Plan: | Bedrijventerrein Hondsgemet Zuid, herziening 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.GDMhondsgemetherz2-VSG1 |
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Hondsgemet Zuid, herziening 2 met identificatienummer NL.IMRO.0236.GDMhondsgemetherz2-VSG1 van de gemeente Geldermalsen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een woonhuis, inclusief aanbouwen, in of bij een gebouw of op of bij een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
het Convenant Afsprakenkader Regionale samenwerking bedrijventerreinen Regio Rivierenland, zoals vastgesteld 17 december 2013, bijlage 2 bij deze regels;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede detailhandel in meubels;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
een ruimte welke door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals bedoeld in 2.4, alsmede trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, borstweringen, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotischemassagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit plan;
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de grens van het bouwperceel;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
het percentage van het bouwperceel, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak of gelegen binnen het in de voorschriften aangegeven gebied, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder ondergrondse containers, alsmede interne ontsluitingswegen en andere verkeers-, water- en groenvoorzieningen waaronder mede worden begrepen bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1
Uitsluitend zijn, behoudens via het velenen van een omgevingsvergunning, bedrijven toegestaan, welke behoren tot de categorieën 1, 2 en 3 uit de in de bijlage bij deze regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegelaten die naar aard en schaal voldoen aan het Convenant Afsprakenkader Regionale samenwerking bedrijventerreinen Regio Rivierenland (bijlage 2).
Inrichtingen die een belangrijke mate van geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder juncto 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Milieubeheer, zijn niet toegestaan, alsmede risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat risicovolle inrichtingen via het velenen van een omgevingsvergunning kunnen worden toegestaan, zoals opgenomen in 3.5.2.
Detailhandel is, behoudens via het velenen van een omgevingsvergunning overeenkomstig de in 3.5.3 opgenomen bepalingen, niet toegestaan, met uitzondering van:
Kantoren enkel zijn toegestaan als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf.
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Ten aanzien van ontsluitingswegen gelden de volgende regels:
Ten aanzien van inritten gelden de volgende regels
Uitgangspunt is dat bedrijven in hun eigen parkeerbehoefte kunnen voorzien. Hiertoe dient, behoudens via het velenen van een omgevingsvergunning, bij de inrichting van de kavels per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo) tenminste de volgende parkeernorm in acht te worden genomen:
Grondgebruik (functies) | Aantal parkeerplaatsen | per | opmerking |
Onzelfstandig kantoor zonder baliefunctie | 1,7-2,5 | 100 m2 bvo | Inclusief parkeren werknemer |
Garage, service station | 2,5-2,8 | 100 m2 bvo | |
Showroom (auto's) | 1,6-1,8 | 100 m2 bvo | |
Bedrijfsverzamelgebouw | 0,8-1,7 | 100 m2 bvo | |
Industrie, ambacht, bouw, groothandel, transport | 2,5-2,8 | 100 m2 bvo | |
Opslag, volumineuze detailhandel | 0,8-0,9 | 100 m2 bvo |
Per bouwperceel dient, behoudens via het verlenen van een omgevingsvergunning, minimaal 10% van het oppervlak uit groenvoorzieningen te bestaan.
Horecabedrijven zijn niet toegestaan.
Uitsluitend mogen worden opgericht – mede met inachtneming van het bepaalde in 3.1.2 bouwwerken passende binnen de bestemming.
Gebouwen dienen aan het volgende te voldoen:
Bouwwerken geen gebouw zijnde dienen aan het volgende te voldoen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder e, teneinde een bebouwingspercentage van maximaal 70% toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van de gronden:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder a teneinde bedrijven toe te staan:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b voor de vestiging van risicovolle inrichtingen, met inachtneming van de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder c teneinde detailhandel in volumineuze goederen toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder f teneinde een grotere breedte van de in/uitritten toe te staan:
een en ander met dien verstande dat de bedrijfsvoering dit aantoonbaar noodzakelijk maakt, deze grotere breedte geen onevenredige aantasting van het beoogde straatbeeld tot gevolg heeft en de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder g teneinde een lagere parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak toe te staan in het geval de bedrijfsuitvoering zich hoofdzakelijk richt op opslag van goederen of op een volautomatisch productieproces dan wel een voornamelijk machinale verwerking.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder h teneinde een lager percentage groenvoorziening toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen bij een terzake deskundige, de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen door het toevoegen en/of schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven; dit geldt alleen voor de milieucategorieën 1, 2, 3 en 4 en, indien deze ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, milieucategorie 5.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder ondergrondse containers.
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde passende binnen de bestemming.
Bouwwerken geen gebouw zijnde dienen aan het volgende te voldoen:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken geen gebouw zijnde passende binnen de bestemming.
Bouwwerken geen gebouw zijnde dienen aan het volgende te voldoen:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het bevoegd gezag kan in de in 7.1, 7.2 en 7.3 genoemde gevallen een omgevingsvergunning verlenen.
van bepalingen van het plan op ondergeschikte punten, teneinde bij de uitvoering van het plan aan te passen aan de werkelijke afmetingen van het terrein en aan bepaalde gegevenheden in het terrein, zoals boompartijen en waterlopen, met dien verstande dat maximaal 10% mag worden afgeweken van de gehanteerde maatvoering met betrekking tot bebouwde oppervlakte, bouwhoogte, bebouwingspercentage, dakhelling, goothoogte en inhoud;
voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen ten openbare nutte zoals gasregelstations en transformatorhuisjes met een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 35 m2 en een goothoogte van ten hoogste 3,5 m, alsmede voor het bouwen van abri's met een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m en ondergrondse containers;
teneinde bij de uitvoering van het plan af te wijken van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen (grenzen bouwvlak), indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking niet meer dan 2,5 m bedraagt;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen van het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt en de omvang van de wijziging zodanig is dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Hondsgemet Zuid, herziening 2.