direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied wijziging 2022, Dorpsstraat 29a
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1256-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Buitengebied wijziging 2022, Dorpsstraat 29a" van de gemeente Maasdriel.

1.1 Aanleiding en doel

Op de locatie aan de Dorpsstraat 29a te Hurwenen – percelen D2212 en D2213 – is thans een agrarisch perceel gesitueerd, met hierop aanwezig: één bedrijfswoning, garage, loods, tunnelloods en koelcel. De initiatiefnemer is voornemens om deze gronden te kopen en de bestemming gedeeltelijk te wijzigingen naar een woonbestemming. Middels dit planvoornemen worden alle voormalige agrarische bijgebouwen (met uitzondering van de garage) gesloopt. Middels deze sloop kan 60% van het gesloopte worden teruggebouwd tot een maximum van 200 m².

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan'', omdat ter plaatse van de bestemming 'Agrarische met waarden' een reguliere burgerwoning niet is toegestaan. De gemeente Maasdriel heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 4.7.5 van het vigerende bestemmingsplan.

Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid dient een wijzigingsplan te worden opgesteld. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hieraan invulling gegeven.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0001.png"  

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0002.jpg"  

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Rossum, sectie D, nummers 2212 en 2213. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 12.370 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan ''Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan'', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 13 oktober 2022. Daarnaast geldt het bestemmingsplan ''Paraplubestemmingsplan parkeren 2018'', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 6 juni 2018.

1.3.1 Bestemmingsplan ''Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan''

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0003.png"  

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'. De gronden zijn onder meer bestemd voor uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat bij een grondgebonden agrarisch bedrijf tevens een niet-grondgebonden veehouderijtak is toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte; een bedrijfswoning, en; aan huis verbonden beroepen. Ter plaatse van deze enkelbestemming is een agrarisch bouwvlak aanwezig ter grootte van het plangebied.

Het plangebied kent de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - intrekgebied' (ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en verbetering van de kwaliteit en winning van het grondwater) en 'vrijwaringszone - dijk 2' (Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering).

Ook bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

1.3.2 Bestemmingsplan ''Paraplubestemmingsplan parkeren 2018''

Op 6 juni 2018 heeft de gemeente Maasdriel het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan parkeren 2018" vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.2.

1.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4.7.5 van het vigerende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' in 'Wonen'. Dit artikel is hierna overgenomen.

''4.7.5 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  • a. het gaat om gronden die ofwel onderdeel zijn van het bouwvlak ofwel zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen';
  • b. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
  • c. de agrarische bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
  • d. de voormalig agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat 60% van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mag worden teruggebouwd in de vorm van bijbehorende bouwwerken bij de woning tot een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • e. voor de overige bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen';
  • f. het aantal woningen niet toeneemt;
  • g. overige niet tot de woonfunctie behorende gronden worden bestemd als 'Agrarisch' zonder bouwvlak;
  • h. er rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van de gebieden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.''

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

ad a.   Onderhavig plangebied is in de huidige situatie volledig voorzien van een agrarisch bouwvlak. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad b.   Middels onderhavig planvoornemen wordt een agrarische bedrijfswoning omgezet in een reguliere burgerwoning, zonder verdere bouwmogelijkheden. In de directe omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die mogelijk worden belemmerd. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad c.   De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn reeds gestaakt en niet meer mogelijk op deze locatie. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.  
ad d.   Onderhavig initiatief voorziet in de sloop van alle voormalige agrarische bijgebouwen (met uitzondering van de garage). Middels deze sloop kan 60% van het gesloopte worden teruggebouwd tot een maximum van 200 m². In paragraaf 3.1 wordt nader toegelicht hoe met dit aspect wordt omgegaan. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad e.   Middels dit wijzigingsplan zal worden aangesloten bij de regels die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen'. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad f.   Dit planvoornemen voorziet niet in de toename van het aantal woningen, alleen functionele omzetting van bedrijfswoning naar burgerwoning. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad g.   De overige gronden binnen dit kadastrale perceel zullen worden bestemd als 'Agrarisch' zonder bouwvlak. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.  
ad h.   Onderhavig plangebied is niet gesitueerd binnen deze aanduiding. Deze voorwaarde is hiermee niet van toepassing.  

