direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drielanden - Horloseweg 38
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.WP00214-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom’ is op 24 april 2014 door de gemeenteraad vastgesteld en met ingang van 28 januari 2015 onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan zijn voor tien locaties wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsgebieden voorzien onder andere in de ontwikkeling van nieuwe woningen.

Voor het perceel aan de Horloseweg 38 (wijzigingsgebied 9) zijn de plannen inmiddels concreet. Het doel van de beoogde ontwikkeling is de bouw van zes vrijstaande woningen in een brinkachtige setting mogelijk maken en één woning te verplaatsen (Horloseweg 40). Deze woningbouwontwikkeling wordt op grond van dit wijzigingsplan mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied (zie onderstaande figuur) is gelegen ten zuidwesten van de kern Harderwijk en wordt globaal begrensd door de Horloseweg in het zuiden en de Groene Zoomweg in het noorden. De Horloseweg is gelegen op het grondgebied van de gemeente Ermelo.

Het wijzigingsgebied in het geldende bestemmingsplan vormt de begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0001.jpg"

Figuur: begrenzing plangebied

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het wijzigingsplan "Drielanden - Horloseweg 38" heeft als IMRO-idn NL.IMRO.0243.WP00214-0002 en bestaat uit een gml-bestand, regels en een toelichting. Het gml-bestand kent een analoge en digitale verbeelding. De analoge versie van het plan betreft een boekje met kaarten (PDF of hardcopy). De digitale versie is te raadplegen via de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl).

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan en dienen in samenhang gelezen te worden. Indien er verschil bestaat tussen de analoge en de digitale verbeelding, gaat de digitale verbeelding voor.
Op de verbeelding zijn de nieuwe bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. De toelichting van dit wijzigingsplan heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een onderdeel van het plan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het wijzigingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het wijzigingsplan "Drielanden - Horloseweg 38" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 wordt de planopzet behandeld. Hierin wordt beschreven wat het beoogde bouwplan is en hoe dat wordt vertaald in het wijzigingsplan;
  • in hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ligging en beschrijving plangebied

Het plangebied ligt aan de Horloseweg 38-40 te Harderwijk, in de Groene Zoom. Het betreft een voormalig agrarisch bedrijfslocatie met een aantal stallen ten behoeve van het houden en fokken van vleesvarkens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0002.png"

Figuur: luchtfoto huidige situatie (bron: Google maps)

De erftoegangsweg loopt vanaf de Horloseweg naar het hoofdgebouw van de boerderij. Vanuit daar zijn de overige gebouwen bereikbaar. Ten oosten van het plangebied ligt een hoogspanningsverbinding.

2.2 Geldend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom’ is op 24 april 2014 door de gemeenteraad vastgesteld en met ingang van 28 januari 2015 onherroepelijk geworden. Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch'. De noordelijke rand van het plangebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', het overige deel heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Ten behoeve van de hoogspanningsverbinding is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen.

Voor het perceel is de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 9' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0003.png"

Figuur: geldend bestemmingsplan met ligging wijzigingsgebied (rode belijning)

In de planregels gelden ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 9’ de volgende voorwaarden:

  • 1. het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;
  • 2. het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;
  • 3. het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 25% worden bebouwd;
  • 4. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
  • 5. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
  • 6. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
  • 7. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad;
  • 8. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de aanleg van circa 150 m¹ houtwallen en de aanbreng van hekwerken;
  • 9. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) wijzigingsplan.

Daarnaast wordt het planologisch kader voor dit wijzigingsplan gevormd door het huidige bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom dat op 24 april 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de toelichting van dat bestemmingsplan is in hoofdstuk 3 uitvoerig ingegaan op relevant nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. Voor de duidelijkheid wordt in onderstaande paragrafen beknopt ingegaan op het relevante beleid voor het plangebied. Het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom (NL.IMRO.0243.BP00086-0003) is met de daarbij behorende toelichting digitaal raadpleegbaar op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is gewijzigd per 1 juli 2017. De Ladder als motiveergrond voor ruimtelijke plannen blijft, maar wordt lichter in het gebruik. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, motiveren volgens de Ladder.

Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goede ruimtelijke ordening.

In de Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling (ABRvS 25 maart 2015, nr. 201407135/1/R1). Het initiatief betreft de realisatie van zes vrijstaande woningen. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.

Conclusie

Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.2 Omgevingsvisie Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de nieuwe Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld (op 1 januari is er een geconsolideerde versie in werking getreden). De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De provinciale hoofddoelen zijn vervolgens vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.

In de omgevingsvisie is opgenomen dat het een provinciale ambitie is om de regionale centrumfunctie van Harderwijk te versterken.

Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld (op 1 januari is de actualisatie van de omgevingsverordening in werking getreden). In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in de Omgevingsvisie. Veel van deze regels waren eerder in diverse andere verordeningen van de provincie opgenomen. De provincie trekt deze oude verordeningen in en brengt de Omgevingsverordening ervoor in de plaats. De regels in de Omgevingsverordening zijn zodanig dat zij goed passen bij de accenten in de aanpak van de Omgevingsvisie.

Met betrekking tot nieuwe woonlocaties is bijvoorbeeld in de Omgevingsverordening de volgende bepaling opgenomen: “In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.”

Conclusie

Op basis van voornoemde afspraken is binnen de Regio Noord-Veluwe de regionale woonopgave voor de periode 2013-2024 verdeeld over de deelnemende gemeenten. Als afgeleide daarvan is door de gemeente het Meerjarenprogramma Woningbouw 2016-2024 opgesteld. De te realiseren woningen in dit plangebied past binnen dit meerjarenprogramma.

3.2.3 Structuurvisie Harderwijk 2031

De structuurvisie Harderwijk 2031 is op 20 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze integrale structuurvisie is een uitwerking van de in juni 2010 door de gemeenteraad vastgestelde stadsvisie. In de structuurvisie wordt aangegeven wat in de periode tot 2031 voor de gemeente Harderwijk de belangrijkste thema's zijn waar integraal aan gewerkt gaat worden door de gemeente, het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties en door inwoners zelf. De visie is een document waar het economische, sociale en ruimtelijke beleid met elkaar in verband is gebracht. Het betreft een visie waarin kaders zijn gesteld met doelstellingen om de in de Stadsvisie verwoorde ambitie te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn ondergebracht in 4 ontwikkelsporen: Zorgzame stad, Ondernemende stad, Aantrekkelijke stad en Verbindende stad.

De structuurvisie zal fungeren als beoordeling- en sturingsinstrument op alle gemeentelijke beleidsterreinen. Het is daarmee een beleidsdocument dat de gemeente bindt. De gemeente kan daar alleen van afwijken indien daar een goede motivering voor is. Daarnaast wordt richting gegeven aan te verrichten inspanningen en te nemen maatregelen die moeten leiden tot de realisatie en totstandkoming van de in het beleid nagestreefde doelen. De structuurvisie vervangt hiermee het structuurplan Harderwijk 2020 en is daarmee:

  • een visie op de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen in Harderwijk voor de middellange en lange termijn;
  • een integrale visie met de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen betreffende het leven, werken en verblijven in Harderwijk;
  • de wijze waarop de gemeente de doelstellingen denkt te realiseren.

Op de visiekaart 'Aantrekkelijke stad' is de Groene Zoom aangegeven als 'Groene stadsrand'. Dit geeft invulling aan de doelstelling uit de structuurvisie: 'Het waarborgen van een goede kwaliteit van de leefomgeving'.

Plekken die een belangrijke publiek en/of toeristische functie hebben en het openbaar groen langs de hoofd-, recreatieve én cultuurhistorische infrastructuur alsmede de in deze structuurvisie benoemde ontmoetingsplekken krijgen een hogere onderhoudskwaliteit. Van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving zijn ook de waterbelvedères (de belevingsplekken van Harderwijk als stad aan het water) en het groen in en om de stad die op de beleidskaart staan aangegeven, zoals de Poort naar de Veluwe, de Groene Zoom en de Natura-2000 gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0004.png"

Figuur: uitsnede visiekaart 'Aantrekkelijke stad'

De algemene doelstelling is het realiseren en in stand houden van een aantrekkelijke stad om in te wonen, werken, leven en verblijven. Integrale versterking van de aantrekkelijkheid van de stad worden door de gemeente bewerkstelligd door zich te richten op onderstaande subdoelstellingen:

  • Meer regionale centrumvoorzieningen;
  • Hogere kwaliteit van de woonomgeving;
  • Een duurzamere samenleving;
  • Betere banenbereikbaarheid;
  • Meer ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden.

Ieder ruimtelijk initiatief draagt bij aan de kwaliteit van de woonomgeving. De wijze waarop dat wordt bewerkstelligd, is o.a. door:

  • Initiatieven bij te laten dragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Ter bevordering van de aantrekkelijkheid van de stad is bij iedere ruimtelijke ontwikkeling ruimtelijke kwaliteitsverbetering voorwaarde.
  • Waarborgen behoud van monumenten en cultuurhistorische waarden. De gemeente streeft naar het behoud, herstel en (her)gebruik van monumenten en cultuurhistorische waarden. Daartoe worden mogelijkheden gezocht om nieuwe functies toe te kennen aan monumenten. Cultuurhistorische waarden worden in ruimtelijke plannen zoveel mogelijk beschermd.
  • Stimuleren van aansprekende architectuur. Het ontwerp van gebouwen en plekken dient bij te dragen aan de aantrekkelijkheid van de stad. De waarde van architectuur is: herkenbare beeldentaal uit het verleden als het ware door te vertellen, de bijdrage aan de inrichting van de openbare ruimte, gevelopeningen als ‘ogen’ van de openbare ruimte, begane grond als ondersteunende functie aan de openbare ruimte, herkenbaarheid/leesbaarheid van de stad en goede architectuur is duurzaam.

Bijdragen ruimtelijke ontwikkeling

Artikel 6.24 Wro maakt het mogelijk in een overeenkomst over een planologische wijziging voor rode functies te bepalen dat door de ontwikkelaar ook andere ruimtelijke en maatschappelijk belangrijke functies zoals natuur, recreatie, waterberging, infrastructuur en culturele voorzieningen worden gedekt/ gefinancierd. Voorwaarde voor afspraken over een bijdrage aan een ruimtelijke ontwikkeling is dat er een structuurvisie als basis moet zijn. De gemeente Harderwijk gaat in een aantal gevallen een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling vragen. Er kan een mêlee aan overwegingen gelden bij de oordeelsvorming in welke mate in een specifiek geval de bijdrage in redelijkheid en billijkheid kan worden verlangd. Mogelijke overwegingen kunnen zijn: de marktconformiteit en de economische uitvoerbaarheid. De gemeente zal in een individueel geval de bijdrage toetsen aan het principe van marktconformiteit. In bepaalde gevallen zal een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling worden vereist, omdat anders de economische uitvoerbaarheid van het plan vanuit de gemeente bezien in het geding komt.

Bijdrage landschappelijke versterking

Elke toevoeging van een nieuwe rode ontwikkeling buiten het bestaand bebouwd gebied van de stad Harderwijk - voor het bestaand bebouwd gebied wordt verwezen naar de Beleidskaart Aantrekkelijke stad - dient gepaard te gaan met landschappelijke versterking. Bij elke nieuwe toevoeging - het gaat hierbij niet om reeds bestaande bouwrechten, c.q. bouwrechten waarover reeds schriftelijke afspraken zijn gemaakt - wordt landschappelijke versterking verlangd in de vorm van een financiële bijdrage. De landschappelijke versterking zal plaatsvinden buiten het hiervoor genoemde bestaand bebouwd gebied van de stad Harderwijk, welk gebied grofweg gezegd uit vijf deelgebieden bestaat, te weten Groene Zoom, Zuidelijke Stadsrand, Hierden Bosch, Hierden en Buitengebied. Compenserende maatregelen vinden in hetzelfde deelgebied plaats waarin de rode ontwikkeling zich bevindt.

De brug naar overige structuurvisies

De volgende gebiedsstructuurvisies zijn al vastgesteld conform de nieuwe Wro:

  • Stationsomgeving
  • Groot Sypel
  • Dorpsomgevingsplan Hierden
  • Groene Zoom
  • Drielanden West

De wijze van kostenverhaal zoals opgenomen in de structuurvisie 2031 - zie § 6.12 'de omgang met bovenplanse kosten' en § 6.13 'de bijdragen ruimtelijke ontwikkeling' - vormt een aanvulling op bovenstaande structuurvisies.

Toetsing aan de Structuurvisie Harderwijk 2031 

Voorliggend plan betreft de planologische toevoeging van zes woningen. De agrarische opstallen worden gesaneerd. De agrarische opstallen waren verouderd en gaven een rommelige indruk. Deze verommeling draagt niet bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In de nieuwe situatie worden op deze plek zes nieuwe woningen gerealiseerd. Deze ontwikkeling geeft een kwaliteitsverbetering aan de leefomgeving.

De 'bijdrage ruimtelijke ontwikkeling' zorgt voor een versterking voor het landschap in de omgeving. In dit plan is voorzien in een langzaamverkeersverbinding (via de nieuwe centrale brink) en de aanleg van natuurlijk groen.

Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan past binnen de structuurvisie Harderwijk 2031.

3.2.4 Structuurvisie Groene Zoom

De Groene Zoom vormt de stadsrandzone ten zuiden van Drielanden, gelegen ten weerszijden van de Fokko Kortlanglaan en Horloseweg. Het gebied ligt op de overgang tussen oost-west georiënteerde zandruggen met landgoederen op Ermelo's grondgebied en het lager gelegen poldergebied Drielanden op Harderwijks grondgebied. De huidige functie van het gebied wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande woningen op grote erven, die veelal overblijfselen vormen van agrarische bedrijven.

Begin jaren negentig is voor de Groene Zoom een intergemeentelijke studie gemaakt. Doel van deze studie was het door de gemeenten Harderwijk en Ermelo gezamenlijk opstellen van een ruimtelijke visie op het gebied, zodat ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar konden worden afgestemd.

Op 21 juni 2001 is tussen de gemeenten Harderwijk en Ermelo een convenant gesloten over de Groene Zoom. In het convenant is een gezamenlijke ruimtelijke visie vastgelegd op de invulling van het gebied.

De centrale doelstelling voor het gebied betreft:

"Het realiseren van een samenhangend en aantrekkelijk vormgegeven stedelijk uitloopgebied tussen Ermelo en Harderwijk, waarbij het groene karakter overheerst en waarin rode elementen op een verantwoorde manier worden ingepast binnen dit groene kader."

De visie, om bovenstaand doel te bereiken, is o.a. dat zoveel mogelijk ongebruikte agrarische bebouwing wordt gesloopt. Dit wordt financieel mogelijk gemaakt door beperkt rode ontwikkelingen mogelijk te maken (rood-voor-rood regeling). De Groene Zoom is een lang gerekt gebied met verschillende kenmerken en mogelijkheden. Daarom is het gebied gesplitst in een aantal deelgebieden. Het plangebied is gelegen in deelgebied B (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0007.png"

Figuur: Structuurvisie Groene Zoom met ligging plangebied (blauwe cirkel)

In deelgebied B worden nieuwe brinkdorpjes gerealiseerd, ter vervanging van vrijkomende agrarische/bedrijfsmatige bebouwing. De dorpjes worden ontsloten via, deels bestaande, lanen. De dorpjes worden van elkaar gescheiden door open groene ruimten waarbij ieder te realiseren dorpje een eigen identiteit en ruimtelijke karakteristiek krijgt. De dorpjes worden met elkaar en verbonden door de langzaamverkeerroute.

Om deze route te kunnen realiseren wordt met particulieren overeenstemming gezocht. Dit kan leiden tot het toestaan van één of meerdere bouwpercelen. De brinken sluiten aan bij het kenmerkende cultuurhistorische en landschappelijke beeld van het gebied. Deze brinken zijn gesitueerd nabij bestaande bebouwingsmassa's. Het plangebied is op de visiekaart aangegeven met de aanduiding ‘rode ontwikkelingen’ (zie bovenstaande figuur).

De rode ontwikkelingen betreft een beperkt aantal nieuwe woningen. Rode ontwikkelingen worden slechts daar toegestaan waar zij tevens bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Deze woningen worden ontsloten door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande lanen met bomenrijen. Rode ontwikkelingen worden zo goed mogelijk in het landschap ingepast waarbij monumentaal groen wordt ontzien. Naast of in plaats van woningen is het ook denkbaar dat een bepaald zorgconcept een plaats krijgt in de Groene Zoom.

Conclusie

De planlocatie is aangewezen als mogelijke locatie voor 'rode ontwikkelingen'. In het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' is deze locatie aangewezen als wijzigingsgebied. In zowel de structuurvisie als het bestemmingsplan Groene Zoom is opgenomen dat het plangebied in de toekomst de mogelijkheid heeft om de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats een nieuw boerenerf met een gevarieerd woningbouwprogramma te ontwikkelen. In hoofdstuk 4 wordt uitvoerig ingegaan op de beoogde opzet van het plan.

De 'bijdrage ruimtelijke ontwikkeling' zorgt voor een versterking voor het landschap in de omgeving. In dit plan is voorzien in een langzaamverkeersverbinding die via de nieuwe centrale Brink loopt. Hierdoor wordt het nieuwe brinkdorpje 'De Hooge Geest' beleefbaar en 'verbonden' met de andere nieuwe brinkdorpjes. Door de aanleg van natuurlijk groen, in de vorm van hagen, struweel / houtwallen en bomenrijen (inheemse soorten) ontstaat een gebiedseigen en groen karakter.

Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan past binnen de structuurvisie Groene Zoom.

3.3 Welstandsbeleid

Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen op en gebruiken van gronden. Vergunningsaanvragen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen, is het uiterlijk ervan erg belangrijk. Hiervoor is een welstandsnota opgesteld.

