Plan: | Heumen, Kasteellaan 2 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0252.HEbpKasteelln2013-VA01 |
Het plan beoogt de bouw van een woning op het perceel Kasteellaan 2 te Heumen (vanaf nu plangebied genoemd). Dit perceel is kadastraal bekend als gemeente Heumen, sectie C, perceelnummer 1720. Op onderstaande topografische kaart is de ligging van het plangebied weergegeven.
Het plangebied
Op het perceel Dorpstraat 39 te Heumen bevindt zich het rijksmonument Rentmeestershuis. De eigenaar van dit perceel heeft een verzoek ingediend voor de bouw van een woning op het perceel, welke via de Kasteellaan zal worden ontsloten. Het college van Burgemeester en wethouders heeft ingestemd met het plan zoals dit beschreven is in dit bestemmingsplan.
Het plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, omdat op de plankaart geen bouwvlak is opgenomen voor het oprichten van een nieuwe woning. Om deze reden dient het bestemmingsplan te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om een planologische basis te leggen voor de realisatie van de nieuwe woning op het perceel Kasteellaan 2 te Heumen.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het adequaat regelen van de toekomstige situatie. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht die in de bijlage van dit bestemmingsplan zijn opgenomen. De resultaten worden in de toelichting kort beschreven.
Voor dit plangebied is eerder al een bestemmingsplan in procedure gebracht. Het plan 'Heumen, Kasteellaan 2'. De raad van Heumen heeft dat plan vastgesteld op 29 september 2011. Dat plan is vernietigd door de Raad van State bij uitspraak d.d. 15 mei 2013. In bijlage 1 is die uitspraak opgenomen. De uitspraak was, samengevat, negatief om de volgende twee redenen:
Na deze uitspraak is hernieuwd naar het initiatief gekeken. De visie is dat het plan, met enige aanpassingen, nog immer gewenst is. Daarom is voorliggend plan, 'Heumen, Kasteellaan 2, 2013' opgesteld. Voorliggend plan is vrijwel identiek aan het eerdere plan. Het gehele plan is bekeken op actualiteit. Vanuit die actualiteit en de twee punten waarop de Raad van State niet kon instemmen met dit plan is het eerdere plan aangepast. De aanpassingen / aanvullingen betreffen:
Het plangebied valt binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan “Woongebieden Heumen” (vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013). De gronden zijn bestemd voor "Tuin". Dit betekent dat er op basis van het geldende bestemmingsplan geen woning gerealiseerd mag worden.
Op de volgende afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen in het dorp Heumen van de gemeente Heumen. Het dorp Heumen wordt omgeven door de grenzen van de rijksweg A73, de Maas en het Maas-Waalkanaal. Heumen is ontstaan rondom de kruising van de Oude Boterdijk en de Dorpstraat. Heumen is gelegen aan de Maasdijk, aan deze dijk is vrijwel geen bebouwing opgericht. In de loop van de twintigste eeuw is de bestaande wegenstructuur voorzien van lintbebouwing. Daarna heeft er een verdichting plaatsgevonden. Later zijn enkele geplande woonuitbreidingen gerealiseerd met name ten noorden van het dorpscentrum. De meest recente planmatige uitbreiding is ten oosten van de Oude Boterdijk opgericht. Het dorp kenmerkt zich door relatief open en kleinschalige bebouwing met daarbinnen een zekere variatie. Binnen het dorp bevinden zich nog enkele onbebouwde percelen die in gebruik zijn als weiland of moestuin. Naast de functie wonen komen ook functies als detailhandel en kleinschalige bedrijven voor.
Ligging van het plangebied ten opzichte van het dorp Heumen
Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van het dorp Heumen. De hoger gelegen Maasdijk vormt een historische begrenzing van het perceel. Het perceel is gelegen aan de Dorpstraat. Dit bebouwingslint loopt parallel aan de Maas. Door de verdichte bebouwing langs de Dorpstraat is de relatie met de Maas niet meer duidelijk zichtbaar. De Dorpstraat kenmerkt zich door een mix van jonge en oude bebouwing aan weerszijden van de straat. De historische bebouwing ligt grotendeels dichtbij de weg, de wat jongere bebouwing ligt een eindje van de weg af. Aan de oostzijde grenst het perceel aan de historische Kasteellaan die doodloopt op de jachthaven.
Het Rentmeestershuis is gericht naar de Dorpstraat en heeft mede door de situering vlakbij de weg en door de monumentale uitstraling een belangrijke invloed op het straatbeeld. De aanwezigheid van de monumentale tuinmuur, die het perceel scheidt van de Dorpstraat, draagt hier eveneens aan bij.
Op onderstaande luchtfoto is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Ligging van het plangebied
Het Rentmeestershuis is een Rijksmonument. Het RACM duidt het pand als volgt aan: 'Rentmeestershuis van het voormalige kasteel Heumen. Aantrekkelijk gepleisterd gebouw van souterrain, hoge verdieping en mansardedak. In de vensters ramen met roedenverdeling'. Het Rentmeestershuis maakte onderdeel uit van het voormalig Huis te Heumen dat op de plek van de huidige jachthaven stond. Het huis stamt uit de achttiende eeuw. Achter het voorhuis bevindt zich een lager achterhuis met een bedrijfsgedeelte voor psychotherapie.
