Plan: | Sportpark De Hove |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0265.BPSportparkDeHove-VSG1 |
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een bestemmingswijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit geen belemmering is voor de beoogde bestemming(en) van het plangebied.
Planspecifiek
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een reeds bestaand en bestemd sportpark herbestemd. Het beoogde gebruik van gronden blijft dan ook hoofdzakelijk dat van sportvelden met bijbehorende voorzieningen. Voor zover een ander gebruik wordt toegestaan, betreft het niet gevoelige bestemmingen. Dit geldt onder meer voor het voet- en fietspad van de Hoefseweg naar de Lijsterbes. Gezien uit de historische bodeminformatie blijkt dat tot op heden geen bodemverontreiniging(en) is (zijn) aangetroffen op het sportpark, is in dit geval geen sprake van een bestemmingswijziging welke verkennend bodemonderzoek vereist om de bodemkwaliteit in beeld te brengen. De bodemkwaliteit mag geschikt worden geacht voor het beoogde gebruik.
Dit bestemmingsplan voorziet wel in de mogelijkheid een nieuw gezamenlijk clubgebouw te kunnen bouwen op een andere locatie, dan waar het vigerend bestemmingsplan de bouw van hoofdgebouwen toestaat. Ook ter plaatse van de beoogde locatie voor het gezamenlijk clubgebouw zijn volgens de historische bodeminformatie echter geen bodemverontreining(en) bekend. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is bodemonderzoek ter plaatse dan ook niet noodzakelijk. In het kader van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen kan dat wel het geval zijn, mocht (een deel van) het clubgebouw gezien moeten worden als verblijfruimte.
Op basis van het voorgaande mag dit bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht wat betreft bodem.
In de Wet milieubeheer gaat titel 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen projecten die 'in betekenende mate' en die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. Projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling NIMB.
Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan achterwege blijven, als men op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen (de NIBM-tool van Infomil), aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt.
Planspecifiek
Onderhavig bestemmingsplan heeft geen betrekking op een project, welke de regeling NIBM aanwijst als een project dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Op basis van de NIBM-tool is het echter wel redelijkerwijs aannemelijk dat de bijdrage van de (verdere) renovatie van sportpark De Hove en de bouw van het nieuwe gezamenlijk clubgebouw 'niet in betekenende mate' is.
Uit de NIBM-tool volgt dat er dagelijks iets meer dan 1750 extra voertuigbewegingen van personenauto's en motoren nodig zijn, voordat de grenswaarden worden overschreden en de bijdrage van het extra verkeer mogelijk 'in betekenende mate' is. Als gevolg van dit plan zal een dergelijk aantal echter geenszins aan de orde zijn. Met de (verdere) renovatie van het sportpark en de bouw van een nieuw gezamenlijk clubgebouw wordt geen substantiele aanwas van het ledenaantal van SC Millingen en DKV ODIO verwacht. Ook zal het aantal overige gebruikers van het terrein en de voorzieningen niet aanzienlijk toenemen. Nader onderzoek vanwege overschrijding van de grenswaarden wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Het aspect luchtkwaliteit vormt gelet hierop geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Gebouwen voor sportvoorzieningen worden niet beschouwd als geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wgh. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft daarom niet aan het bepaalde in de Wgh te worden getoetst.
Een sportpark en een kantine zijn daarentegen wel functies, die geluidsbelasting tot gevolg hebben en zo mogelijk hinder kunnen veroorzaken voor andere geluidsgevoelige objecten, zoals nabijgelegen woningen. Gezien dit aspect niet onder de Wgh valt, maar onder de Wet milieubeheer, wordt het behandeld in de navolgende paragraaf.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om hinder en gevaar te voorkomen en dus te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de uit te breiden dan wel de nieuwe functie(s). Dit is zowel van belang vanuit de uit te breiden dan wel de nieuwe functie(s) gezien als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van milieuzonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer én de geurcontouren en vaste afstanden vanuit de Wet geurhinder en veehouderij is dit geregeld. De vragen daarbij zijn:
Planspecifiek
Relatie met omliggende woningen
Ter beoordeling van de mogelijke hinder van het sportpark voor omliggende woningen kan gebruik worden gemaakt van de milieuzonering zoals deze volgt uit de Handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering'. Deze VNG-publicatie geeft een indicatie van de aan te houden afstand tussen woningen in een rustige woonwijk, waartoe de omgeving mag worden gerekend, en de activiteiten op een sportpark.