In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, positionering, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving.

In de welstandsnota zijn regels opgenomen voor:

  • kleine bouwinitiatieven die welstandsvrij zijn;
  • kleine bouwinitiatieven waarvoor de zogenaamde 'sneltoetscriteria' gelden (criteria voor meest voorkomende kleine bouwactiviteiten);
  • grote bouwinitiatieven waarvoor lichte, gemiddelde en zware welstandstoets gelden;
  • grote bouwinitiatieven voor ontwikkelingslokaties, die in aparte beeldkwaliteitsplannen zijn vervat.

Conclusie

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' zijn ook beeldkwaliteitscriteria door de gemeenteraad vastgesteld, die zijn toegevoegd aan de Welstandnota. In dit document worden richtlijnen beschreven voor de vormgeving van de nieuwe bebouwing en de openbare ruimte in het plangebied “Groene Zoom”. Het document geeft een ruimtelijk kader op basis waarvan architecten de woning in het plan kunnen gaan ontwerpen. De beeldkwaliteitscriteria Groene Zoom zijn toegevoegd aan het plan.

De stedenbouwkundige opzet van het plan is door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit als positief beoordeeld.

3.4 Woonbeleid

3.4.1 Regionaal woonbeleid

De gemeenten in de regio Noord-Veluwe werken samen op het terrein van wonen. Dikwijls neemt ook de gemeente Epe deel aan de samenwerking. Regio Noord-Veluwe (RNV) heeft een regionale woonvisie opgesteld die als uitgangspunt dient voor de lokale woonvisies. Doel van deze woonvisie is om vraag en aanbod op de woningmarkt zo goed mogelijk op elkaar aan te sluiten. Eén van de conclusies is dat een kwaliteitsslag in de huur- en koopvoorraad voor wat betreft levensloopbestendigheid en energetische kwaliteit noodzakelijk is.

Een ander belangrijk onderdeel van het regionale woonbeleid is de verdeling van de regionale woningbouwopgave. In 2014 heeft de provincie de totale kwantitatieve opgave voor de regio Noord-Veluwe vastgesteld op 8.880 woningen voor de periode 2013-2025. De regiogemeenten hebben een verdeling afgesproken volgens onderstaand schema. In december 2016 is de ingecalculeerde reserve naar rato verdeeld. Voor Harderwijk betekende dit een toename van 262 woningen. Besloten is dit aantal te reserveren voor de omzetting van recreatiewoningen in het kader van het project Vitale vakantieparken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0008.png"

Begin 2017 heeft de provincie een nieuwe bevolkings- en huishoudensprognose vastgesteld. Voor de regio Noord-Veluwe wijkt de daaruit resulterende kwantitatieve woningbehoefte nauwelijks af van de eerder vastgestelde opgave. In het portefeuillehoudersoverleg van 2 mei 2017 is daarom besloten om de hierboven genoemde aantallen aan te houden. Kwalitatief is de nieuwe bevolkings- en huishoudensprognose aanleiding om kritisch te kijken naar woningbouwplannen die niet meer aansluiten bij de huidige en toekomstige vraag. Aansluitend bij de veranderende woonwensen gaan de regiogemeenten de komende periode inzetten op flexibele woonvormen en transformatie van bestaand vastgoed.

3.4.2 Woonbeleid

De ontwerp Woonvisie Harderwijk 2017 (door b & w vastgesteld op 3 oktober 2017) laat zien dat in het nieuwbouwprogramma tot 2025 voor deze locatie een aantal van 6 woningen is opgenomen. De Woonvisie moet nog worden vastgesteld door de raad.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Het project

Op de locatie van een huidig agrarisch erf aan de Horloseweg 38 in Harderwijk is een nieuw kleinschalig woningcluster voorzien, genaamd 'Hooge Geest'. Aan de noordzijde van het bestaande erf / de bestaande boerderij wordt een 'nieuwe brink' gesitueerd, met de woningen in een compact cluster daaromheen gegroepeerd. Hierin zijn zes vrijstaande woningen opgenomen en daarnaast is 1 vrijstaande woning opgenomen ter vervanging van een bestaande oude woning aan de westzijde van de bestaande boerderij.

De architectuur van de woningen krijgt een landelijk karakter, ter versterking van het karakter van de brink. De nokrichtingen van de nieuwbouw woningen zijn variabel en afgeleid van de situering aan de brink. De garages van de vrijstaande woningen zijn vrij liggend (met kap). Parkeren voor de woningen vindt op eigen terrein plaats. Daarnaast kan worden voorzien in 6 bezoekersparkeerplaatsen bij de entree.

Landschappelijke inpassing

Het cluster wordt omringd door nieuwe struweelhagen, knip- of scheerheggen en bomenrijen, die inspelen op de karakteristieke lijnen uit het landschap en zorgen voor een besloten karakter. Vanaf de nieuwe brink zijn er zichtrelaties met de oostelijk gelegen weide / houtwallen en met het bestaande erf. Een nieuw wandel- en fietspad verbindt het westelijke deel van het gebied, via de nieuwe brink en de tunnel onder de Groene Zoomweg, met het noordelijk gelegen gebied. Via deze route zijn de nieuwe landschapskarakteristieken goed beleefbaar.

Verder vindt een verfraaiing van het oorspronkelijke erf plaats (met hagen, een solitaire boom en een nieuwe hooiberg), zodat een representatief beeld van het oude erf ontstaat. Op de nieuwe brink wordt een boomgroep gesitueerd met (inheemse) bomen van de eerste orde. Rondom de brink en en op de erfgrenzen komen hagen (schuttingen zijn verboden). Er is een beplantingsplan opgesteld welke als bijlage is toegevoegd. Het plantmateriaal is inheems en wordt afgestemd op de bodemsoort en vochtigheidsomstandigheden. Er wordt daarbij qua situering en eindhoogte van de beplanting rekening gehouden met de ligging onder de hoogspanningsleiding.

De oostelijke wei kan als paardenwei ingericht worden met een kruidenrijk graszone langs de randen, zodat flora en fauna daar zo optimaal van kan profiteren. Ook een moestuin of een fruitboomgaard zijn elementen die de brink versterken. Boerenboomgaardjes vormen een waardevolle aanvulling. In zo'n boomgaardje stonden fruitbomen voor de eigen voorziening. Denk daarbij aan een handappel, moesappel, stoofpeer, handpeer pruim en kers.

Ontsluiting en parkeren

De ontsluiting van de Hooge Geest vindt plaats via een nieuwe oprit. Hierdoor kan het oorspronkelijke erf in waarde worden gelaten en overlast door inschijnende koplampen in de bestaande boerderij zoveel mogelijk worden voorkomen. De oude oprit wordt afgesloten en is alleen nog in functie voor de ontsluiting van de nutsvoorziening. Omdat de Horloseweg hier de gemeentegrens vormt tussen Harderwijk en Ermelo is de nieuwe aansluiting afgestemd met de gemeente Ermelo. Afgesproken is dat de 'Hooge Geest' 1 centrale in- / uitrit krijgt, gelegen op de nieuwe locatie (onder de hoogspanning).

Het parkeren voor de woningen vindt volledig op eigen erf plaats. De centrale Brink en de toeleidende weg (die 6m breed is) bieden ruimte aan de benodigde 6 bezoekersparkeerplaatsen. Gekozen is om de Brink een informeel karakter te geven met een minimale aanduiding van parkeervakken.

Energie / duurzaamheid

Voor nieuwe woningen is het streven om te voldoen aan de aankomende norm: BENG (Bijna EnergieNeutrale Gebouwen) die in januari 2020 van kracht wordt. Door bij nieuwbouw nu al minimaal te voldoen aan de eis hoeven deze woningen later niet tegen hogere kosten alsnog energieneutraal gemaakt te worden. Vanzelfsprekend verdient volledig energieneutraal (EPC = 0) of zelfs NOM (Nul-op-de-meter) de voorkeur. De nieuwe woningen zullen dus op een alternatieve manier moeten worden voorzien van energie, te denken valt aan warmte vanuit bodem en/of lucht, alsook zonnepanelen.

Een groot deel van de dakvlakken biedt in 'De Hooge Geest' door een gunstige oriëntatie goede mogelijkheden voor de benutting van zonne-energie, zodat duurzame woningen kunnen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0009.png"

Inrichtingsschets

4.2 Beeldkwaliteit

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom zijn ook beeldkwaliteitscriteria door de gemeenteraad vastgesteld, die zijn toegevoegd aan de Welstandnota. Dit document ('beeldkwaliteitcriteria Groene Zoom') is ter verduidelijking in bijlage 1 van dit wijzigingsplan opgenomen.

In dit document worden richtlijnen beschreven voor de vormgeving van de nieuwe bebouwing en de openbare ruimte in het plangebied “Groene Zoom”. Het document geeft een ruimtelijk kader op basis waarvan architecten de woning in het plan kunnen gaan ontwerpen. Daarnaast geeft dit document criteria waaraan de commissie ruimtelijke kwaliteit het bouwplan kan toetsen.

4.3 Toets wijzigingsvoorwaarden

Het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom’ bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het plangebied. Er gelden algemene voorwaarden en specifieke voorwaarden voor het plangebied (wijzigingsgebied 9). Onderstaand vindt toetsing plaats aan deze voorwaarden.

Algemene voorwaarden:

Wijziging mag uitsluitend plaatsvinden indien:

  • kan worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk;

Zie paragraaf 5.7 en de voorwaardelijke verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren.

  • door middel van een watertoets is aangetoond dat de waterhuishouding op aanvaardbare wijze wordt vormgegeven;

Zie paragraaf 5.4.

  • wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, cultuurhistorie, alsmede flora en fauna;

Zie hoofdstuk 5.

  • de economische haalbaarheid is verzekerd;

Zie hoofdstuk 7.

  • de toevoeging van woningen past binnen de door burgemeester en wethouders gehanteerde prioritering binnen het meerjarenprogramma woningbouw.
  • De woningen zijn opgenomen in het meerjarenprogramma woningbouw.

Wetgevingzone – wijzigingsgebied 9:

De bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘wonen’ onder de volgende voorwaarden;

  • het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;

Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen per woning.

  • het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;

De plangrens betreft de grens van de wijzigingsbevoegdheid.

  • het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 25% worden bebouwd;

Door opname van bouwvlakken en aanduidingen ten behoeve van het hoofdgebouw is dit geborgd.

  • de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;

Dit is opgenomen op de verbeelding per woning.

  • de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;

Dit is opgenomen op de verbeelding per woning.

  • de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;

Dit is opgenomen op de verbeelding per woning.

  • er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad;

Zie hoofdstuk 3 en 4.

  • er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de aanleg van circa 150 m¹ houtwallen en de aanbreng van hekwerken;

Zie hoofdstuk 3 en 4.

  • ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.

Zie artikel 2.

Aldus kan gesteld worden dat voldaan wordt aan de wijzigingsvoorwaarden.

4.4 Gewijzigde bestemmingen in dit wijzigingsplan

Uitgangspunt van dit wijzigingsplan is de bouw van zeven vrijstaande woningen in een brinkachtige setting mogelijk maken. De bestaande bestemming "Agrarisch" wordt hiervoor conform het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom gewijzigd naar de bestemmingen "Wonen" en "Groen".

In de planregels is een bepaling opgenomen dat de regels van het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom van toepassing zijn op dit wijzigingsplan. Dit houdt in dat voor de opgenomen bestemmingen wordt verwezen naar de bestemmingen in het moederplan Drielanden - Groene Zoom.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook te worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

5.2.1 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Gelderland laat zien welke cultuurhistorische interessante en waardevolle patronen en objecten zich in het plangebied bevinden. Elke tijdsperiode heeft haar weerslag gehad op de vorming van de gebouwde omgeving. Lijnen, punten en vlakken uit het verleden zijn soms nog afleesbaar in het huidige (dorps)landschap. De CHW-kaart brengt deze cultuurhistorische waardevolle patronen en objecten in beeld.

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland zijn in het plangebied geen cultuurhistorische structuren opgenomen. De directe omgeving maakt ook geen deel uit van beschermd stads- of dorpsgezicht en er komt geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in voor.

De gemeente Harderwijk heeft een cultuurhistorische waardenkaart. Op de betreffende locatie zijn de Horloseweg, de boerderij Hooge Geest en de woning aan de Horloseweg 40 benoemd als cultuurhistorisch waardevol. In de planvorming, zie hoofdstuk 4 is rekening gehouden met het instandhouden c.q. inpassen van de bestaande waardevolle objecten.

De Horloseweg loopt van de Fokko Kortlanglaan naar de Horster Engweg, over de dekzandrug van de Hooge Geest en net ten zuiden van het laaggelegen gebied van Drielanden. De weg is mogelijk van middeleeuwse ouderdom, in elk geval is hij aangegeven op kaarten uit het begin van de negentiende eeuw. Het is een smalle weg met verharding van asfalt. Deze wegen blijven in stand en het tracé wordt niet gewijzigd.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

5.2.2 Archeologie

In het vigerende bestemmingsplan is het noordelijke deel als 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Dit komt overeen met een middelhoge archeologische verwachting. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter van 1.000 m2 moet vooronderzoek plaatsvinden. Voor het overige plangebied geldt de 'Waarde - Archeologie 1'. Dit komt overeen met een hoge archeologische verwachting. Voor het gebied met hoge archeologische verwachtingen geldt dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij bodemingrepen groter dan 100 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0010.jpg"

Figuur: Uitsnede Beleidskaart Archeologie gemeente Harderwijk (2011)

Conclusie

Voor de locatie is in het kader van het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom reeds een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (Archeologisch vooronderzoek Groene Zoom, Raap- notitie 2761, maart 2009). Er zijn tijdens het onderzoek geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. Er is daarom geen vervolgonderzoek geadviseerd.

5.3 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 8 januari 2018 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De weersomstandigheden waren: onbewolkt, circa 2°C en een zwakke wind.

Plangebied en plannen

Het plangebied is gelegen aan de Horloseweg 38 ten zuidwesten van Harderwijk. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de Horloseweg. Ten noorden van het plangebied ligt de Groene zoomweg, waarvan het plangebied wordt gescheiden door een geluidswal. Ten oosten en westen van het erf ligt grasland en bos.

Op het erf zelf zijn twee woningen, waaronder de boerderij, en een aantal schuren aanwezig. De woningen zijn opgetrokken uit bakstenen muren en hebben een met dakpannen bedekt dak. De schuren zijn opgetrokken uit golfplaten daken en hebben bakstenen of houten muren. Het terrein is ontsloten via een verharde toegangsweg vanaf de Horloseweg. Langs de Horloseweg is een strook bos aanwezig. Een groot deel van de noordzijde van het plangebied wordt ingenomen door grasland met kleine houtsingels en solitaire bomen en struiken. In het plangebied is een greppel aanwezig die ten tijde van het veldbezoek met water gevuld was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0012.jpg" 

Impressie plangebied (8 januari 2018)

Het plan bestaat uit de bouw van enkele vrijstaande woningen. De woningen worden aangelegd rond een brink ten noorden van de bestaande woningen die behouden blijven bij het plan. De overige bebouwing wordt gesloopt. Een klein deel van de opgaande beplanting in het plangebied wordt gekapt. Het gaat om bomenrij tussen de boerderij en de noordrand van het plangebied en een klein deel van het bos aan de zuidzijde van het plangebied. De greppel wordt bij uitvoering van het plan gedempt.

5.3.1 Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Inventarisatie

Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (www.natuurloket.nl) (NDFF) via Quickscanhulp.nl  (© NDFF - quickscanhulp.nl 03-01-2018 13:07:38) blijkt dat binnen een straal van een kilometer rond het plangebied diverse beschermde diersoorten bekend zijn. Het gaat hierbij om amfibieën, zoogdieren en vogels met jaarrond beschermde nesten. Indien van toepassing worden deze soorten in onderstaande tekst behandeld.

Uit de omgeving van het plangebied (0-1 km) zijn geen beschermde plantensoorten bekend (Quickscanhulp.nl). In het plangebied is grasland aanwezig met soorten als Engels raaigras, kropaar, kruipende boterbloem, veldzuring en paardenbloem. De opgaande beplanting aan de noordzijde van het plangebied bestaat uit rijen loofbomen, waaronder zwarte els en es. Aan de zuidzijde van het plangebied is bos aanwezig met onder meer zomereiken, ruwe berken, grove dennen en hulst. Beschermde soorten zijn niet waargenomen in het plangebied. Door het ontbreken van geschikt biotoop worden beschermde planten ook niet verwacht in het plangebied.

De woningen met pannendaken zijn geschikt als broedplaats van huismus, waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Deze zijn echter niet waargenomen tijdens het veldbezoek. In de schuren zijn geen nesten of sporen, zoals braakballen of prooiresten, aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van vogels met jaarrond beschermde nesten. In de schuur aan de zuidoostrand van het erf een gat in de dakisolatie aanwezig waar één oud nest tussen de dakisolatie en de golfplaten is aangetroffen. Dit nest is vermoedelijk afkomstig van een winterkoning. Daarnaast is een oud nest van boerenzwaluw aangetroffen.

In de bomenrij tussen de woningen en de noordrand van het plangebied is een nest van zwarte kraai aangetroffen (zie figuur 1). Dit nest kan dienen als nestplaats voor boomvalk of ransuil, waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Deze soorten maken zelf geen nesten, maar maken gebruik van oude nesten van soorten als ekster en zwarte kraai. In 2015 is door BügelHajema Adviseurs een broedgeval van boomvalk vastgesteld in een elzensingel aan de overzijde van de Groene Zoomweg op korte afstand van het plangebied. Een broedgeval van deze soort in het plangebied is dan ook niet op voorhand uit te sluiten.

In de bomen aan de zuidrand van het plangebied zijn geen nesten van vogels met jaarrond beschermde nesten aangetroffen tijdens het veldbezoek.

In de opgaande beplanting kunnen broedvogels van bossen en tuinen tot broeden komen, zoals merel, houtduif, roodborst, vink en zanglijster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0013.png"

Figuur: locatie potentiële nestplaats boomvalk of ransuil (rood) en eekhoornnest (Bron kaartondergrond: Google maps)

De woningen zijn geschikt als vleermuisverblijfplaats. Te verwachten zijn soorten als gewone dwergvleermuis en laatvlieger, die uit de omgeving van het plangebied bekend zijn. De schuren in het plangebied zijn gedeeltelijk vervallen en opgetrokken uit dunne wanden en golfplaten daken. Voor de meeste vleermuissoorten zijn de schuren door het ontbreken van een geschikt microklimaat ongeschikt. Gewone grootoorvleermuizen komen wel regelmatig in schuren voor. In de meest noordelijke schuur is één vleugel van een dagpauwoog gevonden. In deze en de andere schuren zijn geen aanwijzingen, zoals grotere aantallen vlindervleugels of uitwerpselen, aangetroffen die kunnen duiden op een verblijfplaats van gewone grootoorvleermuis. Mogelijk foerageert deze soort incidenteel in de schuren.

In de bomen in het plangebied zijn geen voor vleermuizen geschikte ruimten aangetroffen, zoals holtes of plakkaten loszittende schors. Het plangebied vormt wel geschikt foerageergebied voor vleermuizen.

Het plangebied vormt geschikt biotoop voor een aantal algemene grondgebonden zoogdiersoorten, zoals de uit de direct omgeving bekende aardmuis, veldmuis, rosse woelmuis, bosmuis, huisspitsmuis, egel, konijn, haas, ree en vos (Quickscanhulp.nl). Voor deze algemene soorten geldt in de provincie Gelderland een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Uit de directe omgeving van het plangebied zijn de niet-vrijgestelde soorten bever, boommarter, das en eekhoorn bekend. Voor bever ontbreekt geschikt leefgebied in en om het plangebied. De opgaande beplanting langs de Horloseweg vormt geschikt leefgebied voor boommarter en eekhoorn. Tijdens het veldbezoek zijn geen holtes aangetroffen die geschikt zijn als verblijfplaats voor boommarter of eekhoorn. Wel zijn twee eekhoornnesten aangetroffen in eiken ten zuidwesten van de woningen. Eén nest bevindt zich net buiten het plangebied en één binnen het plangebied (zie figuur 1).

Op minder dan 100 meter ten oosten van het plangebied is in een bosgebied een dassenburcht aanwezig. Met name aan de zuidzijde van het plangebied zijn graafsporen van das (dassenputjes) aanwezig.

Uit de directe omgeving van het plangebied zijn de amfibieënsoorten bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander bekend (Quickscanhulp.nl). Voor deze algemene amfibieënsoorten geldt in de provincie Gelderland een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied is geschikt voor deze soorten. De greppel aan de noordzijde van het plangebied is ongeschikt als voortplantingswater voor de meer kritische niet-vrijgestelde amfibieënsoorten. Het plangebied vormt ook geen hoogwaardig landbiotoop voor niet-vrijgestelde soorten.

Het voorkomen van beschermde soorten uit de soortgroepen reptielen, vissen en ongewervelden is uitgesloten in het plangebied het ontbreken van geschikt biotoop. Waarnemingen van beschermde soorten van deze soortgroepen zijn ook niet bekend uit de omgeving van het plangebied (Quickscanhulp.nl).

Toetsing

Bij de sloop van de schuren gaan geen nesten van vogels met jaarrond beschermde nesten. Indien de mogelijke nestplaats van boomvalk of ransuil (ter plaatse van de elzensingel) wordt ingepast, is geen negatief effect op deze vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten te verwachten. Het plangebied is in de huidige situatie al in gebruik als erf, zodat geen sprake is van een functieverandering in het plangebied. Bovendien neemt de bebouwingsdichtheid af bij uitvoering van het plan, zodat het plangebied geschikt blijft als broedplaats. Alleen als de mogelijke nestplaats van boomvalk of ransuil niet kan worden ingepast, is nader onderzoek nodig naar boomvalk en ransuil. Indien een broedgeval van deze soorten wordt vastgesteld, dient een ontheffing van de Wnb te worden aangevraagd om de kap van de boom met de nestplaats mogelijk te maken.

Negatieve effecten op andere vogels met jaarrond beschermde nesten treden niet op als gevolg van het plan. Voor de te verwachten soorten is in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig buiten het plangebied en bovendien zal het plangebied niet ongeschikt worden als foerageergebied.

Bij uitvoering van het plan gaan geen vleermuisverblijfplaatsen verloren. Het plangebied zal geschikt blijven als foerageergebied voor de in het plangebied te verwachten vleermuizen, mits overmatige verlichting achterwege blijft. Dit kan door tijdens de aanlegfase en gebruiksfase gebruik te maken van verlichting met gerichte armaturen die geen lichtuitstraling naar de boven en naar de zijkant veroorzaken. In de omgeving is bovendien in ruime mate alternatief en hoogwaardig foerageergebied voor vleermuizen aanwezig.

Bij uitvoering van het plan worden mogelijk enkele bomen aan de zuidzijde van het plangebied gekapt, waarbij mogelijk een nest van eekhoorn verloren gaat. Eekhoorns maken buiten de voortplantings- en overwinteringsperiode gebruik van meerdere nesten en zijn in deze periode niet gebonden aan een vaste verblijfplaats. In de voortplantings- en overwinteringsperiode maakt de soort echter gebruik van een vaste verblijfplaats. Om een overtreding van de Wnb te voorkomen bij de kap van de boom met het eekhoornnest, is het dus noodzakelijk om te werken buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode die loopt van december tot en met augustus.

Wanneer gewerkt wordt buiten deze kwetsbare periode, is de functionaliteit van het onderzoeksgebied voor eekhoorn niet in het geding, aangezien het overgrote deel van het leefgebied behouden blijft bij uitvoering van de plannen en tenminste één nest op korte aftand van de te kappen boom behouden blijft. Ook in de aan het plangebied grenzende bospercelen is in ruime mate optimaal leefgebied voor eekhoorn aanwezig. De soort heeft daarmee voldoende uitwijkmogelijkheden in de directe nabijheid van de te kappen boom.

In 2015 is door Zoon ecologie een advies opgesteld over de effecten van het plan op de dassenburcht op korte afstand van het plangebied. In dit advies wordt aangegeven dat de bouw van de woningen in het plangebied geen belemmering vormt voor de dassen van de nabijgelegen dassenburcht, doordat de bebouwingsdichtheid afneemt en de bebouwing niet dichter bij de burcht komt te liggen. Indien het plangebied wordt ontsloten via de bestaande toegangsweg is dan ook geen sprake van een negatief effect op de aanwezige dassenburcht door verstoring of verlies van foerageergebied. Indien een nieuwe inrit wordt aangelegd die dichter bij de burcht komt te liggen, dient de kwaliteitsvermindering te worden gecompenseerd. Dat kan (op advies van Zoon Ecologie 2018) door inrichting en gebruik van de akker ten noorden van het bos, zoals opgenomen in het beplantingsplan. Toevoegen van houtwallen, fruitboomgaard en blijvend grasland is gunstig voor de das die hier de laatste jaren alleen mais vond.

Als gevolg van het plan kunnen tot slot enkele verblijfplaatsen van algemene amfibieën- en of zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Gelderland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

5.3.2 Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Wet natuurbescherming

In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. In de provincie Gelderland wordt het NNN Gelders Natuurnetwerk (GNN) genoemd. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het GNN is voor provincie Gelderland uitgewerkt in Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).

Groene Ontwikkelingszone

Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland worden behalve de GNN-gebieden ook gebieden aangewezen als Groene Ontwikkelingszone. In gebieden die zijn aangewezen als Groene Ontwikkelingszone worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, maar kleinschalige ontwikkelingen die niet leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied zijn wel toegestaan.

Inventarisatie

Het plangebied ligt op een afstand van circa 1 kilometer van het dichtstbijzijnde in het kader van de Wnb beschermde gebied, te weten Natura 2000-gebied Veluwerandmeren ten noordwesten van het plangebied.

Het plangebied ligt niet op en grenst niet aan gronden die in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid zijn aangewezen als GNN of Groene Ontwikkelingszone. Op ongeveer 1 kilometer ten noordwesten van het plangebied ligt het Wolderwijd waarvan het open water is aangewezen als GNN en enkele oeverzones zijn aangewezen als Groene Ontwikkelingszone.

Toetsing

Gezien de terreinomstandigheden, de ligging op forse afstand van beschermde gebieden en de aard van het plan, zijn met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, het GNN of de Groene Ontwikkelingszone te verwachten. Deze inventarisatie geeft daarom geen aanleiding voor een nadere analyse in het kader van de gebiedenbescherming van de Wnb en de ontwikkelingen zijn niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

5.3.3 Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de inventarisatie komt naar voren dat bij uitvoering van het plan rekening moet worden gehouden met de volgende zaken:

  • Bij uitvoering van het plan moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels.
  • Indien de mogelijke nestplaats van boomvalk of ransuil (in de elzensingel) wordt ingepast, is geen negatief effect op deze vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten te verwachten. Als de mogelijke nestplaats van boomvalk of ransuil niet kan worden ingepast, is echter nader onderzoek nodig naar boomvalk en ransuil. Wanneer daarbij een broedgeval wordt vastgesteld, dient een ontheffing van de Wnb te worden aangevraagd om de kap van de boom met de nestplaats mogelijk te maken.
  • De eventuele kap van bomen aan de zuidzijde van het plangebied dient plaats te vinden buiten de kwetsbare overwinterings- en voortplantingsperiode van eekhoorn, dat wil zeggen buiten de periode december tot en met augustus.
  • Daarnaast wordt geadviseerd om tijdens de aanleg- en gebruiksfase gebruik te maken van verlichting met gerichte armaturen die lichtuitstraling naar boven en naar de zijkanten voorkomen. Op die manier blijft het plangebied geschikt als foerageergebied voor vleermuizen.
  • Indien wordt gekozen voor de aanleg van een nieuwe toerit ten oosten van de bestaande oprit, dient de kwaliteitsvermindering te worden gecompenseerd om effecten op dassen te voorkomen.

Voor deze activiteit is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

5.4 Water

5.4.1 Inleiding

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

De watertoets voor de ontwikkeling op deze locatie is opgenomen in Bijlage 4.

Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen gelden de algemene uitgangspunten die in het waterbeleid zijn beschreven. Dit is reeds beschreven in de toelichting van het bestemmingspla Drielanden - Groene Zoom.

5.4.2 Beoordeling

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in

benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0014.png"

Figuur: Legger Noord-Veluwe en Eemland

Ten noorden van het plangebied ligt een droogvallende C-watergang die afwatert richting het westen (afwateringsgreppel langs teen geluidswal).

Op deze greppel is ook de afwatering van de Groene Zoomweg aangesloten. Deze watergang is krap bemeten en wordt matig onderhouden en heeft daardoor een beperkte afvoercapaciteit. Piekbelastingen op deze watergang door ongebufferde lozingen van hemelwater uit het plangebied dienen vermeden te worden om het risico op wateroverlast benedenstrooms te beperken. Om dat te bereiken wordt minimaal 36 mm berging in het plangebied gerealiseerd t.o.v. het verhard oppervlak (daken, erfverharding en wegen).

Door de geringe ontwateringsdiepte en een bodemopbouw die matig/slecht doorlatend is (Beekeerdgrond leemarm en zwak lemig fijn zand) is er naar verwachting beperkte mogelijkheid om hemelwater middels hoogbelaste en compacte ondergrondse voorzieningen te infiltreren. In het plangebied wordt hemelwaterberging gerealiseerd middels de aanleg van infiltratiebermen/zaksloten/infiltratievelden langs brinkwegen en/of rondom het plangebied met een overloop op genoemde C-watergang (stuw). Bij voorkeur te combineren met natte natuur (plas/dras).

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.

Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Volgens atlas van Provincie Gelderland is grondwatertrap IV van toepassing voor het plangebied: de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt >0,40 cm onder maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand ligt 80-120 cm onder maaiveld. De ontwateringsdiepte is te beperkt voor woningen met traditionele kruipruimten. Permanente geforceerde drainage is niet toegestaan. Om tot voldoende ontwateringsdiepte te komen zal het maaiveld opgehoogd moeten worden (GHG > 0,7m onder maaiveld en GHG >0,9 m onder bouwpeil).

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het waterschap vraagt om de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap toe te passen.

Het huishoudelijk afvalwater van de bestaande bebouwing wordt afgevoerd via een drukrioolgemaal nabij de woning nr 38, dat middels een persleiding loost op het stamriool onder de Horloseweg. De capaciteit van dit gemaal is voldoende om ook het huishoudelijk afvalwater van de toe te voegen woningen te kunnen verwerken. Schoon hemelwater mag niet worden geloosd op dit drukrioolgemaal. Dit bestaande drukrioolgemaal kan worden hergebruikt. Door dit gemaal te verplaatsen naar een locatie langs de te ontwikkelen ontsluitingsweg is deze goed bereikbaar voor onderhoudsmaterieel vanaf de openbare weg (nieuwe locatie voor drukrioolgemaal bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de Horloseweg).

5.4.3 Conclusie

Realisering van dit plan heeft geen blijvend nadelige gevolgen voor het aspect ‘water’. Er zijn op dit punt dus geen aanmerkelijke belemmeringen voor het ontwikkelen van het voorliggend plan. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

5.5 Milieu

In deze paragraaf komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

5.5.1 Geluid

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wet geluidhinder zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

Onderzoek

Uit het onderzoek (Bijlage 6) blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege het wegverkeer op de Groene Zoomweg bij vier (woningen kavel 3, 4, 5 en 6, zoals opgenomen in het onderzoek) van de acht woningen wordt overschreden. Deze overschrijding bedraagt afgerond ten hoogste 4 dB en vindt plaats op de 2e en de 3e bouwlagen van de noordgevel van deze woningen. Hiermee wordt de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet overschreden.

De andere woningen kavel 1, 2, 7 en kavel '1.013 m2' voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De geluidbelasting van 52 dB kan door het nemen van de volgende maatregelen worden teruggebracht tot 48 dB:

  • Verplaatsen van de woningen 3, 4, 5 en 6 naar achteren met tenminste 40 m;
  • Verhogen van een deel geluidscherm (ca. 200m lengte boven op de aanwezige geluidwal) met 1,2 m. Hiermee wordt de geluidbelasting op de 2e laag verlaagd tot 48 dB. Of verhogen met 2,2 m, hiermee wordt ook de geluidbelasting op de 3e bouwlaag verlaagd tot 48 dB;
  • Het toepassen van een geluidreducerend wegdektype met een reductie van 3-4 dB.

Voor de 3e bouwlaag is bij verhoging met 1,2 m dan alsnog een hogere grenswaarde noodzakelijk. Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is echter dat hogere grenswaarden zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. De maatregel van een schermverhoging heeft echter onvoldoende effect. Doordat de betreffende woningen voldoen aan de geluid- en indelingseisen van de Wet geluidhinder en het beleid van de gemeente Harderwijk is het passend om een hogere grenswaarde te verlenen.

Opgemerkt wordt dat de overschrijding van woning kavel 5 de kopgevel betreft. Vaak worden in de kopgevel geen te openen ramen opgenomen.

Voor de Noordgevel van de 3e bouwlaag van de woningen kavel 3, 4 en 6 geldt dat de overschrijding vaak op de 3e bouwlaag betreft met een zolder(geen verblijfsruimte aanwezig). Indien deze uitgangspunten ook gelden voor deze drie woningen dan hoeft de geluidbelasting t.p.v. deze gevels niet te worden getoetst.

Indien ook de Noordgevel van de 2e bouwlaag van de woningen 3,4 en 6 doof (geen te openen ramen) uitgevoerd kan worden, dan hoeft de geluidbelasting van deze bouwlaag ook niet te worden getoetst. Door positionering van verblijfsruimten aan deze gevel met een te openen raam aan beide kopgevels, kunnen de verblijfsruimten worden voorzien van spuiventilatie.

De GES-score van woningen 1 en kavel '1013 m2' bedraagt 1 (goed, groen) met een geluidbelasting (zonder aftrek) tussen 42 en 48 dB. Voor de woningen 2 en 7 (redelijk, geel) met een geluidbelasting tussen 48 en 51 dB. Voor de woningen 3, 4, 5 en 6 bedraagt de GES-score 4 (matig) met een geluidbelasting tussen 52 en 57 dB.

Voor alle woningen geldt een geluidluwe zijde ruim onder de 43 dB net GES-score 0 (zeer goed, groen, behalve woning 6 met 47 dB, GES-score 1 (goed, groen).

Bij het definitief bouwplan dient er t.b.v. een eventueel hogere waarde aanvraag een akoestisch onderzoek geluidisolatie gevel te worden opgesteld.

Alle woningen hebben meerdere geluidluwe gevels waarachter meerdere verblijfsruimten kunnen liggen. Tevens hebben alle woningen een geluidluwe begane grond, waardoor alle woningen kunnen beschikken over een geluidluwe tuin.

Conclusie

Met toepassing van de aangedragen maatregelen kan worden voldaan aan de normen uit de Wet Geluidshinder. Voor de woningen op kavel 3, 4, 5 en 6 dient vanwege het wegverkeer op de Groene Zoomweg hogere waarden aangevraagd te worden. Daarmee vormt het aspect geluid verder geen planologische belemmering voor het plan.

5.5.2 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.

De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Naast de Wet luchtkwaliteit heeft de gemeente Harderwijk aanvullend beleid vastgesteld met betrekking tot projecteren van gevoelige bestemmingen op minder dan 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg. Doel van dit beleid is om kwetsbare groepen, zoals kinderen, astmapatienten en ouderen, zoveel mogelijk te beschermen tegen ongezonde lucht. Deze groepen hebben een verhoogde gevoeligheid voor luchtverontreiniging. Het beleid bepaalt dat nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen niet meer binnen 50 meter vanaf de provinciale weg en 300 meter van een rijksweg gebouwd mogen.

Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3b van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit, wanneer het plan niet voorziet in de bouw van meer dan 1500 woningen. Hierbij wordt over het algemeen uitgegaan van een kengetal van 5 verkeersbewegingen per woning. Dit betekent dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer als gevolg van het plan de toename minder dan 7500 verkeersbewegingen bedraagt.

Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Er hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.5.3 Externe veiligheid

Inleiding

Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.

Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Beoordeling risico

Middels de Risicokaart van de provincie Gelderland is beoordeeld of er risicobronnen in en rond het plangebied aanwezig zijn. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.WP00214-0002_0015.jpg"

Figuur: uitsnede Risicokaart met daarin weergegeven het plangebied (bron: Risicokaart.nl)

De planlocatie ligt buiten de risicozones van deze wegen, spoorweg en buisleiding. Tevens ligt de planlocatie niet binnen de invloedsfeer van risicovolle bedrijven/inrichtingen. De planlocatie ligt op een afstand van meer dan 400 m van alle in beeld gebrachte bronnen.

Conclusie

Op basis van de Risicokaart wordt geconstateerd dat alle risicobronnen zich op geruime afstand van het projectgebied bevinden. Het projectgebied bevindt zich tevens buiten de risicosfeer van overige risicobronnen. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet nodig.

Wel zijn bluswatervoorzieningen beperkt aanwezig en deze zijn niet toereikend voor de beoogde ontwikkelingen. Er zal (minimaal) 1 extra bluswaterwinpunt (geboorde put op pleintje)gecreëerd moeten worden in het plangebied.

5.5.4 Geur

Geur in de leefomgeving is grotendeels afkomstig van bedrijvigheid. Elke geur kan boven een bepaalde concentratie hinder veroorzaken. Om hinder van agrarische bedrijven te voorkomen is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. De wet regelt onderlinge afstanden tussen geurgevoelige functies, zoals woningen, recreatieobjecten en agrarische bedrijvigheid.

Binnen het plangebied liggen geen agrarische bedrijven. Het bestemmingsplan voorziet ook niet in nieuwe mogelijkheden voor agrarische bedrijven. De afstand tussen geurgevoelige objecten en agrarische bedrijvigheid uit omliggende gebieden wordt niet verkleind.

Het milieuaspect geurhinder vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.5.5 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Er dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Onderzoek

Een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd (zie Bijlage 3).

Conclusie

Op basis van het verkennend bodemonderzoek kan gesteld worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.

5.5.6 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect ‘goede ruimtelijke ordening’ dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ als maatgevend beschouwd. Deze afstanden hebben betrekking op de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de nieuwe gevoelige functie.

Vorenstaande moet op twee manieren worden getoetst. Enerzijds wordt gekeken of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kwetsbaar is voor hinder en/of bestaande functies belemmert in hun bedrijfsvoering.

  • Circa 100 m ten zuiden van het plangebied ligt Bungalowverhuur van den Berg. Dit valt onder vakantiecentra (SBI-552/553) met een richtafstand van 50 m, waarvan geluid bepalend is voor de richtafstand.
  • Ten oosten van het plangebied, op circa 160 m afstand, is een agrarisch perceel met de functieaanduiding paardenhouderij. Het houden en fokken van paarden valt onder SBI-143. Hieraan is een richtafstand van 50 m gekoppeld, waarbij geur bepalend is voor de richtafstand.

Conclusie

Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van de in de buurt gelegen bedrijven. Met betrekking tot bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de ontwikkelingen in het plangebied.

5.6 Kabels en leidingen

Over het plangebied loopt een 50 kV hoogspanningslijn Harderwijk - Nijkerk. De stroom in de hoogspanningslijnen zorgt voor een magnetisch veld rondom de lijnen. Dit kan effecten hebben op het functioneren van het menselijk lichaam. Daarom is onderzoek gedaan naar de specifieke magneetveldzone van de 50 kV lijn Harderwijk - Nijkerk (Bijlage 5).

Het wordt aangeraden om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).

Hiertoe is een 3D model van de vigerende situatie opgebouwd, waarbij uit de berekeningen volgt dat de specifieke magneetveldzone aan weerszijden van de lijn 25 meter bedraagt, gerekend vanuit het hart van de bovengrondse lijn.

Er is overlap tussen de specifieke magneetveldzone en het erf van het perceel aan de Horloseweg 38. Geadviseerd wordt om binnen deze strook geen gevoelige bestemmingen (zoals woningen) te realiseren. Binnen deze zone is geen gevoelige functie (bestemming Wonen) toegekend in dit wijzigingsplan. Het wijzigingsplan is aldus uitvoerbaar.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt de wettelijk verplichte KLIC-melding uitgevoerd. Een dergelijke melding zorgt ervoor dat netbeheerders van kabels en leidingen een melding krijgen van geplande werkzaamheden in de ondergrond. Aan de hand van de melding sturen netbeheerders tekeningen naar de aanvrager. De tekeningen kunnen vervolgens gebruikt worden om na te gaan of er kabels en leidingen aanwezig zijn op de plaats waar gegraven gaat worden. Tijdens het bouwrijp maken van het plangebied worden deze bestaande kabels en leidingen verwijderd dan wel omgelegd.

5.7 Verkeer en parkeren

Inleiding

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Harderwijk en het plan bestaat uit een deel Mobiliteitsvisie (met een doorkijk naar 2030) en een deel Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (met een doorkijk tot 2015). Het VSP geeft aan dat de prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken en voorkomen van verkeersonveilige situaties.

Parkeren

Op 23 mei 2013 is door de gemeenteraad een Parkeernormennota vastgesteld. Deze Parkeernormennota is een uitwerking van de vastgestelde visie op parkeren in Harderwijk (GVVP). De Parkeernormennota dient tevens als uitbreiding/toevoeging aan de parkeerfondsregeling.

Omdat er geen wettelijke, door de rijksoverheid vastgestelde en voorgeschreven parkeernormen bestaan, heeft de gemeente Harderwijk besloten om de parkeernormen in één document vast te stellen met normen die specifiek toepasbaar zijn voor de situaties binnen de gemeente Harderwijk.

Deze parkeernormen worden gebruikt bij het berekenen van de parkeerbehoefte bij voorzieningen als woningen, scholen, winkels, kantoren en bedrijven. Het vaststellen van deze parkeernormen is onder meer voor burgers, projectontwikkelaars en de gemeente Harderwijk zelf van belang. Door het vaststellen is het namelijk voor iedere belanghebbende duidelijk en inzichtelijk welke parkeernormen voor een bepaalde functie gehanteerd worden. Hierdoor ontstaat eenduidigheid in het parkeernormenbeleid.

Voor vrijstaande woningen in het buitengebied geldt dat parkeren geheel op eigen terrein moet plaats vinden.

Onderzoek plangebied

Met toevoeging van vrijstaande nieuwbouw woningen is te verwachten dat er meer voertuigbewegingen gegenereerd zullen worden in het gebied. Dit kan effect hebben op de omgeving. De toevoeging van een woning zorgt voor circa 6,3 autobewegingen per etmaal. Met 6 nieuwe woningen zal het daarom gaan om circa 37,8 autobewegingen per etmaal die door het plan toegevoegd worden. Ter indicatie: de maximaal aanvaardbare verkeersintensiteit in een woonstraat is 2.500 à 3.000 motorvoertuigen per etmaal (werkdag). De Horloseweg kan dit extra verkeer zonder verkeersveiligheids- en doorstromingsproblemen verwerken. Via de Horloseweg is het plangebied vervolgens per auto goed aangetakt op het verkeersnetwerk. Voor het fietsverkeer is het plangebied prima te bereiken via de het het Hooge Geestpad.

De ontsluiting vindt bij voorkeur plaats via een nieuwe oprit op de Horloseweg. Hierdoor kan het oorspronkelijke erf in waarde worden gelaten en overlast door inschijnende koplampen in de bestaande boerderij zoveel mogelijk worden voorkomen. De gemeente Ermelo geeft aan geen toestemming te geven voor een tweede aansluiting. Het gebied dient 1 centrale in / uitrit te krijgen (op de Horloseweg) gelegen op de bestaande locatie of op de nieuwe locatie (onder de hoogspanning).

Parkeervoorzieningen

Ten aanzien van parkeren kan worden gesteld dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein om te kunnen voldoen aan de gemeentelijke parkeernorm (2,0 parkeerplaatsen per burgerwoning). Bezoekersparkeren kent een norm van 0,33 parkeerplaatsen per woning. Met zes openbare parkeerplaatsen wordt ruim voldaan aan de norm.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd vanuit het aspect verkeer en parkeren, nader onderzoek op het gebied van verkeer en parkeren is daarom ook niet nodig.