Aan de oostzijde van het Rentmeestershuis bevindt zich een tuin. Deze forse tuin vormt een groene ruimte die met name vanaf de Kasteellaan bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het dorp. Vanaf de Dorpstraat gezien is de groene ruimte nauwelijks zichtbaar, omdat de monumentale muur de groene ruimte afschermt. De tuin is historisch gezien van waarde door de maat die past bij de vroegere functie en het voorname uiterlijk van de bebouwing. Voor dit deel van het perceel is een plan ontwikkeld.
In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie benoemt 13 onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Het merendeel van die onderwerpen betreft specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol, de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Een onderwerp dat niet aan bepaalde gebieden gebonden is, is duurzame verstedelijking. Voor dit onderwerp introduceert het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking' waarmee zorgvuldig ruimtegebruik door optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en het voorkomen van overprogrammering worden nagestreefd. Provincies en gemeenten dienen in hun ruimtelijke besluiten te motiveren of een nieuwe stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte voorziet. Als dat het geval is dient gekeken te worden of deze in bestaand stedelijk gebied past (inbreiding). Pas als dat niet het geval is komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van een optimale ontsluiting door verschillende vervoersmodaliteiten.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd.
In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De SVIR richt zich op onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Het voorliggend initiatief ligt niet in een gebied dat van belang is voor het nationaal functioneren. Het Barro geeft in die zin geen regels voor het plangebied. Daarnaast is het project van een dusdanig geringe omvang dat het niet wezenlijk onverenigbaar is met de strekking van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Ten zuiden van het plangebied ligt een dijk. Vanaf dat punt gelden wel bepalingen in het kader van het Barro. Het beleid is er in dat gebied op gericht de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit te behouden en te versterken. Onderstaande afbeelding laat zien dat het Barro niet van toepassing is op het plangebied zelf. Ten behoeve van de bescherming van de dijk, en daarmee ook de belangen voor de waterhuishouding, dient een beschermingszone opgenomen te worden. Deze zone reikt wel tot in het plangebied.
3.3 Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland
Het Streekplan Gelderland 2005-2015 (vastgesteld op 29 juni 2005) vormt het belangrijkste beleidskader op provinciaal niveau. Het streekplan is door de inwerkingtreding van de Wro (m.i.v. 01-07-2008) van rechtswege aangemerkt als een structuurvisie. Het streekplan heeft als hoofddoel de ruimtebehoefte zorgvuldig en in regionaal verband te accommoderen.
Voor verstedelijking geldt een bundelingsbeleid. Dit houdt in dat nieuwe bebouwing zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied gerealiseerd dient te worden. Hiervoor geldt dat de bestaande ruimtelijke kwaliteit, door de toevoeging van het project, niet mag worden aangetast. Daarnaast geldt dat het bestaande bebouwde gebied geoptimaliseerd dient te worden. Dit houdt in dat er meer gebruik gemaakt moet worden van mogelijke inbreidingslocaties.
Het Streekplan geeft aan dat er behoefte is aan 'dorps' en 'landelijk wonen'. De provincie wil dit accommoderen zonder een aanzienlijke aanslag op het buitengebied te plegen. Transformaties en inbreidingen in bestaand bebouwd gebied van dorpen kunnen hieraan bijdragen. Daarnaast kan er gebruik gemaakt worden van nieuwe invullingen van voormalige agrarische bebouwing.
Het plangebied past binnen de kaders van het Streekplan Gelderland, omdat de nieuwe woning gerealiseerd wordt binnen het bestaande bebouwde gebied. Tevens zorgt de toevoeging van deze woning voor een bijdrage aan het 'dorps wonen'.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
De Ruimtelijke verordening Gelderland is een uitwerking van de algemene regels die de provincie heeft opgesteld op basis van het Streekplan/Structuurvisie.
In december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Met de RVG stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De regelingen in de RVG zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn onder andere verstedelijking, wonen, waardevolle landschappen en EHS. Van belang is dat bestemmingsplannen waarbij een provinciaal belang in het geding is, de voorziene ruimtelijke ontwikkeling niet in strijd is met dit provinciaal belang.
De Ruimtelijke Verordening geeft diverse regels. Voor dit initiatief is het bepaalde in het in het kader van 'Nieuwe bebouwing toegestaan woningbouwcontour SAN' van belang. Binnen dat gebied is woningbouw toegestaan. Voorliggend initiatief valt in dat gebied. Onderstaand een afbeelding van dat vlak.
Bron: Ruimtelijke Verordening
De Ruimtelijke Verordening staat hiermee de uitvoering van het initiatief niet in de weg.
Kwalitatief woonprogramma Gelderland (KWP)
Het KWP is een uitwerking van het provinciaal streekplan en maakt sinds de nieuwe Wet ruimtelijke ordening deel uit van de provinciale ruimtelijke structuurvisie.
Het KWP is een regionaal woonprogramma en heeft nadrukkelijk een regionaal karakter. Het heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Op basis van geconstateerde regionale woningbehoefte beschrijft het KWP per regio de programmatische opgave. Het plangebied valt binnen de regio Arnhem-Nijmegen. Gemeenten en woningcorporaties hebben de taak – gezamenlijk in regionaal verband – de regionale woonopgave te realiseren. Daarvoor wordt een ontwikkeltraject afgesproken en bijzondere afspraken gemaakt over thematische onderwerpen.
