Plan: | Buitengebied herziening 2014, rotonde Heerewaarden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1092-VG01 |
De kern Heerewaarden, gemeente Maasdriel, wordt momenteel via drie aansluitingen ontsloten op de provinciale weg N322 (Van Heemstraweg). De provincie Gelderland en de gemeente Maasdriel zijn voornemens om deze aansluitingen te reconstrueren. De reconstructie van twee aansluitingen (Variksestraat en Langestraat) vergt een iets groter ruimtebeslag dan thans aanwezig is binnen de vigerende verkeersbestemmingen. Een herziening van de vigerende bestemmingsplannen is daardoor noodzakelijk. De reconstructie van de derde aansluiting (Singel) kan binnen de bestaande verkeersbestemming plaatsvinden. Derhalve maakt deze geen deel uit van deze bestemmingsplanherziening.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de benodigde ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de herziening, in de vorm van een toelichting. Aan bod komen onder andere:
Naast deze toelichting omvat dit bestemmingsplan regels en een verbeelding.
Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden. Één deelgebied wordt gevormd door de aansluiting van de N322 op de Langestraat aan de zuidwestzijde van Heerewaarden en het andere deelgebied door de aansluiting van de N322 op de Variksestraat, ten middenwesten van het dorp. De N322 is de doorgaande weg van Zaltbommel naar Nijmegen en daardoor een belangrijke verbindingsweg in de regio. De kern Heerewaarden ligt direct aan de oostzijde van deze weg.
Luchtfoto met afgebakend plangebied (twee deelgebieden)
Ter plaatse van het plangebied vigeren momenteel 2 bestemmingsplannen:
Het grootste deel van de binnen het plangebied gelegen gronden heeft reeds een verkeersbestemming. Daarbinnen is op basis van de vigerende bestemmingsplan de reconstructie direct mogelijk. Enkele stroken aan de randen van het plangebied hebben echter een andere bestemming. Binnen de kaders van die bestemmingen is de gewenste reconstructie van de aansluitingen op de N322 niet mogelijk. Door middel van een herziening van de vigerende bestemmingsplannen ter plaatse kan de voorgenomen ontwikkeling evenwel doorgang vinden.
Uitsnedes verbeeldingen bestemmingsplannen Buitengebied en Heerewaarden
In deze toelichting wordt de herziening van beide bestemmingsplannen onderbouwd en worden de mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan gaat bieden, afgewogen. In de regels wordt een gedetailleerde regeling van de nieuwe bestemmingen gegeven en wordt duidelijk wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied zijn. De verbeelding (plankaart) betreft een visuele weergave hiervan.
Het bestemmingsplan is opgezet conform de eisen die de Wro en de gemeente Maasdriel daaraan stellen. De regels zijn opgesteld conform de standaardregels SVBP2012, de verbeelding voldoet aan de meest actuele digitaliseringseisen conform IMRO2012.
Het planvoornemen gaat uit van de reconstructie van een tweetal aansluitingen van de provinciale weg N322 op de toegangswegen naar Heerewaarden. Ter hoogte van de aansluiting op de Langestraat wordt een middenberm aangebracht en ter hoogte van de kruising met de Variksestraat wordt een rotonde aangelegd. Deze maatregelen leiden tot een betere verkeersafwikkeling en vergroting van de verkeersveiligheid ter plaatse. De bestaande aansluiting van de N322 met de Singel, aan de noordzijde van Heerewaarden, wordt omgezet in een T-aansluiting voor het gemotoriseerd verkeer, waarbij fietsers kunnen oversteken. Aangezien dit mogelijk is binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan, maakt deze maatregel in planologisch opzicht geen onderdeel uit van het onderhavige planvoornemen. De omzetting wordt in een later stadium mogelijk gemaakt door middel van een verkeersbesluit. Wel vormt de ingreep een geheel met de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. De planvorming vindt plaats in samenwerking tussen de provincie Gelderland en de gemeente Maasdriel. Één en ander is vastgelegd in een overeenkomst.
De Langestraat vormt de meest zuidelijke ontsluitingsroute van Heerewaarden. De huidige aansluiting op de N322 bestaat uit een T-splitsing zonder gescheiden rijstroken of voorsorteervakken. Verkeer vanaf de Langestraat dient voorrang te verlenen aan het verkeer op de N322. Aan weerszijden van de provinciale weg ligt een fietspad. In de directe omgeving van de aansluiting liggen aan de west- en oostzijde overwegend agrarische gronden. Aan de zuidzijde is een bedrijf aanwezig, richting het noorden ligt de bebouwing van de kern Heerewaarden.
