Plan: | Dorpsstraat 12 - 16, Enspijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.ENSDorpsstraat14-VSG1 |
Op het perceel Dorpsstraat 12-14-16 te Enspijk is autobedrijf De Vos B.V. al meer dan 50 jaar gevestigd. In het bestemmingsplan 'Enspijk 1984' is het bedrijf positief bestemd geweest. In het geldende bestemmingsplan 'Enspijk 2009' heeft het autobedrijf een woonbestemming gekregen en daarmee is het bedrijf onder het overgangsrecht gebracht. Het bedrijf is echter een levensvatbaar bedrijf, waardoor het bedrijf hier in de komende jaren nog gevestigd zal zijn. Het bedrijf heeft daarom baat bij het positief bestemmen van de bestaande situatie. Ook wordt bezwaar aangetekend tegen verleende omgevingsvergunningen voor het bedrijf. De gemeente wenst echter het autobedrijf een planologische status te geven. Derhalve wordt voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern Enspijk, omringd door woonbebouwing.
De rode omlijning geeft de globale begrenzing van het plangebied aan (bron: GoogleMaps)
Planlocatie, gezien vanaf de Dorpsstraat (bron: Pouderoyen Compagnons)
Voor de gronden van het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Enspijk 2009'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Geldermalsen op 23 februari 2010. Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen - Dorpsbebouwing beeldbepalend 1' en een bouwvlak waarbinnen de gebouwen zijn toegestaan. Daarnaast is een aanduiding opgenomen waarin uitsluitend de hoofdgebouwen zijn toegestaan en een aanduiding waar uitsluitend bijgebouwen zijn toegestaan. De bouw van een woning is binnen deze bestemming dus niet toegestaan. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.
Uitsnede van de verbeelding ter hoogte van het plangebied. Met rood is de begrenzing van het plangebied globaal aangegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Na deze inleiding is in de volgende hoofdstukken het plan als volgt toegelicht:
Op het perceel Dorpsstraat 12-14-16 te Enspijk is autobedrijf De Vos B.V. al meer dan 50 jaar gevestigd. In het bestemmingsplan 'Enspijk 1984' is het bedrijf positief bestemd geweest. In het daarop geldende bestemmingsplan 'Enspijk 2009' heeft het autobedrijf een woonbestemming gekregen en daarmee is het bedrijf onder het overgangsrecht gebracht. Daarmee mag het bedrijf tot op heden zijn bedrijfsvoering uitvoeren. Het bedrijf is echter een levensvatbaar bedrijf, waardoor het bedrijf hier in de komende jaren nog gevestigd zal zijn. Het bedrijf heeft daarom baat bij het positief bestemmen van de bestaande situatie. Ook wordt bezwaar aangetekend tegen verleende omgevingsvergunningen voor het bedrijf. De gemeente wenst het autobedrijf een planologische status te geven. Derhalve wordt voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Luchtfoto perceel (bron: www.bing.com/maps)
In het bestemmingsplan worden uitsluitend de percelen opgenomen die in eigendom zijn bij het autobedrijf. Het gaat om de percelen Dorpsstraat 12 - 14 - 16 in Enspijk, kadastraal bekend gemeente Deil, sectie M, nummer 242, 243, 244 en 665 gedeeltelijk.
Plangebied met kadastrale nummers
In voorliggend bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd, zowel qua bebouwing als qua gebruik. De bestaande gebruiksactiviteiten zijn gebaseerd op de milieugegevens van het autobedrijf. Dit bestemmingsplan bevat beperkte uitbreidingsmogelijkheden.
Het autobedrijf heeft het perceel Schoutenstraat 2, gemeente Deil, sectie M, nummer 665 aangekocht.Op dit perceel is reeds verharding aangelegd. Deze verharding grenst aan het autobedrijf; hier worden auto's ten behoeve van het autobedrijf geplaatst. Deze verharding maakt onderdeel uit van het autobedrijf en daarmee van voorliggende planlocatie.
Om een duidelijke en rechtszekere situatie te bieden voor zowel de ondernemer als de omgeving, worden een aantal zaken expliciet vastgelegd. Het betreft:
Links en rechts van het witte gebouw zijn de inritten gesitueerd (bron: Pouderoyen Compagnons)
Het autobedrijf heeft 2 ontsluitingslocaties: 1 op de hoek van de Dorpsstraat met de Schoutenstraat, de andere aan de Dorpsstraat. Deze zijn op de verbeelding aangeduid. Daarnaast zijn er bij het bedrijf 80 auto-opstelplaatsen aanwezig. De gehele parkeerbehoefte en de benodigde opstelplaatsen die samenhangen met de autobedrijfactiviteiten, moeten in dit aantal worden gerealiseerd. Dit zijn dus de plaatsen zowel voor de in- en verkoopactiviteiten, als voor de reparatiewerkzaamheden. Ook bezoekers dienen op het eigen terrein van het autobedrijf te parkeren. Dit is in de planregels vastgelegd.
Het aantal verkeersbewegingen is als volgt ingeschat (ruime inschatting, zie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Industrielawaai):
In totaal zijn dit 127 verkeersbewegingen per dag. Dit is passend binnen de bestaande wegenstructuur. Zie hiervoor paragraaf 5.6.
Middels de bouwbepalingen in het bestemmingsplan wordt de vorm en positie van de gebouwen op hoofdlijnen bepaald, afgestemd op de reeds bestaande situatie en de gebruikelijke wijze van bestemmen binnen de bestemming 'Bedrijf'.
![]() |
![]() |
|
![]() |
![]() |
|
Aanzicht vanaf Schoutenstraat (bron: Pouderoyen Compagnons) |
De eerste dorpen in het Lingegebied zijn ontstaan op de bredere oeverwallen en hebben daardoor overwegend een ronde vorm: Enspijk, Buurmalsen en de oudere kern van Deil.
