direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Ecologische verbindingszone Nieuwe Graaf
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.BUIevznieuwegraaf-VSG2

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Waterschap Rivierenland heeft het voornemen de watergang Nieuwe Graaf in het natuurgebied De Regulieren tot aan de Linge bij gemaal De Nieuwe Horn te verbreden en streeft tegelijkertijd er naar de watergang her in te richten ten behoeve van natuurvriendelijke oevers. Met de verbreding werkt het waterschap aan de realisering van het project regionale waterberging vanuit het nationaal bestuursakkoord water, afvoercapaciteitsvergroting en de KaderRichtlijn Water. De herinrichting van de Nieuwe Graaf wordt dusdanig heringericht dat deze de status van ecologische verbindingszone ('EVZ Nieuwe Graaf') krijgt met een pad ten behoeve van het onderhoud.

Bij de verbreding van de watergang wordt agarische grond en bosgrond omgezet naar water. Vanuit de boswet ligt de plicht om de oppervlakte bos dat verdwijnt elders te compenseren.

Dit bestemmingsplan bevat de juridisch planologische regeling voor de realisatie van de ecologische verbindingszone.

1.2 Opbouw van de toelichting

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie, de toekomstige situatie en de geldende bestemmingsregeling. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het provinciaal en gemeentelijk beleid. De uitvoeringsaspecten zoals flora en fauna, milieu en externe veiligheid komen in hoofdstuk 4 aan bod. In hoofdstuk 5 volgt de juridische toelichting. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De Nieuwe Graaf is een A-watergang ten zuidwesten van Culemborg met een lengte van ongeveer 12 km. De watergang loopt van het natuurgebied De Regulieren tot Het Wiel bij Leerdam (zie onderstaande figuur). De Nieuwe Graaf vormt één van de twee hoofdwatergangen van het afvoergebied ten westen van Culemborg. De Culemborgse Vliet vormt de andere hoofdwatergang. Het wateroverschot wordt door gemaal De Nieuwe Horn bij Leerdam op de Linge gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIevznieuwegraaf-VSG2_0001.png"

Ligging watergang Nieuwe Graaf met omliggende toponiemen

Ten noorden van de Nieuwe Graaf ligt een poldergebied dat gekenmerkt wordt door grasland met veel bosjes, grienden en eendenkooien. Ten zuiden van de Nieuwe Graaf is het gebied grotendeels in gebruik als grasland. Aan de oostzijde liggen de natuurgebieden de Regulieren en Vretstrooi en het landgoed Mariënwaerdt. Aan de westzijde sluit het gebied aan op de Diefdijk. De rijksweg A2 doorsnijdt het gebied. Bij de reconstructie van de A2 is rekening gehouden dat de aan te leggenduikers en bruggen passeerbaar zijn voor amfibieën en kleine zoogdieren. Over de A2 is een ecoduct aangelegd dat passage van grote zoogdieren (reeën) mogelijk maakt. Ook de meeste andere diergroepen profiteren van het ecoduct.

2.2 Toekomstige situatie

Waterschap Rivierenland is voornemens om de EVZ Nieuwe Graaf her in te richten. Voor het gebied is een Inrichtingsvisie Nieuwe Graaf opgesteld door Provincie Gelderland, Waterschap Rivierenland en Dienst landelijk gebied. In de bijlage van deze toelichting is de inrichtingsvisie Nieuwe Graaf opgenomen. Hierin zijn enkele dwarsprofielen en referentiesituatiebeelden van de toekomstige situatie weergegeven.

Het uitgangspunt voor de realisatie van de EVZ Nieuwe Graaf is een verbrede oever van 10 meter met een onderhoudsstrook van 4 meter. Op basis van signalen uit het veld en de verkavelingsituatie langs de Nieuwe Graaf, met veel agrarische huiskavels en erven direct grenzend aan de watergang, is geconcludeerd dat een volwaardige ecologische verbindingszone langs de Nieuwe Graaf niet haalbaar is. Daarom is gekozen voor realisatie langs 2 tracés. Een smal tracé langs de Nieuwe graaf met een bypass met volwaardige oevers ‘achter op de percelen’ en een tracé in de polders ten noorden van de Nieuwe Graaf. De twee tracés “Nieuwe Graaf” en ‘Landschapszone” versterken elkaar. Naar gelang overeenstemming kan worden verkregen over verwerving/gebruik van gronden kan de feitelijk gerealiseerde EVZ enigszins afwijken in dimensie en route.