De meest centrale aansluiting van Heerewaarden op de N322 geschiedt via de Variksestraat. Dit betreft een kruispunt waar evenmin sprake is van gescheiden rijbanen of voorsorteervakken. De fietsroute loopt hier aan de zijde van het dorp deels over de daar aanwezige parallelwegen. Aan de andere zijde is wel een vrijgelegen fietspad aanwezig. De directe omgeving bestaat aan de oostzijde uit de woonbebouwing van Heerewaarden en aan de westzijde overwegend uit agrarische gronden, afgewisseld met (woon)bebouwing.
In 2007 is door de provincie Gelderland een verkenning uitgevoerd van de bestaande ontsluitingssituatie van Heerewaarden. De functie van de N322 voor Heerewaarden is daarbij onderzocht. Ondermeer is gekeken naar de aspecten verkeersveiligheid, fietsnetwerk en openbaar vervoer en op welke wijze deze mogelijk verbeterd kunnen worden. De in de verkenning voorgestelde oplossingsrichtingen en maatregelen zijn uiteindelijk (in aangepaste vorm) door vertaald naar de onderhavige ontwikkeling, waarvoor deze bestemmingsplanherziening nodig is. De verkenning is in zijn geheel opgenomen in Bijlage 1 Verkenning ontsluiting Heerewaarden.
De ingreep ter hoogte van de aansluiting van de N322 met de Langestraat is relatief beperkt. De maatregel bestaat hier met name uit het aanbrengen van middengeleiders, waardoor betere oversteekmogelijkheden voor fietsers ontstaan. De N322 dient als gevolg van deze ingreep te worden verbreed, dit gebeurt in oostelijke richting. Het bestaande fietspad aan deze zijde alsmede de bermen en sloten worden daarbij verlegd. Zowel ten noorden als ten zuiden van de feitelijke splitsing met de Langestraat wordt een oversteekplaats voor fietsers ingepast. Zodoende kunnen deze voortaan in twee stappen de weg oversteken. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede. Er komt geen in- of uitvoegstrook van en naar de Langestraat, zodat afslaand verkeer de snelheid van achterliggend verkeer zal doen afnemen. Dit heeft tevens een positief effect op de verkeersveiligheid van de overstekende fietsers.
Toekomstige inrichting aansluiting Langestraat
Ter hoogte van de aansluiting van de N322 met de Variksestraat vindt een grotere ingreep plaats. Hier wordt ter vervanging van het huidige kruispunt een nieuwe rotonde aangelegd. Het realiseren van een rotonde biedt voor zowel snel- als langzaamverkeer een veilige ontsluiting van Heerewaarden. Het verkeer op een rotonde rijdt langzaam en het aankomende verkeer vermindert ruim van tevoren al snelheid. Hierdoor kan zowel autoverkeer vanuit Heerewaarden als langzaamverkeer makkelijk de weg op dan wel oversteken. Gezien het hoge snelheidsgedrag op de N322 kan een rotonde zodoende als goede snelheidsregulator fungeren op dit wegvak. Bovendien kan de snelbus met halteplaatsen nabij de rotonde ook goed halteren.
Omdat ter plaatse van de aan te leggen rotonde reeds veel openbare ruimte aanwezig is, is het grootste deel van de ingreep mogelijk binnen de huidige verkeerssituatie. Alleen aan de zuidwestzijde is een verbreding van het bestaande oppervlak aan weg- en bermvoorzieningen noodzakelijk. Het fietspad, de bermen en de sloten aan beide zijden van de weg zullen als gevolg van de maatregel worden verlegd. Net als bij de aansluiting met de Langestraat worden twee oversteekplaatsen voor fietsers gerealiseerd, één voor en één na de rotonde. Het fietsverkeer rijdt dus niet over de rotonde zelf, maar steekt de weg juist voor of na de rotonde over, hetgeen duidelijkheid schept in de voorrangssituatie.
Toekomstige inrichting rotonde Variksestraat
De beide maatregelen brengen naast de puur verkeerstechnische ingrepen ook een aantal bijkomende ingrepen met zich mee. Zo zal er waarschijnlijk minimaal één boom gekapt dienen te worden, waarvoor een herplantplicht geldt. Verder is sprake van een kunstwerk, dat verplaatst zal worden en terugkomt bij de rotonde. De nabij de rotonde aanwezige bushaltes worden eveneens verplaatst.
Naast de reconstructie van de aansluitingen van de N322 met de Langestraat en de Variksestraat, zal ook ter plaatse van de aansluiting met de Singel een wijziging optreden. Deze aansluiting wordt omgezet in een T-aansluiting, waarvoor een apart verkeersbesluit wordt genomen.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat het planvoornemen niet strijdig is met het voor het plangebied relevante nationale en provinciale beleid en dat het in lijn is met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Maasdriel.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.
De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling waarbij een tweetal beperkte verkeerstechnische ingrepen plaatsvindt, met het doel de ontsluitingssituatie en verkeersveiligheid van Heerewaarden te verbeteren. De SVIR voorziet niet in onderwerpen die op het besluitgebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden. Het plan voor de reconstructie sluit verder aan bij de geformuleerde doelstellingen ten aanzien van het verbeteren van de bereikbaarheid en het waarborgen van een veilige omgeving.
Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met als doel het ontwikkelen en in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, dieren en planten trekken zich immers niets aan van landsgrenzen.
Er zijn drie thema's die centraal staan bij Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en beschermen. Beleven houdt in dat er ruimte wordt gecreëerd voor recreatie. Recreatie en natuurontwikkeling in dezelfde omgeving betekent echter wel dat er goede afspraken gemaakt moeten worden. Met gebruiken wordt bedoeld dat de natuur naast haar schoonheid ook economisch functioneel is. Wonen, werken en recreëren in een mooie omgeving is het streven, waarbij economie en ecologie met elkaar in balans dienen te zijn. Beschermen wil zeggen het duurzaam beschermen van flora en fauna. Het ideaalbeeld wordt bereikt wanneer de drie thema's in combinatie met elkaar zonder problemen van toepassing kunnen zijn op natuurgebieden.
Voor ieder definitief aangewezen Natura 2000-gebied dient een beheersplan opgesteld te worden met een looptijd van zes jaar. Een dergelijk beheersplan wordt opgesteld in goed overleg met eigenaren, beheerders en betrokken overheden (met name gemeenten, waterschappen en provincies). Het plan geeft weer wat er moet gebeuren om de gestelde doelen te bereiken en wie daarvoor verantwoordelijk is. Gemeenten zijn verplicht om beheersplannen ten aanzien van Natura 2000-gebieden door te laten werken in het betreffende bestemmingsplan, indien een dergelijk gebied (gedeeltelijk) binnen het plangebied valt.
Het plangebied ligt op korte afstand van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal. Van eventuele negatieve effecten van het planvoornemen op dit Natura 2000-gebied is echter geen sprake. Het planvoornemen betreft de reconstructie van enkele bestaande kruispunten, gericht op verbetering van de verkeersafwikkeling en vergroting van de verkeersveiligheid. Er worden geen nieuwe verkeersstromen gegenereerd, enkel worden de bestaande verkeersstromen beter gefaciliteerd. Door het ontbreken van een externe werking (er is geen sprake van verkeerstoename) legt het Natura 2000-beleid geen restricties op aan het planvoornemen.
Ligging Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal
De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kader stellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kader stellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.
Door middel van het Barro worden voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met andere onderwerpen uit de SVIR.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen.
Onderhavig planvoornemen voorziet in een kleinschalige ontwikkeling. Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
Hoofddoelstelling
De basis voor de Structuurvisie Gelderland 2005 wordt gevormd door het Streekplan uit 2005 met dezelfde naam, waaruit het bestaande beleid is overgenomen. Als gevolg van de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 zijn provincies verplicht een ruimtelijke structuurvisie op te stellen met een uitvoeringsagenda. Het beleid zoals verwoord in de structuurvisie werd aldus voorheen in het streekplan geformuleerd.
De formele hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid is de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
De provincie Gelderland wil meer op hoofdlijnen sturen en gemeenten meer beleidsvrijheid bieden. Als inbreng hebben de Gelderse gemeenten, die in 6 regio's samenwerken, regionale structuurvisies opgesteld. De Structuurvisie Gelderland 2005 is mede hierop gebaseerd.
Generiek beleid
De Structuurvisie maakt onderscheid in generiek beleid en regiospecifiek beleid. Onderdeel van het generiek beleid zijn de uitgangspunten, die aan verdere stedelijke ontwikkeling worden gesteld. In het streekplan wordt op het gebied van infrastructuur gestreefd naar een goede bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Daartoe worden de bestaande verkeers- en vervoerssystemen gehandhaafd en waar mogelijk verbeterd. De verbeteringen moeten met name gericht zijn op het maken van veilige wegen, met aandacht voor fietsers en voetgangers. De weginrichting moet afgestemd zijn op de functie van de weg.
Het planvoornemen voldoet aan de door de provincie gestelde doelen en voorwaarden ten aanzien van infrastructuur, aangezien de bereikbaarheid en verkeersveiligheid (met name fietsers) van Heerewaarden sterk wordt verbeterd. Bovendien betreft de reconstructie van de beide ontsluitingen een initiatief van de provincie Gelderland zelf.
Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Maasdriel de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel vastgesteld. De structuurvisie moet fungeren als een document op hoofdlijnen, dat kaderstellend is voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Maasdriel. De visie mag voortborduren op de bestaande StructuurvisiePlus uit 2004, maar moet daarin meer nadrukkelijk de gemeentelijke ambitie uit de Visie Maasdriel 2020+ doorvertalen.