Enspijk is gegroeid uit een nederzetting die is ontstaan op een brede oeverwal langs de Linge nog voor de bedijking van de rivier. Hierdoor heeft het oude centrum een ronde structuur met wegen die naar alle kanten uitwaaieren. Na de bedijking van de Linge heeft met name aan de uiterwaardenzijde het dorp zich verder ontwikkeld, met achterkanten van percelen naar de rivier, waarmee de directe relatie met de rivier nog ondergeschikter werd. In tegenstelling tot de strekdorpen, waar de uiterwaarden grotendeels gebruikt worden voor fruitteelt en akkerbouw, zijn in Enspijk de gronden tot aan de rivier in gebruik als diepe achterpercelen bij de woningen aan de Kampsedijk. De rivier wordt overigens wel weer optimaal beleefd aan de oostzijde waar de Kampsedijk dicht naar de rivier buigt en geen bebouwing meer aanwezig is. Dit is tevens de oostelijke begrenzing van het huidige dorp. Voorts is er nog een toegang naar de veerplaats ter plaatse het oude veerhuis aan de Kampsedijk. Het veer heeft weer betekenis gekregen in recreatieve zin, als voet-fietsveer als onderdeel van de recreatieve route van en naar Mariënwaerdt.
![]() |
![]() |
|
De brink en de hervormde kerk, zicht vanaf de bedrijfslocatie (bron: Pouderoyen Compagnons) |
Kenmerkend voor de Lingedorpen is dat van oorsprong het agrarische gebruik van de gronden op verschillende plaatsen doordringt tot in de dorpen, waardoor groene open ruimtes ontstaan. Ook zorgt de verhoogde ligging van de dorpskernen voor een diepe grondwaterstand, waardoor er relatief weinig watergangen worden aangetroffen.
Waar in andere dorpen naast de Linge vooral de situering van kastelen een belangrijk gegeven vormt voor de structuur, is dit in Enspijk het hart van het dorp met de hervormde kerk en kerkhof en de karakteristieke brinkjes op de kruising van wegen. Het kasteel van Enspijk bestond uit het Huis te Enspijk, wat was gesitueerd aan de zuidzijde van het dorp. Van dit huis zijn geen aanwijsbare sporen meer aanwezig.
De latere uitbreiding van Enspijk heeft zich gevormd in de verdichting van de linten van de uitwaaierende wegen. De wegen aan de westzijde zijn met de aanleg van de Rijksweg A2 doorsneden en hebben hun oorspronkelijke doorgaande functie verloren.
De recentere woningbouw is vooral te vinden aan de oostzijde in het rivierenbuurtje. Dit is het enige planmatige naoorlogse woonbuurtje van het dorp. Van iets minder recentere datum zijn de woningen aan de Haarstraat en de Netstraat.
De planlocatie is gelegen aan de Dorpsstraat, op de hoek met de Schoutenstraat.
De kern van het dorp is compact. Het betreft de Dorpsstraat en de bebouwing rondom de brink. De dorpskern is gericht op de voormalige brink, niet op de Linge. Het ensemble van het ruime kerkterrein, de laanbeplanting en de huizen langs de dorpsstraat geven Enspijk een sterk eigen gezicht.
Het dorp Enspijk wordt gekarakteriseerd door een afwijkende nederzettingsstructuur; het dorp is niet ontstaan als oeverwaldorp. Door de ligging op een bredere stroomrug was er ruimte beschikbaar om een brink in gebruik te nemen. Hier is een rondere dorpsvorm omheen gegroeid.
![]() |
![]() |
Planlocatie gezien vanaf de Dorpsstraat vanuit zuidelijke richting | Planlocatie gezien vanaf de Dorpsstraat vanuit noordelijke richting |
De herkenbaarheid van de originele structuur en daarmee de informatiewaarde is nog volop aanwezig in het dorpje Enspijk. Het hart van het dorp wordt gedomineerd door de kerk die volledig vrijstaat, omringd door een fraai kerkhof, op restanten van de dorpsbrink. Het stratenpatroon versterkt het bestaande beeld van de brink. De Dorpsstraat staat haaks op de dijk en splitst zich bij de brink, waardoor de straten om het groene centrum heen lopen. Doordat de overige straten secundair zijn heeft de brink zijn dominantie behouden. Zowel deze structuur als de bebouwing en beplanting zijn voor het grootste deel nog ongeschonden. Met name de kerk, een rijksmonument, en de volgroeide eiken langs de Dorpsstraat zorgen voor een hoge belevingswaarde van de dorpskern. De dorpsstructuur is voor dit deel van het rivierengebied en voor de gemeente uitzonderlijk waardoor de dorpskern absoluut zeldzame kwaliteit bezit. De cultuurhistorische waarde van het dorp Enspijk is hoog.
De dorpskern van Enspijk wordt gevormd door de oorspronkelijke brink met de oude veedrenkplaats en de Dorpsstraat. De brink herbergt de hervormde kerk met kerkhof en het oude schoolgebouw en aan de zuidzijde van de Molenkampstraat nog een woning. De kern van het dorp vertoont nog de karakteristiek van een rond esdorp met een gaaf patroon en karakteristieke brinkjes op de snijpunten van wegen.
De voorzijden van de woningen zijn naar de weg gesitueerd en de achterzijden zijn van oudsher onbebouwd wat nog goed tot uiting komt in de bebouwing langs de Dorpsstraat/Kampsedijk die met de achterzijde gekeerd is naar de Lepelstraat. Dit komt overeen met de karakteristiek van de strekdorpen waar de achterstraten van oorsprong ook een éénzijdige bebouwing kende en uitkeken op de achterpercelen van de dijkwoningen.
