direct naar inhoud van Regels
Plan: Zeebuurt - De Harder 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00119-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zeebuurt - De Harder 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0243.BP00119-0002 van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede gastouderopvang, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan- of uitbouw

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.7 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.11 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden;

1.12 berging

een gebouw, dienend als bergruimte bij woningen;

 

1.13 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, waarin:

  • a. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), dan wel;
  • b. alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.26 erfgrens

de grens van een erf;

1.27 evenement

al dan niet periodiek terugkerende openbaar toegankelijke activiteit of geheel van activiteiten met een van het reguliere gebruik afwijkend karakter, op het gebied van sport, cultuur, folklore, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en alle daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruiksoppervlak

gebruiksoppervlakte van een gebouw zoals bedoeld en bepaald in de NEN 2580;

1.30 geluidsgevoelige bouwwerken

gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke dienen ter bewoning, niet zijnde bedrijfswoningen, of andere geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.31 geluidsgevoelige functie

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidgevoelig terrein of bouwwerk wordt aangemerkt;

1.32 geluidzone

een op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);

1.33 gezamenlijk gebruiksoppervlak

het totale gebruiksoppervlak die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.36 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.37 kunstwerk

civieltechnisch (bouw)werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen, afvalinzameling en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;

1.38 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald die in acht moet worden genomen;

1.39 maatvoeringsvlak

een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;

1.40 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.41 ondergeschikte en ondersteunende horeca

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteiten en direct in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca);

1.42 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.43 peil
  • 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. bij het ontbreken van een hoofdgebouw: vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.44 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 thematische detailhandel

detailhandel in artikelen behorend tot de thema's wonen en vrije tijd, nader te specificeren in de branches huis en interieur en buitensport en recreatie, met inbegrip van huishoudelijke apparatuur;

1.46 verwijsmast

reclamemasten die geplaatst worden met als doel reclame te maken specifiek voor een bedrijf dat op die locatie is gevestigd waarbij knipperende en/of periodiek oplichtende reclame/promotie of andere elementen zijn toegestaan;

1.47 woning

een voor wonen bestemd gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.48 zelfstandig kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.):

de totale en buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van de ruimten van een gebouw met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten;

2.3 de winkelvloeroppervlakte (w.v.o.)

de totale overdekte vloeroppervlakte die voor het publiek geheel of grotendeels toegankelijk is, bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop en uitstalling van goederen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.7 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;

2.8 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.9 wijze van meten:

tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten;

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen, technische installaties, liftschachten en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen, technische installaties, liftschachten en hellingbanen de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 5.3 welke zijn opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. de detailhandel rechtstreeks verband houdt met of rechtstreeks voortvloeit uit een op grond van sub a toegestane hoofdactiviteit;
    • 2. het verkoopvloeroppervlak van de ondergeschikte detailhandel niet meer mag bedragen dan 25% van het brutovloeroppervlak;
    • 3. het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 4. de verkoop van voedings- en genotmiddelen, kleding en schoenen niet is toegestaan;
    • 5. de detailhandel plaatsvindt op hetzelfde bouwperceel als het hoofdgebouw.
  • c. industriële kantoren, met dien verstande dat het brutovloeroppervlak van industriele kantoren niet meer mag bedragen dan 70% van het totale brutovloeroppervlak per bedrijfsvestiging;

en daarnaast voor:

  • d. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en ontsluiting;
  • e. erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen.


Niet tot de bestemming wordt gerekend:

  • het opslaan van goederen, waaronder tevens wordt begrepen de opslag in bovengrondse tanks en silo's, voor de voorgevel en het verlengde daarvan.
3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
    • 3. per bouwperceel mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 70%;
    • 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande afstand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze minder bedraagt;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte van masten ten behoeve van bedrijfsbeveiliging mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van silo's en schoorstenen mag niet meer bedragen dan 20 m;
    • 4. de bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 25 m;
    • 5. de bouwhoogte van vrijstaande reclameborden, -masten en -zuilen mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 6. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij de erf- en terreinafscheidingen zijn gelegen voor de voorgevel, dan bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
    • 7. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 12 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2 onder a.3 ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage tot 90%, mits wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en laden en lossen plaatsvindt op eigen terrein;
  • b. lid 3.2 onder a.4 ten behoeve van het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, mits positief advies is gegeven door de brandweer.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van het vestigen van bedrijven welke niet zijn genoemd in lid 3.1 onder a;
  • b. het gebruik van een groter vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel dan is aangegeven in lid 3.1 onder b.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4 onder a ten aanzien van het vestigen van bedrijven anders dan genoemd in lid 3.1 onder a indien deze bedrijven naar hun aard en hinder op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in lid 3.1 onder a.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. thematische detailhandel, e.e.a. inclusief ondergeschikte en ondersteunende horeca;
  • b. bouwmarkt, met een maximum van één. E.e.a. inclusief ondergeschikte en ondersteunende horeca;
  • c. supermarkten, met een maximum van twee. E.e.a. inclusief ondergeschikte en ondersteunende horeca;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca' een fastfoodrestaurant inclusief drive-in;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. bermen en beplantingen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. kunstwerken.


één en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • m. Het bruto vloeroppervlak van de gezamenlijke functies zoals genoemd onder a t/m c mag ten hoogste 9.667 m² bedragen met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte aan thematische detailhandel bedraagt 2.106 m2 b.v.o;
    • 2. de maximale oppervlakte aan supermarkten bedraagt 4.634 m2 b.v.o.;
    • 3. de maximale oppervlakte aan bouwmarkt bedraagt 2.927 m2 b.v.o.;
    • 4. de minimale oppervlakte van een zelfstandige winkelunit bedraagt 1.000 m2 w.v.o.
  • n. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is de functie 'ondergeschikte en ondersteunende horeca' niet toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. een verwijsmast mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-verwijsmast' worden gebouwd, met een bouwhoogte van niet meer dan 22 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van masten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 13 meter bedragen;
  • g. voor de stalling van winkelwagens zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, waarbij:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en/of overkappingen zijnde mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeersituatie;
  • het leefmilieu van nabijgelegen woonwijken,

nadere eisen stellen aan de plaatsing van gebouwen en de maximaal toegestane bouwhoogte daarvan.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in 4.1 gegeven bestemming;
  • b. Onder verboden gebruik als bedoeld in sub a, wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. buitenopslag;
    • 2. leisure-activiteiten in de open lucht;
    • 3. seksinrichtingen;
    • 4. speelautomatenhallen, bioscopen en discotheken;
    • 5. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van 2.000 m2 b.v.o. van de onder 4.1 onder m, onder 2 genoemde 4.634 m2 b.v.o.als supermarkt is enkel toegestaan voor zover het gebruik van het kadastrale perceel Harderwijk sectie A, nummer 3333 (Ampèrestraat 6, Harderwijk) als supermarkt is gestaakt en gestaakt wordt gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen krachtens het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening middels een Omgevingsvergunning van het plan afwijken:

  • a. Van het bepaalde in artikel 4.1, onder m, onder 1, en een grotere oppervlakte aan thematische detailhandel toestaan waarbij de in de aanhef van 4.1 onder m vastgelegde maximale oppervlakte van 9.667 m2 b.v.o. gehandhaafd wordt.
  • b. Van de afwijkingsbevoegdheid zoals genoemd onder a. wordt uitsluitend gebruik gemaakt indien wordt aangetoond dat:
    • 1. dit niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau of leegstand elders in Harderwijk;
    • 2. de beschikbare parkeerruimte ook na de gewijzigde invulling aan de norm blijft voldoen dan wel dat deze zo nodig kan worden aangepast om aan de norm te blijven voldoen;
    • 3. eventuele wijzigingen in het verkeersaanbod door de gewijzigde invulling geen gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling, de luchtkwaliteit en de stikstofdepositie op een dusdanige wijze dat op één of meerdere van deze drie genoemde thema's niet aan de dan geldende wettelijke normen kan worden voldaan.
  • c. Van het bepaalde in artikel 4.1, onder m aanhef (maximale gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 9.667 m2 b.v.o.) en van het bepaalde in artikel 4,1, onder m, onder 1, en binnen het bestaande bouwvlak maximaal 2.500 m2 b.v.o. extra aan thematische detailhandel toestaan;
  • d. Van de afwijkingsbevoegdheid zoals genoemd onder c. wordt uitsluitend gebruik gemaakt indien:
    • 1. geen invulling wordt gegeven aan één van toegestane supermarkten;
    • 2. wordt aangetoond dat dit niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau of leegstand elders in Harderwijk;
    • 3. wordt aangetoond dat de beschikbare parkeerruimte aan de norm blijft voldoen dan wel dat deze zo nodig kan worden aangepast om aan de norm te blijven voldoen;
    • 4. wordt aangetoond dat eventuele wijzigingen in het verkeersaanbod geen gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling, de luchtkwaliteit en de stikstofdepositie op een dusdanige wijze dat op één of meerdere van deze drie genoemde thema's niet aan de dan geldende wettelijke normen kan worden voldaan.
  • e. Van het bepaalde in artikel 4.1, onder m aanhef (maximale gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 9.667 m2 b.v.o.) en van het bepaalde in artikel 4,1, onder m, onder 1, en binnen het bestaande bouwvlak maximaal 4.500 m2 b.v.o. extra aan thematische detailhandel toestaan;
  • f. Van de afwijkingsbevoegdheid zoals genoemd onder e. wordt uitsluitend gebruik gemaakt indien:
    • 1. geen invulling wordt gegeven aan beide toegestane supermarkten;
    • 2. wordt aangetoond dat dit niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau of leegstand elders in Harderwijk;
    • 3. wordt aangetoond dat de beschikbare parkeerruimte aan de norm blijft voldoen dan wel dat deze zo nodig kan worden aangepast om aan de norm te blijven voldoen;
    • 4. wordt aangetoond dat eventuele wijzigingen in het verkeersaanbod geen gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling, de luchtkwaliteit en de stikstofdepositie op een dusdanige wijze dat op één of meerdere van deze drie genoemde thema's niet aan de dan geldende wettelijke normen kan worden voldaan.
  • g. Van het bepaalde in artikel 4.1 onder m, onder 4, voor het realiseren van winkeleenheden binnen de bestemming 'Gemengd' met een w.v.o. kleiner dan 1.000 m2 met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 10% van het totale w.v.o. mag worden ingevuld met winkeleenheden van 200 tot 500 m2 met een maximum van 1.250 m2 w.v.o. in totaal;
    • 2. maximaal 20% van het totale w.v.o. mag worden ingevuld met winkeleenheden van 500 tot 1.000 m2 met een maximum van 2.500 m2 w.v.o. in totaal.
  • h. Van de afwijkingsbevoegdheid zoals genoemd onder g. wordt uitsluitend gebruik gemaakt indien wordt aangetoond dat:
    • 1. dit niet zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau of leegstand elders in Harderwijk;
    • 2. de beschikbare parkeerruimte aan de norm blijft voldoen dan wel dat deze zo nodig kan worden aangepast om aan de norm te blijven voldoen;
    • 3. eventuele wijzigingen in het verkeersaanbod geen gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling, de luchtkwaliteit en de stikstofdepositie op een dusdanige wijze dat op één of meerdere van deze drie genoemde thema's niet aan de dan geldende wettelijke normen kan worden voldaan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden e.e.a. in combinatie met een ontsluiting voor nooddiensten;
  • c. bermen en beplantingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde (overkappingen hieronder niet begrepen), toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 10 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  • j. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • k. kunstwerken

Onder wonen is mede begrepen:

  • l. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. per bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' mogen de bouw- en goothoogten niet meer bedragen dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
7.2.2 Gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag per gebouw niet meer bedragen dan 50 m³;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m en voor het overige niet meer dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van masten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van speeltoestellen in openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 4 m en voor het overige niet meer dan 3 m.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • 2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aan huis verbonden beroep

Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gebruiksoppervlak van een woning tot een maximum van 75 m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt.

7.4.2 Voorwaardelijke verplichting geluidafscherming

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden ten behoeve van een geluidsgevoelige functie wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende geluidwerende voorzieningen zodat voldaan wordt aan de normen in de Wet geluidhinder.

De geluidgevoelige functies mogen niet in gebruik worden genomen zolang de benodigde geluidwerende voorzieningen niet zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. hoofdrioolleiding(en);
  • b. belemmeringenstrook;
  • c. veiligheidszone.
8.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder is gebleken, dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    • 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    • 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    • 4. het aanbrengen van verharding.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  • d. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. is vereist voor:
    • 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik
10.1.1 Algemeen

Het is verboden gronden en/of bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

10.1.2 Seksinrichting

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

10.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
  • a. Bij nieuwbouw of uitbreiding waarbij het gebruiksoppervlak toeneemt dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de parkeernormen uit de Parkeernormennota Harderwijk van maart 2013. Daarbij dient overeenkomstig de aanbevelingen van het CROW tevens rekening te worden gehouden met parkeerplaatsen voor mindervaliden;
  • b. In afwijking van het onder a. bepaalde, dient bij nieuwbouw of uitbreiding op gronden met de bestemming 'Gemengd', de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden dat wordt voldaan aan de parkeernormen als opgenomen in Bijlage 2, waarbij rekening wordt gehouden met dubbelgebruik conform de eveneens in Bijlage 2 opgenomen aanwezigheidspercentages. Daarbij dient overeenkomstig de aanbevelingen van het CROW tevens rekening te worden gehouden met parkeerplaatsen voor mindervaliden;
  • c. De onder a. en b. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben zoals die zijn voorgeschreven in de ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Voor de onder a. en b. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's komen in ieder geval niet in aanmerking gronden die bedoeld en/of ingericht zijn als openbare groenvoorziening(en);
  • d. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • e. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder a. b. en c.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij een inbreidingslocatie, op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie


Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de geluidzoneringsplichtige inrichtingen van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde.

11.2 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met de aanwezigheid van lpg-vulpunt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van niet meer dan 25 m², een inhoud van niet meer dan 70 m³ en een hoogte van niet meer dan 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair en kabelverdeelkasten;
  • b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat de diepte van balkons niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
  • c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 25 m;
  • d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met niet meer dan 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • a. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zeebuurt - De Harder 2020.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................

voorzitter,

griffier,