Volgens het KWP voor het plangebied (regio Arnhem-Nijmegen) moet vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en woningen in centrumstedelijke en landelijke woonmilieus worden bevorderd. Daarnaast wordt ingezet op het versnellen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, versnelling van de woningproductie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
Voor de periode 2005 – 2015 geldt als randtotaal de nieuwbouw van 34.000 woningen (uitbreiding woningvoorraad). De stadsregio moet zelf bepalen welk aandeel van de woningvoorraad wordt gerealiseerd in bestaand bebouwd gebied, met als provinciale referentie dat 30% van de uitbreiding van de woningvoorraad wordt gebouwd in bestaand bebouwd gebied.
Het plan past binnen de kaders van het kwalitatief woonprogramma omdat de woning wordt gerealiseerd binnen het bestaande bebouwde gebied. Daarnaast levert de bouw van de woning een bijdrage aan de bouw van landelijke woonmilieus; één van de doelstellingen uit het kwalitatief woonprogramma.
Regionaal Plan 2005-2020
Het plangebied valt binnen de regio 'Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN)'. Deze regio heeft een Regionaal Plan 2005-2020 voor de stadsregio opgesteld. Dit plan is richtinggevend op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen.
Voor woningbouw richt het regionale plan zich voornamelijk op herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte.
Het Regionaal plan zet in op het gezamenlijk uitvoeren van tien strategische projecten die van groot belang zijn voor de ontwikkeling van de regio. Eén project hiervan is "de eigenheid en identiteit van dorpen versterken door de ontwikkeling van dorpen te laten aansluiten op de karakteristieken van de historisch gegroeide dorpsstructuur". De aanleiding zijn de demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en ontgroening. Woningbouw voor starters en ouderen, voorzieningen zoals scholen, buurthuizen en dergelijke en de bereikbaarheid daarvan zijn belangrijke thema's. Daarbij blijft de vraag naar landelijke woonmilieus aanhouden. Deze behoefte kan grotendeels worden opgevangen door inbreiding en uitbreiding van de dorpen. Ruimtelijke ontwikkelingen vormen wel een bedreiging voor de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de dorpen.
Het plan past binnen de kaders van het regionale plan omdat de woning binnen het bestaande bebouwde gebied gerealiseerd wordt. Bij de ontwikkeling van de nieuwe woning wordt aangesloten op de bestaande omgeving zodat de identiteit van de omgeving niet wordt aangetast.
Woonvisie 2006
De woonvisie 2006 is een integrale nota waarin de gewenste hoofdlijnen van het lokale woonbeleid voor de volgende jaren zijn geformuleerd. In de nota wordt aangegeven dat er behalve herstructurering van het bestaande woningbestand ook nieuwbouw moet plaatsvinden om de plaatselijke kwantitatieve woningbehoefte op te kunnen vangen. Uitgaande van een migratiesaldo van nul is die kwantitatieve woningbehoefte geraamd op 90 tot 100 nieuwe woningen per jaar.
In een met het KAN gesloten concessieovereenkomst is voor wat betreft de woningdifferentiatie vastgelegd dat van het totale gemeentelijke woningbouwprogramma minimaal met 50% in de sociale en betaalbare huur, de middeldure huur en betaalbare koop gebouwd wordt. Verder is vastgelegd dat van het gemeentelijk bouwprogramma 35% gerealiseerd moet worden in de vorm van direct voor ouderen geschikte woningen. Tevens is in het coalitieakkoord als doelstelling vastgelegd de bouw van 300 betaalbare woningen voor de doelgroep starters en ouderen binnen de gemeente.
De bouw van de nieuwe woning binnen het plangebied wijkt af van het geformuleerde beleid van de gemeente om met name betaalbare woningen te realiseren. Er is gekozen om hiervan af te wijken om het stedenbouwkundig niet gewenst is om een (complex van) betaalbare woningen op deze locatie te bouwen, zoals rijenwoningen. Om de openheid van het gebied, waar het plangebied binnen valt, te waarborgen, wordt er binnen het plangebied één vrijstaande woning gerealiseerd.
Welstandsbeleid
De gemeente Heumen heeft een welstandsnota vastgesteld, waarin is vastgelegd op welke wijze het welstandstoezicht is geregeld. Tevens geeft de nota uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel.
Het plangebied valt binnen het welstandsgebied 'Historische dorpsgebieden'. Het behoud van het karakter van deze gebieden is van groot belang voor de identiteit van de verschillende dorpen. De karakteristieke verschijningsvorm, de samenstelling en de sfeer zijn waardevol. Ingrepen die tot een verstoring van dit beeld leiden dienen te worden vermeden. Voor deze gebieden, die een hoge ruimtelijke kwaliteit uitstralen en waar relatief veel monumenten voorkomen, is welstandsniveau 2 op van toepassing.