Dorpsstraat, ten zuiden van de planlocatie, met zicht op de hervormde kerk
De achterpercelen aan de oostzijde van de Dorpsstraat zijn ingesloten door de bebouwing van het nieuwe rivierenbuurtje. De bebouwing aan de Schoutenstraat wordt aan de zuidzijde gevormd door een drietal percelen, waaronder één bedrijfsperceel. Aan de noordzijde van deze weg bevindt zich hier één dubbel woonhuis in het gebied tussen de hoger gelegen Kampsedijk en de lager gelegen Schoutenstraat. De Schoutenstraat vormt hier feitelijk de achterstraat van de Kampsedijk, met als kenmerkend verschil met de strekdorpen dat het tussenliggende gebied nagenoeg onbebouwd is gebleven. Een watergang markeert aan de zuidzijde de gronden die in gebruik zijn als weiland en paardenbak. Recentelijk is hier nog een kleine paardenschuur gebouwd.
Zicht op de Schoutenstraat, vanaf de Dorpsstraat, met rechts de planlocatie (bron: Pouderoyen Compagnons)
De Dorpsstraat is de hoofdstraat van Enspijk. De oostelijke wand van deze straat wordt gevormd door vrijstaande woningen die door hun situering de dorpskern karakteriseren. De rooilijn is constant. De bebouwing is dorps, waarbij sommige woningen een voor Enspijk statige uitstraling hebben. De Dorpsstraat versmalt om vervolgens uit te komen op een pleintje dat wordt gevormd door de uitlopende bebouwingswanden van de Dorpsstraat en de woning op de kop van de Schoutenstraat. Het westelijk gelegen perceel aan dit pleintje ligt iets lager en markeert hiermee juist nog eens extra de naar de dijk oplopende Dorpsstraat. Op dit perceel staat een karakteristieke houten schuur behorend bij het woonhuis op nr. 7. Iets verderop bevindt zich aan de linkerzijde de monumentale boerderij met een open voorperceel. De Dorpsstraat wordt voorts gekarakteriseerd door een drietal groene brinkjes in de snijpunten van wegen.
Enspijk kent geen centrumgebied met winkels e.d. De bestaande functies binnen het dorp bestaan uit het (in casu betreffende) autobedrijf aan de Dorpsstraat, een horecabedrijf aan de Molenkampstraat en het agrarische bedrijf aan de Lepelstraat. Voorts zijn aan de Lepelstraat een aannemersbedrijf (niet meer aanwezig) en een kanoverhuurbedrijf bestemd. Dit laatste bedrijf, met de aanlegsteiger onder de A2, veroorzaakt mede door zijn huidige ontsluiting via het aannemersterrein nogal wat verkeersbewegingen binnen het dorp. Aan de Molenkampstraat bevindt zich een houthandel in rondhout. Aan de Schoutenstraat is een metaalbedrijf gevestigd dat zich richt op de fabricage van meubels.
Aan de Netstraat is een kinderopvang en peuterspeelzaal gevestigd. Hierachter bevindt zich de begraafplaats met de ingang aan de Molenkampstraat.
Aan de Haarstraat, nabij de aansluiting met de Provincialeweg Oost is een opslag van Rijkswaterstaat gevestigd. Direct hierachter bevindt zich de ijsbaan met direct op de kop aan de noordzijde het clubgebouwtje.
De ontsluiting van Enspijk wordt gevormd door de aansluiting van de Haarstraat op Provincialeweg Oost. De waaiervormige wegenstructuur die in het verleden het dorp van alle zijden ontsloot, bepaalt nu nog de wegenstructuur in het dorp. Dit zijn de Molenkampstraat, de Korte Veersteeg en de Beemd. De Dorpsstraat komt in zuidelijke richting via een klein stukje Beemd uit op de Korte Veersteeg of de Molenkampstraat. Ook is vanuit de Dorpsstraat in noordelijke richting de Kampsedijk te bereiken. De Beemd vormt naar het oosten toe een secundaire ontsluiting naar het dorp en is de interne verbindingsweg met Deil.
De Korte Veersteeg heeft nu betekenis als inkomende verbinding vanaf de Haarstraat/Provincialeweg Oost (N327). De Molenkampstraat vormt via de Haarstraat de uitgaande route richting Provincialeweg Oost en van daaruit is er direct de toegang tot de A2. In de Korte Veersteeg en de Haarstraat is eenrichtingsverkeer ingesteld.
De overige wegen binnen de kern van Enspijk hebben een nagenoeg gelijkwaardig karakter met smalle rijbanen en dorpse profielen. Vanaf de Molenkampstraat loopt de onverharde Snelsteeg parallel aan de westzijde van het dorp in noordelijke richting en sluit daar aan op de Kampsedijk.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het toestaan van een autobedrijf en autoverkoop is niet van Rijksbelang. Tevens is de ligging t.o.v. rijksinfrastructuur dusdanig groot dat dit belang niet wordt beperkt.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Het plangebied raakt geen nationale belangen.
Daarnaast is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro wordt een onderbouwing gevraagd van het begrip duurzame verstedelijking, de voormalige ladder-toets. Deze bepaling stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken.
De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In de totstandkoming van deze bepaling is opgenomen dat de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen, zodat overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren.
In voorliggende situatie betreft het een autobedrijf dat sinds vele jaren is gevestigd op de locatie aan de Dorpsstraat. Dit is eerder in een bestemmingsplan vastgelegd, maar in het bestemmingsplan 'Enspijk 2009' onder het overgangsrecht gebracht. Het autobedrijf is echter nog steeds aanwezig en mag niet nog eens onder het overgangsrecht worden gebracht. In planologische zin betreft het een 'stedelijke ontwikkeling'. In feitelijke zin is het dat niet.
Behoefte
Het autobedrijf is al vele jaren op deze locatie gevestigd. Daarmee is de behoefte aan dit autobedrijf aangetoond. Indien dit bedrijf niet zou worden bestemd en er zelfs handhavend zou worden opgetreden, dan zou dit leiden tot leegstand van gebouwen die voor een autobedrijf zijn ingericht en volledig als zodanig functioneren. Het doel van de het doorlopen van de treden van de ladder, is leegstand te voorkomen. Met voorliggend bestemmingsplan wordt leegstand voorkomen.