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0004.png"  

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

Op de locatie aan de Dorpsstraat 29a te Hurwenen is thans een agrarisch perceel met bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen gelegen aan het agrarische lint ten westen van de kern Hurwenen.

Direct grenzend aan de westkant van het plangebied ligt de burgerwoning Dorpsstraat 31. Dit betreft de laatste woning behorende bij het bebouwingslint aan de Dorpsstraat. Aan de oostzijde van het plangebied ligt een bebouwingslint aan de Marshallweg. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Dorpsstraat en aan de zuidzijde aan het in agrarisch gebruik blijvende perceel D2213.

2.2 Ontsluiting

Het plangebied wordt in de huidige situatie middels één ontsluiting ontsloten op de Dorpsstraat. De Dorpsstraat betreft een van de ontsluitingswegen van de kern Hurwenen in de richting van de N322.

2.3 Groen en water

In de huidige situatie is er een individueel ingerichte voor-en achtertuin aanwezig ten behoeve van de agrarische bedrijfswoning. Ten zuiden van de achtertuin is grasland aanwezig. Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied. Direct ten noorden van het perceel is de A-watergang 112184 gesitueerd.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren en groen en water. Op onderstaande afbeelding is de inrichting van het perceel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0005.jpg"

INDICATIEVE INRICHTINGSSCHETS BEOOGDE SITUATIE

3.1 Bebouwing en functies

Het initiatief betreft het omzetten van een agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bedrijfsgebouwen naar een reguliere burgerwoning. Middels dit planvoornemen worden alle voormalige agrarische bijgebouwen (met uitzondering van de garage) gesloopt. Middels deze sloop kan 60% van het gesloopte worden teruggebouwd tot een maximum van 200 m² (artikel 4.7.5, lid d.).

Onderhavig planvoornemen leidt tot de sloop van één loods met aangebouwde koelcel met een oppervlakte van 196 m². Hiervan mag conform het artikel 4.7.5, lid d. 60% vermeerderd worden teruggebouwd. Dit leidt tot (196 * 0,6 = 117,6 =) 118 m². De te behouden garage kent een oppervlakte van 48 m². In de nieuwe situatie mag maximaal (118 + 48 =) 166 m² aan bijgebouwen worden gerealiseerd.

De initiatiefnemers zijn voornemens om achter de bestaande garage nieuwe bijgebouwen (minimaal 1, maximaal 2) te realiseren met een totale maximale oppervlakte van 118 m². Hiermee wordt voldaan aan de maximale oppervlakte voor bijgebouwen.

Het achterperceel (niet in eigendom van de initiatiefnemer) zal functioneel niet wijzigen en behoudt de bestemming 'Agrarisch'. Middels een eigen (thans bestaande) ontsluiting op de Hurwenensestraat zullen hier geen wezenlijke veranderingen optreden. Het thans bestaande bouwvlak zal hier komen te vervallen.

3.2 Verkeer en parkeren

Het aspect 'Verkeer en parkeren' zal middels onderhavig initiatief niet relevant veranderen. In de huidige situatie wordt het plangebied reeds gebruikt als woonperceel. De verkeersbeweging en het parkeren van de voertuigen van de bedrijfsactiviteiten zullen verdwijnen. De verkeersgeneratie en het parkeren zal dan ook verminderen. De woonfunctie levert geen problemen op voor de verkeersgeneratie en voor het aspect parkeren.

Daarnaast zal het achterperceel (grenzend aan de Hurwenensestraat) ontsloten blijven via de Hurwenensestraat.

3.3 Groen en water

Voorliggend initiatief zorgt niet voor een aanpassing van de bestaande groenstructuren. Deze zullen behouden blijven en er wordt geen oppervlaktewater of extra groen aangebracht.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.


De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld en inmiddels in werking treden. In de NOVI benoemt het Rijk benoemt 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de maatschappelijke opgaven en de rol van het Rijk in het uitvoeren van deze opgaven. De maatschappelijke opgaven zijn in vier prioriteiten samengevat:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Bovendien is de druk op de fysieke leefomgeving in Nederland groot, waardoor verschillende belangen betreft ruimtelijke ontwikkelingen nu en dan botsen. Hoewel wordt gestreefd het implementeren van de diverse belangen, is dit niet altijd mogelijk. Soms dienen scherpe keuzes gemaakt worden en moeten belangen afgewogen worden. Om dit te bewerkstelligen omvat de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinatie van functies gaan vóór enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.