Het beleid is gericht op behoud en, waar nodig, versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Deze komt vooral tot uitdrukking in de overwegend losse opstelling van de bebouwing, in het individuele en kleinschalige karakter van de panden enerzijds en in het samenhangende architectonisch karakter van de gevels anderzijds. Verdichting en schaalvergroting is slechts in beperkte mate mogelijk. De aanvragen daarvoor zullen met aandacht voor de specifieke ruimtelijke kenmerken van het historisch dorpsgebied zoals openheid, relatie met het landschap, doorzichten e.d. benaderd worden. Dit geldt voor de veranderingen in de openbare ruimte en die aan de panden. Nieuwe bebouwing zal wat betreft maat en schaal en ook wat betreft kleur- en materiaalgebruik in harmonie met de bestaande bebouwing ontworpen moeten worden. Scherpe contrasten dienen te worden vermeden. Een grote mate van terughoudendheid wordt betracht bij de toelating van reclame, luifels, puien, rolluiken e.d. Deze zullen altijd ondergeschikt dienen te blijven aan het ruimtelijke en architectonische beeld van de omgeving.
Het Gelders Genootschap heeft criteria voor de bebouwing op het perceel opgesteld. Het bouwplan dient zich te houden aan deze criteria. De criteria zijn opgenomen in hoofdstuk 5.
De welstandscommissie van het Gelders Genootschap heeft in januari 2009 een advies gegeven over het bouwplan. Het advies was positief met enkele verbeterpunten. Dit betreft de volgende punten:
Diverse wetten en beleidsregels schrijven voor dat er nader onderzoek gedaan moet worden naar de effecten van een voorgestelde ruimtelijke ingreep. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de diverse onderzoeken weergegeven.
Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies.
De publicatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2007, bevat richtafstanden tussen milieugevoelige en milieubelastende functies waarmee rekening gehouden dient te worden bij het toewijzen van nieuwe functies in een gebied.
Rondom het plangebied bevinden zich geen milieubelastende bedrijven die een belemmering kunnen vormen voor de realisatie van het plan.
Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast.
De realisatie van het plan leidt niet tot een substantiële toename van de verkeersbelasting op de omliggende wegen. De eventuele extra verkeersbewegingen kunnen eenvoudig worden opgevangen in de bestaande verkeersstroom.
Binnen het plangebied is voldoende ruimte om te kunnen parkeren. Tevens wordt er onder de woning een garage gerealiseerd. Doordat het parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden, ontstaat er geen parkeerdruk op de omgeving.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke plannen ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat rekening gehouden te worden met het aspect wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai.
Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30 km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.
In november 2009 is een akoestisch onderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De onderzoeksresultaten zijn hieronder samengevat.
De woningbouwlocatie is gelegen binnen de geluidszone van de A73. De woning ligt op circa 180 meter uit de as van de weg. De locatie is gelegen op korte afstand van de Dorpstraat. Deze weg kent een maximumsnelheid 30 km/uur en heeft dus geen zone in de zin van de Wet geluidhinder.
De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 53 dB op de tweede woonlaag en 55 dB op de derde woonlaag na aftrek van 2dB ex artikel 110-g Wgh ten gevolge van wegverkeer op de A73. De maximale hogere waarde van 53 dB wordt op de tweede woonlaag niet overschreden en op de derde woonlaag met 2 dB overschreden.
Het terugbrengen van de geluidbelasting tot onder de voorkeursgrenswaarde is op deze locatie niet mogelijk dan wel niet kostenefficiënt. Voor de woning dient bij twee woonlagen een hogere waarde te worden aangevraagd van 53 dB voor wegverkeer op de A73. Er is geen hogere waarde mogelijk voor een eventuele derde woonlaag. De woning kan worden uitgevoerd als twee woonlagen met een kap.
Bij het bepalen van de benodigde geluidswering mag geen aftrek plaatsvinden ex artikel 110-g Wgh. Er dient derhalve te worden gerekend met de berekende geluidbelasting voor alle wegen. Bij het bepalen van de geluidswering van de gevels dient ook de geluidbelasting door 30 km /uur wegen in beschouwing te worden genomen.
Bij een maximale invallende geluidbelasting van 55 dB op de eerste verdieping van de westgevel is een Ga;k vereist van 55-33 = 22 dB. Ten behoeve van de bouwaanvraag, nadat de tekeningen definitief zijn, dient een rapport te worden toegevoegd met de noodzakelijke geluidwerende voorzieningen.
De wetten en regels voor het bestrijden en voorkomen van luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer, railverkeer en industrie zijn opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh) en de daarop gebaseerde regelingen (Besluit Niet in betekende mate (NIBM) en Regeling NIBM). Hierin is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een project draagt niet bij, zolang de toename van de concentratie fijn stof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt (overschrijding vindt pas plaats bij een woningbouwproject met meer dan 500 woningen, is de 1% grens).
Het plan voldoet ruim aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er binnen het plangebied rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid.
In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Daarnaast bestaan er richtlijnen over het vervoer van gevaarlijke stoffen en aangaande de aanwezigheid van buisleidingen. Er dient voldoende veiligheidsafstand in acht genomen te worden tussen risicovolle bedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen (via de weg/spoor of via buisleidingen) én (beperkt) kwetsbare objecten.
De gemeente Heumen heeft in 2007 beleid opgesteld ten aanzien van externe veiligheid. Hierin zijn de ambities voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico neergelegd.
