Plan: | Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0243.BP00032-0003 |
In dit artikel worden de voor dit bestemmingsplan relevante begrippen gedefinieerd. Hier worden uitsluitend die begrippen gedefinieerd die van belang zijn voor de regeling voor de geluidtoedeling en de verruiming van de geluidzone. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij definities die al voorkomen in sectorale wet- en regelgeving.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de begripsbepaling uitsluitend van toepassing is de regels van dit bestemmingsplan. Daar waar het niet gaat om de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan is onverkort de begripsbepaling uit het onderliggende bestemmingsplan van kracht.
In dit artikel wordt weergegeven op welke manier gemeten moet worden. Hierin is ook opgenomen hoe de gebruikte geluidruimte per vierkante meter wordt bepaald. Aangesloten is bij de systematiek van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999). Rondom het bouwperceel wordt een fictieve contour (cirkel) getrokken. Het middelpunt van deze cirkel is het zwaartepunt van het vlak wat wordt gevormd door het bouwperceel. De straal van deze cirkel is gelijk aan de wortel van de oppervlakte van het bouwperceel, vermenigvuldigd met 2,5 met een minimum van 50 meter en een maximum van 500 meter. Op de contour liggen 12 immissiepunten op een hoogte van 10 meter boven peil. Deze punten bevinden zich onder een horizontale hoek van 30 graden ten opzichte van het middelpunt. Op deze immissiepunten wordt de geluidbelasting bepaald van alle geluidbronnen die zich op het bouwperceel bevinden. Bij het bepalen van de geluidbelasting per bouwperceel worden alle tot de inrichting behorende installaties, toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en alle overige tot de inrichting behorende bronnen meegenomen. Ook de afschermende werking en reflectie van elementen binnen de grenzen van het bouwperceel worden in de berekeningen meegenomen. Afscherming en reflectie buiten het bouwperceel echter niet, in verband met de 'vrije veld benadering' bij het bepalen van de gebruikte geluidruimte. De energetisch gemiddelde etmaalwaarde van de immissiepunten op de contour wordt teruggerekend naar een vervangende puntbron. Volgens een in de wijze van meten genoemde formule wordt de etmaalwaarde van de vervangende puntbron teruggerekend naar een emissie per vierkante meter. Een aantal begrippen die in de wijze van meten voorkomen zijn gedefinieerd in de begripsbepalingen van artikel 1.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de wijze van meten uitsluitend van toepassing is de regels van dit bestemmingsplan. Daar waar het niet gaat om de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan is onverkort de begripsbepaling uit het onderliggende bestemmingsplan van kracht.
Bestemmingsomschrijving
Dit bestemmingsplan laat de bestemmingen van de onderliggende bestemmingsplannen verder ongemoeid. Dit bestemmingsplan regelt dat aan de gronden waarop krachtens het geldende bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan tevens geluidruimte wordt toegekend. Voor het merendeel van de bedrijven is een geluidruimte van 60 dB(A)/m2 voldoende. De hoofdregel is daarom dat de gebruikte geluidruimte nooit meer mag zijn dan 60 dB(A). Voor die inrichtingen waarvoor 60 dB(A) niet toereikend is geldt een afwijkende geluidruimte. Voor het bepalen van de afwijkende geluidruimte is de bestaande situatie op het moment van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit bepalend. Als bestaande situatie geldt een verleende milieuvergunning of een ingediende melding in het kader van het Activiteitenbesluit. Daarnaast is rekening gehouden met de inspraakreacties en met de resultaten van de inventarisatie die in 2008 is gehouden. Deze afwijkingen zijn aangegeven op een geluidverkavelingskaart, die als bijlage is opgenomen bij de regels. Het totaal van de toegekende beschikbare geluidruimte is zodanig dat de geluidbelasting van alle inrichtingen tezamen geen overschrijding van de geluidzone tot gevolg heeft.
Nadere eisen
Er is regel voor nadere eisen opgenomen. Hiermee kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaatsing van bouwwerken en aan de plaatsing en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit om het college in voorkomend geval de gelegenheid te geven te bewerkstelligen dat bebouwing zo wordt gesitueerd dat daarmee een betere akoestische afscherming tot stand komt. Dit met als doel de bestaande geluidruimte verder zeker te stellen en mogelijk zelfs meer geluidruimte beschikbaar te krijgen. Deze eventueel verkregen geluidruimte kan ten gunste komen van een algemene reserve. Het instrument zal naar verwachting alleen in uitzonderlijke gevallen worden ingezet.
Specifieke gebruiksregel
Om te kunnen bepalen of de door een inrichting gebruikte geluidruimte in overeenstemming is met het bestemmingsplan is een specifieke gebruiksregel opgenomen. Deze regel bepaalt dat een bedrijf in strijd met het bestemmingsplan handelt als men niet beschikt over een akoestische rapportage waaruit de gebruikte geluidruimte blijkt. Voor het bepalen van de geluidruimte per vierkante meter wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen in artikel 2.3 van de planregels. Omdat het bestaande gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit bekend is, geldt deze verplichting alleen voor een wijziging ten opzichte van de bestaande situatie ten tijde van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit. Hierop ziet een uitzondering in de planregels.
Die uitzondering op de verplichting van een akoestische rapportage geldt evenzeer voor de bedrijven die de hen toegemeten geluidruimte niet zullen gebruiken. Het gaat dan om bedrijven die met hun werkzaamheden en/of productieproces weinig geluid emitteren. Het is niet doelmatig om deze bedrijven met een akoestisch onderzoek aan te laten tonen dat aan de beschikbare geluidruimte wordt voldaan. Deze uitzondering is gebaseerd op de bronniveaus die zijn opgenomen in tabel 4.3 van de Handreiking zonebeheerplan van VROM. De in deze tabel weergegeven bronniveaus zijn teruggerekend naar het minimale kaveloppervlak waarbij aan de standaard geluidruimte van 60 dB(A)/m2 voldaan zal worden.
Een bedrijf met een afstand voor geluid van 50 meter (gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, editie 2009) heeft een bronvermogen van 93 dB(A). Om met dit bronvermogen aan de 60 dB(A)/m2 te kunnen voldoen, is een oppervlakte nodig van ten minste 1750 m2. (60 = 93-10log(oppervlak)). Bij een aan te houden afstand van 30 meter is een minimale bedrijfsoppervlakte nodig van 700 m² en bij een afstand van 10 meter moet de minimale bedrijfsoppervlaktemaat 70 m² bedragen.
Afwijken van de gebruiksregels
Het bestemmingsplan biedt enige flexibiliteit om incidenteel een grotere geluidruimte op een kavel toe te staan. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om ter plaatse van het gebied dat is aangegeven de 'wro-zone – ontheffingsgebied' met een omgevingsvergunning een grotere geluidruimte op een kavel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als is voldaan aan de voorwaarden dat de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidruimte is aangetoond en uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de beste beschikbare technieken worden toegepast. De bovengrens is gelegd bij het respecteren van de geluidzone en de verleende hogere grenswaarden. Verder is expliciet als voorwaarde voor afwijking opgenomen dat de maximaal toelaatbare geluidbelasting van bestaande, geprojecteerde en nog te bouwen woningen in Waterstad niet mogen worden overschreden.
Een gebied wat grofweg wordt begrensd door (tegen de wijzers van de klok in) de N302, de Newtonweg, Lorentzstraat, Industrieweg, Pascalstraat, Lorentzstraat en de Rioolwaterzuivering is buiten het gebied 'wro-zone - ontheffingsgebied' gelaten. In principe geldt: hoe groter de afstand tot de zonegrens, hoe meer mogelijkheden er zijn de geluidruimte te vergroten. Dit speelt vooral in dat deel waar de ruimte in de zone beperkt is. Dit is aan de orde aan de zuidoostkant van het industrieterrein. Door aan de zuidoostkant de mogelijkheden tot vergroting van geluidruimte uit te sluiten, blijft er - relatief gezien - meer geluidruimte over voor de rest van het bedrijventerrein. Er is naar gestreefd het gebied wat buiten de 'wro-zone - ontheffingsgebied' ligt zo beperkt mogelijk te houden, maar wel aan te sluiten bij structurerende elementen, zoals wegen.
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Er is een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken opgenomen om te voorkomen dat bouwwerken worden gesloopt die een afschermende werking hebben. Dit betreft een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder g Wabo. Het doel hiervan is de bestaande geluidruimte veilig te stellen voor de toekomst. Voor bouwwerken waarvan verondersteld mag worden dat de akoestische afscherming gering zal zijn is geen vergunning vereist. Dit betreft bouwwerken tot een bouwhoogte van 6 meter en tot een maximale breedte van 10 meter. Ook het gebied waarin een dergelijke vergunning gevraagd wordt is, om de bedrijven zo min mogelijk te belasten met regels, zo beperkt mogelijk gehouden. Het gebied is beperkt tot het gebied waar de ruimte in de zone het meest beperkt is. Daarom is aangesloten bij het gebied dat buiten de 'wro-zone - ontheffingsgebied ligt' (zie ook hiervoor onder het kopje 'afwijken van de gebruiksregels'.
De vergunning wordt slechts verleend indien is gebleken dat het slopen van het bouwwerk geen toename van de geluidbelasting op de geluidzone tot gevolg heeft of indien voldoende zekerheid is verkregen dat maatregelen worden getroffen die een gelijke of verminderde geluidbelasting op de geluidzone tot gevolg hebben. Het bevoegd gezag kan voorwaarden verbinden aan de vergunning. Daarbij kan gedacht worden een voorwaarde die stelt dat afschermende voorzieningen teruggebouwd moeten worden.
In de regel kan het bevoegd gezag aan de hand van het zonemodel vrij snel een inschatting maken of het slopen akoestisch relevant is. Naar verwachting zal dit in de meeste gevallen niet het geval zijn en kan de vergunning worden verleend. De situaties waarbij er voorwaarden worden verbonden aan de vergunning of waarbij de vergunning niet verleend zullen beperkt zijn.
Wijzigingsbevoegdheid
Als tweede flexibiliteitsinstrument is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a Wro. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kan de geluidverkavelingskaart in zijn geheel of op onderdelen worden gewijzigd. Daarbij kan gedacht worden aan:
De bevoegdheid om te wijzigen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. De procedure is geregeld in artikel 3.9a Wro. De procedure komt erop neer dat het college van burgemeester en wethouders een ontwerp van een wijzigingsplan voor zes weken ter inzage leggen. Na deze terinzagelegging beslist het college onder afweging van de eventueel ingediende zienswijzen en over de vaststelling van het wijzigingsplan. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de beschikbare geluidruimte minder bedraagt dan 60 dB(A). Dit is de in dit bestemmingsplan gekozen minimum geluidruimte per vierkante meter waarbij het merendeel van de bedrijven op een normale wijze kan functioneren. Omdat de beschikbare geluidruimte gebaseerd is op de geluidzone mag een wijziging nimmer tot gevolg hebben dat de totale geluidruimte de geluidzone overschrijdt.
De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast voor het toekennen van extra geluidruimte aan bedrijven. Die bevoegdheid wordt uitsluitend gecombineerd met gelijktijdige verkleining van geluidruimte elders binnen het plangebied en is slechts van toepassing op gronden die binnen de afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.4 vallen. Om voor wijziging in aanmerking te komen zal het betreffende bedrijf de noodzaak van de verruiming moeten aantonen. Ook zal het moeten aantonen dat het treffen van maatregelen voor een meer efficiënt gebruik van de geluidruimte redelijkerwijs niet mogelijk is. Het verruimen van de geluidruimte mag niet tot gevolg hebben dat overige bedrijven onevenredig worden benadeeld in hun ontwikkelingsmogelijkheden.
Bij wijziging kan ook de geluidruimte verkleind worden. Als een bedrijf dat meer geluidruimte gebruikt dan de basis geluidruimte van 60 dB(A)/m2 stopt is het mogelijk de geluidruimte te verlagen tot 60 dB(A)/m2. De daarmee vrijkomende geluidruimte vervalt in een algemene reserve. Deze algemene reserve kan worden toegepast voor bedrijven die meer geluidruimte nodig hebben. Ook kan de geluidruimte per vierkante meter worden bijgesteld als uit een verleende milieuvergunning of geaccepteerde melding is af te leiden dat een bedrijf minder geluidruimte mag gebruiken dan op grond van het bestemmingsplan is toegekend.
Omdat Lorentz III is voorzien van afschermende voorzieningen en omdat het een voor het grootste deel nog uit te geven bedrijventerrein betreft, is hier sprake van nog enige geluidruimte boven de 60 dB(A)/m2. Bij het bepalen van de verruiming van de geluidzone is voor Lorentz III gerekend met 63 dB(A)/m2. Deze geluidruimte is op voorhand niet evenredig verdeeld over de uitgeefbare kavels, maar kan flexibel worden ingezet. Enerzijds omdat ook hier geldt dat voor het merendeel van de bedrijven 60 dB(A)/m2 voldoende is en anderzijds omdat niet kan worden uitgesloten dat er bedrijven komen die meer dan 63 dB(A) nodig hebben.
Deze regel is opgenomen conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Dit artikel regelt dat de onderliggende vigerende bestemmingsplannen van toepassing blijven. Die worden door dit bestemmingsplan verder ongemoeid gelaten. Voor het aspect toedeling van geluidruimte wordt voor de gronden van het plangebied van dit bestemmingsplan een planologische regeling toegevoegd.
Deze regel is opgenomen conform artikel 3.2.1 en 3.2.2 Bro.
Deze regel bevat de citeertitel voor de regels en bevat gegevens over de vaststelling.