Voorliggend plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke kwaliteit binnen de gemeente Maasdriel en draagt daarmee bij aan een goede woon-en leefomgeving in Maasdriel. Het initiatief draagt onder meer bij aan de energietransitie en de klimaatadaptieve aanpak en sluit aan bij het beleid omtrent 'Sterke en gezonde steden en regio's'.

4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig project is het belang "Militaire terreinen en objecten" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.3). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.

Conclusie
Het project is passend binnen de SVIR

4.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het projectgebied ligt op minder dan 75 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat onderhavig project geen bouwplan kent. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.4 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het planvoornemen omvat het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning, zonder dat er sprake is van uitbreiding van bebouwing en van het terrein. Het plan wordt daardoor niet als stedelijke ontwikkeling gezien.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Gelderland;
  • Omgevingsverordening Gelderland.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland', vastgesteld d.d. 19 december 2018 bestaat uit een visie en verdiepingsdeel en bevat de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt tussen zes regio's. De gemeente Maasdriel behoort tot de regio Rivierenland. In de omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking;
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied. De provincie probeert het fysieke aspect met het sociale aspect te combineren en zet hiermee onder meer in op duurzame verstedelijking.

Analyse

Het initiatief voorziet slechts het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning en betreft hierin geen toevoeging van extra woningen en bebouwing. Hiermee blijven de bestaande structuren omtrent de kwaliteit van de natuur, water en landschap behouden.

Conclusie

Het plan past binnen de Omgevingsvisie Gelderland.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 31 maart 2021 (geconsolideerde versie februari 2022) hebben Provinciale Staten de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De regels die nodig zijn om de ambities uit de Omgevingsvisie te realiseren, zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland. Het doel van de verordening is de provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, landbouw/veehouderij, natuur en landschap, grond- en drinkwater, milieu, verkeer en energie. Met de Omgevingsverordening stelt de provincie juridisch bindende regels aan bestemmingsplannen van gemeenten.

Ten aanzien van het aspect wonen, stelt artikel 2.2 van de Omgevingsverordening de

volgende regels:

  • 1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
  • 2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
    • a. Er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    • b. De ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
    • c. Er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling; en
    • d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Analyse

In de Omgevingsverordening zijn voor het plangebied geen relevante aanduidingen opgenomen. De regels met betrekking tot glastuinbouw zijn niet relevant, vanwege het feit dat onderhavig planvoornemen geen betrekking heeft op een glastuinbouwbedrijf. De regels met betrekking tot het intrekgebied zijn niet relevant, vanwege het feit dat onderhavig planvoornemen geen betrekking heeft op de winning van fossiele energie en/of het tot stand brengen of handelingen verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie.

Het plan voorziet slechts het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning en betreft hierin geen toevoeging van extra woningen en bebouwing. De regels uit de Omgevingsverordening voor nieuwe woningen zijn derhalve niet van toepassing. Het toevoegen van kleinschalige incidentele bouwplannen is passend binnen de regionale woonagenda. Dit wordt in paragraaf 4.3.1 verder uitgewerkt.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Regionaal niveau

4.3.1 Regionale woonagenda Rivierenland

De provincie Gelderland geeft in de Omgevingsverordening aan dat van de regio's wordt verwacht dat zij hun beleid op het gebied van wonen afstemmen met (externe) partners in een 'regionale woonagenda'. Hierin zijn de belangrijkste thema's omschreven waaraan de betreffende regio gaat werken. Onderhavig planvoornemen valt in de subregio 'Rivierenland'. In deze subregio is de 'Regionale Woonagenda Rivierenland 2020-2030' vastgesteld.