Bestaand stedelijk gebied
Voorliggend plan betreft niet alleen een bestaand stedelijk gebied, maar ook het bestemmen van gebouwen die al volledig zijn uitgerust en functioneren ten behoeve van een autobedrijf. Met voorliggend bestemmingsplan wordt leegstand voorkomen.
De eisen ten aanzien van duurzame verstedelijking vormen geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
Op 11 november 2015 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland gewijzigd vastgesteld. De Omgevingsvisie Gelderland richt zich formeel op de komende tien jaar, maar kijkt ook naar de langere termijn. Dit is een structuurplan van de provincie Gelderland. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven.
De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
Dit doel betekent vooral:
Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Het betreft een incidentele (planologische) vestiging in een kern. Hierover zijn geen regionale afspraken gemaakt.
De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten op 24 september 2014 vastgesteld en is op 18 oktober 2014 in werking getreden. De omgevingsverordening is geactualiseerd (juli en december 2015). Dit is een 1e en 2e actualisatie van de verordening over natuur en water. In de geconsolideerde versie zijn de wijzigingen verwerkt uit:
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De planlocatie is niet gelegen in een aangewezen natuurgebied of landschap. Voor onderhavig plan is van belang dat het plangebied niet is gelegen in een aangewezen natuurgebied of landschap. De planlocatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en buiten een bedrijventerrein. In de Omgevingsverordening zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot het vestigen van bedrijventerreinen en welke milieucategorie er op bepaalde bedrijventerreinen is toegestaan. In bestemmingsplannen wordt op regionale bedrijventerreinen de mogelijkheid van vestiging van bedrijfsfuncties uit milieucategorie 1 en 2 en bedrijfsfuncties die gemengd kunnen worden met andere functies uitgesloten. Voorliggende locatie betreft geen bedrijventerrein, maar een solitaire bedrijfslocatie voor een bedrijf in milieucategorie 2 in de kern van Enspijk. In het provinciale beleid geldt derhalve het beleid dat de lagere milieucategoriëen in stedelijk gebied kunnen plaatsvinden.
Er is geen relevant regionaal beleid. In voorliggende situatie betreft het geen bedrijventerrein, maar een solitaire bedrijfslocatie in een kern. Het Regionaal Programma Bedrijventerreinen is daarom niet van toepassing.
In de raadsvergadering van 23 februari 2010 is de Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015: 'Lekker leven langs de Linge' vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het ruimtelijk kader voor de gemeente Geldermalsen voor de periode tot 2015, waarin ontwikkelingen en ambities voor de korte en lange termijn in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin zijn opgenomen. Het dient als opmaat voor nieuwe bestemmingsplannen, en biedt via een uitvoeringsparagraaf de mogelijkheid voor kostenverhaal zoals bedoeld in de Wro.
Het plangebied heeft geen betrekking op de geschetste ruimtelijke ontwikkeling, zoals beschreven in deze structuurvisie. Er zijn geen ontwikkelingsrichtingen voor Enspijk of kleinschalige bedrijvigheid opgenomen.
Het voorliggende plan vormt daarom geen strijdigheid met het gemeentelijke beleid.
De gronden zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd voor woondoeleinden. Met het in voorliggende plan bestemmen van een bestaand autobedrijf neemt de gevoeligheid van de bestemming niet toe. Derhalve behoeft er geen onderzoek naar de bodemkwaliteit plaats te vinden.
In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die een belemmering kunnen zijn voor het autobedrijf. De gevoeligheid van voorliggende functie neemt niet toe.
Daarnaast dient nagegaan te worden of de te bestemmen functies in het plangebied leiden tot hinder in de omgeving. Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De afstanden van de brochure zijn, indien zij worden aangehouden tussen een hinderveroorzakende activiteit en een hindergevoelige functie, afstanden op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De afstanden worden gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot aan de gevel van het gevoelige object. De richtafstanden uit de brochure (bijlage 1) zijn gericht op functiescheiding.
Rustige woonomgeving: De afstand die de brochure noemt is een indicatieve afstand voor een rustige woonomgeving. Er kan worden afgeweken van die afstand, indien uit milieuhygiënisch onderzoek (met name akoestisch onderzoek) blijkt dat een goed woon- en leefklimaat (een goede ruimtelijke ordening) te garanderen is. In bepaalde gebieden kan, vanwege het karakter van die gebieden, volstaan worden met een minder grote richtafstand. Dit betreft de zogenaamde 'gemengde gebieden':
Gemengd gebied: een gebied met een matige tot sterke functiemenging. In de publicatie wordt het begrip 'gemengd gebied' gebruikt om richtafstanden aan te geven tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies. Die variatie aan functies kan bestaan uit dat direct naast woningen andere functies voor komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Het begrip wordt gebruikt om richtafstanden aan te geven tussen een hinderveroorzakende activiteit en een hindergevoelige functie die gelegen is in een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca, kleine bedrijvigheid) of ligging nabij drukke wegen. Van belang is of de functies 'zwaarder' zijn dan enkel wijkgebonden voorzieningen.
De locatie is gelegen aan de Dorpsstraat. De Dorpsstraat is aan te merken als een rustige woonomgeving. Een autobedrijf is een bedrijf in milieucategorie 2 van de VNG-publicatie, met een bijbehorende richtafstand van 30 m. Het aspect geluid is hierin maatgevend. Hieraan wordt niet voldaan. Derhalve is door het "Akoestisch onderzoek Industrielawaai - Garagebedrijf de Vos, Dorpsstraat 12–16, Enspijk" (Omgevingsdienst Rivierenland, kenmerk: 0214 68724, 25 oktober 2016) opgesteld (zie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Industrielawaai). De conclusie hieruit is als volgt:
"Berekend zijn de geluidsbelastingen bij de omliggende woningen ten gevolge van garagebedrijf de Vos, Dorpsstraat 12-16, Enspijk. Daaruit blijkt dat deze voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Ook wordt voldaan aan de grenswaarden uit de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering. Het bedrijf kan zelfs voldoen aan de streefwaarde van 45 dB(A) (L Ar,LT ) voor een rustig woongebied. Er kan daarom geconcludeerd worden dat er bij de omliggende woningen ten aanzien van geluid sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarmee is er voor dit aspect sprake van een goede ruimtelijke ordening."
