Plan: | Beheersverordening Velddriel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BV0001-VG01 |
Voor u ligt de beheersverordening voor de kern Velddriel. Deze beheersverordening is opgesteld omdat het vóór deze beheersverordening geldende planologische regime (het bestemmingsplan Kern Velddriel en de herziening uit 2007) op grond van het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening moet worden geactualiseerd. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt immers dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar.
De beheersverordening is een verordening waarin regels zijn opgenomen over het toegestane gebruik dat van gronden mag worden gemaakt en de bouwwerken die op de gronden van het plangebied mogen worden gebouwd. De beheersverordening is een alternatief voor het instrument bestemmingsplan en is speciaal bedoeld voor gebieden waar geen (grote) ontwikkelingen plaatsvinden. Er zijn twee wettelijke voorwaarden voor het kunnen vaststellen van een beheersverordening:
Het verschil tussen het bestemmingsplan en de beheersverordening is dat tegen een beheersverordening geen bezwaar en beroep aan kan worden getekend. Dit heeft de wetgever niet nodig geacht omdat de beheersverordening alleen het bestaande gebruik (inclusief bouwmogelijkheden) mogelijk maakt. Een ander verschil tussen het bestemmingsplan en de beheersverordening is dat in een beheersverordening geen wijzigingsbevoegdheden kunnen worden opgenomen.
Onder het bestaande gebruik kan zowel het feitelijk bestaande gebruik als het gebruik zoals het vorige bestemmingsplan dat toestond worden verstaan. In hoofdstuk 2 worden de keuzen voor een beheersverordening voor de Kern Velddriel nader toegelicht.
Het plangebied van deze beheersverordening is de kern Velddriel.
Bovenstaande afbeeldingen geven een indicatie van het plangebied. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
De bestemmingsplannen zoals die gelden binnen het plangebied zijn:
Afbeelding bestemmingsplannen.
Afbeelding wijzigingsplan Provinciale weg 66-68 (nummer 6)
In paragraaf 1.1 is het instrument beheersverordening reeds kort besproken. In dit hoofdstuk zal de keuze voor het instrument beheersverordening voor de kern Velddriel nader worden toegelicht.
In hoofdstuk 1 is aangegeven dat de beheersverordening wordt opgesteld om te voldoen aan de actualisatieplicht zoals deze in de Wet ruimtelijke ordening is opgenomen. Er worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en ook verder zijn er geen (beleidsmatige) redenen om het geldende planologische regime (met name het bestemmingsplan Kern Velddriel) te herzien. Deze beheersverordening heeft dan ook een conserverend karakter, dat wil zeggen dat het gebruik dat (inclusief de bouwmogelijkheden die) de geldende bestemmingsplannen mogelijk maken, één op één worden overgenomen.
Verder is de gemeente Maasdriel bezig om zich voor te bereiden op de komst van de Omgevingswet. Deze wet treedt naar waarschijnlijkheid in 2019 in werking en introduceert het rechtsfiguur 'omgevingsplan'. Het omgevingsplan vervangt het bestemmingsplan en de beheersverordening als verordening op het gebied van de ruimtelijke ordening. De beheersverordening voor Velddriel heeft dan ook het karakter van een 'overgangsregeling' tot het moment waarop de gemeente Maasdriel voor haar gehele grondgebied een omgevingsplan vaststelt.
Zoals in paragraaf 1.1 reeds is aangegeven, kunnen de wijzigingsbevoegdheden van de vigerende bestemmingsplannen niet worden overgenomen door de beheersverordenng. Dit is echter niet bezwaarlijk omdat de wijzigingsbevoegdheden uit de vigerende bestemmingsplannen gedurende meer dan 10 jaren niet zijn gebruikt. B&W heeft daarnaast op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de bevoegdheid om ten behoeve van een ontwikkeling een omgevingsvergunning te verlenen. Ontwikkelingen kunnen ook worden toegestaan door de raad met een planherziening.