In de deze regionale woonagenda zijn de volgende thema's opgenomen:

  • 1. Continuïteit in productie
  • 2. Betaalbaarheid woningen
  • 3. Flexibiliteit op de woningmarkt (waaronder Arbeidsmigranten)
  • 4. Wonen en zorg
  • 5. Duurzame woningvoorraad

Het Regionaal Woningbouwprogramma heeft direct invloed op woningbouwplannen. De Omgevingsverordening bepaalt namelijk in artikel 2.2.1.1 dat in een bestemmingsplan nieuwe woningbouwlocaties, en de daar te bouwen woningen, slechts worden toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woningbouwprogramma en de vastgestelde Kwantitatieve Opgave Wonen voor de betreffende regio. De overige thema's worden op regionaal of lokaal niveau uitgewerkt in beleid of in uitvoeringsacties.

Analyse

Het initiatief betreft slechts het omzetten van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. Bij dit initiatief worden geen nieuwe woningen toegevoegd. Toetsing aan het woningbouwprogramma is hieromtrent dan ook niet van toepassing.

Conclusie

Het initiatief past binnen de 'Regionale Woonagenda Rivierenland 2020-2030'.

4.4 Gemeentelijk niveau

4.4.1 Structuurvisie en plan-MER Maasdriel

Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel de 'Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel vastgesteld. Deze structuurvisie is de actualisering van de Structuurvisie Plus Maasdriel 2004-2014 en is daarnaast de ruimtelijke vertaling van de 'Visie Maasdriel 2020+.

Deze structuurvisie vertaalt de beleidsmatige visie en uitgangspunten door in een helder en leesbaar ruimtelijk beeld (het zogenaamde "ruimtelijke casco"), met bijbehorend uitvoeringsprogramma. In de Structuurvisie zijn wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden per dorpskern alleen algemene handvatten gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0006.png"  

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Analyse

Het plangebied is aangeduid als 'bestaand(e) kern/lint'. Herstructurerings- en intensiveringsprocessen zijn in beginsel niet overal mogelijk, maar kunnen uitsluitend plaatsvinden op hiervoor geschikte locaties. De duidelijke structuur en de variatie van verschillende buurten en wijken dient behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Waardevolle open plekken dienen vrij te blijven van bebouwing. Er dient rekening gehouden te worden met karakteristieke doorkijken naar het landschap, de aanwezigheid van monumenten en de structuur van het rivierenlandschap. Wonen is mogelijk in de kernen en linten. Voorliggend plan betreft het omzetten van een agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bedrijfsgebouwen naar een reguliere burgerwoning.

Uit bovenstaande uitsnede van de Structuurvisie blijkt dat het plangebied binnen de bebouwingscontouren en de bestaande kern is gelegen. Vanuit milieuoptiek dienen tot 2020 bij voorkeur eerst de woningbouwprojecten binnen de bebouwingscontouren van de kernen Hedel, Ammerzoden, Kerkdriel en Velddriel te worden gerealiseerd. Het planvoornemen waarbij een agrarische bedrijfswoning wordt omgezet naar een reguliere burgerwoning, is niet in strijd met het beleid uit de structuurvisie, omdat middels dit planvoornemen de karakteristieke doorkijken naar het landschap, de aanwezigheid van monumenten en de structuur van het rivierenlandschap wordt gerespecteerd.

Conclusie

Het initiatief past binnen de 'Structuurvisie en plan MER-Maasdriel'.

4.4.2 Woningbouwprogramma 2021-2030

Met het woningbouwprogramma 2021-2030, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 december 2020, dat voorziet in de realisatie van 988 woningen, kan voor een substantieel deel voldaan worden aan de geprognotiseerde woningbehoefte voor de komende tien jaar. De geprognotiseerde woningbehoefte, de bandbreedte van 700 tot 1250 woningen, is vastgelegd in de Regionale Woonagenda Rivierenland 2020-2030 en vormt daarmee de onderbouwing voor de Ladder voor duurzame verstedelijking, die vereist is voor het in procedure brengen van bestemmingsplannen.

De gemeente Maasdriel is van mening dat het woningbouwprogramma 2021-2030 mogelijkheden biedt om de komende jaren hier een bijdrage aan te leveren. Alle woningbouwplannen die de status ‘H’ (hard) hebben, zijn plannen die op grond van vastgestelde bestemmingsplannen in voorbereiding zijn om op korte termijn van start te gaan of zijn al in uitvoering. De woningbouwplannen met de status ‘Z’ (zacht) zijn plannen in verschillende fases van voorbereiding. Voor enkele plannen is de bestemmingsplanprocedure vrijwel afgerond. Voor andere plannen is meer en soms veel meer voorbereiding nodig om tot een gedragen en uitvoerbaar woningbouwplan te komen.

