direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Heilig Landstichting
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0241.BVHLandstichting-GVS1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening Kern Heilig Landstichting als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0241.BVHLandstichting-GVS1 van de gemeente Groesbeek.

1.2 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning of daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.4 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bed & breakfast

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de woning.

1.7 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.8 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.9 besluit(sub)vlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.10 bestaand
  • a. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. bestaande hoogte: hoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bijbehorende activiteiten

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden en/of bouwvlakken.

1.13 bos

beboste gronden alsmede niet-beboste gronden waarop een herplantplicht rust ingevolge artikel 3 van de Boswet.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 café

een openbaar lokaal waarin de bedrijfsuitvoering hoofdzakelijk is gericht op de verkoop van ter plaatse te nuttigen dranken.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.20 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.21 eenheden

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

1.22 erker

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.

1.23 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.

1.27 houtopstand

begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voorzover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels.

1.28 hydrologische waarde

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.

1.29 kelder

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bovengronds bouwwerk.

1.30 landschappelijk/ecologisch waardevolle elementen

houtopstanden die een bijzondere landschappelijke en/of ecologische waarde hebben zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes, steilranden en dergelijke.

1.31 maatschappelijke en culturele voorzieningen

educatieve-, (para)medische-, (sociaal)culturele-, levensbeschouwelijke-, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder ook ondergeschikte horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen worden verstaan.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 omgevinsgvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.34 omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met deze beheersverordening met toepassing van de in deze verordening opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c juncto artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.35 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid b van de Wabo.

1.36 openbare ruimte

wegen, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat – al dan niet – voor publiek algemeen toegankelijk is.

1.37 peil
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m.
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

1.38 recreatief medegebruik

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.39 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0241.BVHLandstichting-GVS1 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.41 vlak

een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.42 vlakgrens

de grens van een vlak;

1.43 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw.

1.44 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens).

1.45 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

1.46 wegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.47 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.48 woning

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerken, gemeten op zowel boven als onder maaiveld.

 

bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte welke ten hoogste gebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel.

 

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonder-delen.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren.

 

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dak-kapellen.

 

definitie goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap;
  • b. de goothoogte van een dakvlak met een dakopbouw wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakopbouw;
  • c. bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak.

 

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

peil

  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m.
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

 

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden onder-geschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de over-schrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud van het open landschappelijk karakter.

3.2 Bouwregels

Op of in deze gronden is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van gesloten afrasteringen/erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van open afrasteringen/erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het graven en dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  • b. het beïnvloeden van de waterhuishouding door aanleg van een werk voor bemaling, onderbemaling en/ of drainage van gronden;
  • c. het aanleggen van verhardingen;
  • d. het aanleggen van houtopstanden.

3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel plaatsvinden in het kader van de normale agrarische bedrijfsexploitatie;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in lid 3.3.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. voor de activiteiten zoals bedoeld in lid 3.3.1 a tot en met c indien de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik of noodzakelijk zijn in verband met het waterhuishoudkundig beheer van het gebied en geen onevenredige vermindering van inzijging van hemelwater in het gebied plaats heeft;
  • b. voor de activiteit als bedoeld in lid 3.4.1 onder d indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het open karakter van het gebied.

Artikel 4 Bos

4.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van bos en de daaraan verbonden ecologische en landschappelijke waarde;
  • b. recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van houtopstanden;
  • b. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het graven en dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het aanleggen van verhardingen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse leidingen.

4.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in lid 4.3.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. voor de activiteiten zoals bedoeld in lid 4.3.1 a tot en met d indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en ecologische waarden en geen onevenredige vermindering inzijging van hemelwater in het gebied plaatsvindt;
  • b. voor de activiteit als bedoeld in lid 4.3.1 onder e indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en ecologische waarden.

Artikel 5 Dienstverlening

5.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. bij dit gebruik behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, opritten voetpaden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak dienstverlening' toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 m;
    • 3. de dakhelling bedraagt ten hoogste 45°;
  • b. kelders zijn binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak dienstverlening' toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de kelder niet mag dienen als verblijfsruimte;
    • 2. de kelder niet boven de aangrenzende gronden mag uitkomen;
    • 3. de kelder ten hoogste één bouwlaag diep mag zijn.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak dienstverlening' zijn uitsluitend aangebouwde ondergeschikte bouwwerken, zoals portieken, erkers en balkons toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3,3 m bedraagt, de oppervlakte ten hoogste 6 m² en de diepte ten hoogste 1,5 m bedraagt.

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder a voor het toestaan van (erf)afscheidingen voor de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:

  • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van belendende percelen;
  • 2. er geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid plaatsvindt;
  • 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundige karakter ter plaatse.

Artikel 6 Groen

6.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de verkeersgeleiding;
  • e. kunstwerken;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op of in deze gronden is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen en kunstwerken niet meer bedraagt dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties niet meer bedraagt dan 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,5 m.

Artikel 7 Horeca

7.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bij dit gebruik behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, opritten voetpaden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen de besluitsubvlakken 'bouwvlak horeca 1' en 'bouwvlak horeca 2' toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 7 m;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 m;
    • 3. de dakhelling bedraagt ten hoogste 45°;
  • b. ten hoogste één bedrijfswoning per besluitvlak is toegestaan binnen de besluitsubvlakken 'bouwvlak horeca 1´en ´bouwvlak horeca 2';
  • c. kelders zijn binnen de besluitsubvlakken 'bouwvlak horeca 1' en 'bouwvlak horeca 2' toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de kelder niet mag dienen als verblijfsruimte;
    • 2. de kelder niet boven de aangrenzende gronden mag uitkomen;
    • 3. de kelder ten hoogste één bouwlaag diep mag zijn.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak horeca 2' zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. bijbehorende bouwwerken;
    • 2. aangebouwde ondergeschikte bouwwerken, zoals portieken, erkers en balkons;

met dien verstande dat de goothoogte ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 5,5 m bedraagt.

7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt.

7.3 Gebruiksregels

Het gebruik van de gronden ten behoeve van een discotheek is niet toegestaan.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  • b. wonen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak maatschappelijk 1';
  • c. bij dit gebruik behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, opritten voetpaden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak maatschappelijk 1' en 'bouwvlak maatschappelijk 2' toegestaan, met inachtneming van de aangegeven voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6,5 m;
    • 2. de dakhelling bedraagt ten hoogste 45°;
  • b. ten hoogste één woning per besluitvlak is toegestaan binnen besluitsubvlak 'bouwvlak maatschappelijk 1', met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 320 m² bedraagt;
  • c. kelders zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de kelder niet mag dienen als verblijfsruimte;
    • 2. de kelder niet boven de aangrenzende gronden mag uitkomen;
    • 3. de kelder ten hoogste één bouwlaag diep mag zijn.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak maatschappelijk 1' zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. bijbehorende bouwwerken;
    • 2. aangebouwde ondergeschikte bouwwerken;

met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 5,5 m bedraagt;

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt.

Artikel 9 Nutsvoorziening

9.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. bij dit gebruik behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, opritten voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak nutsvoorziening' toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak nutsvoorziening' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, met dien verstande dat open afscheidingen/afrasteringen ten hoogste 2 m mogen bedragen.

Artikel 10 Tuin

10.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeren bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van:

  • a. ondergeschikte aangebouwde bouwwerken, zoals portieken, erkers en balkons aan de naar de weg gekeerde zijde van de gevel, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 3,3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 3. de dakhelling ten hoogste 60° bedraagt;
    • 4. de diepte ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 5. de breedte ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 1 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 5 m bedraagt.

10.3 Afwijken van de regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 10.2 onder b voor het toestaan van (erf)afscheidingen voor de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat:

  • 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van belendende percelen;
  • 2. er geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid plaatsvindt;
  • 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundige karakter ter plaatse.

Artikel 11 Wonen

11.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. bij dit gebruik behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, opritten voetpaden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

11.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen en ondergeschikte woningdelen zijn binnen de besluitsubvlakken 'bouwvlak wonen 1', 'bouwvlak wonen 2', 'bouwvlak wonen 3' en 'bouwvlak wonen 4' toegestaan, met inachtneming van de in tabel 11.1 aangegeven voorwaarden;
  • b. ter plaatse van de besluitsubvlakken 'bouwvlak wonen 1', 'bouwvlak wonen 2', 'bouwvlak wonen 3' en 'bouwvlak wonen 4' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één per vlak, met uitzondering van woningen ter plaatse van de besluitsubvlakken 'maximum aantal wooneenheden-2', 'maximum aantal wooneenheden-3', 'maximum aantal wooneenheden-4' en 'maximum aantal wooneenheden-5', waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. kelders zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de kelder niet mag dienen als verblijfsruimte;
    • 2. de kelder niet boven de aangrenzende gronden mag uitkomen;
    • 3. de kelder ten hoogste één bouwlaag diep mag zijn;
  • d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'onderdoorgang' blijft de hoogte van de onderdoorgang onder het hoofdgebouw ten minste gelijk aan de bestaande afmetingen.

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4' zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. bijbehorende bouwwerken;
    • 2. ondergeschikte woningdelen;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met inachtneming van de in tabel 11.1 aangegeven voorwaarden en de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van een besluitsubvlak 'bijgebouwen' eveneens bijgebouwen zijn toegestaan;
    • 2. het aantal vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 3 bedragen;
    • 3. voor zover gelegen binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4', bedraagt de oppervlakte ten hoogste 40% van het besluitsubvlak;
    • 4. voor zover gelegen buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4', bedraagt de oppervlakte ten hoogste 50 m², of geldt een bebouwingspercentage van ten hoogste 30%, niet meegerekend het besluitsubvlak ''bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4';
    • 5. voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 750 m² en de resterende omvang van het bouwperceel achter het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen' meer bedraagt dan 200 m², mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld onder 4 worden vermeerderd met 10% van de omvang van het bouwperceel, tot ten hoogste 100 m²;
  • c. aangebouwde ondergeschikte bouwwerken, zoals portieken, erkers en balkons aan de naar de weg gekeerde zijde van de gevel zijn toegestaan:
    • 1. met een bouwhoogte van ten hoogste 3,3 m;
    • 2. met een oppervlakte van ten hoogste 6 m²;
    • 3. met een dakhelling van ten hoogste 60°;

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van zwembaden, voor de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.

Tabel 11.1 Maatvoering

bouwwerk   max. goothoogte   max. bouwhoogte   dakhelling  
Wonen 1   3 m   7 m   15°-60°  
Wonen 2   4 m   6 m   0-30°  
Wonen 3   3,5 m   10 m   15°-60°  
Wonen 4   6 m   10 m   15°-60°  
bijbehorende bouwwerken   3 m   5,5 m   45°, bij 'Wonen 2' max 30°  

11.3 Gebruiksregels
  • a. Bij het uitoefenen van de in lid 11.1 onder a bedoelde aan-huis-verbonden beroepen gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de uitoefening van de beroepen en dienstverlening, alsmede bijbehorende activiteiten zijn toegestaan binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4';
    • 2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de beroepen en dienstverlening mag ten hoogste 40% bedragen van het toegestane bebouwde oppervlakte ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4';
    • 3. de bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep of door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt;
    • 4. cumulatie van aan-huis-verbonden beroepsuitoefening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.
  • b. Bij woningen is een bed & breakfastvoorziening toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
    • 2. bed & breakfastvoorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken, een zelfstandige kookgelegenheid is niet toegestaan;
    • 3. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per woning;
    • 4. de totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 70 m²;
    • 5. de voorziening dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
    • 6. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
    • 7. het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

11.4 Afwijken van de regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde:

  • a. in lid 11.1 voor het toestaan van een bedrijf aan huis voor zover passend binnen de 'Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar is met de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. de uitoefening van het bedrijf, alsmede bijbehorende bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4';
    • 2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis ten hoogste 40% mag bedragen van het toegestane bebouwde oppervlakte ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak wonen 1' tot en met 'bouwvlak wonen 4' met een maximum van 30 m²;
    • 3. de bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een bedrijf niet onevenredig worden gebruikt;
    • 4. detailhandel niet is toegestaan, behoudens voor zover het daarbij gaat om detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten;
    • 5. cumulatie van een bedrijf aan huis niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (onverharde) wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 6 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en verkeersinstallaties mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 13 Waarde - Archeologische verwachtingswaarden

13.1 Omschrijving besluitvlak

De voor ‘Waarde – Archeologische verwachtingswaarden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

13.2 Bouwregels
  • a. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende besluitvlakken dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m en met een oppervlakte groter dan 100 m² onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.

13.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

13.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

  • a. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik word in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
    • 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    • 2. onbebouwde gronden, bouwwerken en/of onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
    • 3. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    • 4. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 5. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    • 6. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
  • b. Nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van bestaande gebouwen waarbij deze worden gebouwd.
  • c. Het plaatsen van zendmasten is niet toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de beheersverordening Kern Heilig Landstichting'.