In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een 1,8 meter hoog scherm op de erfgrens met Dorpsstraat 10.
Uit een nadere beoordeling van het akoestisch rapport blijkt het volgende: het scherm is niet noodzakelijk om te voldoen aan de eisen t.a.v. het langtijdgemiddelde geluidniveau (LAr,LT), maar aan de eisen t.a.v. de piekniveaus (Lmax).
Zonder scherm zou de geluidbelasting (Lmax) op punt 8_A (1,5 meter hoogte, dus relevant voor dagperiode) 72,9 dB(A) zijn en op punt 07_B (4,5 meter hoogte, dus relevant voor de avondperiode) 69,0 dB(A) bedragen. De Lmax-grenswaarde van 70 dB(A) in de dag zou dan met 3 dB(A) worden overschreden en in de avond met 4 dB(A). De geluidwering van het scherm moet 10 dB(A) meer zijn dan de noodzakelijk geluidreductie: dus 14 dB(A). In de regels is dit vertaald naar een geluidwerende werking van een geluidscherm 15 dB(A).
Voor het aspect gevaar geldt een richtafstand van 10 m. Het gevaarsaspect is voor een autobedrijf bijvoorbeeld gelegen in de opslag van gasflessen of andere ontploffingsgevaarlijke stoffen. Een dergelijke opslag is bij dit bedrijf niet aan de orde.
Zoals al eerder opgemerkt, zijn de normen en voorwaarden uit het Activiteitenbesluit onverkort van toepassing. Dit betekent dat er normen gelden voor de geluidsbelasting van de bedrijfsactiviteiten op de gevel van omliggende geluidgevoelige functies, waaronder woningen. Aangezien het een bestaande situatie betreft, is reeds bekend dat aan deze geluidsnormen wordt voldaan en ook aangetoond met Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Industrielawaai.
Op 5 april 2016 is er door de Omgevingsdienst Rivierenland een controle uitgevoerd op het voorliggende perceel. Tijdens het (controle)bezoek is de naleving van de voorschriften behorend bij het Activiteitenbesluit gecontroleerd. De conclusie hieruit is dat het bedrijf er netjes uitziet en dat in de naleving van de voorschriften geen overtredingen/tekortkomingen zijn geconstateerd. Ook uit overige informatie blijkt dat er wordt voldaan aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit.
Uit een nadere beoordeling van het akoestisch onderzoek, zoals dat is opgenomen in Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Industrielawaai, bljkt dat het bedrijf zeer ruim kan voldoen aan de standaardgeluidgrenswaarde uit het Activiteitenbesluit (artikel 2.17), die momenteel op het bedrijf van toepassing zijn.
In de avondperiode is er nog 6 dB(A) ruimte en in de dagperiode 8 dB(A) ruimte. Omdat 3 dB(A) toename gelijk staat met een verdubbeling van de activiteiten dan zijn er dus nog wel wat meer activiteiten mogelijk dan er in de bestaande situatie worden uitgeoefend.
Dit betekent dat het bedrijf naar de omgeving toe voldoet aan de voorschriften. Dat betekent dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, en daarmee is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. Ook voor de toekomst zal het bedrijf aan het Activiteitenbesluit moeten voldoen, waarmee dit ook voor de toekomst is gewaarborgd.
In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De Dorpsstraat ligt in een 30 km/uur-zone.
Daarnaast bepaalt de Wet geluidhinder welke functies tegen bepaalde soorten geluid beschermd dienen te worden, de zogenaamde geluidgevoelige objecten. Geluidgevoelige objecten zijn bijvoorbeeld woningen en ziekenhuizen. Voorliggende locatie heeft een woonbestemming. Het autobedrijf betreft geen geluidgevoelig object en er is geen bedrijfswoning aanwezig. Er wordt derhalve geen geluidgevoelig object toegevoegd. Derhalve is er geen onderzoek benodigd.
Railverkeerslawaai evenals industrielawaai is niet aan de orde.
De nieuwe bestemming levert geen grotere geurgevoeligheid op dan de geldende woonbestemming. Geur vormt derhalve geen belemmering voor het voorliggende plan. Bovendien zijn veehouderijen op grote afstand van de planlocatie zijn gelegen.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden door middel van implementatie in de Wet milieubeheer. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging, als de 3 % grens niet wordt overschreden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'.
Het RIVM heeft een rekentool ontwikkeld om te bepalen of er sprake is van niet in betekenende mate. Hierbij is het aantal verkeersbewegingen bepalend.
Uitgangspunten (ruime inschatting, zie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Industrielawaai):
In totaal zijn dit 127 verkeersbewegingen per dag.
NIBM-tool (bron: Kenniscentrum Infomil)
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor voorliggend plan.
In paragraaf 5.5 is een inschatting gemaakt van het aantal verkeersbewegingen.
In het kader van Duurzaam Veilig wordt een aantal van 6.000 verkeersbewegingen per dag op een erftoegangsweg als een aanvaardbare situatie beschouwd. De gemeente Geldermalsen hanteert een aantal van 2.500 verkeersbewegingen, waarbij er veilig gesteld kan worden dat de situatie aanvaardbaar is. In navolgende afbeelding zijn de verkeersgegevens opgenomen uit het meest recente verkeersmodel. Hieruit valt af te lezen dat er aan de Dorpsstraat een aantal van 550 verkeersbewegingen per dag is. Aan de naastgelegen Lepelstraat is dit aantal 700. Dit is inclusief de verkeersbewegingen van het autobedrijf, aangezien er sprake is van een (ook toen al) bestaande situatie. Zelfs bij elkaar opgeteld, en daar nog de (ruim) geraamde verkeersbewegingen van het autsobedrijf bij, blijft dit nog ver onder de 2.500 verkeersbewegingen per dag, die als aanvaardbaar worden beschouwd.