Woningbehoefte versus woningbouwinitiatieven

Maasdriel is een ondernemende gemeente. Dat blijkt ook op het gebied van woningbouw. Initiatiefnemers benaderen de gemeente met kleine en grote woningbouwinitiatieven. De verwachte woningbouwbehoefte biedt geen ruimte om deze initiatieven allemaal te realiseren. Dat betekent dat de gemeente bij binnenkomende initiatieven een eerste screening maakt op de wenselijkheid van een woningbouwinitiatief.

Om dit proces duidelijker te stroomlijnen heeft het college een procedure opgesteld waarmee nieuwe woningbouwinitiatieven kunnen worden afgewogen. Deze systematiek is een eerste stap op weg om efficiënt te focussen op kansrijke, wenselijke en kwalitatieve ontwikkelingen.

Afwegingssystematiek woningbouwplannen Maasdriel

Om een selectie te maken van de kansrijke, wenselijke en kwalitatief goede woningbouwplannen heeft de gemeente Maasdriel een procedure opgesteld. Het college van burgemeester heeft deze procedure vastgesteld. Samen met de initiatiefnemers van de geselecteerde plannen wil de gemeente focussen om deze plannen binnen een afgesproken periode tot ontwikkeling te brengen. De afwegingssystematiek bestaat uit de volgende fases:

  • 1. Screening;
  • 2. Afwegingsronde;
  • 3. Projectprotocol;
  • 4. Anterieure overeenkomst.

Kleine woningbouwontwikkelingen

Woningbouwontwikkelingen tot maximaal 5 woningen hoeven niet mee te doen in de jaarlijkse afwegingsronde. Voor deze woningen is in het woningbouwprogramma een reservering opgenomen van 150 woningen. Hierin zijn enkele locaties opgenomen, waar harde plancapaciteit beschikbaar is om direct aan de slag te gaan. Daarnaast kunnen in deze categorie woningbouwplannen als gevolg van voormalige agrarische bedrijven (VAB)-ontwikkelingen worden opgenomen en herstructureringen en herontwikkelingen, met maximaal 5 extra woningen.

Analyse

Voorliggend initiatief betreft het omzetten van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning, waarbij geen bouwtitels worden toegevoegd. Onderhavig initiatief past hiermee binnen het woningbouwprogramma.

Conclusie

Het plan past binnen het 'Woningbouwprogramma 2021-2030'.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Econsultancy uit Doetinchem een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Rapportage verkennend bodemonderzoek

Dorpsstraat 29a te Hurwenen" (7 september 2021, 16773.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.

Econsultancy concludeert dat de vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd op basis van de lichte verontreinigingen in grond en grondwater niet geheel bevestigd wordt. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.

Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Volgens de NEN 5707 is de aanwezigheid van alleen baksteen geen reden om een asbestonderzoek uit te voeren. Econsultancy acht een onderzoek asbest in bodem/puin conform de NEN 5707/5897 dan ook niet noodzakelijk.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de omzetting naar een burgerwoning. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

Hoewel het plan geen nieuwe kwetsbare objecten bevat en het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft niet toeneemt, is het noodzakelijk nader in te gaan op het aspect externe veiligheid.

5.1.3.2 Beoordelingskader

Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.

Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:

  • Plaatsgebonden risico:
    Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.
  • Groepsrisico:
    Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron   Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Transportroutes (Bevt)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

5.1.3.3 Analyse

De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0007.png"  

UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND

Inrichtingen
Er liggen geen Bevi-inrichtingen op korte afstand van het plangebied.

Buisleidingen
Er liggen geen buisleiding die onder het Bevb vallen op korte afstand van het plangebied.

Transportroutes
Er liggen geen transportroutes die onder het Bevt vallen op korte afstand van het plangebied.

5.1.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De gemeente Maasdriel heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij eigen geurbeleid vastgesteld: 'Gebiedsvisie Geurhinder en veehouderij'. De verordening is op 3 maart 2011 in werking getreden. In afwijking van de waarden (afstanden), genoemd in artikel 4, eerste lid onder a Wet geurhinder en veehouderij gelden:

  • voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom: 50 meter
  • voor een geurgevoelig object gelegen buiten de bebouwde kom: 25 meter.