De ambitie van het plaatsgebonden risico is dat kwetsbare objecten (zoals woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen/ouderen/ zieken/gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn en recreatie- of kampeerterreinen) in nieuwe situaties niet binnen de 10¯6 contour van een bedrijf, transport as of buisleiding mogen liggen. Dit betreft een wettelijke eis. De gemeente kiest ervoor om deze wettelijke eis ook van toepassing te verklaren voor beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende (dienst)woningen van derden, kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels, sporthallen, en dergelijke).
De ambities ten aanzien van het groepsrisico zijn de volgende:
Het beleid streeft ernaar om veiligheidsrisico's zoveel mogelijk terug te dringen: het doel is om nieuwe knelpunten voor zover mogelijk te voorkomen en om bestaande knelpunten te saneren.
De afbeelding op de volgende pagina geeft de risicokaart weer voor het dorp Heumen. Hierop staan eventuele risico's en kwetsbare objecten weergegeven.
In en om het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het BEVI. In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen die gevaarlijke stoffen transporteren. Op de A73 vindt een groot aantal vervoersbewegingen van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens telgegevens zijn er geen 10¯6 plaatsgebonden risicocontouren die buiten de snelweg vallen. Eveneens wordt het groepsrisico niet overschreden.
Geconcludeerd wordt dat wat betreft het aspect externe veiligheid er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de realisatie van het plan. Een nader onderzoek naar de externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk.
Risicokaart
Om de natuurwaarden van het plangebied te kunnen beoordelen, moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de natuurwetgeving. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van te beschermen soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfsplaats. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van soorten en natuurgebieden die als staats- of beschermd natuurmonument zijn aangewezen.
In januari 2010 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De onderzoeksresultaten zijn hieronder in het kort verwoord.
De bouw en het gebruik van de nieuwe woning op het plangebied hebben geen ingrijpende ecologische gevolgen. Het plangebied herbergt alleen algemeen beschermde soorten en ook in de omgeving komen met uitzondering van steenuil, das en een drietal vleermuissoorten weinig bijzondere en streng beschermde soorten voor. Het initiatief heeft geen effecten op (beschermde) natuurgebieden in de omgeving.
Er hoeft geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet of vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet worden aangevraagd.
Tenslotte wordt aanbevolen het (cumulatief) verlies van foerageer gelegenheid van Steenuil te compenseren met de aanleg van kleine landschapselementen elders in het buitengebied van de gemeente.
Geconcludeerd wordt dat wat betreft de natuurwaarden er geen belemmeringen zullen optreden voor de realisatie van het plan.
Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht geworden voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan. Dit betekent dat het bestemmingsplan een waterparagraaf dient te bevatten waarin de waterhuishoudkundige situatie wordt beschreven en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding worden verwoord.
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld om kaders te scheppen voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. Dit moet bijdragen tot de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam, evenwichtig en billijk gebruik van water.
Het waterbeleid van het Rijk is verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding en in de Nota Ruimte. Voor het plangebied geldt dat de nieuwbouw geen nadelige gevolgen mag hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van het grond- en oppervlaktewater en dat het waterhuishoudkundige systeem niet aangetast mag worden. Het hemelwater moet zoveel mogelijk worden afgekoppeld van de vuilwaterafvoer en moet zoveel mogelijk worden geïnfiltreerd op de locatie.
Het waterbeleid van de provincie Gelderland is verwoord in het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland. Dit beleid sluit aan op het rijksbeleid. In het provinciaal beleid valt het plangebied binnen het Stedelijk Gebied. Voor het Stedelijk Gebied geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen waterneutraal gebouwd dient te worden en dat er sprake moet zijn van voldoende infiltratie en waterberging.
Het Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het oppervlaktewaterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer. Daarbij behartigd het waterschap alle aspecten van het beheer van de regionale wateren en waterkeringen. Ten behoeve van onderhavig project is overleg gevoerd met het van het Waterschap Rivierenland is erop gericht schoon hemelwater, bijvoorbeeld afkomstig van daken, niet te lozen op de riolering. Wanneer mogelijk moet het water ter plaatsen worden geïnfiltreerd of, als dat vanwege de bodemgesteldheid of de grondwaterstand niet gaat, worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
De gemeente Heumen heeft in samenwerking met het Waterschap Rivierenland een waterplan opgesteld. Het doel van dit plan is het creëren van een duurzaam, veilig en robuust watersysteem. In het stedelijk gebied wordt voor verharding minder dan 500 m² geen watercompensatie vereist. De nieuwbouw binnen het plangebied voorziet van een verharding minder dan 500 m².
Huidige watersysteem
De gemeente Heumen heeft een oppervlakte van ruim 4.000 hectare. Hiervan is circa 170 hectare oppervlaktewater. De gemeente Heumen bevindt zich in een glooiende omgeving. Vanaf de Maasdijk loopt het landschap af, waarna het, rond de Overasseltse Vennen, weer geleidelijk oploopt. De kern Heumen is gelegen op een hogere rivierduin. Om deze reden zijn veel watergangen in Heumen droogvallend. Ondanks dat hebben de watergangen een status van A-watergang, omdat ze een afwaterende functie hebben. In de winter worden enkele van de watergangen gevoed met kwelwater. Dit komt met name door de ligging langs de Maas en het Maas-Waalkanaal. Door de kern loopt een beduikerde A-watergang, waarop geen regenwater loost. Het regenwater van de kern wordt afgevoerd via het gemengde rioolstelsel. In het rioolstelsel is een overstort opgenomen naar de A-watergang.
Oppervlaktewater
Heumen bevat weinig oppervlaktewater. De aanwezige watergangen zijn over het algemeen droogvallend. In de winter kunnen de watergangen vollopen met kwelwater. Tot op heden heeft het kwelwater nog nooit voor problemen gezorgd. Ten zuiden van het plangebied stroomt de Maas. De Maas bevat een overstromingszone (de uiterwaarden) die loopt tot aan de Maasbanddijk. Deze dijk vormt de zuidelijke grens van het plangebied. De dijk beschermt het plangebied tegen het water van de Maas. Het plangebied valt buiten de beschermingszone van de Maasdijk.
Riolering
De kern Heumen is aangesloten op een gemengd rioolstelsel (91%). In de nog in ontwikkeling zijnde wijk Heumen-Noord is alleen een vuilwaterriool aangelegd. Het hemelwater gaat naar wadi's. Op diverse locaties lozen drukstelsels vanuit het buitengebied het afvalwater op het stelsel van Heumen. Aan de Maasstraat staat het rioolgemaal van het waterschap die het water afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Overasselt. Dwars door het dorp ligt een verduikerde A-watergang, waarop de enige overstort van het rioolstelsel van Heumen loost. Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Het hemelwater van de nieuw te bouwen woning mag niet te worden geloosd op het riool. Bij de definitieve bouwtekeningen van de woning dient aangegeven te worden op welke wijze er omgegaan wordt met het hemelwater.
Infiltratie
Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat de bodem van het plangebied voornamelijk bestaat uit zwak tot zeer sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand. De bovengrond is zwak humeus. De ondergrond bestaat plaatselijk uit sterk zandige klei. De bodem geschikt voor het opvangen en infiltreren van hemelwater.
Wateradvies
Deze waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap Rivierenland op 03-12-2009. De op- en aanmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in deze paragraaf. Het waterschap heeft geconcludeerd dat er voor de uitvoering van het plan binnen het plangebied geen belemmeringen op het gebied van water aanwezig zijn.
Voor de vaststelling van een bestemmingsplan dient in verband met de uitvoering een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodemkwaliteit voor de gronden waaraan een nieuwe bestemming wordt gegeven. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.
In november 2009 is een verkennend bodemonderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De onderzoeksresultaten zijn hieronder samengevat.
De bodem van het perceel bestaat voornamelijk uit zwak tot zeer sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand. De bovengrond is zwak humeus. De ondergrond bestaat plaatselijk uit sterk zandig klei. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terrein inspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbest verontreiniging op de locatie te verwachten.
De bovengrond is licht verontreinigd met cadmium, kwik, lood en zink. De aangetoonde lichte gehalten bevinden zich boven de voor het gebied vastgestelde achtergrondwaarden. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met (som)1,2-dichlooretheen.
Gelet op de aard en mate van de verontreiniging bestaat er geen reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de nieuwbouw op het perceel, alsmede de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop van toepassing.
Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet archeologische monumentenzorg is het verplicht om archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, met name bij plannen waarbij bodemwerkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden moeten blijven en niet aangetast mogen worden.
In november 2009 is een archeologisch onderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. Onderstaand zijn de onderzoeksresultaten in het kort verwoord.
Volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Heumen heeft het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. In de jaren 50 van de twintigste eeuw is ter plaatse van het plangebied een grafveld uit de Vroege Middeleeuwen gevonden. Rondom het plangebied zijn nog enkele vindplaatsen bekend.
In overeenstemming met wat verwacht werd op basis van het bureau onderzoek zijn tijdens het veldonderzoek in het plangebied resten uit de Vroege en/of Late Middeleeuwen aangetroffen. De vondsten betreffen voornamelijk handgevormde aardewerken, verbrande (dierlijke) botten, houtskool, baksteen en verbrande leem. De begrenzing van de vindplaats kon, vanwege de geringe omvang van het plangebied, niet worden vastgesteld.
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek wordt een aanvullend archeologisch onderzoek verricht. Gezien de geringe omvang van de geplande nieuwbouw wordt deze archeologische opgraving gedaan ter grootte van de bouwput.
Gelet op het vorenstaande is in de planregels aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 40 Monumentenwet 1988. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de initiatiefnemer bij de aanvraag om omgevingsvergunning een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Mede gelet op de resultaten uit het onderzoek is bepaald dat voor elk gebouw een onderzoek nodig is. Er is daarom geen ondergrens opgenomen. Immers, anders zou bij een aanvraag voor een woning van net onder deze ondergrens van 100 m2 de onderzoeksplicht niet afgedwongen kunnen worden via de aagevraagde vergunning.
Binnen het plangebied bevindt zich het Rentmeestershuis. Deze woning is op grond van de Monumentenwet aangewezen als een Rijksmonument. Aan de noordgrens van het perceel loopt een historische tuinmuur.
De gemeente heeft een erfgoedverordening opgesteld. Uitgangspunt van de verordening is dat de door de uitvoering van het plan de architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het monument niet wordt aangetast. Daarbij wordt zowel gekeken naar de fysieke aspecten (de gevolgen voor het historisch materiaal), als naar de verschijningsvorm van het monument.