Uitsnede verkeersmodel regio rivierenland 2012 (planlocatie bij rode ster, relevante verkeersgegevens in rode cirkel)
De verkeerssituatie zal aanmerkelijk verbeteren, doordat het bedrijf niet meer de auto's aan de straat mag parkeren, maar dat dit op eigen terrein zal gaan gebeuren. Hiervoor zijn er bij het bedrijf 80 auto-opstelplaatsen aanwezig. De gehele parkeerbehoefte en de benodigde opstelplaatsen die samenhangen met de autobedrijfactiviteiten, moeten in dit aantal worden gerealiseerd. Dit zijn dus de plaatsen zowel voor de in- en verkoopactiviteiten, als voor de reparatiewerkzaamheden. Ook bezoekers dienen op het eigen terrein van het autobedrijf te parkeren. Dit is in de planregels vastgelegd.
Het aantal voertuigbewegingen wordt voor de dagperiode geschat op een aantal van 100 voertuigbewegingen van lichte voertuigen in de dagperiode en 2 van zware voertuigen en in de avondperiode 25 bewegingen van lichte voertuigen (bron: Bijlage 1 Akoestisch
onderzoek Industrielawaai).
De situatie dat vrachtwagens gelijktijdig het garagebedrijf zullen bezoeken, en elkaar dan zullen kruisen, is verwaarloosbaar klein, aangezien dit aantal slechts op 1 vrachtwagen per dag wordt geraamd.
De situatie is daarmee verkeerskundig aanvaardbaar.
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor vervoer met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een transportroute bevindt, overlijdt door een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen op die route. Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven. Voor nieuwe situaties is voor kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) de grenswaarde voor het PR gesteld op een niveau van 10-6/jaar.
Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde transportroute. Het aantal personen dat in de omgeving van de route verblijft, bepaalt daardoor mede de hoogte van het GR. Voor het groepsrisico wordt uitgegaan van een oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is per km-route of tracé bepaald op 10-2/N2, dat wil zeggen een frequentie van 10-4/jaar voor 10 of meer slachtoffers, 10-6/jaar voor 100 of meer slachtoffers etc. en geldt vanaf het punt met 10 slachtoffers. In alle gevallen moet een verslechtering van het GR worden gemotiveerd door het bevoegd gezag.
De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn:
De gemeente Geldermalsen heeft de 'Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Geldermalsen 2015-2019' vastgesteld. Externe veiligheid gaat over het beschermen van burgers tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Voor Geldermalsen zijn ambities opgesteld. In navolgende paragrafen zijn de verschillende onderwerpen uit deze Beleidsvisie verwoord.
Het aspect 'vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is in de Beleidsvisie externe veiligheid als volgt beschreven: Binnen de gemeente Geldermalsen kan doorgaand transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden over de rijkswegen A2 en A15 en de provinciale wegen N327 en N833. Daarnaast kan transport van gevaarlijke stoffen in beperkte mate plaatsvinden over gemeentelijke wegen voor de bevoorrading van de lokale bedrijven met een propaantank of LPG-installatie.
A2
Volgens de Regeling Basisnet bij het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) moet voor de A2 ter hoogte van Geldermalsen worden uitgegaan van 4000 tankwagens met brandbaar gas (stofcategorie GF3) per jaar. De A2 heeft in dat geval geen PR 10-6 contour. Daarnaast is het transport van brandbare vloeistoffen over de A2 binnen de gemeente Geldermalsen dusdanig beperkt dat langs dit deel van de A2 geen plasbrandaandachtsgebied is aangewezen.
Toetsing groepsrisico (huidige en geprojecteerde situatie) rijksweg A2
Het groepsrisico van de A2 wordt bepaald door het transport van stofcategorie GF3. Het voor de gemeente Geldermalsen relevante deel van de A2 loopt deels door landelijk zeer dunbevolkt gebied. Binnen een afstand van 200 meter van de buitenrand van de A2 (het voor GR-berekeningen meest relevante gebied) zijn slechts enkele (geprojecteerde) objecten gelegen. Het groepsrisico van dit deel van de A2 is verwaarloosbaar klein.
A15
De A15 is vanwege de grote afstand niet relevant.
Provinciale weg N327
De N327 wordt gebruikt voor het vervoer van brandbaar gas naar enkele LPG-installaties, die langs of nabij deze weg zijn gelegen. Daarnaast kan vervoer van propaangas plaatsvinden via de N327 om propaantanks bij agrarische bedrijven te bevoorraden. Uitgaande van de locaties van de LPG-tankstations en propaantanks bij agrarische bedrijven kan worden aangenomen dat de vervoersfrequenties over de N327 beperkt zijn. Het aantal transporten van brandbaar gas (stofcategorie GF3) per jaar over de N327 ligt in de huidige situatie ruimschoots lager dan 500. Volgens paragraaf 1.2.3 van de bijlage van de “Handleiding Risicoanalyse Transport” (HART) hebben deze wegen in dat geval geen PR 10-6 contour.
De N327 loopt grotendeels door landelijk, dunbevolkt gebied en ter plaatse van de kernen langs enkele rustige woonwijken en enkele bedrijventerreinen. De personendichtheid in deze gebieden zal veelal niet groter zijn dan 40 personen per hectare.
Navolgend is ter verduidelijking van de aanwezige risicoveroorzakers een uitsnede van de risicokaart opgenomen.
