direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Hoevelaken Zuid, Wilhelminalaan 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0007-0000

4.2 Bodem

In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in beeld gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Aangezien het plangebied momenteel ook al de functie van wonen heeft, is de verwachting dat de bodemgesteldheid van het plangebied geen problemen voor de ontwikkeling van de woningen oplevert. Om de kwaliteit van de bodem te kunnen garanderen is door Witteveen+Bos is een milieukundig vooronderzoek verricht (milieukundig vooronderzoek, HVK9-1/haam3/015, zie bijlage 1). Voor dit onderzoek zijn verschillende bronnen geraadpleegd.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt verwacht dat de activiteiten op de onderzoekslocatie niet hebben geleid tot een significante bodemverontreiniging. Ten oosten van het plangebied is een slootdemping gesitueerd. Deze demping wordt als verdacht aangemerkt, aangezien verspreiding van verontreiniging vanuit de slootdemping richting de onderzoekslocatie kan plaatsvinden.
De woningen zijn gebouwd rond het jaar 1962. Het kan dus niet uitgesloten worden dat tijdens de bouw asbesthoudende materialen zijn gebruikt.

Op basis van deze bevindingen is door MWH B.V. een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit dit rapport 'Verkennend bodem- en asbestonderzoek aan de Wilhelminalaan te Hoevelaken' met projectnummer B09G0352 van 14 juli 2010 worden hieronder opgesomd:

  • De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat tot de maximale boordiepte van circa 3,0 m-mv nagenoeg uit zand.
  • Aan het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
  • Ter plaatse van de proefgaten/boringen 04 t/m 12 zijn bijmengingen met afwisselend hoogovenslakken, koolgruis, baksteen, metselpuin, grind, asfalt, metaal en beton waargenomen. Daarnaast is in het opgeboorde materiaal ter plaatse van proefgat 05 asbestverdacht plaatmateriaal vastgesteld.
  • In de zandige bovengrond zijn licht verhoogde concentraties lood, zink en PAK gemeten. Een oorzaak voor de vastgestelde lichte verontreinigingen is vermoedelijk te relateren aan de bijmenging met bodemvreemd materiaal.
  • In de zandige ondergrond zijn geen verhoogde concentraties ten opzichte van de AW2000 waarden en/of detectiegrenzen gemeten.
  • In de puinhoudende mengmonsters MM_ASBI en MM_ASB2 die geanalyseerd zijn op asbest is een asbestconcentratie van respectievelijk <1,3 mg/kg d.s. en <0,7 mg/kg d.s. aangetroffen. Deze gehaltes overschrijden de restconcentratienorm voor asbest (100 mg/kg d.s.) niet.
  • In het asbestverdachte plaatmateriaal (MM ASB1) dat ter analyse is aangeboden, is hechtgeboden asbest aan getroffen. De vastgestelde concentraties zijn niet dusdanig dat sprake is van onaanvaardbare risico's ten gevolge van de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.
  • In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties barium gemeten. Een licht verhoogd gehalte aan één of meerdere zware metalen wordt wel vaker in grondwater aangetroffen en is vermoedelijk het gevolg van natuurlijke ophoping.
  • Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de locatie in milieuhygiënisch opzicht wel geschikt geacht voor de huidige en toekomstige bestemming. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Het onderzoek beveelt aan dat indien vrijkomende grond elders wordt hergebruikt partijkeuringen conform het Besluit bodemkwaliteit noodzakelijk zijn om de uiteindelijke hergebruiksmogelijkheden van de grond vast te stellen. Daarnaast dient men bij grondwerkzaamheden alert te zijn op eventuele onvoorziene bodemverontreiniging.

Het onderzoek is in zijn geheel bijgevoegd als bijlage 3.

Met in achtneming van de door het onderzoeksbureau getrokken conclusies en aanbevelingen vormt het aspect bodem geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.