De indicatieve richtafstand van een sportcomplex met verlichting bedraagt volgens de VNG-publicatie 50 meter. Deze richtafstand wordt bepaald door de invloed vanuit het aspect geluid. Niet in de VNG-publicatie opgenomen, maar wel relevant, is het aspect lichthinder en de mogelijkheid dat ballen tegen de woningen en in tuinen terecht kunnen komen. Voor lichthinder kan ook een afstand van 50 meter worden aangehouden. De indicatieve richtafstand van 50 meter voor sportvelden geldt echter wel voor een inrichting die continu in bedrijf is. De sportvelden op De Hove zijn aan te merken als niet continu in bedrijf. De velden worden namelijk enkel gebruikt in de late middag en in de vroege avond. In dergelijke gevallen kan de afstand worden teruggebracht tot 30 meter.
Geluid
De voor geluid maatgevende onderdelen van het sportpark zijn het nieuwe gezamenlijk clubgebouw met kantine en tribune en het parkeerterrein. Het geluid dat redelijkerwijs kan ontstaan, is afkomstig van de spelers, de omroepinstallatie en in zeer beperkte mate van toeschouwers. Het menselijk stemgeluid is in het kader van de Wet milieubeheer expliciet uitgesloten. Menselijk stemgeluid kan echter wel van betekenis zijn voor de afweging van een goede ruimtelijke ordening.
Voor wat betreft het parkeerterrein geldt dat het bestaande terrein gehandhaafd blijft en het in de richting van Tennisvereniging PIT langs de Hoefseweg wordt uitgebreid. Deze uitbreiding vindt echter niet plaats binnen 30 meter van de omliggende woningen. Met betrekking tot het op een andere locatie op het sportpark nieuwbouwen van een gezamenlijk clubgebouw is van belang dat het in dit bestemmingsplan opgenomen bouwvlak voldoende afstand waarborgt tot de omliggende woningen. Nu de afstand tussen de grens van het bouwvlak en de tuin van de dichtstbijzijnde woning aan de Hoefseweg 12 53 meter bedraagt, wordt ook wat dit betreft voldaan aan de genoemde richtafstand van 30 meter.
Licht en ballen
Er kan lichthinder en verstoring van het woongenot door ballen vanaf het sportpark optreden. Door toepassing van netten ('ballenvangers') wordt gezorgd voor het noodzakelijk afvangen van ballen waarmee deze hinder wordt ondervangen.
In het kader van het bestemmingsplan Populierenstraat is reeds gekeken naar de kleinste afstand tussen de lichtmasten en de meest nabijgelegen nieuwbouwwoning aan de Lijsterbes. Daarbij is toen geconcludeerd dat de kleinste afstand van 13 meter geen belemmering zou vormen voor de toenmalige nieuwbouw. Dit omdat het sportpark zou worden voorzien van speciale verlichting, waarbij het licht zich niet tot nauwelijk verspreidt. Aanvullend hierop is in de regels van dit bestemmingsplan geregeld dat de lichtmasten enkel ten dienste mogen staan van de bestemming Sport.
Geur
Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf in de omgeving van het plangebied bevindt zich aan de Vossengraaf 3. Met de bouw van het nieuwe gezamenlijk clubgebouw wordt de onderlinge afstand verkleind van zo'n 250 meter naar circa 230 meter. De afstand tot de sportvelden wijzigt niet.
Gelet op de aanzienlijke afstand wordt geen geurhinder verwacht ter plaatse van het sportpark en het nieuwe clubgebouw. Nu er bovendien woningen dichterbij dit bedrijf zijn gelegen, wordt het agrarisch bedrijf aan de Vossengraaf 3 met onderhavig bestemmingsplan, en het project waarop het betrekking heeft, ook niet beperkt in zijn bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoering van het voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan worden vastgesteld of er in de directe omgeving van een plangebied inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd is een schermafdruk van de Risicokaart ter plaatse van het plangebied.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen, transportassen of buisleidingen aanwezig die relevant zijn wat betreft het aspect externe veiligheid. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.