwezige bebouwing gesloopt dient te zijn en dat twee jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw de beplanting moet zijn aangebracht.
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Beoordeling
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.
Tot slot
Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.
Het beleidskader
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | richtafstand rustige woonwijk |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Situatie plangebied
In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich aan de Beulekamperweg 4 een loonbedrijf. Dit betreft een bedrijf in milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 m, hieraan wordt ruimschoots voldaan. Het aspect milieuhinder levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
Voor het plangebied is in 2014 een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 2, naar de geluidbelasting op de gevels van de te realiseren woningen op het perceel aan de Beulekamperweg 7 in Nijkerk. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op de Beulekamperweg nergens de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 43 dB. Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van de woningen.
Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
Situatie plangebied
Voor het plangebied is in 2013 een verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 3.
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is geconcludeerd dat op enkele locaties in het plangebied verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging.
Op één locatie is grond verontreinigd met asbest boven de interventiewaarde aangetroffen. De vastgestelde verontreiniging betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet Bodembescherming. Er is geen sprake van onaanvaardbare risico’s. Sanering van de asbest in grondverontreiniging is in deze situatie daarom niet spoedeisend. Sanering zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning worden geregeld.
Ter plaatse van de voorgenomen nieuwbouw (bouwblok) is geen olie/zink of asbest boven de interventiewaarde van aangetoond. De bodemkwaliteit ter plaatse van de voorgenomen nieuwbouw vormt geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.
Situatie plangebied
Ten aanzien van externe veiligheid zijn de volgende 4 risicobronnen beoordeeld die voor het vervoer of de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (bv propaan, ammoniak etc): van belang zijn:
Alle bovenstaande risicobronnen zijn op voldoende afstand van het plangebied gelegen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Uitsnede Risicokaart Professionele gebruiker
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio.s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die „niet in betekenende mate. (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project „niet in betekende mate. bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Situatie plangebied
Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Hierbij is uitgegaan van 2 woningen met in totaal 14 extra voertuigbewegingen. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Situatie plangebied
In juni 2014 is een Natuurtoets flora en fauna uitgevoerd, zie Bijlage 4. Hierin wordt onderstaande geconcludeerd.
Aanwezige soorten
Het project dient vanwege de aanwezigheid van beschermde soorten en rust- en verblijfplaatsen te voldoen aan de kaders die de Flora- en faunawet stelt. De zorgplicht is dan ook van toepassing op voorliggend plan en er dient gewerkt te worden volgens de gedragscode.
Aanbevolen wordt om de volgende beschermende maatregelen uit te werken in een project specifiek plan van aanpak:
De Omgevingsdienst De Vallei heeft aangegeven dat zij de volgende eisen zullen vastleggen in de aan te vragen omgevingsvergunning:
Het plangebied zal worden ontsloten via de bestaande inrit op het erf. In de toekomst zullen hier twee woningen worden gerealiseerd. Volgens de kencijfers van de CROW-publicatie 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' kan voor een woning in het buitengebied uitgegaan worden van zeven motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit komt voor twee woningen neer op 14 extra bewegingen. Aangezien in de huidige situatie al een bedrijfswoning en een bedrijf aanwezig is, zal naar verwachting het verkeer niet noemenswaardig toenemen.
In de nota Parkeernormen van de gemeente wordt aangegeven dat voor een vrijstaande woning in het buitengebied wordt uitgegaan van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Het parkeren zal plaatsvinden op eigen erf, hier is voldoende ruimte voor aanwezig om aan de parkeernorm te voldoen.
Voor het plangebied heeft in juni 2014 een archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden, bestaande uit een bureau- en inventariserend veldonderzoek, zie Bijlage 5.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek voor het oosten van het plangebied een hoge verwachting, vanwege de ligging op een dekzandrug met plaggendek. Voor het westen gold een lage verwachting, vanwege de ligging in een laaggelegen dekzandvlakte.
Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat de bodem in de meeste boringen verstoord is. Bovendien zijn veel oxidatie- en reductieverschijnselen aangetroffen. Deze verschijnselen wijzen op vochtige omstandigheden die minder gunstig waren voor bewoning. Om deze redenen worden in het plangebied geen archeologische resten (meer) verwacht.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig die voor een belemmering kunnen zorgen. De ten zuidoosten van het plangebied gelegen buisleiding, ligt op voldoende afstand.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen, voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. Daarnaast worden in aanvulling op de vaststelling van dit bestemmingsplan, privaatrechtelijke afspraken vastgelegd. Een en ander komt tot uitdrukking in de regels.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
In dit bestemmingsplan komen twee enkelbestemmingen en één dubbelbestemming voor. De bestemmingen en bijbehorende regels zijn afgestemd op het nieuwe bestemmingsplan buitengebied, dat in voorbereiding is.
Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
Binnen deze bestemming zijn de voortuinen van de woningen gelegen. Hier is hobbymatig agrarisch gebruik, instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschapswaarden als ook tuinen en erven toegestaan. Op en in de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd van max 2 m hoog worden gebouwd.
De twee woningen vallen binnen de bestemming Wonen, met ieder een eigen bestemmingsvlak. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan. Tevens is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf mogelijk, evenals een bed and breakfast in het hoofdgebouw.
Voor de bestaande woning, gelegen in het zuiden van het plangebied, is maximaal 150 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Voor de nieuwe woning, gelegen in het noorden van het plangebied, is 70 m2 aan bijgebouwen toegestaan.
Middels een voorwaardelijke verplichting (art. 4.4.) is geregeld dat binnen een half jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen, de huidige aanwezige bebouwing gesloopt dient te zijn. Binnen twee jaar dient de landschappelijke inpassing zoals verwoord in het inrichtingsplan te zijn gerealiseerd.
Voor het gehele plangebied is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven vanaf welke oppervlakten en dieptes bij bodemingrepen een archeologisch onderzoek benodigd is.
Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waardoor de kosten van grondexploitatie anderszins zijn verzekerd.
In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld, dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van het voorgenomen plan een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Evenwel is in het kader van de economische uitvoerbaarheid met de verzoeker in de bovengenoemde anterieure overeenkomst een bepaling opgenomen als bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Dit deel van de overeenkomst strekt ertoe dat eventuele schade door aanvrager wordt betaald. Op deze wijze is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente gewaarborgd.
Gelet op de aard en omvang van het bestemmingsplan wordt afgezien van inspraak.
Het ontwerp bestemmingsplan zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.