Plan: | Bestemmingsplan Katijdeweg 5, Parkweg 92 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.BUIkatijde5park92-VSG1 |
Enkele jaren geleden is op initiatief van Rijkswaterstaat de A2 verbreed tot 2x4 rijstroken. Een groot aantal woningen kwam vanwege de verbreding van de A2 in aanmerking voor sanering in het kader van de Wet Geluidshinder. Een aantal woningen is gesloopt. Op de overige woningen zijn geluidswerende maatregelen toegepast. Een groot deel van de locaties van de gesloopte woningen is overbouwd door de uitbreiding van de A2, waardoor herbouw van de woningen nu fysiek onmogelijk is. Destijds is tussen de gemeente en Rijkswaterstaat de afspraak gemaakt dat de ontwikkelingen rond de A2 zullen worden verwerkt in de eerst volgende reguliere bestemmingsplanherziening; bestemmingsplan Buitengebied 2016. In dat bestemmingsplan zouden ook de woonbestemmingen van de gesloopte woningen komen te vervallen.
Door recente ontwikkelingen op het perceel Katijdeweg 5 ziet de gemeente Geldermalsen zich genoodzaakt de geplande bestemmingsherziening voor dit perceel naar voren te halen.
Naar aanleiding van de situatie rond het adres Katijdeweg 5 is een onderzoek gedaan naar alle andere in het kader van de verbrede A2 gesaneerde (gesloopte) woonlocaties. Hieruit blijkt dat naast Katijdeweg 5 binnen de gemeente Geldermalsen alleen op Parkweg 92 een soortgelijke ongewenste situatie kan ontstaan. Voor deze locaties is dan ook, vooruitlopend op de algemene bestemmingsplanherziening 'Buitengebied 2016', één partiële herziening opgestelt.
In dit bestemmingsplan is de juridisch planologische regeling opgenomen, waarbij de woningen ook in juridisch planologische zin niet meer aanwezig zijn.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is ingegaan op de bestaande situatie, de toekomstige situatie en de geldende bestemmingsregeling. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het provinciaal en gemeentelijk beleid. De uitvoeringsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. In hoofdstuk 5 volgt de juridische toelichting. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven. De paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid bevat een verantwoording van de wijze waarop de resultaten uit het overleg en de resultaten uit de terinzagelegging zijn verwerkt.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel 'Katijdeweg 5' en 'Parkweg 92' te Beesd, gemeente Geldermalsen. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 staat momenteel alleen een garage. De voormalige woning op dit perceel diende in het kader van geluidsanering te worden gesloopt om de verbreding van de A2 mogelijk te maken.
Op het perceel aan de parkweg 92 staat bedrijfsbebouwing en een voormalige (bedrijfs)woning. In de bedrijfsbebouwing is een landbouwmechanisatiebedrijf gehuisvest. In de voormalige (bedrijfs)woning is met gebruikmaking van een ontheffing artikel 2.12. lid 1 sub a Wabo een kantoor gehuisvest.
Luchtfoto met ligging van het plangebied aan de Katijdeweg (noord) en Parkweg (zuid)
Luchtfoto met ligging van het plangebied aan de Katijdeweg 5 te Beesd
Luchtfoto met ligging van het plangebied aan de Parkweg 92 te Beesd
Katijdeweg 5
Voor het perceel aan de Katijdeweg 5 geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2006, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 november 2006, gedeeltelijk goedgekeurd op 17 juli 2007 en sinds 11 februari 2009 onherroepelijk. Voor het perceel is de bestemming "Landelijk gebied I" opgenomen met een nadere aanduiding "woning".
Uitsnede geldend bestemmingsplan buitengebied 2006
Parkweg 92
Het geldende bestemmingsplan voor het perceel Parkweg 92 is 'buitengebied 1984'. De huidige bestemming is deels 'landbouwmechanisatiebedrijf' en deels 'verkeersdoeleinden (primaire autoweg)'. Op dit adres waren een bedrijf en een bedrijfswoning gelegen. De bedrijfswoning zou oorspronkelijk worden gesloopt als onderdeel van de saneringsmaatregelen in het kader van de Wet geluidhinder. In plaats daarvan is het pand, op verzoek van de eigenaren en in overleg met Rijkswaterstaat, niet gesloopt. Met gebruikmaking van een ontheffingsprocedure zoals opgenomen in artikel 2.12. lid 1 sub a Wabo is het gebruik van de woning voor kantoordoeleinden toegestaan. Omdat onder deze ontheffing het huidige bestemmingsplan nog van kracht is, zou op basis van het bestemmingsplan 'buitengebied 1984' de huidige of toekomstige eigenaar het pand weer conform de oorspronkelijke bestemming 'bedrijfswoning' kunnen gaan gebruiken.