In dit hoofdstuk wordt het Rijks, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke beleid en het beleid van het waterschap besproken. Dit beleid wordt alleen besproken voorzover het relevant is gelet op de ligging van het plangebied en de aard van de beheersverordening (conservatief).
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de geldende beleidsnota's gedateerd. De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat, vooral vanwege het conserverende karakter van deze beheersverordening, geen beleidskaders die op het plangebied van toepassing zijn.
Voor het grondgebied van de provincie Gelderland hebben Provinciale Staten een omgevingsvisie en een omgevingsverordening vastgesteld. De omgevingsverordening is een juridische vertaling van het beleid zoals dat in de omgevingsvisie is vastgelegd. Het plangebied van deze beheersverordening wordt in de omgevingsvisie en -verordening aangemerkt als intrekgebied.
Afbeelding uitsnede omgevingsverordening Gelderland
In de omgevingsverordening is met betrekking tot intrekgebieden bepaalt dat bestemmingsplannen (of beheersverordeningen) geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.
Verder bevat, vooral vanwege het conserverende karakter van deze beheersverordening, de omgevingsvisie geen specifiek provinciaal beleid en de omgevingsverordening geen specifieke provinciale regelgeving die van toepassing is op het plangebied.
Het beleid uit het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rivierenland is er op gericht schoon hemelwater niet af te voeren naar de riolering maar maximaal af te koppelen. Hierbij hanteert het waterschap de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. In het landelijk gebied is het zorgen voor voldoende en schoon water één van de belangrijkste taken van het Waterschap. Ook is het belangrijk dat dit water een geschikt leefgebied is voor planten en dieren. Op 27 november heeft het bestuur van Waterschap Rivierenland het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld, met als titel Koers houden, kansen benutten. Met dit programma blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren.
Afhankelijk van de omvang van de ontwikkelingen in de plangebieden stelt het waterschap Rivierenland eisen voor compensatie. Aangezien hier sprake is van een consoliderend plan, zijn deze hier niet aan de orde. Rekening gehouden dient te worden met aanwezige waterkeringen, en watergangen met een A- of B-status met beschermingszone in de plangebieden.
De beheersverordening is conserverend van aard. Het beleid van het waterschap staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Maasdriel de structuurvisie Maasdriel vastgesteld. In deze structuurvisie is de visie Maasdriel 2020+ verwerkt. De structuurvisie is een document op hoofdlijnen dat kaderstellend is voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Maasdriel. De structuurvisie bestaat uit twee delen, namelijk het ruimtelijk casco en het projectenplan. Het ruimtelijk casco is een afwegingskader en inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkelingen terwijl het projectenplan de ruimtelijke opgaven op de korte en middellange termijn benoemd en daar ook locaties voor aanwijst.
Afbeelding Fragment van het Ruimtelijk Casco
Afbeelding fragment van het projectenplan
Gelet op het conserverende karakter van deze beheersverordening zijn er geen specifieke (beleids)kaders die van toepassing zijn op het plangebied. Beleidsvoornemens in de structuurvisie (de Brede School en Velddriel Zuid) kunnen ofwel op basis van de huidige regeling gerealiseerd worden ofwel met een separate planherziening.
De beheersverordening zoals die voorligt heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De opzet van de beheersverordening is zelfs zodanig dat er in de regeling van de beheersverordening verwezen wordt naar de regelingen van de vigerende bestemmingsplannen. Zie paragraaf 1.3 voor een weergave van de vigerende bestemmingsplannen en hoofdstuk 5 voor een toelichting op de regeling van deze beheersverordening.
Hieronder volgt een korte beschrijving van diverse omgevingsaspecten.
Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen.
Aangezien voorliggend beheersverordening sterk conserverend van aard is en er geen nieuwe ontwikkelingen in het besluitgebied mogelijk worden gemaakt, hoeft in het kader van deze beheersverordening geen onderzoek verricht te worden.
Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een vergunning voor bouwen, afwijking van de beheersverordening, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek moet in deze gevallen aantonen dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een gewenst project. Dat wil zeggen dat uit onderzoek moet blijken dat er geen verontreiniging aanwezig is, dat de eventueel aanwezige verontreiniging niet schadelijk is voor de omgeving, of welke maatregelen er nodig zijn om de bodem geschikt te maken om de uitbreiding te realiseren.
Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
het Plaatsgebonden Risico (PR); is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit;
het Groepsrisico (GR); geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico bestaat uit een invloedsgebied waarbinnen het risico verantwoord moet worden.
In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:
In het kader van de externe veiligheid is opgenomen dat voor iedere toename van het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.
Afbeelding fragment van de risicokaart
Op de risicokaart is één risicovolle inrichting te zien. Dit betreft het Texaco tankstation met LPG installatie. De plaatsgebonden risicocontour ligt buiten het plangebied van deze beheersverordening. Deze beheersverordening is conserverend van aard er worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen of gevoelige objecten mogelijk gemaakt. Een nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is dan ook niet noodzakelijk.
Geluid
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen als nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg worden gesitueerd.
Wegverkeerlawaai
De beheersverordening is conserverend van aard. Binnen het besluitgebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Daarom is onderzoek naar wegverkeerslawaai niet nodig.
Wanneer in de toekomst sprake is van een plan waarbij nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd, dient hier akoestisch onderzoek voor uitgevoerd te worden. Dit akoestische onderzoek dient dan zowel te voldoen aan de eisen uit de Wgh als het gemeentelijke geluidbeleid.
Railverkeerlawaai
Ten westen van Velddriel op een afstand van ruim 2 kilometer ligt de spoorlijn 's Hertogenbosch-Utrecht, de geluidszone valt derhalve niet over het plangebied.
De beheersverordening is conserverend van aard. Binnen het besluitgebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
Industrielawaai
Het plangebied valt niet binnen een geluidszone als gevolg van industrielawaai.
Conclusie
Deze beheersverordening is conserverend van aard er worden geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of geluidshinderveroorzakende objecten mogelijk gemaakt. Een nader onderzoek naar het aspect geluid is dan ook niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteit
Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof, de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming.
Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan/beheersverordening in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die dermate negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit dat de grenswaarden worden overschreden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.
Bedrijven
In en rond het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Op basis van het gemeentelijke bedrijvenbestand kunnen de verschillende bedrijven en inrichtingen worden ingedeeld in milieucategorieën. Daarbij wordt aangesloten op de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk).
Uit het bedrijvenbestand blijkt dat het merendeel van de bedrijven en inrichtingen variëren van milieucategorie 1 t/m milieucategorie 2, in een enkel geval milieucategorie 3.
Inrichtingen uit categorie 1 en 2 worden binnen een woonomgeving zoals Velddriel aanvaardbaar geacht, aangezien de hinder voor de omgeving minimaal is. De aanwezige inrichtingen leiden naar verwachting niet tot onacceptabele situaties binnen het plangebied.
De beheersverordening is conserverend van aard. Binnen het plangebied worden geen nieuwe bedrijven, anders dan de al toegestane, mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan Kern Velddriel is in de bedrijvenbestemming een milieuzonering opgenomen. Daar wordt in de beheersverordening opnieuw van uitgegaan.
Deze beheersverordening is zoals aangegeven in hoofdstuk 2 een overgangsregeling voor de periode tussen 2017, het jaar waarin het geldende planologische regime geactualiseerd moet worden en het moment waarop de gemeente Maasdriel een omgevingsplan vaststelt.
Er is derhalve voor gekozen om een simpele regeling op te stellen waarbij in feite het planologische regime van de vigerende bestemmingsplannen wordt gecontinueerd. Deze beheersverordening bestaat uit een plangebied waarbinnen de vigerende bestemmingsplannen van toepassing worden verklaard.