direct naar inhoud van 5.6 Archeologie
Plan: Kerkdriel Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1050-OH01

5.6 Archeologie

In verband met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden in het projectgebied is archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Het onderzoek heeft bestaan uit een Bureau Onderzoek (BO), Inventariserend Veld Onderzoek (IVO) en de rapportage hierover. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat er binnen het plan-gebied Kerkdriel Noord mogelijk waarden en resten uit de prehistorie, Romeinse Tijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd zouden kunnen voorkomen.

Om de verwachtingen uit het deel bureauonderzoek in het veld te toetsen, is vervolgens een begin gemaakt met een verkennend booronderzoek.

Het betreft een booronderzoek, dat grotendeels gelijktijdig is uitgevoerd met verkennend bo-demonderzoek voor het milieuhygiënische onderzoek. Er zijn in totaal 74 boringen gezet. Niet voor alle percelen kon in één keer betredingstoestemming worden verkregen, zodat niet op alle van te voren geplande plaatsen geboord is. In geen van de boringen zijn relevante archeologi-sche waarden aangetroffen, evenmin zijn oude vegetatie- of cultuurlagen aangetroffen.

Het bodemprofiel is over het algemeen vrij intact; diepere verstoringen komen wel voor, maar zijn vooral in verband te brengen met de laatmiddeleeuwse en jongere bebouwing langs de Hoorzik (straat). Het terplichaam kan hier tot 1 m dik zijn. Het gebied is in het verleden waar-schijnlijk te nat geweest voor menselijke bewoning. Dit geldt met name voor delen waar de bodem grotendeels bestaat uit zware zavel en lichte tot matig zware klei. In die delen van het gebied waar in de boringen veel zand voorkomt, zouden de omstandigheden voor menselijke aanwezigheid veel gunstiger kunnen zijn geweest. Dit zand is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van zogenaamde crevasses, dit zijn gronden ontstaan nadat de oeverwal van een rivier doorbrak. Het is bekend dat crevassegronden met hun grovere sedimenten vaak door de mens wer-den uitgezocht, mede vanwege hun hogere ligging in een overwegend laag gebied. Hetzelfde geldt voor die delen van het gebied die in verband gebracht kunnen worden met voormalige stroomruggen.

Hoewel dus nog niet het gehele gebied is onderzocht, wijzen de uitgevoerde boringen niet op de aanwezigheid van archeologische waarden.