direct naar inhoud van Regels
Plan: Laakzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0028-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Laakzone met identificatienummer NL.IMRO.0267.BP0028-0003 van de gemeente Nijkerk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.7 bestaande oppervlakte

de oppervlakte die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat althans rechtens mag bestaan;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 extensieve openluchtrecreatie

vormen van dagrecreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.13 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.14 kwekerij

het bedrijfsmatig telen, kweken en verzorgen van wormen en vissen, en van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten, en detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van op het betreffende bedrijf voortgebrachte producten;

1.15 ondergronds

zich onder de grond bevindende;

1.16 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar-, vlieg-, of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.17 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land.

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch met waarden - Landschapswaarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat:
    • 1. kwekerijen, als bedoeld in lid 1.14, niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid van het landschap', tenzij het betreft kwekerijen die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
    • 2. intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • b. het weiden van vee;
  • c. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschapswaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige en landschapsvisuele waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschapswaarden die hierna zijn vermeld:
    aanduiding:   waarden:  
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - karakteristieke verkaveling'   karakteristieke verkaveling  
    'specifieke vorm van agrarische met waarden - openheid van het landschap'   openheid van het landschap  
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied'   weidevogelgebied  
  • d. water, watergangen en oevers.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd, andere bouwwerken, zoals hekken en veeroosters.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   2 m  
3.3 Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor een Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is artikel 14 van toepassing op het uitvoeren van de in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige en landschapsvisuele en ecologische waarden waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn vermeld:
    aanduiding:   waarden:  
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vogelbeschermingsgebied'   behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied:
    1. voor de kleine zwaan, en
    2. voor de smient  
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied'   weidevogelgebied  
  • b. behoud en herstel van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. recreatief medegebruik, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. extensief agrarisch medegebruik, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
  • b. De hoogte van de andere bouwwerken, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor een Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is artikel 14 van toepassing op het uitvoeren van de in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, vaarwegen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden,
  • b. waterhuishouding,
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden,
  • d. recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik, dammen en bruggen.
  • b. De hoogte van de andere bouwwerken, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar, indien het:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en of;
    • 2. een bouwwerk betreft waarvan de binnen de bestemming en ter plaatse van onderstaande aanduidingen gelegen oppervlakte niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • 'specifieke vorm van waarde - 7': 10.000 m² en 0,4 m;
    • 3. een bouwwerk betreft dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper is dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.1, met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Ter plaatse van de in lid 6.1 bedoelde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage. Op basis van het advies van een archeologisch deskundige kan van de vermelde diepte worden afgeweken op basis van de vastgestelde archeologische waarden beleidskaart;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van houtopstanden;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod in sublid 6.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
6.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het in sublid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken, voor zover deze plaatsvinden ter plaatse van onderstaande aanduidingen, een oppervlakte beslaan die niet meer bedraagt dan de daarbij aangegeven oppervlakte en de benodigde bodemingreep niet dieper gaat dan de daarbij aangegeven diepte:
      • 'specifieke vorm van waarde - 7': 10.000 m² en 0,4 m;
  • b. de werken of werkzaamheden worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings) vergunning;
  • c. de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik, van de gronden;
  • d. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in lid 6.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

 

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen, en
  • b. voorzieningen ten behoeve van de scheepvaart.
7.2 Bouwregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, uitsluitend toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, verkeerstekens, bakens en lichten, tot een hoogte van 10 m, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

7.3 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, uitsluitend toegestaan voorzieningen, geen bouwwerk zijnde, en gebruiksvormen ten dienste van en behorende bij de in dat lid, bedoelde doeleinden.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van het bouwen en gebruiken overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en van de waterhuishouding en het scheepvaartverkeer, en
  • b. ter zake vooraf advies is ingewonnen bij de desbetreffende beheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bouwregels

Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 5 (Water), niet worden gebouwd binnen een afstand van 5 m, loodrecht gemeten op de bestemmingsgrens van die gronden;

9.2 Afwijken van de bouwregels
9.2.1 Afwijken ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na schriftelijk advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de betreffende watergang omtrent de waterstaatkundige aanvaardbaarheid daarvan, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.1, ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Verboden gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval:

  • a. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan.
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - straalpad

Onverminderd hetgeen in deze regels is bepaald ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken binnen de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-straalpad', mag op de gronden binnen dat straalverbindingstraject in ieder geval niet hoger worden gebouwd dan 35 m boven NAP.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van deze regels:

  • a. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen en grenzen van bouwpercelen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • c. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 20 m.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijziging natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, de bestemming van gronden als bedoeld in de artikel:

3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden wijzigen in de bestemming Water, met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd,
  • b. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd,
  • c. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden, en
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden zulks wensen.
13.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voorzover daaraan behoefte blijkt te bestaan: het wijzigen van grenzen van bestemmingsvlakken op de verbeelding zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
Bij het wijzigen mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de belangen en waarden van de betrokken en aangrenzende bestemmingen.

Artikel 14 Omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 14.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

gronden   werkzaamheden *)  
met de aanduiding   a   b   c   d   e   f   g   h   i   j  
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid van het landschap'                 +      
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - karakteristieke verkaveling'     +     +     +     +      
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vogelbeschermingsgebied'   +   +   +   +   +   +   +   +   +   +  
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied'   +   +   +   +   +   +   +   +      
*) de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = omgevingsvergunning vereist  
a scheuren grasland, inclusief graslandverbetering
b aanleggen en verharden van wegen en parkeerterreinen (> 60 m2)
c egaliseren, ophogen, afgraven van gronden
d dempen van sloten, drainage, graven en reconstructie van watergangen
e aanleg ondergrondse leidingen
f vellen een rooien van houtopstanden, uitgezonderd fruitbomen
g diepploegen, dieper dan 30 cm onder het maaiveld
h bebossen en beplanten met houtopstanden / aanleg boomkwekerijen en sierteelt
i verbouwen van maïs
j aanleg van lichtmasten  
14.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 14.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 14.1, bij d, voorzover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
14.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 14.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
14.4 In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 14.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijken vergroting bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitsluiting bouwwerken

Sublid 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Verandering gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in sublid 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitsluiting gebruik

Sublid 15.2.1, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Laakzone.