Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de lengte van een bouwwerk
de lengte, dan wel breedte van een bouwwerk, gemeten waar deze het grootst is;
2.3 gebruikte geluidruimte
- een fictieve contour per bouwperceel wordt geconstrueerd. Deze contour is een cirkel, waarvan het middelpunt gelijk is aan het zwaartepunt van het vlak dat wordt gevormd door het bouwperceel. De straal van de fictieve contour is gelijk aan de wortel van de oppervlakte van het bouwperceel, vermenigvuldigd met 2,5 maar niet kleiner dan 50 meter en niet groter dan 500 meter;
- de fictieve contour bevat 12 immissiepunten op een hoogte van 10 meter boven peil en onder een horizontale hoek van 30 graden ten opzichte van het zwaartepunt van de inrichting;
- ter plaatse van deze immissiepunten wordt de geluidbelasting in dB(A) bepaald die wordt veroorzaakt door alle tot de inrichting behorende installaties, toestellen, alsmede door die inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en alle overige tot de inrichting behorende bronnen, voor zover die zijn gelegen of plaatsvinden binnen het bouwperceel, één en ander met de representatieve bedrijfssituatie als uitgangspunt (etmaalwaarde);
- laad- en losactiviteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de inrichting, maar die plaatsvinden buiten het bouwperceel worden meegenomen in de berekening van dat bouwperceel;
- het effect van afschermende en reflecterende bebouwing, uitsluitend voor zover gelegen binnen het bouwperceel, wordt verdisconteerd in de berekening van de geluidbelasting;
- de bodemabsorptiefactor buiten het bouwperceel bedraagt 0,2;
- de energetisch gemiddelde etmaalwaarde wordt teruggerekend naar een vervangende geluidbron, berekend volgens hoofdstuk 5 van module C van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999). Onderstaand zijn de gehanteerde formules weergegeven:
LWR = Li + Dgeo + Dlucht + Dbodem
Dgeo = 20 • log(ri) + 11
Dlucht = alu (f) • (ri)
Dbodem = Db,br + Db,ont + Db,mid
- voor het geluidspectrum dient gebruik te worden gemaakt van het standaardspectrum industrielawaai;
- voor de bronhoogte van de vervangende geluidbron dient 5 meter boven maaiveld te worden gehanteerd;
- de etmaalwaarde van de vervangende puntbron wordt omgerekend naar een emissie per m2 met behulp van de formule:
Lkavel = LWR - 10 • log(A)