Op basis van de verordening heeft monumentenzorg geconcludeerd dat het voorgestelde woonhuis aanvaardbaar is. Het woonhuis refereert in hoofdvorm aan een bijgebouw en heeft ondanks de bijzondere en eigenzinnige architectuur een ondergeschikt karakter. De noordgevel wordt volledig van lamellen voorzien, wat het ondergeschikte karakter versterkt. De nieuwe woning moet landschappelijk ingepast worden in de tuin. De bestaande beplanting speelt een belangrijke rol in het straatbeeld en vormt een waardevol onderdeel van de monumentenbiotoop. Het voorgenomen herstel van de tuinmuur is gewenst, omdat daardoor de aanwezige monumentale waarden worden versterkt. Hierbij dient het voegwerk en de toe te passen baksteen aan te sluiten bij het reeds aanwezige muurwerk.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen dient een inrichtingsplan van de tuin en het plan voor het herstel van de tuinmuur worden voorgelegd aan monumentenzorg.
De eigenaar van het rijksmonument Rentmeestershuis heeft een verzoek ingediend om op zijn perceel een nieuwe woning te mogen realiseren. Hiermee wordt goed onderhoud van het geheel, waaronder de tuinmuur, haalbaar.
Het perceel van het Rentmeestershuis valt binnen de 'historische dorpsgebieden', zoals beschreven in de welstandsnota. Het behoud van het historische karakter, de karakteristieke verschijningsvorm, samenhang en sfeer van deze gebieden moet worden bewaakt. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is nieuwbouw alleen mogelijk, wanneer dit geen negatieve effecten op het bestaande ensemble heeft.
Vanuit ruimtelijk oogpunt mag de nieuwbouw geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld, bekeken vanaf de openbare weg. Het beeld vanaf de Dorpstraat zal door de toevoeging van nieuwe bebouwing ter hoogte van de tuin veranderen. Afhankelijk van de situering, hoogte en massa van de bebouwing zal dit min of meer ingrijpend zijn. Het beeld vanaf de Kasteellaan zal wel ingrijpend veranderen, met name op de kruising met de dijk zal de nieuwe bebouwing op het erf duidelijk beleefbaar zijn. Om deze reden dient de nieuwe bebouwing zorgvuldig gerealiseerd worden, zodat de toevoeging de ruimtelijke kwaliteit van het gebied zal versterken.
Het bouwplan moet aan de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden voldoen:
Algemene uitgangspunten:
Specifieke uitgangspunten:
Randvoorwaarden met betrekking tot de situering:
Randvoorwaarden met betrekking tot de massa en hoofdvorm:
Randvoorwaarden met betrekking tot de gevels:
Randvoorwaarden met betrekking tot materiaal- en kleurgebruik:
Randvoorwaarden met betrekking tot de detaillering:
Randvoorwaarden met betrekking tot de erfinrichting:
Vergunningsvrij bouwen
Zoals in paragraaf 1.3 Eerdere planprocedure' beschreven was het aanvankelijk de wens dat bij de te realiseren woning geen andere gebouwen worden gebouwd dan het beschreven gebouw. Dat betekende ook dat de raad wilde uitsluiten dat vergunningvrije gebouwen gebouwd zouden kunnen worden. In het vernietigde bestemmingsplan heeft de raad getracht dit te bewerkstelligen door in de planregels op te nemen dat op gronden met de dubbelbestemming “waarde-cultuurhistorie” geen gebouwen als bedoeld in artikel 2 en 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), mogen worden gebouwd. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 15 mei 2013 is geoordeeld dat de raad hiermee weliswaar het oprichten van bouwwerken als bedoeld in artikel 3 bijlage II Bor heeft uitgesloten, maar dat oprichten van bouwwerken als bedoeld in artikel 2 van bijlage II Bor op deze wijze niet kan worden uitgesloten. Om die reden oordeelde de Afdeling dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat het besluit in overeenstemming is met een goede ruimtelijk ordening.
De vraag is derhalve of het middels het bestemmingsplan niet kunnen uitsluiten van het oprichten van gebouwen als bedoeld in artikel 2 bijlage II Bor betekent dat aan dit plan in het geheel geen medewerking meer moet worden verleend. Alles afwegende is die vraag ontkennend beantwoord, nu immers de oprichting van “grote” vergunningvrije gebouwen uit artikel 3 bijlage II Bor zijn uitgesloten en de gebouwen in artikel 2 bijlage II Bor beperkt van omvang zijn en in ruimtelijk opzicht bij gevolg beperkte gevolgen hebben. Mocht toch een vergunningvrij gebouw opgericht worden dan staat het effect daarvan niet in verhouding tot het staken van de planvorming. Bovendien is daarbij betrokken dat – gelet op het voorliggende architectonische ontwerp met de gekozen kapvorm die tot bijna op het maaiveld doorloopt en de glaspuien aan de kopse gevel – het plan niet zomaar geschikt is voor het realiseren van aangebouwde bijbehorende bouwwerken. Bovendien is door de initiatiefnemer meermaals uitdrukkelijk verklaard dat er geen bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Bor zullen worden opgericht. Tot slot is meegewogen dat het achtererf van de te bouwen woning een zodanig omvang heeft dat tussen de woning en de zijdelingse perceelsgrens nauwelijks ruimte resteert voor een bijbehorend bouwwerk. Ook tussen de woning en de maasdijk is de ruimte beperkt en bovendien zou de bouw van een bijbehorend bouwwerk het zicht vanuit de woning richting uiterwaarden verstoren. Dit alles afwegende heeft geleid tot de slotsom dat het gegeven dat het oprichten van gebouwen als bedoeld in artikel 2 bijlage II Bor via het bestemmingsplan niet kan worden uitgesloten, niet zodanig zwaar weegt dat om die reden afgezien zou moeten worden van het opnieuw vaststellen van dit bestemmingsplan. Omdat de aanvankelijke wens om de nieuwbouw maximaal uit een gebouw te laten bestaan is voorgesteld door het Geldersch genootschap is dit voortschrijdende inzicht ook met (een afgevaardigde van) het Gelders genootschap besproken. Door het Geldersch genootschap wordt de gemaakte afweging onderschreven. Alles afwegende is hierin dus geen reden gelegen de planvorming te staken.”
