| Plan: | Uitbreiding bedrijventerrein Horstbeek, Hoevelaken |
|---|---|
| Status: | ontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0045-0002 |
Streekplan Gelderland (2005)
Het provinciale planologische beleidskader is neergelegd in het Streekplan Gelderland 2005 dat op 29 juni 2005 is vastgesteld. In verband met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het Streekplan per 1 juli 2009 beleidsneutraal omgezet naar een provinciale structuurvisie.
Leidend principe in de Structuurvisie is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. De Structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de “ruimtelijke hoofdstructuur”. Deze “ruimtelijke hoofdstructuur” bestaat uit twee raamwerken.
Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden te onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale hoofdstructuur. Voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt en voorziet de provincie geen expliciete sturing. Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctionele gebied. Daarnaast maakt de provincie onderscheid tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het bedrijventerreinen Horstbeek ligt in bestaand bebouwd gebied, de uitbreiding die met dit plan mogelijk wordt gemaakt ligt niet in bestaand bebouwd gebied.
Het hoofddoel van het algemene streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. In het streekplan voorziet de provincie in generiek beleid voor de verschillende functies en ontwikkelingen binnen de provincie. Daarnaast kent het streekplan ook regiospecifiek beleid. Dit beleid is gebaseerd op de regionale structuurvisies van de verschillende regio's en het generieke beleid.
Het generiek beleid van de provincie aangaande het bestaande bebouwd gebied voorziet in vernieuwing en beheer en onderhoud. Daarbij streeft de provincie naar:
De generieke en regiospecifieke beleidsuitspraken zijn op dit plangebied van toepassing. Specifiek voor de uitbreiding van bedrijventerreinen en werklocaties is een afzonderlijke structuurvisie opgesteld. Dit plan zal hierna aan deze specifieke structuurvisie worden getoetst.
Weergave van het plangebied in het streekplan
Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is het stedelijk gebied van de gemeente Nijkerk een regionaal centrum. Daarnaast valt Nijkerk onder de regio Vallei. Nijkerk is met de aansluiting op de Rijksweg A28 een knooppuntlocatie voor de ontwikkeling van wonen, werken en voorzieningen. Nijkerk heeft volgens het Streekplan Gelderland 2005 een regionale functie ten aanzien van werken en wonen. Eén van de hoofddoelstellingen van het ruimtelijke provinciebeleid is het bevorderen van sterke stedelijke netwerken en regionale centra. Voor de kern Nijkerk ziet de provincie nadrukkelijk een ruimtelijke relatie met Amersfoort. Verdere ondersteuning en intensivering van die relatie is wenselijk voor wat betreft het openbaar vervoer, de onderlinge afstemming van de verstedelijkingsopgave en de open groene ruimte tussen Nijkerk en Amersfoort. Tegen deze achtergrond acht de provincie voor Nijkerk een regionale functie voor wonen en werken op zijn plaats.
Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een bedrijvenlocatie mogelijk. Hiermee wordt de functie van Nijkerk voor wonen en werken in de regio versterkt. Dit bestemmingsplan doet dus geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.
Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland hebben in december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld.
De RVG is recent aangepast. Het is niet meer nodig om ontheffing van de RVG te krijgen, ondanks dat een beoogde ontwikkeling in strijd is met de RVG. In dit geval is uitgebreid afstemming geweest met de Provincie Gelderland over de uitbreiding van Horstbeek
In dit bestemmingsplan wordt dan ook niet nader ingegaan op de verordening.
Structuurvisie bedrijventerrein en werklocaties
Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.
De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:
Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.
Toepassing van de SER-ladder is uitgangspunt van het beleid, waarbij aan het accommoderen van de ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen, in samenhang een volgorde wordt toegekend:
Voor de implementatie van de SER-ladder wordt ingezet op het opnemen van afspraken tussen de provincie en de regionaal samenwerkende gemeenten. Deze afspraken krijgen een plek in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB).
Intergemeentelijke en lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied
Het plangebied is gelegen in het gebied aangewezen voor intergemeentelijke en lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied. Het onderstaande dient in acht te worden genomen ten aanzien van intergemeentelijke en lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied.
Afbeelding: ligging van het plangebied, buiten het bundelingsgebied (bron: provincie Gelderland)
Aard en schaal
De provincie vindt het van belang dat stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) passen of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast is het belangrijk dat aard en schaal van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen, instellingen en dergelijke passen bij, of een goede aanvulling zijn op, het bestaande productiemilieu, de werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern. Voor intergemeentelijke bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,75 ha. Een ruimere kavelgrootte is voor dit terreintype als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd.
De bedrijventerreinen van de voormalige, in het streekplan Gelderland 1996 aangeduide, subregionale kernen worden beschouwd als intergemeentelijke bedrijventerreinen. Bij nieuwvestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de desbetreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime (in beginsel maximale hindercategorie 3.1 volgens de VNG). Hiervan kan beargumenteerd worden afgeweken. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de (gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn.
Instrumenten:
Op regionaal niveau moeten afspraken gemaakt worden over de behoefte naar nieuwe bedrijventerreinen. Hierop wordt in paragraaf 3.4 nader ingegaan. Daarnaast dient de uitbreiding van het bedrijventerrein bij te dragen aan het tegengaan van verrommeling en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Hiertoe is voor het plangebied een beeldkwaliteitplan opgesteld. Hier wordt in paragraaf 3.3 nader op ingegaan.
Waterplan Gelderland 2009-2015
Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 5. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.