direct naar inhoud van 4.1 Archeologie
Plan: Hoevelaken Zuid, Wilhelminalaan 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0007-0000

4.1 Archeologie

Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. De Nederlandse overheid heeft zich er met de ondertekening van het Verdrag van Malta toe verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologische 'bodemarchief'. De Monumentenwet heeft derhalve als doel de bescherming van het 'bodemarchief'. Het is daarom van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.

Ten behoeve van het voorgenomen plan is door Witteveen+Bos een archeologisch/ cultuurhistorisch onderzoek (cultuurhistorie, HVK9-1/eekc/026, 27 februari 2009, zie bijlage 1) uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat in het plangebied geen gebouwde monumenten voorkomen. Daarnaast blijkt dat het plangebied gelegen is binnen een zone die op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is aangegeven als gebied met een hoge archeologische trefkans. Voor deze locatie moet worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake is van archeologische waarden door het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek, eventueel aangevuld met proefboringen.

Voor zover kan worden ingeschat bevinden zich geen strategische doelen in de nabijheid van het plangebied. Uit literatuur komt niet naar voren dat er op of in de directe nabijheid van de herstructureringslocaties bombardementen en gevechten hebben plaatsgevonden. Een eerste inschatting is dat de kans op het aantreffen van NGE’s in de bodem daardoor klein is. Het feit dat de grond reeds is geroerd, verkleint de kans op het aantreffen van NGE’s eveneens.

Door BAAC onderzoeks- en adviesbureau is in juni 2010 een nader bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op het plangebied Wilhelminalaan. Het onderzoek is in zijn geheel bijgevoegd als bijlage 2. Tijdens het karterende booronderzoek zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat gezien de lage verwachting om nog intacte archeologische vindplaatsen aan te treffen de kans klein is dat eventueel aanwezige archeologische resten worden bedreigd. Derhalve wordt een archeologisch vervolgonderzoek ter plekke van het plangebied niet noodzakelijk geacht.

Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. Het onderzoek wijst er op dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

Met in acht neming van de in het onderzoek benoemde conclusies en aanbevelingen vormen de aspecten archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan