direct naar inhoud van Regels
Plan: Binnenstad - Havendijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00118-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Binnenstad - Havendijk met identificatienummer NL.IMRO.0243.BP00118-0003 van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede gastouderopvang, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtererf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of het verlengde daarvan;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie wonen;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.11 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 botterloods:

werkplaats bestemd voor de bouw, de restauratie en het onderhoud van schepen;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.22 dagrecreatie:

recreatie zonder overnachting;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.25 evenement:

al dan niet periodiek terugkerende openbaar toegankelijke activiteit of geheel van activiteiten met een van het reguliere gebruik afwijkend karakter, op het gebied van sport, cultuur, folklore, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en alle daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, met uitzondering van een kermis en circus. Er mogen geen overnachtingsmogelijkheden geboden worden;

1.26 gastenverblijf:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf, aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gebruiksoppervlak:

gebruiksoppervlakte van een gebouw zoals bedoeld en bepaald in de NEN 2580;

1.29 gezamenlijk gebruiksoppervlak:

het totale gebruiksoppervlak die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.30 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.32 kunstwerk:

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;

1.33 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;

1.34 mantelzorg:

zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten enig organisatorisch verband;

1.35 mantelzorgunit:

een verplaatsbare en herbruikbare unit die wat ligging en uitstraling betreft een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.36 molen:

door windkracht aangedreven krachtwerktuig met de status van monument ingevolge de Monumentenwet, inclusief het bouwwerk waarin bedoeld werktuig zich bevindt, dat specifiek is opgericht, bestemd of geschikt voor de uitoefening van het maalbedrijf;

1.37 museale visafslag:

visafslag zonder bedrijfsmatige functie, maar met een educatieve, culturele en recreatieve functie;

1.38 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie. 'Niet-zelfstandig' betekent ook dat er geen autonome verkeersaantrekkende werking vanuit gaat;

1.39 ondergeschikte horeca:

niet-zelfstandige horeca, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.40 ondergeschikte zaalverhuur:

niet-zelfstandige zaalverhuur, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie;

1.41 peil:
  • 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang van het hoofdgebouw direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. bij het ontbreken van een hoofdgebouw: vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • 4. voor een bouwwerk in of op het water: de hoogte van de kade ter plaatse van het bouwwerk;
1.42 scheepvaart- en visserijgerelateerde activiteiten:

activiteiten die in hoofdzaak een connectie hebben met scheepvaart en visserij. Voorbeelden van activiteiten zijn vergaderingen, bijeenkomsten, educatieve projecten, dagrecreatieve activiteiten, culturele aangelegenheden en maatschappelijke activiteiten;

1.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 stelling:

het houten platform dat om de romp van de molen loopt;

1.45 terras:

een gedeelte van een horecagelegenheid waar men in de open lucht kan zitten;

1.46 voorerf:

erf dat geen onderdeel is van het achtererf of zijerf;

1.47 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;

1.48 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is;

1.49 watersportgerelateerde detailhandel:

detailhandel die een connectie heeft met vormen van sport en/of recreatie die in of op het water beoefend worden;

1.50 woning:

een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten;

1.51 zijerf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen grens van het vlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de stellinghoogte:

vanaf het peil tot aan de onderkant van de stelling;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmurgen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterren ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;

2.7 wijze van meten:

tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Dagrecreatie 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. museale visafslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - visafslag';
  • b. botterloods, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botterloods' in maximaal milieucategorie 3.1, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. scheepvaart- en visserijgerelateerde activiteiten;
  • d. evenementen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. zaalverhuur;
  • f. detailhandel;
  • g. horeca uitsluitend in categorie 1a, zoals opgenomen in de als bijlage bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten';

alsmede voor:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. verkeersvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer dan de aangegeven hoogten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' is een overkapping toegestaan met een bouwhoogte van niet meer dan 4 m;
  • d. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25 m2.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Evenementen

Voor de evenementen, zoals bedoeld in lid 3.1 onder d, geldt dat het aantal niet meer mag bedragen dan 12, waarvan:

  • a. niet meer dan 6 enkelvoudig georganiseerd worden (dat wil zeggen enkel door de stichting die het genoemde in lid 3.1 exploiteert) waarvan niet meer dan 2 meerdaags zijn (maximaal 3 dagen per evenement excl. op- en afbouwdagen);
  • b. niet meer dan 6 gezamenlijk in het plangebied georganiseerd worden waarvan niet meer dan 2 meerdaags zijn (maximaal 3 dagen per evenement excl. op- en afbouwdagen).
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de botterloods conform de bestemming is alleen dan toegestaan, indien luidruchtige activiteiten inpandig plaatsvinden en indien ramen en deuren gesloten blijven bij luidruchtige activiteiten.

Artikel 4 Recreatie - Dagrecreatie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. molen;
  • b. museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • c. evenementen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. horeca, uitsluitend in categorie 1a, zoals opgenomen in de als bijlage bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1';
  • f. zaalverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1';

alsmede voor:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. verkeersvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer dan de aangegeven hoogten; dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25 m2.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de evenementen, zoals bedoeld in lid 4.1 onder c, geldt dat het aantal niet meer mag bedragen dan 12, waarvan:

  • a. niet meer dan 6 enkelvoudig georganiseerd worden (dat wil zeggen enkel door de stichting die het genoemde in lid 4.1 exploiteert) waarvan niet meer dan 2 meerdaags zijn (maximaal 3 dagen per evenement excl. op- en afbouwdagen);
  • b. niet meer dan 6 gezamenlijk in het plangebied georganiseerd worden waarvan niet meer dan 2 meerdaags zijn (maximaal 3 dagen per evenement excl. op- en afbouwdagen).

Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie in de vorm van vaararrangementen en de verhuur van boten en fietsen;
  • b. horecabedrijf, uitsluitend in categorie 1, zoals opgenomen in de als bijlage bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2';
  • c. ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het horecabedrijf, zoals genoemd onder b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – 3'
  • d. terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • e. een smederij in combinatie met een aan de smederij gerelateerde educatieve functie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij';
  • f. evenementen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

alsmede voor:

  • h. wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. verkeersvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;

onder wonen is mede begrepen:

  • n. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
  • o. bed & breakfast en/of gastenverblijf.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van ondergeschikte detailhandel, zoals bedoeld in lid 5.1 onder g., mag niet meer dan 10 m2 per aanduidingsvlak bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25 m2.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten';
  • b. watersportgerelateerde detailhandel;
  • c. buitenopslag van de fietsen, zoals genoemd in lid 5.1 onder a;
  • d. het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- smederij' conform de bestemming is alleen dan toegestaan, indien bij luidruchtige activiteiten zoals het hameren op een aambeeld, ramen en deuren gesloten blijven.

5.3.3 Evenementen

Voor de evenementen, zoals bedoeld in lid 5.1 onder f, geldt dat het aantal niet meer mag bedragen dan 12, waarvan:

  • a. niet meer dan 6 enkelvoudig georganiseerd worden (dat wil zeggen enkel door het bedrijf die het genoemde in lid 5.1 exploiteert) waarvan niet meer dan 2 meerdaags zijn (maximaal 3 dagen per evenement excl. op- en afbouwdagen);
  • b. niet meer dan 6 gezamenlijk in het plangebied georganiseerd worden waarvan niet meer dan 2 meerdaags zijn (maximaal 3 dagen per evenement excl. op- en afbouwdagen).
5.3.4 Aan huis verbonden beroep

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke gebruiksoppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 75 m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt.

5.3.5 Bed & breakfast en/of gastenverblijf

Onder wonen zijn een bed & breakfast en/of gastenverblijf mede begrepen, met dien verstande dat:

  • a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning;
  • c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% van het gebruiksoppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • d. de recreatieve nevenactiviteit geen afbreuk doet aan de woonfunctie;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, uitgaande van de parkeernormen zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk.
5.3.6 Cumulatie

Het gezamenlijk oppervlak dat wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep, bed & breakfast en/of gastenverblijf, zoals bedoeld in lid 5.3.4 en lid 5.3.5, mag niet meer bedragen dan 40% van het gezamenlijke gebruiksoppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • d. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstwerken.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. voor het overige zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer dan 4 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen en -partijen, waaronder mede zijn begrepen de voor het beheer en onderhoud noodzakelijke voorzieningen;
  • d. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • e. een botenlift;
  • f. oevers, taluds en beschoeiingen;
  • g. steigers;
  • h. verkeer over water, waaronder de beroepsvaart begrepen;
  • i. voorzieningen voor het scheepvaartverkeer;
  • j. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • k. recreatief medegebruik;
  • l. kunstwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de botenlift, zoals bedoeld in lid 7.1 onder e., mag in de waterbodem bevestigd worden.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • f. kunstwerken.

Onder wonen is mede begrepen:

  • g. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
  • h. bed & breakfast en/of gastenverblijf.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2;
  • c. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten, indien deze meer bedragen;
    • 2. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50% dan wel het bestaande bebouwingspercentage, indien deze meer bedraagt;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50 m² dan wel de bestaande bebouwde oppervlakte, indien deze meer bedraagt;
    • 4. op het zijerf is de oprichting van een al dan niet aangebouwd gebouw toegestaan, mits:
      • de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
      • de afstand tot de voorgevelbouwgrens niet minder bedraagt dan 1 m;
      • de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, grenzend aan het openbaar toegankelijk terrein, niet minder bedraagt dan 3 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m en voor het overige niet meer dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van masten niet meer mag bedragen dan 6 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afstand voorgevelbouwgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder c sub 4, 2e bullit voor het aanhouden van een kleinere afstand tot de voorgevelbouwgrens dan 1 m tot een minimale afstand van 0 m, dan wel de bestaande, kleinere afstand, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid.
8.3.2 Mantelzorgunit

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder c sub 3 en sub 4 ten behoeve van de plaatsing van een mantelzorgunit, met dien verstande dat:

  • a. de uitbreiding op zij- en/of achtererf niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop tekens worden verlengd met een periode van maximaal 5 jaar;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.1 onder c, sub 2 is dienovereenkomstig van toepassing.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

8.4.2 Aan huis verbonden beroep

In afwijking van het gestelde in lid 8.4.1 wordt onder strijdig gebruik niet begrepen het gebruik ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke gebruiksoppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 75 m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt.

8.4.3 Bed & breakfast en/of gastenverblijf

In afwijking van het gestelde in lid 8.4.1 wordt onder strijdig gebruik niet begrepen het gebruik ten behoeve van bed & breakfast en/of gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning;
  • c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% van het gebruiksoppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • d. de activiteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, uitgaande van de parkeernormen zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk.
8.4.4 Cumulatie

Het gezamenlijk oppervlak dat wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep, bed & breakfast en/of gastenverblijf, zoals bedoeld in lid 8.4.2 en lid 8.4.3, mag niet meer bedragen dan 40% van het gezamenlijke gebruiksoppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 50 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  • a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem;
    • 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 4. het verlagen of het verhogen van het (grond)waterpeil;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie leidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 50 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    • 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    • 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming, herstel en/of uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en de bebouwing daarin.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mogen, buiten de bebouwing die aanwezig is en onderdeel uitmaakt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, geen bouwwerken worden gebouwd.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de bestaande bebouwing en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de bestaande bebouwing;
  • b. het geheel of gedeeltelijk beschadigen, vernielen, afbreken, verstoren, verplaatsen, in enig opzicht wijzigen, herstellen van het gebied of laten gebruiken op een wijze waardoor het gebied wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;
  • c. het ophogen of afgraven van de bodem;
  • d. het verharden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
10.3.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 is vereist voor:

  • a. activiteiten in het kader van normaal beheer en onderhoud;
  • b. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
10.3.3 Toelaatbaarheid omgevingsvergunning
  • a. De in lid 10.3.1 bedoelde omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • b. Voor zij beslissen over een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 10.3.1, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti - dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik
12.1.1 Algemeen

Het is verboden gronden en/of bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

12.1.2 Seksinrichting

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

12.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
  • a. Bij nieuwbouw of uitbreiding waarbij het gebruiksoppervlak toeneemt dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijk parkeernormen zoals weergegeven in de op het tijdstip van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernormennota.
  • b. Voor de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen is de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk van toepassing. Daarbij dient overeenkomstig de aanbevelingen van het CROW tevens rekening te worden gehouden met parkeerplaatsen voor mindervaliden.
  • c. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben zoals die zijn voorgeschreven in de ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Voor de onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's komen in ieder geval niet in aanmerking gronden die bedoeld en/of ingericht zijn als openbare groenvoorziening(en).
  • d. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • e. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder a. en c.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld bij een inbreidingslocatie, op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
13.1.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat de gronden mede bestemd zijn voor het behoud van de openheid met het oog op een vrije windvang en het zicht op de molen.

13.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de bestemmingen, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' het oprichten van bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte niet is toegestaan.

13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.2, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de vrije windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen.

13.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning opgaande beplanting aan te brengen met een grotere uitgroeihoogte dan de stellinghoogte van de molen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering ervan dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen afbreuk wordt gedaan aan de vrije windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Geen omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder a., is vereist voor het aanbrengen van opgaande beplanting die behoren bij het normale onderhoud, gebruik en beheer en/of die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag, zoals bedoeld onder a., moet naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate door de aanvrager middels een rapport zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vrije windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
  • b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m;
  • c. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%, met dien verstande dat:
    • 1. deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel;
    • 2. de bescherming van de molenbiotoop in acht wordt genomen, zoals bedoeld in lid 13.1.

Artikel 15 Verwijzing wettelijke regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met uitzondering van de Parkeernormennota Harderwijk waarvoor de laatst vastgestelde nota geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Binnenstad - Havendijk.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 september 2018.

voorzitter,

griffier,

Bijlagen

Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten

Categorie 1 'lichte horeca'

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a - aan de detailhandel verwante horeca:

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur;

1b - overige lichte horeca:

  • bistro;
  • restaurant;
  • hotel;

1c - bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:

  • bedrijven in subcategorie 1a en 1b met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere chinees, pizzeria), uitgezonderd drive-in-/fastfoodrestaurants (onder andere McDrive) en andere bezorg- en afhaalservices, die in hoofdzaak afhankelijk zijn van hun aanrijfunctie.

Categorie 2 'middelzware horeca'

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht zijn geopend en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 'zware horeca'

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).