Bij de herinichting gelden de volgende uitgangspunten:

De natuurvriendelijke oevers worden maximaal 10 m breed. Hierachter wordt een onderhoudspad van 4 m wordt aangelegd;

  • aanwezige bomen worden tot net achter het onderhoudspad gekapt;
  • het eilandje ter hoogte van de kruising Beschuinse wordt niet vergraven. De bomen worden gekapt en erachter wordt een natuurvriendelijke oever aangelegd;
  • de transportcapaciteit van de watergang dient te worden hersteld;
  • de inrichting dient zodanig te zijn dat verdergaande oeverafslag wordt voorkomen;
  • er dient extra berging te worden gerealiseerd;
  • voor de doelsoort kamsalamander dient een verbindingszone te worden gerealiseerd tussen de Regulieren en de Diefdijk. Hiervoor dient langs de Nieuwe Graaf een zo veel mogelijk een doorgaande structuur te worden gerealiseerd, aangevuld met stapstenen. Naast de kamsalamander zullen ook andere soorten zoals de ringslang, heikikker en de waterspitsmuis hier van profiteren;
  • om te kunnen voldoen aan het uitgangspunt van het waterschap voor berging wordt tussen poelen en de watergang een drempelhoogte gecreëerd waardoor bij een T>25 bui de poel water ontvangt. Vestiging van vispopulaties wordt dan onwaarschijnlijk geacht;
  • de herinrichting geeft invulling aan de eisen die vanuit de Kaderrichtlijn Water worden gesteld aan de ecologische kwaliteit van de watergang inclusief het passeerbaar maken van stuwen en duiker die de corridor onderbreken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIevznieuwegraaf-VSG2_0002.png"

Uitsnede kaart met ligging van de herinrichting Nieuwe Graaf

In de nieuwe situatie zal het gebruik wijzigen ter plekke van de verbreding. Momenteel zijn de gronden waar de verbreding betrekking op heeft in gebruik als agrarische grond en bosgrond.

In kader van de boswet dient de oppervlakte van het bos dat verdwijnt gecompenseerd te worden. De Boswet heeft tot doel om bossen te beschermen. IDe Boswet schrijft voor dat wat bos is, bos moet blijven. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet kan op dezelfde plaats, dan elders (compensatie). Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaat. Als gevolg van de ingrepen ter hoogte van de watergang verdwijnt er bos. Het gekapte areaal aan bos zal op een andere locatie in de omgeving van de Nieuwe Graaf herplant worden. Voor de ontwikkeling en realisering van de boscompenstatie is te zijner tijd een wijziging of herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied noodzakelijk.

2.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Geldermalsen, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 november 2006 en het bestemmingsplan "Buitengebied, eerste herziening" vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2009.

De beoogde ontwikkeling past echter niet in het nu geldende bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Geldermalsen. Aangezien de reikwijdte van het wijzigingsartikel 16 lid 6 (verbreding watergangen en verplaatsen watergangen) niet toereikend is om dit project planologisch mogelijk te maken. De gemeente heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan dit initiatief. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld in plaats van een wijzigingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR vervangt onder andere de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de MobiliteitsAanpak. De structuurvisie schetst de ontwikkelingen en ambities voor 2040 en vertaalt deze vervolgens naar ambities in rijksdoelen en -beleid met bijbehorende nationale belangen tot 2028.


Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving, waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij betere regionale beleidsafwegingen maken.

De structuurvisie heeft geen directe betrekking op de ontwikkeling van de Nieuwe Graaf.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Structuurvisie Gelderland (Streekplan Gelderland 2005)

Met de invoering van de Wro heeft het Streekplan Gelderland de status van Structuurvisie gekregen. De Structuurvisie Gelderland 2005 is vanaf 20 september 2005 in werking (hierna ‘Structuurvisie’ genoemd). De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005 - 2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincies, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert en regionale verscheidenheid, identiteiten en ruimtelijke kenmerken versterkt.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en deze is op 2 maart 2011 in werking getreden. In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in de Structuurvisie Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.

3.2.3 Onderzoek

Voor het onderhavig plan is het thema Ecologische Hoofdstructuur uit het provinciale beleid van belang. Met de herinrichting van de Nieuwe Graaf wordt een positieve bijdrage geleverd aan de EVZ en daarmee ook de EHS. Het aspect flora en fauna en bijbehorende natuurwetgeving wordt verder behandeld in paragraaf 4.5 Flora en Fauna.

3.2.4 Conclusie

De herinrichting van de Nieuwe Graaf is in overeenstemming met het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Er geldt voor het plangebied geen regelgeving, die het voornemen van het waterschap in de weg staat. Voor het overige beleid wordt verwezen naar het volgende hoofdstuk dat een toelichting bevat op het ruimtelijk onderzoek, waarvoor ten dele de gemeente verantwoordelijk is.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

In de onderstaande paragraaf wordt de relevante archeologie en overige cultuurhistorie behandeld.

4.1.1 Archeologie

De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld.


Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld. Het plangebied bestaat uit een terrein met een water middelhoge trefkans.

Onderzoek

De archeologische verwachtingskaart geeft ons inzicht in de verwachtingswaarde op de verschillende percelen en werkgebieden. Voor het project EVZ Nieuwe Graaf is er aanleiding om op basis van deze kaart op enkele (grijs en bruin gekleurde gebieden) percelen nader archeologisch onderzoek uit te voeren wanneer het waterschap werkzaamheden gaat verrichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIevznieuwegraaf-VSG2_0003.png"

Uitsnede archeologische verwachtingskaart Geldermalsen

Voor het plangebied is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van het bureauonderzoek is een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk voor een aantal delen van het plangebied. In de onderstaande afbeelding worden de delen weergegeven waarvoor een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIevznieuwegraaf-VSG2_0004.png"

Advieskaart voor archeologisch vervolgonderzoek

Conclusie

Voor het bestemmingsplan is een archeologisch bureauonderzoek verricht. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is.

4.1.2 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.


Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:

  • de historisch-geografische waarden (cultuurlandschap, structuren/lijnen en bijzondere punten);
  • de historisch-stedenbouwkundige waarden (stedenbouwkundige opbouw en identiteit);
  • de architectuurhistorische waarden (waardevolle kenmerken van gebouwen).

De Nieuwe Graaf is gelegen aan de rand van de waardevolle open komgronden. In het geldende bestemmingsplan zijn de waardevolle en karakteristieke komgronden beschermd.

In een cultuurhistorische analyse van de gemeente zijn voor het plangebied de volgende (elementen in de) komgronden als waardevol aangeduid:

  • de grienden in het noordelijk deel van de gemeente (met name de groene natte strook langs de gemeentegrens met Culemborg, over het Beesdse Lage Veld, langs de Zeedijk naar de Regulieren (komgrondenreservaat);
  • de eendenkooien.

Bij de verbreding wordt met voornoemde waarden rekening gehouden. Zo wordt onder andere ter hoogte van de eendekooi de watergang aan de andere zijde verbreed om de eendekooi daarmee te ontzien.

Voor het overige geldt dat alle vrijkomende grond voor de verbreding en aanleg van vriendelijke oevers verspreid wordt over het betreffende perceel. Enkel op de percelen ten westen van de Beschuinseweg, welke ontgraven worden aan de noordzijde van de Nieuwe Graaf, wordt de grond verspreid op de aangrenzende percelen aan de zuidzijde van de Nieuwe Graaf. Dit in verband met cultuurhistorie van het landschap.

Conclusie

Bij de herinrichting van de Nieuwe Graaf wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van de er naast gelegen waardevolle open komgebieden.

4.2 Bodem

Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.


Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:

  • nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodem-onderzoek meer hoeft te komen);
  • er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
  • als het bouwwerk de grond raakt en;
  • als er na sloop wordt herbouwd.


Per 1 juli 2008 zijn het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit volledig van kracht geworden. Zij bevatten onder andere de voorwaarden waaronder grond, baggerspecie en bouwstoffen toegepast mogen worden. De gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel en Zaltbommel zijn het bevoegde gezag voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen op of in de landbodem op hun grondgebied.


Voor het toepassen van grond en baggerspecie in de regio hebben de negen gemeenten van Regio Rivierenland gebruik gemaakt van de mogelijkheden die worden geboden onder het Besluit bodemkwaliteit. Hiervoor hebben de gemeenten een (regionale) bodemkwaliteitskaart en een, hierbijhorende, nota bodembeheer opgesteld.


Het doel van deze nota bodembeheer is het beleidsmatig vaststellen van de voorwaarden waaronder grond en baggerspecie op of in de bodem kunnen worden toegepast. Daarnaast is beleid voor bodemsanering uitgewerkt, voor zover dit een raakvlak heeft met het in deze nota uitgewerkte gebiedsspecifieke beleid.


Het beleid in deze nota betreft alleen hergebruik en sanering van grond op de landbodem. De waterbodem maakt hiervan geen deel uit. Hiervoor is het Waterschap Rivierenland het bevoegd gezag.

Onderzoek

Op basis van de Nota bodembeheer regio Rivierenland, is het tracé van het project EVZ de Nieuwe Graaf geïnventariseerd. De percelen waar de werkzaamheden worden uitgevoerd worden volgens de bodemkwaliteitskaart betiteld met Natuur/Landbouw. Op één van de percelen is volgens de historie te zien dat er in het verleden fruitteelt heeft plaatsgevonden. Op dit perceel wordt niet gegraven.

Alle vrijkomende grond voor de verbreding en aanleg van vriendelijke oevers wordt verspreid over het betreffende perceel. Enkel op de percelen ten westen van de Beschuinseweg, welke ontgraven worden aan de noordzijde van de Nieuwe Graaf, wordt de grond verspreid op de aangrenzende percelen aan de zuidzijde van de Nieuwe Graaf. Dit in verband met cultuurhistorie van het landschap.

Het uitgangspunt is om de vrijgekomen grond zo dicht mogelijk bij de winningsplek te hergebruiken. Mede om het aantal transportbewegingen te minimaliseren. Voordat tot uitvoering overgegaan kan worden, wenst de gemeente te overleggen over een op te stellen plan waarin aangegeven staat waar welke grond hergebruikt wordt. In het "grondplan" dient in ieder geval met het onderstaande rekening gehouden te worden:

  • In de gebieden met de bestemming "Landelijk gebied III" is het ophogen van gronden niet gewenst en in ieder geval vergunningplichtig. Dit speelt vooral binnen het landgoed Mariënwaerdt in het deelgebied tussen de Oude Waag, de Zeedijk, de Bisschopsgraaf en de Banweg. Dit zijn deels natte weidegronden (met een fijne greppelstructuur). Vrijkomende grond uit aangrenzende te verbreden/ aan te leggen sloten dienen dus bij voorkeur naar andere landbouwpercelen gebracht te worden. Uiteraard dienen aanpalende bospercelen ook niet opgehoogd te worden.
  • Agrarische gronden met de bestemming "Landelijk gebied I" (ook aanwezig binnen landgoed Mariënwaerdt) kunnen zonder vergunning enigszins worden opgehoogd. De percelen mogen niet onnatuurlijk hoog komen te liggen. Voor het verhogen van een perceel geldt de norm dat het perceel niet meer dan 30 cm opgehoogd mag worden. Aandachtspunt is dat het gebied ten westen van de Oude Waag deels is aangemerkt als "weidevogelgebied" (begint ongeveer 300 m ten zuiden van de Nieuwe Graaf). In het weidevogelgebied mag het grondwaterpeil zonder vergunning niet worden verlaagd. Door het ophogen van gronden bereik je deels hetzelfde effect.


Het waterschap heeft een onderzoek verricht naar de kwaliteit van de waterbodem. Uit het onderzoek blijkt dat het slib niet verontreinigd is en in de klasse vrij toepasbaar valt. Hierdoor is de grond verspreidbaar op de aangrenzende percelen.