Uitsnede geldend bestemmingsplan buitengebied 1984
Katijdeweg 5
De woning aan de katijdeweg is gesloopt in het kader van de geluidsanering om de verbreding van de A2 mogelijk te maken. Om te voorkomen dat deze woning in de toekomst weer wordt opgericht, is in dit bestemmingsplan het terugbouwen van de woning juridisch-planologische onmogelijk gemaakt.
De gronden van het perceel aan de Katijdeweg kunnen voor agrarische doeleinden gebruikt worden, bijvoorbeeld als weiland. Het grondgebruik op het perceel verschilt daarom ook niet ten opzichte van het huidige gebruik. De bestaande garage is positief bestemd door middel van een agrarische functieomschrijving.
Parkweg 92
Om te voorkomen dat de voormalige bedrijfswoning in de toekomst weer als (bedrijfs)woning in gebruik wordt genomen, is dit gebruik in dit bestemmingsplan juridisch planologisch onmogelijk gemaakt. Voor het perceel is een bedrijfsbestemming opgenomen zoals deze ook al in het voorgaande bestemmingsplan gold. De kantoorfunctie is opgenomen binnen de bestemmingsomschrijving van de bedrijfsbestemming.
Provinciale Structuurvisie Gelderland (Streekplan Gelderland 2005)
Met de invoering van de Wro heeft het Streekplan Gelderland de status van Structuurvisie gekregen. De Structuurvisie Gelderland 2005 is vanaf 20 september 2005 in werking (hierna ‘Structuurvisie’ genoemd). De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005 - 2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincies, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert en regionale verscheidenheid, identiteiten en ruimtelijke kenmerken versterkt.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en deze is op 2 maart 2011 in werking getreden. In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in de Structuurvisie Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.
Functiewijziging naar kantoor
In de Wabo staat vermeld dat ontheffing van het bestemmingsplan uitsluitend kan worden verleend als sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing. Daarom moet de aanvraag worden getoetst aan het provinciale en gemeentelijke ruimtelijk beleid. Functiewijziging is op basis van de Provinciale Verordening slechts toegestaan onder bepaalde voorwaarden. Aan deze voorwaarden wordt niet geheel voldaan, want het bouwvlak wordt niet verkleind en de overtollige bebouwing wordt niet gesloopt. Daarom is expliciet aan de provincie gevraagd of zij kunnen instemmen met de functiewijziging. De provincie heeft schrijftelijk meegedeeld dat zij wensen dat de woning wordt verbouwd ten behoeve van een lokale ondernemer. Aan deze voorwaarde is voldaan. De functiewijziging past binnen het provinciale beleid.
Voor de functiewijziginge naar kantoor is in een eerder stadium al een ontheffingsprocedure doorlopen (Wabo artikel 2.12. lid 1 sub a). Met het voorliggend bestemmingsplan wordt de functiewijziging integraal meegenomen in de bestemmingsomschrijving. Waardoor het ook binnen dit bestemmingsplan juridisch planologisch geregeld is.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen in bebouwingsmogelijkheden. Voor de functiewijziging van bedrijfswoning naar kantoor is al een eerdere procedure doorlopen. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten. In het voorliggende bestemmingsplan is deze functiewijziging integraal meegenomen. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet daarmee aan het provinciale beleid.
Structuurvisie Geldermalsen 2000-2015
In 1999 heeft de toenmalige gemeenteraad van Geldermalsen de Structuurvisie 2000-2015 vastgesteld. In deze visie is uitvoerig beschreven op welke wijze de gemeente Geldermalsen zich de komende jaren zou moeten gaan ontwikkelen. De Structuurvisie heeft geen formeel juridische status, maar wordt algemeen, zowel door het gemeente- als het provinciaal bestuur, gezien als de leidraad waaraan ruimtelijke plannen binnen de gemeente worden getoetst.
Oplegnotitie Wikken en Wegen: actualisering van de structuurvisie Geldermalsen 2000-2015 (22 maart 2005)
Deze notitie bevat een actualisering van de structuurvisie uit 1999. Hierin wordt tussentijds de balans opgemaakt. Daarbij gaat het niet om een koerswijziging in het beleid, maar om aanscherping en actualisering van het geldende ruimtelijke beleid en om inpassing van nieuwe ontwikkelingen.