De initiatiefnemer heeft een bouwplan ontwikkeld voor de bouw van één woning aan de oostzijde van het perceel. In het ontwerp is aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing in de naaste omgeving. Dit heeft geresulteerd in een eenvoudig volume. De nieuwe woning krijgt de uitstraling van een 'bijgebouw' bij het Rentmeestershuis. Er is voor gekozen om geen historische architectuur toe te passen en om moderne materialen te gebruiken. Het resultaat is een zadeldak met verticale dakschilden, dat rust op een glazen plint. De garage is onder de woning gepland, omdat er geen losstaande bijgebouwen gerealiseerd mogen worden.
Op de volgende afbeeldingen is de vormgeving van de nieuwe woning en de nieuwe situatie weergegeven.
Entreezijde oostgevel Tuinzijde noordgevel
Tuinzijde westgevel Maaszijde zuidgevel
Straatbeeld vanaf de Dorpstraat
Nieuwe situatie
Het bestemmingsplan 'Heumen, Kasteellaan 2, 2013' bestaat uit regels, een verbeelding en een toelichting. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aangesloten bij de vereisten van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het doel is daarmee eenduidigheid te creëren in de verbeelding, de regels en de toelichting en een digitale uitwisseling mogelijk te maken.
Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Regels
De regels omvatten het juridische instrumentarium voor het regelen van:
Verbeelding/geometrische plaatsaanduiding
Voor het tekenen van de verbeelding heeft een GBKN kaart (1:1000) als onderlegger gediend. Door een combinatie van codering, arcering en kleur zijn op de kaart bestemmingen aangegeven.
Toelichting
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van de onderhavige toelichting. Het belang van de toelichting is met name gelegen in een weergave van de beleidsuitgangspunten van het vigerend nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, de beweegredenen van de initiatiefnemer en de onderzoeksresultaten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Daarnaast is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de regels en verbeelding.
Op de verbeelding wordt de situering van het hoofdgebouw vastgelegd. De verbeelding bevat een bouwvlak waarbinnen het hoofdgebouw gerealiseerd moet worden.
De verbeelding kent twee bestemmingen, namelijk 'Tuin' en 'Wonen'. Met aanduidingen is voor het plan aangegeven dat:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
De inleidende regels omvatten de gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (art. 1) en de wijze van meten (art. 2).
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In de artikelen zijn de regels voor de twee bestemmingen omschreven.
Elke bestemmingsartikel is opgebouwd uit:
De bestemming 'Tuin'.
De gronden rondom de woning hebben de bestemming 'Tuin'. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen, zoals bijgebouwen, opgericht worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan tot een maximale hoogte 1 meter. Voor de monumentale tuinmuur is hiervoor een uitzondering opgenomen. Voor het gebruik van deze bestemming met de bijbehorende beperkte bouwmogelijkheden is gekozen om het gewenste stedenbouwkundige beeld te realiseren.
De bestemming 'Wonen'.
Deze bestemming omvat dat deel van het perceel waarop de woning en de bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten. De woning dient in het bouwvlak te worden gebouwd. Binnen het bouwvlak mag één vrijstaande woning gerealiseerd worden. De maximale goot- en bouwhoogte van de woning is middels een maatvoeringsymbool op de verbeelding weergegeven.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
De algemene regels vormen een set algemene regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze algemene regels bestaan uit de anti-dubbeltelregel, de gedeeltelijk uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening, de afwijkingsregels en de algemene procedure-regels.
Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregels
In de loop van de tijd kan het gebruik van grond of een gebouw gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. Door middel van het overgangsrecht wordt geregeld tot hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan. De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden, omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Heumen komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
Overleg en Inspraak
Gelet op de zeer beperkte veranderingen van voorliggend plan ten opzichte van het eerdere plan is geen vooroverleg meer gevoerd met partijen als de provincie en het waterschap. De inhoud van het voorliggende plan is ook bekend bij omwonenden. Omwonenden zijn op de hoogte gebracht van de (her)start van voorliggend plan.
Zienswijzen
In het vaststellingsbesluit van / bij dit bestemmingsplan is verslag gedaan van de ingekomen zienswijzen alsmede de gemeentelijke reactie hierop.