Uitsnede risicokaart (locatie bij rode ster, bron: www.risicokaart.nl)
Hieruit blijkt dat de dichtstbijzijnde relevante inrichting Shell Van Eck aan de Provincialeweg Oost (N327) is (bedrijf met relevante inrichting voor LPG). Toetsing plaatsgebonden risico feitelijke en geprojecteerde situatie Kwetsbare objecten liggen in ieder geval niet binnen de PR 10-6 contouren van de negen LPG tankstations, waaronder voorliggend lpg-tankstation, en de overige binnen de gemeente aanwezige risicovolle inrichtingen. Voor deze bedrijven wordt in de huidige situatie voldaan
aan de grenswaarde voor het PR.
Binnen de gemeente Geldermalsen bevinden zich geen situaties waar in de huidige of de geprojecteerde situatie rond Bevi-inrichtingen de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Binnen de gemeente bevinden zich enkele hogedruk aardgastransportleidingen en een defensieleiding ten behoeve van het transport van kerosine. Deze leidingen lopen voornamelijk door het buitengebied, maar gedeeltelijk ook door woongebieden en bedrijventerreinen. De ligging van de buisleidingen binnen de gemeente Geldermalsen is in navolgende afbeelding met rode lijnen weergegeven.
Buisleidingen binnen gemeente Geldermalsen, Enspijk ligt bij de rode ster (bron: Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Geldermalsen 2015-2019)
Plaatsgebonden risico huidige en geprojecteerde situatie
Het plaatsgebonden risico vanwege de hogedruk aardgasleidingen is berekend door de Gasunie. Hieruit is gebleken dat de trajectdelen geldt (met uitzondering van de een deel aan de A15) dat de PR 10-6 contour niet buiten de hartlijn van de gasleidingen ligt.
Groepsrisico leidingen gelegen in het buitengebied huidige en geprojecteerde situatie
Binnen de meest relevante zone voor het groepsrisico en de zelfredzaamheid (100% letaliteitsgrens) van de leidingen zijn in het buitengebied, verspreid langs deze leidingen enkele woningen, bedrijven en agrarische gebouwen gelegen. Dit geldt ook voor het gebied tussen de 100% letaliteitsgrens en de grens van het invloedsgebied. Op basis hiervan wordt ingeschat dat in zowel de huidige als de geprojecteerde situatie sprake is van een laag of verwaarloosbaar groepsrisico.
Het autobedrijf heeft geen tankstation. Derhalve wordt er geen lpg verkocht en is het bedrijf dus geen risicovolle inrichting. Ook anderszins is er geen sprake van een risicovolle inrichting. Daarmee zorgt het autobedrijf niet voor een risico voor de omgeving.
Andersom gezien, als ontvanger van eventuele risico's, het volgende: het autobedrijf betreft een beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De geldende bestemming betreft woondoeleinden. Woningen zijn kwetsbare objecten. Daarmee neemt de gevoeligheid niet toe. Een nadere toetsing aan het PR is derhalve niet aan de orde.
Ter plaatse wordt een garagebedrijf bestemd, waar nu 2 woningen zijn bestemd. In plaats van dat er door 2 huishoudens gewoond wordt, zullen er werknemers en bezoekers aanwezig zijn. Het aantal personen dat er aanwezig zal zijn, zal daarmee enigszins toenemen.
Toetsing aan de relevante aspecten:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggend plan.
Ter plaatse geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Bij werkzaamheden in de grond dient door middel van een archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat er geen archeologische waarden worden aangetast. Werkzaamheden die (o.a.) niet dieper gaan dan 30 cm onder het bestaande maailveld en ingrepen die niet groter zijn dan 100 m2 zijn vrijgesteld van deze onderzoeksplicht.
Op de planlocatie wordt een bestaand bedrijf bestemd. De gebouwen en verhardingen zijn reeds aanwezig. Er zijn derhalve geen bodemingrepen gepland. Deze dubbelbestemming zal worden opgenomen om bij toekomstige bodemingrepen de archeologische waarden te beschermen.
Blijkens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland zijn er geen cultuurhistorische waarden op of nabij de planlocatie. Er is eveneens geen sprake van een gemeentelijk of rijksmonument.
Cultuurhistorische waardenkaart (locatie bij rode ster, bron: Gelderse cultuurhistorie)
In de toelichting van bestemmingsplan "Enspijk 2009" is het volgende op basis van de cultuurhistorische gebiedsbeschrijving en waardering van het Gelders Genootschap (2004) beschreven:
"Het dorp Enspijk wordt gekarakteriseerd door een afwijkende nederzettingsstructuur; het dorp is niet ontstaan als oeverwaldorp. Door de ligging op een bredere stroomrug was er ruimte beschikbaar om een brink in gebruik te nemen. Hier is een rondere dorpsvorm omheen gegroeid.
De herkenbaarheid van de originele structuur en daarmee de informatiewaarde is nog volop aanwezig in het dorpje Enspijk. Het hart van het dorp wordt gedomineerd door de kerk die volledig vrijstaat, omringd door een fraai kerkhof, op restanten van de dorpsbrink. Het stratenpatroon versterkt het bestaande beeld van de brink. De Dorpsstraat staat haaks op de dijk en splitst zich bij de brink, waardoor de straten om het groene centrum heen lopen. Doordat de overige straten secundair zijn heeft de brink zijn dominantie behouden. Zowel deze structuur als de bebouwing en beplanting zijn voor het grootste deel nog ongeschonden. Met name de kerk, een rijksmonument, en de volgroeide eiken langs de Dorpsstraat zorgen voor een hoge belevingswaarde van de dorpskern. De dorpsstructuur is voor dit deel van het rivierengebied en voor de gemeente uitzonderlijk waardoor de dorpskern absoluut zeldzame kwaliteit bezit. De cultuurhistorische waarde van het dorp Enspijk is hoog.