Voor het gehele tracé dient nog een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Conclusie

Uit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van de waterbodem voldoende is, om de grond her te gebruiken op de naastgelegen percelen. Voor het gehele tracé dient nog een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Voordat grondverzet wordt uitgevoerd wordt dient een "grondplan" opgesteld te worden waarin aangegeven staat hoe en waar de ontgraven grond wordt hergebruikt. Het grondplan dient afgestemd te worden met de gemeente.

4.3 Geluid

De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.


Conclusie

Het onderhavige plan maakt niet de realisatie van een geluidsgevoelig object mogelijk. Een geluidonderzoek in kader van de Wet geluidshinder (Wgh) is derhalve achterwege gebleven.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats. In deze situaties is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing.

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Conclusie

De voorgestane inrichtingsmaatregelen kunnen worden beschouwd als niet in betekenende mate. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig geweest.

4.5 Flora en Fauna

In de Provinciale Structuurvisie Gelderland is de Nieuwe Graaf en de zone ten noorden van de Nieuwe Graaf aangeduid als ecologische verbindingszone model kamsalamander. Het gebiedsplan Natuur en Landschap van de provincie Gelderland benoemt het gebied ten noorden van de Nieuwe Graaf als zoekgebied natuurbeheer. In dit gebied kunnen door particulier initiatief kleinschalige natuurgebiedjes worden ingericht.

De Vretstrooi, ten westen van de spoorlijn, aansluitend op de Regulieren, is aangewezen als nieuwe natuur. Hier wordt gestreefd naar natuurontwikkeling op grotere schaal, waarbij het beleid is gericht op de ontwikkeling van soortenrijke graslanden en bosjes.

De Diefdijk, onderdeel vanuit de EHS die aan de westzijde van het gebied grenst, is voorgedragen in het in het kader van de habitatrichtlijn. Een belangrijke doelsoort is de kamsalamander.

Onderzoek

Omdat werkzaamheden worden verricht in gebieden die deels zijn aangemerkt als EHS (natuur, verweving en verbindingszone) wordt verwezen naar de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur" zoals door G.S. vastgesteld op 16 mei 2006. In principe geldt de nee-tenzij regeling.

Voor het onderhavig plangebied zijn 2 flora en fauna onderzoeken uitgevoerd. Het eerste onderzoek richt zich op het westelijk gedeelte van de waterloop Nieuwe Graaf. Het 2e onderzoek richt zich specifiek op de waterloop Nieuwe Graaf gelegen op het landgoed Mariënwaerdt.

1e Flora en fauna onderzoek

Voor het westelijk gedeelte van de Nieuwe Graaf is een Flora en fauna onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIevznieuwegraaf-VSG2_0005.png"

Globale ligging westelijk deel plangebied Nieuwe Graaf (rode lijn) ten opzichte van Natura 2000-gebied Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid (geel gearceerd)

Conclusie

Deze conclusies zijn opgesteld op basis van de huidige ter beschikking staande kennis en inschattingen van deskundigen:

  • Het vergraven van de oevers en het verwijderen van beplanting kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen (verstoring) ten aanzien van broedvogels. Dit moet voorkomen worden.
  • Het kappen van bomen kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen (verstoring) ten aanzien van ruige dwergvleermuis. Dit moet voorkomen worden. Effecten op overige soorten vleermuizen zijn uitgesloten.
  • Uitvoering van de voorgenomen ingreep kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van dotterbloem en algemene soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Het betreft soorten van tabel 1 soorten van de FF-wet waarvoor een vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is niet nodig voor deze soorten.
  • Het vergraven van de oevers leidt niet tot overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van (strikt) beschermde soorten vissen, reptielen en ongewervelden.
  • Negatieve effecten van de voorgenomen ingreep op de instandhoudingsdoelstellingen van het nabijgelegen Natura 2000 gebied Zuider Lingedijk en Diefdijk-Zuid zijn uitgesloten.
  • De voorgenomen ingreep heeft geen (significant) negatief effect op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS.

