direct naar inhoud van Artikel 3 Bos
Plan: Kerkebos
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0241.BPKerkebos-GVS1

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. voetpaden;
  • c. behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

één en ander met bijbehorende voorzieningen en conform de nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving als omschreven in 3.1.2

3.1.2 Nadere detaillering

In het onderstaande is de nadere detaillering opgenomen als bedoeld in 3.1.1

a Gemeentelijk monument

Ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument" is de grond bestemd voor het herstel, de aanleg en instandhouding van het monument.

b Historische lanenstructuur en aanleg

Onder behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden moet in ieder geval het herstel en de instandhouding van de historische lanenstructuur en aanleg worden begrepen.

c Natuurbegraafplaats

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bos-natuurbegraafplaats" is een natuurbegraafplaats toegestaan.

d Strooiveld

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bos-natuurbegraafplaats" zijn strooivelden toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen die ten dienste staan van de functie natuurbegraafplaats en bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gemeentelijk monument

In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 is ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument" een gebouw toegestaan dat strekt tot herstel of verbeelding van het gemeentelijke monument. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw wordt gesitueerd ter plaatse van de bestaande fundering;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².
3.2.3 Gebouwen

De bebouwde oppervlakte van gebouwen, het gebouw bedoeld in 3.2.2 niet meegeteld, mag niet meer mag bedragen dan 230 m² en de bouwhoogte niet meer dan 7 m.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van rustvoorzieningen, entreevoorzieningen, erf- en terreinafscheiding, informatievoorzieningen en verlichting;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet hoger zijn dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming, in ieder geval begrepen het gebruik van gronden als parkeergelegenheid.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verwijderen van houtopstanden;
  • b. het ophogen van de bodem;
  • c. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • d. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen of rooien van bos;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voorzover het werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. voorzover het werkzaamheden betreft die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. indien de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of bos- en landschapsbeheer betreffen;
  • d. voorzover het werken en werkzaamheden betreft die betrekking hebben op het behoud, beheer en herstel van de historische lanenstructuur;
  • e. voorzover het werken en werkzaamheden betreft die betrekking hebben op het aanleggen van voetpaden van halfverharding, mits deze ten dienste staan van de natuurbegraafplaats;
  • f. voorzover het werken en werkzaamheden betreft die betrekking hebben op het aanleggen van ondergrondse leidingen, mits deze ten dienste staan van de natuurbegraafplaats;
  • g. voorzover het werken en werkzaamheden betreft die betrekking hebben op het aanleggen van verhardingen met een totale oppervlakte van maximaal 250 m², mits deze ten dienste staan van de natuurbegraafplaats;
  • h. voorzover het werken en werkzaamheden betreft die betrekking hebben op het ophogen van de bodem voor grafheuvels, grafmonumenten en asbestemmingen tot maximaal 2 m boven maaiveld met een maximum van 2.500 m², met dien verstande dat deze uitzondering niet geldt indien het ophogen plaatsvindt onder de kroonprojectie van behoudenswaardige bomen;
  • i. voorzover het werken en werkzaamheden betreft die betrekking hebben op het aanleggen van terrassen met een hoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat deze uitzondering niet geldt indien het aanleggen plaatsvindt onder de kroonprojectie van behoudenswaardige bomen;
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a. na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als genoemd in 3.1.1;
  • b. de uitvoering niet leidt tot een onomkeerbare aantasting van het gemeentelijk monument als bedoeld in 3.1.2 onder a;
  • c. de uitvoering niet leidt tot een onomkeerbare aantasting van de historische lanenstructuur en aanleg als bedoeld in 3.1.2 onder b.