direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied herziening 2015, Zandweg 6 Ammerzoden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1129-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2015, Zandweg 6 Ammerzoden" met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1129-VG01 van de gemeente Maasdriel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, bijvoorbeeld op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch of ontwerptechnisch gebied, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.5 aan- of uitbouw:

een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding: indien het een vlak betreft;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.10 begane grond:

De onderste bouwlaag een een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.11 bestaand:
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren of zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  • categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, automatiek;
  • categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bardancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops.`
1.25 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;

1.26 kinderdagverblijf:

opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meer dagdelen per week, het hele jaar door;

1.27 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondheidszorg en openbare dienstverlening;

1.28 nevenactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.29 (openbare) nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation

1.30 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;

1.32 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.33 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel;

1.35 vrijstaand:

het hoofdgebouw van een woning wordt niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;

1.36 woning:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd;

1.37 woongebouw

Een gebouw waarin meerdere wooneenheden zijn gevestigd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een gebouw:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de diepte van de woning:

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning.

2.7 peil:
  • 1. in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  • 2. in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15cm boven het oorspronkelijke terrein;
  • 3. in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - karakteristiek komgebied': behoud en herstel van de openheid van de gronden;
  • c. behoud en herstel van de waardevolle landschapselementen;
  • d. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • e. bescherming van archeologische waarden;
  • f. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • g. waterstaatkundige doeleinden;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. paden en landwegen;
  • j. bestaande perceelsontsluitingen;
  • k. verkeersvoorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. waterberging;

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • b. het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het gebruik van gronden voor agrarische doeleinden indien het betreft gronden waarop zich waardevolle landschapselementen bevinden;
  • d. het gebruik van gronden voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gronden voor paardenbakken;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van boomgaarden, fruitkwekerijen en dergelijke;
  • h. het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen binnen een afstand van 50 meter van het bestemmingsvlak 'Wonen'.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag de in de volgende tabel vermelde werken en werkzaamheden uit te voeren.

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden   er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en/of verblijfsklimaat binnen de genoemde functies  
het aanplanten van houtopstanden, behoudens voor zover het betreft vervanging van bestaande houtopstanden, boomgaarden en struikvormers (waaronder bes en framboos)   er vindt geen aantasting plaats van de openheid van het gebied ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - karakteristiek komgebied'  
het aanplanten van laagstamfruitbomen, boomgaarden en struikvormers (waaronder bes en framboos)   er vindt geen aantasting plaats van de openheid van het gebied ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - karakteristiek komgebied'  
het aanbrengen van verhardingen   er vindt geen aantasting plaats van de waardevolle landschapselementen  
het permanent omzetten van grasland naar bouwland   1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
2. omploegen mag uitsluitend buiten het broedseizoen plaatsvinden  
het aanleggen van (aarden) wallen met een hoogte van meer dan 1 meter en het graven van vijvers en andere waterpartijen met een diepte van meer dan 1 meter   1. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden plaats;
2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding  
3.4.2 Uitsluiting werken of werkzaamheden

Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en onderhoud;
  • d. die worden uitgevoerd op het agrarisch bouwperceel;
  • e. die dienen ten behoeve van de uitvoering van het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsinrichtingsplan (versie 1.0).

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, watergangen waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie.

4.1.2 Aan huis verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.
4.1.3 Aan huis verbonden bedrijf

Het gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor aan huis verbonden bedrijf, is niet toegestaan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. één vrijstaande woning;
  • b. maximaal één woongebouw ter plaatse van de aanduiding 'woongebouw' (sw-woo);
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Woongebouw

Voor het bouwen van een woongebouw gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw mag uitsluitend worden gesitueerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met de aanduiding 'woongebouw' (sw-woo).
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter respectievelijk 9 meter;
  • c. de inhoud van een wooneenheid bedraagt minimaal 300 m3;
  • d. de inhoud van het woongebouw bedraagt maximaal 750 m3.
4.2.3 Woning

Voor het bouwen van een vrijstaande woning gelden de volgende regels:

  • a. de woning mag uitsluitend worden gesitueerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter respectievelijk 9 meter;
  • c. de inhoud bedraagt maximaal 600 m³;
  • d. onderkeldering is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 meter, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 meter mag bedragen;
  • e. een toegang van buitenaf tot kelders mag uitsluitend aan de achtergevel worden gesitueerd;
  • f. de naar de weg gekeerde gevel van de woning dient te worden geplaatst in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
  • g. indien de bestaande woning afwijkt van de onder a t/m c genoemde bouwmaten geldt de bestaande bebouwingsmaat als maximum.
4.2.4 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag bij een vrijstaande woning niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. de oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag bij een woongebouw niet meer bedragen dan 80 m2 in één gebouw;
  • d. de goothoogte mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

4.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 4.2.4 onder b, teneinde de oppervlakte aan bijgebouwen bij een vrijstaande woning te vergroten tot maximaal 75 m2 ten behoeve van het houden van dieren of het onderbrengen van materialen voor het bewerken van gronden, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de binnen de bestemming 'Wonen' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  • a. voor detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  • b. van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. voor bedrijfsactiviteiten waaronder tevens begrepen een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. voor een seksinrichting;
  • e. voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  • f. voor het uitoefenen van een bed & breakfast;
  • g. voor het houden van evenementen;
  • h. voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  • i. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, dan wel voortvloeit uit de ter plaatse toegelaten bedrijfsvoering.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder a, c en f teneinde recreatieve nevenactiviteiten zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen (bed & breakfast), exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d., toe te staan bij een burgerwoning, mits aan de volgende vooruvaarden is voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in ovenregende mate behouden te blijven;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande gebouwencontouren;
  • c. de vloeroppervlakte van bestaande bebouwing welke wordt aangewend voor de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • d. indien het betreft logies, zijn maximaal 5 appartementen toegestaan;
  • e. het vloeroppervlak van een appartement mag nooit meer bedragen dan 100 m2;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. detailhandel is uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten uit eigen tuin dan wel die in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die zelfstandig en/of in de directe omgeving op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 6

De voor "Waarde - Archeologie 6" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden

5.1 Bouwregels
5.1.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming ‘Waarde - archeologie 6’.

5.1.2 Bouwen volgens onderliggende bestemming

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

5.1.3 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen

Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.

Indien uit het in lid 5.1.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.1.4 Het bepaalde in lid 5.1.2 is niet van toepassing
  • a. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en tevens met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m².
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.2.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie 6" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
  • b. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Voor zover de in sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. Voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.
5.2.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.2.1 is niet van toepassing:

  • a. voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
  • b. wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • c. indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • d. bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
  • e. bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • f. bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
  • g. voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • h. voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • i. voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m².

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming 'Wonen' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woongebouw' (sw-woo) overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen 'Landschapsinrichtingsplan (versie 1.0)' teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

7.2 Voorwaardelijke verplichting sloop

De gronden en bouwwerken, anders dan de bestaande woning aan de Zandweg 6 te Ammerzoden, ter mogen in gebruik worden genomen overeenkomstig de bestemming 'Wonen' onder de voorwaarde dat de aanwezige, conform het VAB-beleid te slopen, voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, bebouwing en overig te amoveren voorzieningen op het perceel plaatselijk bekend Zandweg 6, kadastraal bekend gemeente Ammerzoden, sectie M, perceelnummer 1014 blijvend is geamoveerd.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 overige zone - karakteristiek komgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - karakteristiek komgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen in lid 3.1 en 3.4.1.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels gegeven inhoud, goothoogte, bebouwingshoogte tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden;
  • c. de verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeernorm
11.1.1 Gemeentelijke parkeernorm

Voor wat betreft het bouwen van de in artikel 4 van de regels genoemde woningen wordt geen omgevingsvergunning verleend dan nadat afdoende is verzekerd dat wordt voorzien in een voldoende aantal parkeerplaatsen, waarbij de gemeentelijke parkeernormen als bedoeld in Bijlage 2 (Gemeentelijke parkeernormen) in acht worden genomen.

11.1.2 Afwijking parkeernormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 11.1.1 indien nieuwe gemeentelijke parkeernormen zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2015, Zandweg 6 Ammerzoden".