Het uitgangspunt vanuit het oogpunt van de voorzieningen is om de verstedelijking te blijven concentreren in de twee hoofdkernen Beesd en Geldermalsen. Hierdoor blijft het buitengebied open en groen.
Functiewijziging naar kantoor
Het wijzigen van het gebruik van de woning naar kantoorruimte past binnen het gemeentelijk ruimtelijk beleid, zoals dat is opgenomen in de Structuurvisie en de Oplegnotitie. Zoals gezegd is voor de functiewijziging naar kantoor al eerder een procedure doorlopen.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen in bebouwingsmogelijkheden. Voor de functiewijziging van bedrijfswoning naar kantoor is al een eerdere procedure doorlopen. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten. In het voorliggende bestemmingsplan is deze functiewijziging integraal meegenomen.
Archeologie
De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld.
De gemeente Geldermalsen heeft een eigen beleidsnota Archeologische Monumentenzorg laten opstellen. In deze nota staat vermeld welke archeologische en cultuurhistorische waarden in de gemeente Geldermalsen aanwezig zijn.
Aan de verschillende archeologische waarden zijn voorschriften gekoppeld waaruit blijkt bij welke mate van bodemingrepen maatregelen genomen dienen te worden.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
Onderzoek en conclusie
De beide plangebieden liggen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hierbij geldt dat bij ingrepen waarbij de oppervlakte van de ingreep groter is dan 500 m² en dieper dan 30 cm - Mv archeologisch onderzoek verplicht is. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten. Voor archeologie en cultuurhistorie geldt dat deze waarden niet worden aangetast door het voorliggende bestemmingsplan. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten. Doordat het voorliggend plan geen nieuwe bouwwerken mogelijk maakt vormt het aspect bodem geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
Het Rijk heeft met het waterbeleid van de 21e eeuw twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in, dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, in het Besluit ruimtelijke ordening verankerd. Een 'watertoets' is hierin verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming.
De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt o.a. voor structuurvisie, bestemmings- en inpassingsplan en afwijkingsbesluit ex art. 2.12 lid 1 onder a3 Wabo. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Op dit perceel wordt de gebruiksmogelijkheid van een (bedrijfs)woning ontnomen. Doordat in het voorliggend plan de mogelijkheden worden ontnomen om een woning te bouwen, is ook het toenemen van het verhard oppervlak verkleind. Hierdoor vormt het aspect water geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
Vanuit oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Natura 2000-gebied. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet 1998).
Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland.
Het voorliggende bestemmingsplan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe, die mogelijk een nadelig effect voor flora en fauna tot gevolg zouden kunnen hebben. Nader onderzoek op het gebied van flora en fauna kan derhalve achterwege blijven.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten. Doordat met het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, vormt het aspect natuur geen belemmering.
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen met gevaarlijke stoffen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten.
Op 13-02-2009 is het gewijzigde Bevi in werking getreden. Deze wijzigingen betreffen een uitbreiding van de lijst met (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. Ook is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in het Bevi doorgevoerd.
De risicobenadering kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, aan te geven. Er zijn normen opgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR, locatiegericht) en groepsrisico (GR, gericht op grootte van een slachtoffergroep).
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans dat een persoon die continu en onbeschermd op die plaats aanwezig is, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die activiteit. De 10-6 contour geldt hiervoor als risicomaat.
Groepsrisico
Het Groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een Fn-curve en vergeleken met de oriëntatiewaarde.
Transport gevaarlijke stoffen over wegen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen getoetst moeten worden aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Naar verwachting wordt de circulaire in 2012 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.
Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Op 1-1-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Hierdoor neemt het externe veiligheidsrisico af. Aangezien de theoretische mogelijkheid van het langdurig aanwezig zijn van personen op deze locatie niet meer bestaat.
Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten. Hierdoor neemt ook hier het externe veiligheidsrisico af. Het toestaan van de kantoorfunctie is al in een eerdere procedure geregeld. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. Voor tweebaanswegen buiten de bebouwde kom geldt een zonebreedte van 250 m. Voor snelwegen geldt een zonebreedte van 600 m en voor spoorwegen een zonebreedte van 400 m.
Wanneer binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, wordt gerealiseerd, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wegen die zijn gelegen binnen een woonerf en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Hierdoor verdwijnt ook de mogelijkheid van het oprichten van een geluidgevoelig object (de woning). Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Op dit perceel wordt de gebruiksmogelijkheid van een (bedrijfs)woning ontnomen. Hierdoor is ook op deze locatie de mogelijkheid ontnomen voor het toestaan van een geluidgevoelig object. Het voorliggend bestemmingsplan levert een positieve bijdrage aan het weren van geluidgevoelige funties. Het bestemmingsplan is daarom op dit aspect ook uitvoerbaar.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geimplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ƒÊg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool 3-8-2009 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool wordt de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald, op basis van de toename van het aantal motorvoertuigen als gevolg van de veranderende bestemmingen in het plangebied.