De gemeente beoogt met de opstelling van de structuurvisie meerdere inhoudelijke en procesmatige doelen te bereiken:
De in de Visie Maasdriel 2020+ beschreven ontwikkelingen op het gebied van wonen (nieuwe woonwijken) en werken (bedrijventerreinen en agrarische corridor) kunnen consequenties hebben op het milieu in de gemeente Maasdriel. Het instrument plan-MER brengt de mogelijke milieugevolgen al in een vroeg stadium in beeld. Door het instrument plan-MER vroegtijdig en parallel met de structuurvisie in te schakelen wordt voorkomen dat de suggestie bij bewoners en belangengroepen wordt gewekt dat gemaakte keuzes achteraf worden 'gladgestreken'.
De strategie betreffende infrastructuur is erop gericht de bestaande infrastructuur te handhaven en alleen strikt noodzakelijke nieuwe infrastructuur toe te voegen. Het in stand houden van de hoofdverbindingen is van essentieel belang voor de bereikbaarheid van de kernen. Aanpassingen aan de infrastructuur die noodzakelijk zijn voor een goede verkeersafwikkeling of die de verkeersveiligheid ten goede komen zijn toegestaan.
De structuurvisie bevat een projectenoverzicht waarin de grotere ontwikkelingen in de gemeente zijn opgenomen. Onderhavig plan is relatief klein en derhalve niet opgenomen in het projectboek. Het plan past binnen het algemene streven om de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid te verbeteren.
In deze toekomstvisie uit 2007 wordt richting gegeven aan de gewenste ontwikkelingen voor de toekomst van Heerewaarden tot aan 2015. De visie biedt houvast om de knelpunten in het dorp aan te pakken en aanwezige krachten te versterken. Het uitgangspunt voor Heerewaarden is het streven naar een compleet groeidorp, wat inhoudt dat een basispakket aan voorzieningen dient te worden behouden. Het dorp moet een levensloopbestendig woningaanbod hebben voor zijn inwoners en bouwmogelijkheden bieden aan nieuwe inwoners. De maatregelen die vereist zijn om het gewenste toekomstbeeld te bereiken, zijn toegespitst op wonen, voorzieningen, de locale economie en toerisme, de openbare ruimte en de sociale samenhang. De maatregelen hangen met elkaar samen en worden integraal tot uitvoer gebracht.
In mei 2008 is een eerste rapport met de stand van zaken gepresenteerd onder de naam 'Heerewaarden springlevend naar 2015, Stand van zaken uitvoeringsprogramma, versie 2008'. Hierin is gekeken of alle in de toekomstvisie genoemde maatregelen nog actueel zijn en of ze aanpassing dan wel herformulering behoeven. Voor een aantal maatregelen geldt dat de benodigde acties voor de uitvoering en de planning dienen te worden aangepast. Het scenario van het complete groeidorp wordt gecontinueerd. De bruikbare aanknopingspunten om dit scenario te valideren en kwantificeren zijn onderzocht. Heerewaarden dient een woondorp te worden met het accent op mooi wonen met ruimte, rust, goede voorzieningen en een goede bereikbaarheid. De relatie tussen het dorp en de rivier kan worden versterkt door de ontwikkeling van een waterfront-concept. De reeds bestaande in- en uitbreidingsmogelijkheden worden behouden en zijn waar nodig aangepast dan wel aangevuld of uitgebreid.
Bij de maatregelen ten aanzien van verkeersveiligheid wordt de reconstructie van het kruispunt van de N322 met de Variksestraat genoemd. Vermeld wordt dat deze ingreep in het Mobiliteitsplan Maasdriel 2020 (zie paragraaf 3.4.3) wordt genoemd en dat de verdere planvorming in handen zal liggen van de provincie Gelderland. Door middel van het onderhavige bestemmingsplan kan deze maatregel nu daadwerkelijk gerealiseerd worden, samen met de herstructurering van de aansluiting van de N322 met de Langestraat.
In het mobiliteitsplan Maasdriel 2020 uit 2008 wordt de aansluiting van de Varikseweg op de N322 genoemd als een knelpunt. Daarbij wordt echter tevens vermeld dat de weg in het beheer is bij de provincie Gelderland en dat door de gemeente Maasdriel geen maatregelen worden uitgevoerd.
Nu de plannen voor de rotonde en de overige ingrepen aan de N322 ter hoogte van Heerewaarden concreet zijn geworden, is gebleken dat de gemeente Maasdriel evenwel betrokken dient te zijn bij de planvorming. Het project wordt dan ook uitgevoerd door middel van een samenwerking tussen de provincie en de gemeente.
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat in milieutechnisch opzicht geen belemmeringen bestaan voor het planvoornemen.
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.
Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.
In het plangebied worden geen activiteiten uitgevoerd en komen geen gevallen voor die in lijst C of D zijn genoemd. Hiermee kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.
Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden.
Het planvoornemen gaat uit van het wijzigen van een aantal bestemmingen naar een verkeersbestemming. Gelet op het voormalige en het voorgenomen gebruik wordt het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek in het onderhavige geval als noodzakelijke voorwaarde gezien. Een dergelijk onderzoek (inclusief waterbodemonderzoek) is uitgevoerd (Econsultancy, 13021146, 15 maart 2013). Ten gevolge van wijzigingen in het ontwerp voor de aan te leggen rotonde is ook een aanvullend waterbodemonderzoek uitgevoerd (Econsultancy, 14031292, 11 april 2014).
Uit de resultaten van de onderzoeken is gebleken dat ter plaatse een lichte mate van verontreiniging aanwezig is. Gelet op de aard en mate van verontreiniging bestaat echter geen reden voor een nader onderzoek. Met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaan dan ook geen belemmeringen voor de bestemmingswijziging van de onderzoekslocatie. Voor de toepassing van eventueel vrijkomend waterbodemmateriaal zijn mogelijk de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De onderzoeksrapporten met de volledige conclusie en resultaten zijn als Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek en Bijlage 3 Aanvullend waterbodemonderzoek bij het bestemmingsplan gevoegd.
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron of wijziging van een bestaande geluidsbron (aanpassing weg) mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.
In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald welke wegen zoneplichtig zijn en welke omvang een zone van de betreffende weg heeft. Bij de planologische realisatie van een aanpassing van een bestaande zoneplichtige weg dient te worden onderzocht of sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh. Dit is het geval indien de geluidsbelasting minimaal 10 jaar na de wijziging (in dit geval in het jaar 2023) 48 dB of meer bedraagt en 2 dB of meer hoger is dan in het maatgevende jaar voorafgaand aan de wijziging.
In het kader van het voorgaande heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai plaatsgevonden (Spa ingenieurs, 20140143.R01, 28 maart 2014). Uit het onderzoek is gebleken dat door de wijziging van de:
Doordat op de N322 ter hoogte van de Variksestraat en de rotonde een geluidreducerend wegdektype wordt toegepast, wordt de toename van de geluidsbelasting bij 22 woningen teniet gedaan. Voor 1 woning blijft sprake van een geluidstoename van 2 dB of meer. Bij deze woning wordt echter wel voldaan aan de wettelijk ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de Wgh. Het volledige onderzoek is als Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai bij deze toelichting gevoegd.
Voor de realisatie van de rotonde is een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (als bedoeld in de Wet geluidhinder) noodzakelijk voor één bestaande woning aan de Burgemeester Woltersstraat 27 in Heerewaarden. De vast te stellen hogere waarde bedraagt 60 dB. De procedure tot vaststelling van deze hogere waarde wordt gelijktijdig met de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan doorlopen.
Op 15 november 2007 is de 'Wet Luchtkwaliteit 2007' van kracht geworden. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit Europese luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. In de Wet Luchtkwaliteit 2007 zijn grenswaarden voor stikstofdioxiden (NO2) en zwevende deeltjes PM10 opgenomen.
De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit 2007' in werking zijn getreden. Voor het beoordelen van de luchtkwaliteit geldt de ministeriële regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007', Staatscourant 13 november 2007, nr. 220.
Echter, op 1 augustus 2009 is het Besluit derogatie luchtkwaliteitseisen (C2009 2560, definitief) in werking getreden. Dit houdt in dat:
Voor PM10 mag voor het aandeel van nature aanwezige zeezoutdeeltjes in de lucht een plaats afhankelijke correctie worden toegepast. Het aandeel zeezout in de jaargemiddelde concentratie PM10 varieert van circa 5 µg/m3 langs de westkust tot circa 1 µg/m3 in het oostelijke deel van Nederland. Voor Heerewaarden bedraagt de wettelijke zeezoutcorrectie 2 µg/m3. Bovendien mag in het kader van de zeezoutcorrectie het aantal etmalen met een overschrijding van de 24-uursgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3, met 2 dagen worden verminderd alvorens te toetsen (Staatscourant, 20 november 2012, wijziging Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit).
Voor wat betreft fijnstof PM2,5 geldt vanaf 2015 een grenswaarde van 25 µg/m3. Tot 2015 geldt dit niveau als richtwaarde.
Jaarlijks vindt er een doorrekening plaats van de lokale luchtkwaliteit langs een selectie van wegen. Deze doorrekening is gebaseerd op de gegevens van het voorgaande jaar. In december 2012 zijn de luchtkwaliteit concentraties over het jaar 2011 opgeleverd (Monitoringsrapportage NSL 2012). Niet alle wegen worden doorgerekend. Zo is er dus wel een doorrekening van de N322 en niet van de gemeentelijke wegen Variksestraat en Langestraat zelf. De gegevens worden gebaseerd op meerdere parameters, één van de parameters is de verkeersintensiteit en de samenstelling van het verkeer. Op het dichtbijgelegen rekenpunt van de N322 met de Variksestraat bedraagt de berekende concentratie van stikstofdixide 25,0 µg/m3, die van PM10 is 26,5 µg/m3 en van PM2,5 is een concentratie van 16,6 µg/m3 uitgerekend. In alle drie de gevallen gaat het hier om de jaargemiddelde concentratie.
De monitoringstool rekent voor het dichtbijzijnde rekenpunten van de N322 met de Langestraat de volgende lokale concentraties uit. Voor stikstofdioxide bedraagt de jaargemiddelde concentratie bijna 26 µg/m3, voor PM10 is die 26,5 µg/m3 en voor PM2,5 is de jaargemiddelde concentratie van 16,7 µg/m3.
Bovenstaande houdt in dat er voor beide stoffen geen overschrijdingen zijn van de bandbreedte of grenswaarde. Gezien de hoogte van de concentraties bij de kruising van de N322 met de Variksestraat en de Langestraat en de fors lagere verkeersintensiteiten op Variksestraat en de Langestraat zelf (minimaal met een factor 10), is het aannemelijk dat de luchtkwaliteit op de Variksestraat en de Langestraat lager ligt of maximaal in een vergelijkbare orde van grootte ligt. Mogelijk dat de bebouwing langs genoemde wegen de concentratie enigszins negatief beïnvloedt, maar dat wordt weer teniet gedaan door de fors lagere intensiteiten.
Gezien de huidige concentraties, de 'minimale' wegaanpassingen zonder invloed op de autonome verkeersontwikkeling, kan de conclusie worden getrokken dat er geen verslechtering van de lokale luchtkwaliteit optreedt. Als gevolg van de ingrepen (o.a. betere doorstroming van het openbaar vervoer) is de verwachting dat er eerder een lichte verbetering zal optreden in de lokale luchtkwaliteit.
Stikstof veroorzaakt doorgaans de grootste problemen bij de implementatie van Natura 2000. Stikstof wordt onder andere door verkeer in het milieu gebracht. Door een te hoog gehalte van stikstof verdringen bepaalde soorten planten andere, kwetsbare, planten, hetgeen schadelijk is voor de biodiversiteit van de Natura 2000-gebieden (althans, voor zover deze voor stikstofdepositie gevoelig zijn).
Van eventuele negatieve effecten van het planvoornemen op Natura 2000-gebieden is geen sprake. Het planvoornemen betreft de reconstructie van enkele bestaande kruispunten, gericht op verbetering van de verkeersafwikkeling en vergroting van de verkeersveiligheid. Er worden geen nieuwe verkeersstromen gegenereerd, bestaande verkeersstromen worden beter gefaciliteerd.
Aangezien er geen verslechtering van de luchtkwaliteit optreedt en daarmee van het gehalte van stikstof kan geconcludeerd worden dat er tengevolge van het planvoornemen geen sprake is van verstorende effecten voor het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt, om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
De huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet door het planvoornemen. In en direct rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle bedrijven in de gemeente Maasdriel en die van invloed kunnen zijn op het plangebied.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'. De N322 is geen wegtransportroute uit de lijsten met aandachtspunten of knelpunten voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Ook zijn er geen andere rail- en wegtransportroutes nabij het plangebied aanwezig welke op deze lijsten voorkomen. Onderzoek is dan ook niet aan de orde. In deze situatie zijn geen veranderingen voorzien.
Ten oosten van het plangebied loopt ter hoogte van de kruising N322-Variksestraat een rioolwatertransportleiding nagenoeg parallel aan de grens van het plangebied. Deze leiding en de daaraan verbonden beschermingszone reiken echter niet tot binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan. Binnen het plangebied zijn wel meerdere ondergeschikte leidingen (ten behoeve van de huisaansluitingen) aanwezig. Deze behoeven echter geen afzonderlijke regeling in het bestemmingsplan, aanleg is mogelijk binnen de verkeersbestemming.
Ten aanzien van flora en fauna dient in eerste instantie rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de gebiedsbescherming en is vanaf 1 oktober 2005 in werking getreden. Op grond van deze gebiedsbescherming vallen beschermde natuurmonumenten en de gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) onder het regime van de Natuurbeschermingswet 1998.
Ten oosten van het plangebied is het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal gelegen. Het plangebied maakt hier zelf geen deel van uit. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), welke op dit punt grotendeels samenvalt met het genoemde Natura 2000-gebied. In paragraaf 3.2.2 is reeds aangegeven dat het planvoornemen niet van invloed is op het aanwezige Natura 2000-gebied.
Naast gebiedsbescherming is de soortenbescherming van belang. De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het besluitgebied. Er mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.
Als gevolg van de reconstructie van de weg dient een enkele boom te worden gekapt, zullen diverse onbebouwde en groen ingerichte gronden worden verhard en moet een sloot worden gedempt. Ter plaatse van de groen ingerichte delen van het plangebied kan niet worden uitgesloten dat zich beschermde planten- en diersoorten bevinden. Ten behoeve van het planvoornemen is daarom een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Econsultancy, 14031293, 11 april 2014).
Met de uitgevoerde quickscan is in beeld gebracht voor welke flora en fauna het plangebied mogelijk een geschikte habitat vormt. Dit is het geval voor amfibieën, vissen en in mindere mate voor grondgebonden zoogdieren. Verstoring ten gevolge van de ingreep is mogelijk voor genoemde soortgroepen. Ecologische begeleiding van de dempwerkzaamheden aan de sloot wordt geadviseerd. Deze werkzaamheden dienen tussen 15 juli en 1 november uitgevoerd te worden. Het volledige rapport met de daarin opgenomen uitgebreide bevindingen en aanbevelingen is opgenomen als Bijlage 6 Quickscan flora en fauna bij deze toelichting.
Op basis van de Boswet geldt voor het kappen van bomen die onderdeel uitmaken van een rijbeplanting, die uit 20 of meer bomen bestaat, een meldingsplicht en herplantplicht. De in het kader van het planvoornemen mogelijk te kappen boom/bomen maken deel uit van de rijbeplanting langs de N322. Voor deze boom/bomen zal worden voldaan aan de meldingsplicht en herplantplicht.
Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met bekende archeologische waarden. Teneinde de archeologische verwachting in beeld te brengen is een briefrapportage archeologisch onderzoek opgesteld (Econsultancy, 13021148 MSD.TON.ARC, 5 maart 2013).
In de briefrapportage wordt aangegeven dat volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) het plangebied in een gebied ligt met een lage kans op het aantreffen van archeologische waarden. Momenteel heeft de gemeente Maasdriel nog geen Archeologische Beleidskaart in het beleid opgenomen, maar op (zeer) korte termijn zal deze (onlangs opgestelde kaart) naar verwachting wel door het gemeentebestuur worden aangenomen. Uit overleg met de regioarcheoloog van de Regio Rivierenland blijkt dat het plangebied volgens de (nog goed te keuren beleidskaart) binnen de waarde archeologie 6 ligt. Voor waarde archeologie 6 geldt een vrijstelling tot 30 cm beneden maaiveld en voor oppervlakken kleiner dan 5.000 m². Vanwege de duidelijk kleinere oppervlakte van het plangebied zal archeologisch onderzoek dus niet noodzakelijk zijn voor de beide deelgebieden waaruit het plangebied bestaat.
De volledige briefrapportage archeologisch onderzoek is als Bijlage 7 Briefrapportage archeologisch onderzoek bij deze toelichting opgenomen.
De provinciale kaart 'Historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie' geeft onder meer de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen in de omgeving aan. Te zien is dat het gebied ten westen van de N322 is aangeduid als een historisch geografisch vlak (Rivierengebied). In het plangebied of de directe omgeving daarvan zijn geen gemeentelijke of rijksmonumenten aanwezig.
Het planvoornemen gaat niet uit van ontwikkelingen die het karakter van het historisch geografische vlak aantasten. Daarmee komen geen cultuurhistorische elementen in het geding.
Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
In het kader van de reconstructie van de N322 is veelvuldig overleg geweest met het waterschap Rivierenland. De reconstructie betreft naast de feitelijke reconstructie ook het aanbrengen van bermbeton ten behoeve van een duurzaam veilige inrichting van de provinciale weg en verkeersveiligheidsmaatregelen binnen de beheersgrenzen van de provincie. In dit kader is een integrale berekening gemaakt waarin de consequenties ten aanzien van water als geheel zijn uitgewerkt. De wijze waarop de berekening is uitgevoerd en de mate van compensatie zijn met het waterschap besproken. De daadwerkelijke accordering zal met een keurvergunning worden verleend.
Op de leggerkaart van het waterschap Rivierenland zijn de binnen het waterschap gelegen watergangen weergegeven. Te zien is dat aan weerszijden van de N322 ter plaatse van de aansluitingen met de Variksestraat en de Langestraat zowel A- als C-watergangen zijn gelegen. C-watergangen behoeven geen speciale planologische bescherming. Dat geldt wel voor A-watergangen. Hiervan is er binnen het plangebied ter plaatse van de Langestraat één aanwezig, welke als 'Water' wordt bestemd en wordt voorzien van een beschermingszone. Ook de beschermingszones van de net buiten het plangebied gelegen A-watergangen reiken voor een klein gedeelte tot binnen het plangebied en zijn als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen.
Legger waterschap met A-watergangen en beschermingszone
Als gevolg van de ombouw van het bestaand kruispunt N322 - Variksestraat tot een rotonde neemt de omvang van het verhard oppervlakte toe. Daarnaast wordt de bestaande sloot (A watergang) aan de noordzijde van de N322 (ten zuiden van de Variksestraat) gedeeltelijk gedempt. Ter plaatse van de aansluiting N322 - Langestraat neemt de omvang van het verhard oppervlak in beperkte mate toe als gevolg van de middengeleiders.