Zoals reeds in paragraaf 1.1 aangegeven betreft het de omschakeling van een bedrijfswoning, waar bedrijfsmatige bewoning reeds is toegestaan, naar een reguliere burgerwoning. Het initiatief omvat geen uitbreiding van bebouwing en betreft geen toevoeging van geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Zoals reeds in paragraaf 1.1 aangegeven betreft het de omschakeling van een bedrijfswoning, waar bedrijfsmatige bewoning reeds is toegestaan, naar een reguliere burgerwoning. Het initiatief omvat geen uitbreiding van bebouwing en betreft geen toevoeging van geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Voorliggend plan omvat het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning, zonder uitbreiding van het terrein en bebouwing en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'L ,i; 15558889 '.

categorie   grenswaarde   2019   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   22,4   20,9   14,1  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   19,1   18,9   16,2  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   11,5   11,8   9,3  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   6,9   6,8   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Volksgezondheid
5.1.7.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.7.2 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
De gronden ten westen van Dorpsstraat 31 (buurperceel van het plangebied) zijn thans in gebruik voor boom- en fruitteelt. Zoals reeds in paragraaf 1.1 aangegeven betreft het de omschakeling van een bedrijfswoning, waar bedrijfsmatige bewoning reeds is toegestaan, naar een reguliere burgerwoning. Het initiatief omvat geen uitbreiding van bebouwingen de tuin blijft ongewijzigd. De woning en direct aansluitende tuin liggen op 50 meter afstand van de kwekerij. Daarnaast zorgt het buurperceel voor een afschermende werking. Aangezien de situatie ongewijzigd blijft, wordt geen negatief effect van de spuitzone, als gevolg van boom-en fruitteelt, op de volksgezondheid verwacht.

5.1.7.3 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.

Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 400 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.7.4 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.8.2 Analyse

De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Onderhavig projectgebied kent, overeenkomstig met de gemeentelijke archeologische beleidskaart, de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5'. Een uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidskaart is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0008.png"  

GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGISCHE BELEIDSKAART

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is archeologisch onderzoek verplicht ten behoeve van het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 centimeter. Er is geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Het initiatief zorgt niet voor nieuwe verstoring van de gronden. Het betreft alleen een functionele wijziging van de bestaande bebouwing. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen beschermde monumenten aanwezig. Daarnaast zorgt het initiatief niet voor een verstoring van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Het betreft alleen een functionele wijziging van de bestaande bebouwing. Het uitvoeren van een cultuurhistorisch onderzoek is niet noodzakelijk.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het projectgebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Gezien de gelijkblijvende aard en omvang van het initiatief en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het project geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.

Stikstofdepositie
Voorliggend project betreft het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning. De referentiefase is in dit project gelijk aan de gebruiksfase. Doordat ook een bouwfase ontbreekt is het uitvoeren van een stikstofdepositie-onderzoek niet doelmatig, de toename door het initiatief betreft 0,00 mol/ha/jaar.

Soortenbescherming
Bij de sloop van de gebouwen kunnen natuurwaarden in het gebied verstoord worden. Econsultancy uit Swalmen heeft een quickscan natuurwaarden uitgevoerd om de effecten van het plan op beschermde soorten te bepalen: rapport "Rapportage quickscan Wet natuurbescherming Dorpsstraat 29a te Hurwenen" (15 oktober 2021, 16773.002). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.

Econsultancy concludeert dat:

  • ten aanzien van algemene broedvogels overtredingen kunnen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen of voor de ingreep een broedvogelinspectie uit te voeren. Bij het verwijderen van de kas dient rekening gehouden te worden met de zorgplicht voor algemene amfibieën en zoogdieren, welke zich tussen de begroeiing kunnen ophouden. Het demonteren en verwijderen van een gedeelte van de schuur kan invloed hebben op verblijfplaatsen van algemene muizensoorten. Zij dienen de kans te krijgen zich veilig te verplaatsen naar een locatie buiten de invloed van de werkzaamheden.
  • binnen het huidige bereik van de werkzaamheden er ten aanzien van vleermuizen en huismussen geen negatieve effecten te verwachten zijn. Bij onvoorziene ingrepen aan het woonhuis is een additionele inspectie naar potentiele nest- en verblijfplaatsen aan de orde.
  • voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat zijn, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Ten aanzien van beschermde natuurgebieden en houtopstanden worden er geen negatieve effecten verwacht.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Nationaal Water Programma 2022-2027
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Regionaal Waterprogramma Gelderland 2021-2027
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Gelderland voor de periode 2021-2027. Dit beleidsdocument gaat in op de betrokkenheid van de provincie vanuit diverse invalshoeken in op het gebied van water: water en ondergrond, drinkwater, waterveiligheid en wateroverlast, natuur, waterkwaliteit.