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op het perceel aan de Katijdeweg 5 zijn de bebouwingsmogelijkheden wel veranderd, als gevolg van het feit dat het bouwen van een woning er ter plaatse niet meer is toegestaan. Voor het perceel aan de Parkweg zijn er geen veranderingen qua bebouwingsmogelijkheden. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning ter plaatse is uitgesloten. Het aantal verkeersbewegingen en de daarmee samenhangende uitstoot neemt door middel van dit bestemmingsplan af. Hierdoor levert dit bestemmingsplan een positieve bijdrage aan de luchtkwaliteit.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo.
De in dit bestemmingsplan voorkomende regeling zal hieronder kort worden besproken.
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels is aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
In de volgende paragraaf wordt op de bestemmingen nader ingegaan.
Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.
Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Agrarisch
Deze bestemming is opgenomen voor het noordelijk perceel aan de Katijdeweg 5. Binnen deze bestemming is agrarisch grondgebruik toegestaan. Gebouwen mogen niet worden gerealiseerd binnen deze bestemming. Voor de bestaande garage is een aanduiding opgenomen.
Bedrijf
Voor het perceel aan de Parkweg 92 is de bestemming 'Bedrijf" opgenomen. Binnen deze bestemming is een landbouwmechanisatiebedrijf met de bijbehorende kantoren toegestaan. Ook zijn binnen deze bestemming zelfstandige kantoren toegestaan. Tevens is binnen deze bestemming ondergeschikte detailhandel toegestaan in ter plaatse vervaardigde goederen en landbouwmachines. Een (bedrijfs)woning is niet toegestaan binnen deze bestemming. De bedrijfsgebouwen en bouwwerken mogen een maximum oppervlakte beslaan van 65% van het bestemmingsvlak.
Het onderhavige plan is een conserverend plan. Uitvoeringskosten zijn daarom niet aan de orde. Een exploitatieplan (artikel 6.12 Wro) is voor dit bestemmingsplan dan ook niet nodig.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (Artikel 6.1 Wro).
Vooroverleg
Op grond van de Wro dient de gemeente (de kennisgeving van) een ontwerp-bestemmingsplan respectievelijk een ontwerp-projectbesluit toe te zenden aan die diensten van de provincie "die belast zijn met de behartiging van belangen die in het besluit in het geding zijn". Het gaat hier uitsluitend om plannen waar provinciale belangen aan de orde zijn. Toezending van plannen in de ontwerpfase kan achterwege blijven indien het plan van lokaal belang is. Onderhavig bestemmingsplan is geen plan waarin een provinciaal belang aan de orde is. Om deze reden heeft geen separaat overleg c.q. toezending aan de Provincie plaatsgevonden.
Voor beide locaties is wel een digitale watertoets uitgevoerd. Volstaan kon worden met een automatisch gegenereerd wateradvies. Het advies heeft geen bijzonderheden opgeleverd, waarmee in het bestemmingsplan rekening diende te worden gehouden.
Zienswijzen
In het kader van de ontwerpfase ex artikel 3.8 Wro, heeft het Ontwerpbestemmingsplan "Katijdeweg 5 en Parkweg 92" met ingang van 17 januari 2014 tot en met 27 februari 2014 ter inzage gelegen. De terinzagelegging is gepubliceerd in het Nieuwsblad Geldermalsen en de Staatscourant op donderdag 16 januari 2014. Het ontwerp plan was digitaal te zien via www.ruimtelijkeplannen.nl en www.geldermalsen.nl. Daarnaast lag het plan analoog ter inzage bij het gemeentelijk klantencontactcentrum.
Tijdens de terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze omtrent het ontwerp bestemmingsplan aan de raad kenbaar te maken.
Gedurende de terinzagelegging zijn twee zienswijzen ingediend. Beide zienswijzen zijn in een afzonderlijke 'NOTA VAN ZIENSWIJZEN BEHOREND BIJ BESTEMMINGSPLAN 'Katijdeweg 5 en Parkweg 92' te Beesd' samengevat en beoordeeld door de gemeente. Beide zienswijzen noch ambtshalve opmerkingen hebben geleid tot een aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Voornoemde nota is als bijlage bij de toelichting opgenomen.