Om aan de eisen van het waterschap Rivierland te voldoen is berekend wat de minimale omvang is van de toename van het verhard oppervlak en de omvang van de af en toename van bestaande en nieuwe watergangen. Voor een gedetailleerd overzicht van de wijze waarop de watercompensatie is berekend wordt verwezen naar Bijlage 8 Berekening watercompensatie bij deze toelichting.
Om tegemoet te komen aan de eisen van de waterkwaliteit wordt het hemelwater van de bushaltes opgevangen en middels een verzamelleiding aangesloten op de bestaande watergangen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt een drietal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten:
Bij het opstellen van de inhoud van de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek zoals gehanteerd bij de vigerende bestemmingsplannen 'Heerewaarden' en (in mindere mate) 'Buitengebied, binnendijks deel' van de gemeente Maasdriel.
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welke doeleinden zijn toegestaan.
Op de verbeelding zijn aangegeven:
De regels zijn conform de SVBP 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) als volgt opgebouwd:
De reconstructie van de aansluitingen op de N322 betreft een ontwikkeling waarvan de kosten geheel worden gedragen door de gemeente Maasdriel en de provincie Gelderland. Daartoe is tussen de provincie Gelderland en de gemeente Maasdriel de Overeenkomst 894 gesloten, die de financiering, aanleg en het beheer en onderhoud van de aan te leggen rotonde in de provinciale weg N322 (km41.0) bij de Variksestraat te Heerewaarden regelt. Voor rekening van de provincie Gelderland komen de kosten van de werken. De gemeente Maasdriel draagt bij met een vast bedrag van € 100.000,00.
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.
Het planvoornemen betreft de omzetting van enkele andere bestemmingen naar een verkeersbestemming. Het primaire doel van de reconstructie is gericht op het verbeteren van de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van Heerewaarden. Desalniettemin bestaat de mogelijkheid dat tegen het planvoornemen bezwaren bestaan.
Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.
Gezien de juridische noodzaak wordt het uitvoeren van een planschaderisicoanalyse noodzakelijk geacht, door middel waarvan inzichtelijk gemaakt dient te worden of als gevolg van de planologische wijziging mogelijk planschadeclaims kunnen worden ingediend door belanghebbenden. Een dergelijke planschaderisicoanalyse zal worden uitgevoerd.
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied. De uitvoer van de reconstructie is voorzien voor het najaar van 2013.
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
a. Ontwerp:
Publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad
b. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
Mogelijkheid reactieve aanwijzing
Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
c. Inwerkingtreding:
Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
d. Beroep:
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.
In het kader van de reconstructie van de N322 heeft veelvuldig vooroverleg plaatsgevonden met het waterschap Rivierenland. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de belangen van het waterschap. Vooroverleg met de provincie Gelderland heeft als zodanig niet plaatsgevonden, aangezien de provincie zelf de belangrijkste initiatiefnemer van het planvoornemen is.
Het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2013, rotonde Heerewaarden heeft in een eerdere versie d.d. 8 april 2013 reeds in ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van inzage, die liep van 18 april tot en met 29 mei 2013, zijn meerdere zienswijzen bij het plan ingebracht. Tengevolge van één van die zienswijzen heeft het ontwerp voor de aanleg van de rotonde een aanzienlijke wijziging ondergaan. Daarbij is het ruimtebeslag voor de aanleg van de rotonde gewijzigd, alsmede is de bushalte voor de rijrichting Kerkdriel verplaatst van een locatie direct ten noorden van de rotonde naar een locatie ten zuiden daarvan.
De impact van de wijzigingen in het ontwerp is dusdanig groot, dat de gemeente Maasdriel heeft besloten het bestemmingsplan opnieuw als ontwerp ter inzage te leggen. Een ieder krijgt daarmee de kans om alsnog zijn/haar zienswijze bij het nieuwe ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. De bij de eerdere terinzagelegging van het het eerste ontwerpbestemmingsplan ingebrachte zienswijzen zijn verder niet behandeld en worden ook niet bij de nieuwe terinzagelegging betrokken. Voor zover zienswijzen ook op het nieuwe ontwerpbestemmingsplan van toepassing zijn, dienen deze opnieuw tijdens de nieuwe termijn van terinzagelegging ingebracht te worden.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 september 2014 tot en met 22 oktober 2014 ter visie gelegen. In deze termijn zijn vijf zienswijzen ingekomen. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en van een standpunt voorzien in de zienswijzennota, welke als bijlage 8 bij deze toelichting is opgenomen. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot wijziging van het bestemmingsplan voor wat betreft de toelichting van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is uiteindelijk op 29 januari 2015 door de raad van de gemeente Maasdriel vastgesteld.
De zienswijzennota is als Bijlage 9 Zienswijzennota bij de toelichting van het plan opgenomen.