5.3.2.3 Waterschap Rivierenland

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Rivierenland. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap
    In dit plan is beschreven wat het waterschap wil bereiken en op welke manier. De aspecten van het beheer van waterkeringen, het watersysteem en de afvalwaterketen zijn in dit plan geïntegreerd.
  • Brochure Partners in Water
    In de brochure Partners in Water worden vier thema’s benoemd waaraan aandacht moet worden besteed in een watertoets: waterneutraal inrichten, schoon inrichten, veilig inrichten en bijzondere wateren en voorzieningen. In deze watertoets wordt hieraan op de volgende wijze invulling gegeven.
    • 1. Waterneutraal inrichten.
    • 2. Schoon inrichten.
    • 3. Veilig inrichten.
    • 4. Bijzondere wateren en voorzieningen.

5.3.2.4 Waterplan Bommelerwaard

Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Versterken. Verbinden. Vergroenen.' is bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een kleibodem. De waterdoorlatendheid is slecht.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Het oppervlaktewater (Watergang A: 112184) in en nabij het plangebied is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1256-ON01_0009.png"  

OPPERVLAKTEWATER NABIJ HET PLANGEBIED  

5.3.3.3 Grondwater

Het plangebied ligt in het peilgebied BOM114. Het zomerpeil bedraagt NAP 2,6 meter. De maaiveldhoogte bedraagt ter plaatse circa NAP 3,5 meter, hetgeen betekent dat het zomerpeil 0,9 meter onder maaiveld ligt.

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2'. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

Onderhavig plan voorziet niet in een bouwplan waardoor deze gebiedsaanduiding niet wordt geschaad.

5.3.4 Hemelwater

Onderhavig plan voorziet niet in een bouwplan, waardoor de verharding niet toeneemt. Het aspect hemelwaterberging leidt voor onderhavig initiatief dan ook niet tot problemen of

benodigde aanvullende maatregelen.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Dorpsstraat geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.4 Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:

  • 1. een geluidzonering;
  • 2. een obstakelbeheergebied;
  • 3. een radarverstoringsgebied;
  • 4. een vogelbeheersgebied;
  • 5. een risicogebied vanwege de opslag van munitie.

Daarnaast gelden er beperkingen als gevolg van het industrielawaai op het vliegveldterrein, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. Voor het plangebied is alleen het radarverstoringsgebied van toepassing. De overige beperkingen worden buiten beschouwing gelaten.

5.4.1 Radarverstoringsgebied

Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 114 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van 32 km tot het radarsysteem, dus op meer dan 15 km. Omdat voorliggend initiatief niet leidt tot de realisatie van een molen of windturbine is het radarverstoringsgebied niet van toepassing op het planvoornemen.

Het plan voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond. Een wijzigingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn..

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is daarmee 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de directe omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. De omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen. De binnengekomen opmerkingen hebben niet geleidt tot een aanpassing van het plan. In bijlage 3 is een verslag van het omgevingsdialoog toegevoegd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk is de opzet van het wijzigingsplan opgenomen.

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan" (NL.IMRO.0263.BP1257-VG01), vastgesteld op 13 oktober 2022. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.

Het plan omvat de gedeeltelijke wijziging van de bestemming 'Agrarisch met waarden' in 'Wonen'. In de planregels worden de planregels van het vigerende bestemmingsplan, het bestemmingsplan ''Paraplubestemmingsplan Parkeren 2018'' van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan ten behoeve van zienswijzen
  • 3. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan ten behoeve van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8.1 Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan

Het ontwerp wijzigingsplan wordt gedurende een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegd.