direct naar inhoud van Regels
Plan: Cranenburgsestraat 178
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0241.BPCranenburgse178-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Cranenburgsestraat 178' met identificatienummer NL.IMRO.0241.BPCranenburgse178-VSG1 van de gemeente Groesbeek;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep:

het bij wijze van nevenactiviteit bij het wonen uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen, bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.9 archeologische verwachtingswaarden:

gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bed and breakfast:

logies en ontbijt, het aanbieden van nachtverblijf zonder bijbehorende voorzieningen tot het bereiden van maaltijden;

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een inrichting of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen;

1.15 begane grond:

de eerste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.16 beplantings- en beheerplan:

plan, waarin wordt aangegeven hoe de landschappelijke inpassing gerealiseerd en beheerd zal gaan worden;

1.17 bestaand:
  • bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 buitenopslag:

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke;

1.27 camping:

een inrichting gericht op het bieden van gelegenheid tot verblijfsrecreatie in kampeermiddelen met de bijbehorende sanitaire voorzieningen en voorzieningen voor openluchtrecreatie;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.30 extensief recreatief medegebruik:

recreatief medegebruik: vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen als wegbewijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mogen worden gebruikt;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.34 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder een bed & breakfast, discotheek en feestzaal;

1.35 houtopstand:

begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met bijbehorende windsingels;

1.36 kampeermiddel:
  • een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.37 kampeerplaats:

standplaats ten behoeve van één kampeermiddel;

1.38 kelder:

ruimte die voor meer dan 50% ondergronds is gelegen, waarbinnen geen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van de kelder telt niet mee bij de inhoud van de (bedrijfs)woning;

1.39 landschappelijk/ ecologisch waardevolle elementen:

houtopstanden die een bijzondere landschappelijke en/of ecologische waarden hebben zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke;

1.40 landschappelijke inpassing:

het zodanig inpassen van gebouwen en/of activiteiten in de omgeving dat de landschappelijke waarden behouden blijven;

1.41 landschapswaarden:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.42 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.43 nevenactiviteit:

een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.44 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat bestaat uit één of meerdere activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.45 omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan met toepassing van de in het plan opgenomen regels inzake afwijking als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c juncto artikel 2.12 lid 1 onder a onder 1° Wabo;

1.46 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo;

1.47 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo;

1.48 ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening;

1.49 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark, caravan, voorzover deze/dit niet als een bouwwerk is aan te merken;

1.50 openluchtrecreatie:

vormen van (extensief) recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes;

1.51 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf;

1.52 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.53 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

1.54 recreatie-appartement:

een (deel van een) gebouw, geen woonkeet, (sta)caravan of bouwwerk op wielen zijnde, bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienste van een persoon, (deel van een) gezin of groep mensen, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden, en dat niet fungeert als hoofdverblijf;

1.55 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 souterrain:

ruimte onder de (bedrijfs)woning, waarvan minimaal 50% van de inhoud boven het aansluitende maaiveld is gelegen en waarbinnen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van een souterrain telt mee bij de inhoud van de (bedrijfs)woning. Onder een souterrain is geen kelder toegestaan;

1.57 stacaravan:

caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.59 verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
Hieronder worden onder andere verstaan een (mini)camping, groepsaccommodatie, etc.

1.60 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;

1.61 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens);

1.62 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.63 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.64 woning:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.65 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee bouwpercelen, die voor- en achterzijde van een bouwperceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen
2.1.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.1.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij de inhoud van een souterrrain meetelt bij de inhoud van de (bedrijfs)woning;

2.1.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.6 peil:
  • a. voor gebouwen: de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de laagst gelegen verblijfsruimte;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in de vorm van een camping;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. sport- en speelvoorzieningen;
  • e. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. behoud en ontwikkeling van het groene karakter van het terrein in het algemeen en in het bijzonder voor de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' overeenkomstig het in Bijlage opgenomen beplantings- en beheerplan;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. ondergeschikte horeca bij de onder a. genoemde voorziening, als specifieke ondersteunende voorziening ten behoeve van uitsluitend de (groepen van) personen, die ter plaatse van de desbetreffende voorziening voor recreatieve doeleinden verblijven;
  • k. een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij de bedrijfswoning maximaal 1.050 m2 bedragen.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • d. Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd in het gebied voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning.
  • e. De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
  • f. Kelders en souterrains zijn toegestaan onder bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. De kelder mag niet dienen als verblijfsruimte.
    • 2. De kelder en het souterrain mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.
3.2.2 Bouwen buiten bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 is buiten de aanduiding 'bouwvlak' maximaal één gebouw voor uitsluitend sanitaire voorzieningen toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
  • b. De oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m2.
  • c. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
  • d. De afstand van het gebouw tot de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 50 m.
  • e. De afstand van het gebouw tot de bestemmingsgrenzen mag niet minder bedragen dan 50 m.
3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden in aanvulling op het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende voorwaarden:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Voor zover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt deze bestaande inhoud als maximum.
  • c. De bouwhoogte mag in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 niet meer bedragen dan 11 m.
  • d. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25º.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden in aanvulling op het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende voorwaarden:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden in aanvulling op het bepaalde in lid 3.2.1 de volgende voorwaarden:

  • a. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van sport- en spelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Parkeervoorzieningen

Voor het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de in lid 3.1 onder a. genoemde verblijfsrecreatieve voorziening;
  • b. parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de parkeervoorzieningen uitsluitend toegestaan in de vorm van halfverharde en/of onverharde parkeervoorzieningen.
3.3.2 Kampeerplaatsen

Kampeerplaatsen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tot een maximum van 50 kampeerplaatsen.

3.3.3 Stacaravans

Kampeermiddelen in de vorm van permanent opgestelde stacaravans zijn niet toegestaan. Wel toegestaan zijn kampeermiddelen in de vorm van mobiele wagens, die buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober inpandig worden opgeslagen.

3.3.4 Ondergeschikte horeca

Voor het gebruik van gronden en gebouwen voor ondergeschikte horeca gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Ondergeschikte horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend ten behoeve van de (groepen van) personen die ter plaatse van de in lid 3.1 onder a. genoemde voorziening voor recreatieve doeleinden verblijven;
  • b. Het gebruik van gebouwen voor ondergeschikte horeca is toegestaan tot een vloeroppervlakte van maximaal 140 m2.
  • c. Een zelfstandige horecavoorziening is niet toegestaan.
3.3.5 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken en doen (en/of laten) gebruiken van gronden voor parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en voor kampeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is uitsluitend toegestaan, indien ter plaatse van deze aanduidingen, de aanduiding 'specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing' en de bestemming 'Water', binnen 1 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is gestart met de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het in Bijlage 1 opgenomen beplantings- en beheerplan en deze landschappelijke inpassing binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan volledig is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken recreatie-appartementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatie-appartementen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De recreatie-appartementen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. Het aantal recreatie-appartementen mag niet meer bedragen dan vier;
  • c. De oppervlakte van een recreatie-appartement mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • d. De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, indien vaststaat dat ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' een oppervlakte aan bestaande bebouwing is dan wel wordt gesloopt, welke evenredig is aan de gezamenlijke oppervlakte van de te realiseren recreatie-appartementen, en de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij de bedrijfswoning is verkleind tot maximaal 1.050 m2;
  • e. De recreatie-appartementen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing':
    • 1. het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
    • 2. het verwijderen van houtopstanden;
    • 3. het aanbrengen van verhardingen;
    • 4. de aanleg van ondergrondse leidingen.
3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. dienen ter uitvoering van het in Bijlage 1 opgenomen beplantings- en beheerplan;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • a. door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen worden de landschaps- en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur niet onevenredig aangetast;
  • b. voor de in lid 3.5.1 sub a.4 genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, stuwen en voorzieningen voor waterkering;
  • b. natuur- en landschapswaarden;
  • c. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • d. bescherming en instandhouding van de oevers en oeverbeplanting;
  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen, steigers en duikers;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • b. De oppervlakte mag n iet meer bedragen dan 25 m².
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verharden of verwijderen van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
  • b. Het verwijderen van houtopstanden.
  • c. Het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden.
  • d. Het aanbrengen van ondergrondse leidingen.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. dienen ter uitvoering van het in Bijlage 1 opgenomen beplantings- en beheerplan;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • a. Door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen worden de landschaps- en ecologische waarden en de recreatieve betekenis alsmede de ontwikkelingspotenties voor landschap en natuur niet onevenredig aangetast.
  • b. Voor de in lid 4.3.1 onder d genoemde werken en werkzaamheden geldt ook als criterium dat er sprake dient te zijn van noodzaak tot het aanbrengen van leidingen op die locatie.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarden' gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m en met een oppervlakte groter dan 100 m² onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Maatvoering

In die gevallen dat de bouwhoogte, dakhelling, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bouwhoogte, dakhelling, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • c. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
  • d. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van buitenopslag.
8.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan als nevenactiviteit bij de (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. De voor het bouwperceel geldende regels met betrekking tot de maximale oppervlakte, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde in Hoofdstuk 2 blijven van kracht.
  • b. De oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bouwwerken bedragen, tot een maximum van 50 m2.
  • c. Het onbebouwde gedeelte van het bouwperceel mag niet ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld voor buitenopslag.
  • d. Cumulatie van beroeps- of bedrijfsuitoefening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.
  • e. De bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf niet onevenredig worden gebruikt en de parkeerdruk in de omgeving mag niet onevenredig toenemen.
  • f. Parkeren dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming 'Recreatie'.
8.3 Mantelzorg

Het tijdelijk gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte is toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. Een dergelijke tijdelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg.
  • b. De inhoud van de (bedrijfs)woning mag als gevolg van het realiseren van de afhankelijke woonruimte niet meer bedragen dan 750 m³.
  • c. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • d. De afhankelijke woonruimte is enkel toegestaan op de begane grond en in bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen.
  • e. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • f. Indien de afhankelijke woonruimte uit oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is dient de voorziening te worden verwijderd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  • a. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
  • b. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
9.2 Afweging

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen; en
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1.1 met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Cranenburgsestraat 178'.