5.8 Milieueffectrapportage

5.8.1 Algemeen

Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen. Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D-lijst zijn opgenomen, áltijd aandacht aan m.e.r. dient te worden geschonken. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

5.8.2 Analyse

Om te bepalen of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtig plan, dient te worden bepaald of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Dit plan voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit plan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die worden genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

Indien de volgende drempelwaarden worden overschreden is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig plan:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De drempelwaarde voor een m.e.r.-beoordeling is opgenomen in lijst D van het Besluit m.e.r. Voor projecten groter dan 100 hectare en meer dan 2.000 woningen dient altijd een m.e.r.- beoordeling plaats te vinden.

Conclusie

De omvang van de woningbouw (zeven woningen) is zodanig beperkt dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dit betekent dat er geen vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd hoeft te worden.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 4 is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.

6.1.1 Juridische regeling

In dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom ’ van toepassing verklaard. Dit betekent dat de regels beperkt zijn tot slechts enkele artikelen. In artikel 1 zijn enkele begrippen opgenomen over wat moet worden verstaan onder het ‘plan’ en het ‘wijzigingsplan’.

Artikel 2 bevat in aanvulling op de geldende regels voorwaardelijke verplichtingen ten behoeve van de sloop van gebouwen en de aanleg en instandhouding van het beplantingsplan.

In artikel 3 is een van toepassing verklaring opgenomen, waarin is aangegeven wat de strekking is van onderhavig wijzigingsplan en dat de regels van het bestemmingsplan ‘Drielanden - Groene Zoom’ van overeenkomstige toepassing zijn. In artikel 4 wordt ten slotte afgesloten met een slotregel met de naam van het wijzigingsplan.

6.1.2 Verbeelding

De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

6.2 Verantwoording Handboek Harderwijk

De regels in het voorliggende wijzigingsplan zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom'. Voor dat bestemmingsplan is destijds een eigen set aan regels opgesteld. Deze regels sloten qua systematiek zoveel mogelijk aan op de Standaard Handboek Harderwijk. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de standaard worden hieronder weergegeven.

Aan de bestemming 'Wonen' (artikel 12) is ten opzichte van de standaardregels het volgende gewijzigd:

  • maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 75 m2;
  • ruimere plaatsbepaling voor bijbehorende bouwwerken;
  • er is een afwijking toegevoegd voor een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, afhankelijk van de grootte van het bouwperceel.

6.3 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

Handhavingsbeleid bouwen, ruimtelijke ordening en milieu 2014-2018 

Op 14 januari 2014 is het handhavingsbeleid bouwen, ruimtelijke ordening en milieu 2014-2018 vastgesteld. De gemeente Harderwijk gunt iedereen zijn of haar vrijheid om te doen en laten wat hij of zij wil. Echter, daar waar de vrijheid van de één die van een ander schaadt, daar moet worden ingegrepen. In de vorm van kaderstelling in verschillende nota's legt de gemeente vast wat de spelregels zijn. Handhaving van deze regels is essentieel in het bewaken van orde, regelmaat én veiligheid in een leefgemeenschap. Als de handhaving onvoldoende is, verliezen de regels hun kracht. En daarom geldt: Vertrouwen waar het kan, handhaven waar het moet!

Milieu 

Het milieu is misschien wel de meest collectieve 'ruimte' die er is. Een goed milieu is essentieel voor een gezonde leefomgeving. Omdat een goed milieu zo belangrijk is, moeten de regels die daarvoor zijn, strak worden nageleefd. Het streven is om te zorgen voor een duurzame leefomgeving waar huidige en toekomstige generaties gezond kunnen wonen.

Ruimtelijke ordening 

Een stad is een levend organisme en heeft behoefte aan evenwicht in de ordening van schaarse ruimte. De samenleving en ruimte moeten zo goed mogelijk met elkaar in harmonie zijn. Omdat ruimtelijke ordening vaak grote objecten betreft, is handhaving erg belangrijk. Het nalaten van deze taak zou leiden tot een onevenwichtige stad, waar wonen, werken en infrastructuur niet op elkaar zouden zijn afgestemd.

Bouwen 

Bouwen en veiligheid zijn termen die hand in hand behoren te gaan. Iedereen in het bezit van een valide bouwvergunning heeft het recht om te bouwen conform de verleende vergunning. Veiligheid is een belangrijk argument om bouwvoorschriften te handhaven. Zodra er sprake is van een overtreding is het de plicht van de gemeente of brandweer een handhavingsprocedure te starten. Deze kan som heel urgent zijn als er sprake is van overtreding die bijvoorbeeld de brandveiligheid in de weg staat. Een goede naleving van de regels verkleint de kans op ernstige calamiteiten. Een ander punt is welstand. Met name de stijl van het vooraanzicht van een pand is bepalend voor de sfeer en uitstraling van een buurt. Als deze stijl niet aansluit bij de uitstraling die in de buurt gewenst is, dan moet er worden ingegrepen. Richtlijnen voor welstand zijn daarom nodig. Naleving van deze regels is net zo hard nodig. Op deze manier draagt ook een stijlvolle welstand bij aan een evenwichtige stad die voor iedereen aangenaam is.

Coalitieakkoord 2018-2022

In mei 2018 is het coalitieakkoord 2018-2022 opgesteld. Dit coalitieakkoord heeft de titel ''Aanpakken met Ambitie", waarrmee het nieuwe college aangeeft door te willen pakken op onderwerpen die al eerder in gang zijn gezet. Toezicht en handhaving is daarbij een belangrijk speerpunt, omdat beiden bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen.

Nota integrale toezicht en handhaving 

Op 8 september 2015 heeft het college de Nota integrale toezicht en handhaving vastgesteld. Deze nota is op 19 november 2015 in werking getreden. Deze nota geeft onder andere inzicht en antwoord op wat de gemeentelijke doelstellingen zijn en welke toezicht- en handhavingsonderwerpen daarbij horen. Daarnaast wordt ingegaan op wat de bouwstenen zijn voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma integraal toezicht/handhaving en hoe dat in de praktijk plaatsvindt.

Toezichthouders controleren of inwoners en ondernemers zich houden aan regels. Toezicht heeft een belangrijk preventief karakter. Door toezicht te houden, kan een overtreding worden voorkomen. Als men weet dat ergens op gelet wordt, is men minder geneigd regels te overtreden. Handhaving gaat een stap verder dan toezicht. Bij handhaving schrijft het gemeentebestuur iemand aan om een overtreding te beëindigen. Het gemeentebestuur neemt een handhavingsbesluit. Deze is gericht op herstel.

Bij integraal toezicht en handhaving vindt het toezicht plaats op basis van gestelde prioriteiten en doelen waarbij de prioriteit leidend is voor de frequentie van het toezicht. Toezichthouders hebben een signaalfunctie voor elkaar. En waar dit mogelijk/wenselijk is, wordt samen toezicht/controle uitgevoerd. Door dit vooraf met de verschillende afdelingen af te stemmen wordt integrale samenwerking gestimuleerd. Dat levert efficiencyvoordelen op maar ook een afname van de toezichtlast voor inwoners en ondernemers.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten alvorens de planologische procedure zal worden gestart. In deze overeenkomst leggen de initiatiefnemer zich vast om alle met het initiatief gemoeide kosten (inclusief eventueel voorschotbedrag planschade) op zich te nemen voor eigen rekening en risico. Daarnaast verplicht de initiatiefnemer zich tot uitvoering van de ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1 Wro ten behoeve van landschapsversterking. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak

Hoofdregel uit de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. In een aantal gevallen hoeft geen inspraak plaats te vinden, bijvoorbeeld over plannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (de zogenaamde postzegelplannetjes).

Het onderhavige plan is een wijzigingsplan en door haar beperkte omvang aan te merken als een postzegelplan. Bovendien heeft er reeds inspraak plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom, waarvan de voorliggende wijzigingsbevoegdheid deel uitmaakt.

Het ontwerpwijzigingsplan "Drielanden - Horloseweg 38" heeft met ingang van 25 april 2019 gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon een ieder schriftelijk zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad. Desgewenst kon ook worden volstaan met een mondelinge zienswijze.

8.2 Vooroverleg

8.2.1 Inleiding

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarnaast is het in Harderwijk te doen gebruikelijk vooroverleg te voeren met andere betrokken partijen en instanties.De overlegreacties en de beantwoording daarvan zijn in bijlage 7 van deze toelichting opgenomen.

8.2.2 Wijzigingen naar aanleiding van het vooroverleg

Er heeft vooroverleg (op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) plaatsgevonden met de belanghebbende instanties. Het vooroverleg heeft geleid tot beperkte aanpassingen van het plan. De inrichtingsschets voor wat betreft de verkeersontsluiting en het beplantingsplan zijn aangepast.

8.3 Zienswijzen

Er is één zienswijze ontvangen op het plan. Deze zienswijze heeft niet geleid tot wijziging van het bestemmingsplan. De zienswijzennota is terug te vinden in Bijlage 8.