Voorliggend bestemmingsplan zorgt niet voor een aantasting van archeologische en cultuurhistorische waarden.
Archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het voorliggende plan.
In algemene zin geldt dat nieuwe activiteiten, die in bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt en die een bedreiging kunnen vormen voor beschermde dier- en plantensoorten, hierop beoordeeld moeten worden. De onderzoeksverplichting komt voort uit de Flora- en faunawet, die op 1 april 2002 van kracht is geworden. De wet vervangt de Vogelwet, Jachtwet en een gedeelte van de Natuurbeschermingswet. De wet biedt, uit het oogpunt van natuurbehoud, bescherming aan planten- en diersoorten die in het wild leven.
Indien als gevolg van werkzaamheden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen beschermde soorten worden geschaad, is een ontheffing ex. art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze moet worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Voor algemene soorten (tabel 1-soorten) heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling verleend. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een ontheffing te worden aangevraagd.
Voor de overige (tabel 2-soorten) en strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten) geldt een ontheffingsplicht indien de werkzaamheden leiden tot een verstoring van deze soorten of vernietiging van het leefgebied. Aandachtspunt daarbij is of de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen soorten als gevolg van de voorgenomen ingreep wordt aangetast. De voorwaarden waaronder voor deze soorten een ontheffing kan worden verkregen zijn bij de strikt beschermde soorten strenger dan bij de overige soorten (tabel 2-soorten).
Het betreft een reeds bestaande situatie, waarin het perceel al jaren is ingericht voor een autobedrijf. Het terrein is volledig verhard en alle gebouwen zijn in gebruik.Het plangebied bevat geen watergangen. Ook staan er gaan solitaire bomen of lijnvormige groenstructuren zoals houtwallen of singels.
Het plangebied is gelegen buiten het Gelders natuurnetwerk (GNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en buiten de Groene ontwikkelingszone. Ook in de directe nabijheid liggen geen bos- en/of natuurgebieden. Tevens is het plangebied gelegen op grote afstand van de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden in deze regio. Zo ligt het Natura-2000 gebied 'Lingedijk&Diefdijk' op meer dan 6 kilometer afstand. Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal ligt op meer dan 7 kilometer afstand. Het bestemmen van een autobedrijf heeft een dermate kleinschalig karakter dat negatieve effecten (externe werking) op deze beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten
In het plangebied zelf zijn, mede gelet op de gebiedskenmerken, geen beschermde (tabel 2 of 3-soorten) planten of dieren te verwachten; dit vanwege de terreininrichting en het agrarisch beheer, waardoor het niet waarschijnlijk is dat beschermde soorten voorkomen.
Er vinden geen werkzaamheden plaats, gezien het een bestaande situatie betreft, die kunnen leiden tot verstoring van beschermde soorten. De conclusie kan getrokken worden dat er geen ontheffing in het kader van de Flora en faunawet aangevraagd hoeft te worden. De ontwikkeling heeft immers geen nadelige effecten op de flora of fauna van het gebied.
Voor onderhavig plan is de watertoets uitgevoerd. Van belang is dat binnen of nabij het plangebied geen watergangen zijn gelegen met een beschermende status. Door de recente uitbreiding van het terrein met auto-opstelplaatsen, is het verharde oppervlak beperkt toegenomen, te weten een deel van het perceel M 665, evenwel minder dan 500 m2. Derhalve is er geen compensatieplicht. Deze uitbreiding en een deel van het reeds bestaande terrein bestaat uit grindvakken.
![]() |
![]() |
Recente uitbreiding van het terrein met auto-opstelplaatsen, uitgevoerd in grindvakken (bron: Pouderoyen Compagnons)
Er is sprake van een bestaande bedrijfssituatie, ook voor wat betreft de verwerking van het afvalwater en hemelwater. Er vinden geen bouwwerkzaamheden plaats, waardoor er geen aanpassing aan de verwerking plaatsvindt.
De rapportage watertoets is als bijlage opgenomen bij dit plan.
Kaart watertoets (bron: www.dewatertoets.nl)
Onderhavig plan legt de activiteiten van een bestaand autobedrijf aan de Dorpsstraat 12, 14 en 16 in het bestemmingsplan vast.
Daartoe is een verbeelding met regels vervaardigd. Op de verbeelding is conform de systematiek van het vigerende bestemmingsplan een bestemming 'Bedrijf' opgenomen.
In de regels zijn gebruiks- en bouwbepalingen opgenomen voor het autobedrijf.
Specifieke bepalingen zijn:
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Het bouwplan kan zonder verder nader onderzoek worden uitgevoerd. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden indien er eventueel grondbewerkingen worden uitgevoerd.
De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van 10 jaar.
Ingevolge artikel 6.12 Wro is het opstellen van een exploitatieplan verplicht indien een bestemmingsplan de realisatie van een bouwplan mogelijk maakt. Er is een limitatieve opsomming opgenomen wat onder een bouwplan moet worden verstaan. De functieverandering naar een (auto)bedrijf is niet genoemd. Derhalve valt dit niet onder de werking van artikel 6.12 Wro en is het opstellen van een grondexploitatieplan dus niet verplicht.
De kosten voor de gemeente bestaan uit de kosten voor het opstellen en in procedure brengen van voorliggend bestemmingsplan. Er is geen sprake van bouwen- of aanleggen. De plankosten zijn niet zodanig hoog, dat daarmee het bestemmingsplan niet uitvoerbaar zou zijn.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg wordt het plan besproken met de vooroverlegpartners besproken, zoals bijvoorbeeld de provincie.
De reacties zijn of worden verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
De voorbereiding van het besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan wordt op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende zes weken als ontwerp ter visie gelegd.
Eenieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Deze zienswijzen zullen onderdeel zijn van de besluitvorming. De Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen zal bij het vaststellingsbesluit worden gevoegd.
Bijlagen bij toelichting
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Industrielawaai
Bijlage 2 Watertoets