Randvoorwaarden bij de uitvoering

Voor de uitvoering van de werkzaamheden gelden de volgende randvoorwaarden, aanvullend op de Flora- en faunawet werkprotocollen van Waterschap Rivierenland:

  • verstoring van broedvogels en ruige dwergvleermuis moet voorkomen worden. Dit kan door de werkzaamheden uit te voeren in de periode november t/m februari;
  • als de werkzaamheden in de periode maart t/m oktober uitgevoerd worden, is dit alleen mogelijk als vooraf door middel van onderzoek is vastgesteld dat:

- er geen ruige dwergvleermuizen in de te kappen bomen aanwezig zijn;
- er geen broedvogels in en nabij (± 50 m) het plangebied aanwezig zijn.

2e Flora en fauna onderzoek

Voor het landgoed Mariënwaerdt is een Flora en fauna onderzoek Mariënwaerdt uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIevznieuwegraaf-VSG2_0006.png"

Globale ligging plangebied op het landgoed Mariënwaerdt

Conclusie

Deze conclusies zijn opgesteld op basis van de huidige ter beschikking staande kennis en inschattingen van deskundigen:

  • Verbodsbepalingen ten aanzien van vogels (verstoring) kunnen worden overtreden als gevolg van het vergraven van de oevers en het verwijderen van beplanting.
  • Verbodsbepalingen ten aanzien van de ruige dwergvleermuis kunnen worden overtreden als gevolg van het kappen van bomen. Effecten op overige soorten vleermuizen zijn uitgesloten.
  • Op de planlocaties komen algemene soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren voor. Het betreft soorten van tabel 1 soorten van de FF-wet waarvoor een vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is niet nodig voor deze soorten.
  • Het vergraven van de oevers leidt niet tot overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van (strikt) beschermde soorten vissen, reptielen en ongewervelden.
  • De voorgenomen ingreep heeft geen (significant) negatief effect op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS.

Randvoorwaarden bij de uitvoering

Voor de uitvoering van de werkzaamheden gelden de volgende randvoorwaarden (aanvullend op de FF-wet werkprotocollen van Waterschap Rivierenland):

  • Voorkom overtreding van verbodsbepalingen (verstoring) ten aanzien van broedvogels als gevolg van het vergraven van de oevers en het verwijderen van beplanting.
  • Voorkom overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de ruige dwergvleermuis als gevolg van het kappen van bomen.
  • Houd rekening met algemene soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Het betreft soorten van tabel 1 soorten van de FF-wet waarvoor een vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is niet nodig voor deze soorten.
  • Verstoring van vogels en ruige dwergvleermuis moet voorkomen worden. Dit kan door de werkzaamheden uit te voeren in de periode november t/m februari. Controle op broedende vogels voorafgaand aan de kap is noodzakelijk.
  • Als de werkzaamheden in de periode maart t/m oktober uitgevoerd moeten worden, kan dit alleen als vooraf door middel van onderzoek is vastgesteld dat:

- er geen ruige dwergvleermuizen in de te kappen bomen aanwezig zijn;
- er geen broedvogels in en nabij (± 50 m) het plangebied aanwezig zijn.

Eind conclusie

Als de randvoorwaarden bij de uitvoering uit beide flora en fauna onderzoeken in acht genomen worden is het plan voor het aspect flora en fauna uitvoerbaar.

4.6 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Daartoe moeten de risico's voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten (bestaand en nieuw), in beeld worden gebracht. Volgens het huidige beleid gebeurt dat door de effecten van bepaalde mogelijke ongevallen te berekenen en uit te drukken in de kans op (aantallen) doden.

Onderzoek

Dit bestemmingsplan maakt niet de realisatie van een risicovolle inrichting, leiding of transport mogelijk. Ook voorziet dit plan niet in de oprichting van een kwetsbaar object.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid is derhalve geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.

4.7 Water

De ecologische verbindingszone Nieuwe Graaf loopt van het natuurgebied De Regulieren via kleinere natuurgebieden tot aan de Linge bij gemaal De Nieuwe Horn.


Naast de realisatie van deze ecologische verbindingszone zijn meerdere doelen van het waterschap binnen dit project opgenomen, namelijk: regionale waterberging vanuit het nationaal bestuursakkoord water, afvoercapaciteitsvergroting en de KaderRichtlijn Water.


De ecologische verbindingszone (EVZ) Nieuwe Graaf volgt de gelijknamige watergang en loopt van natuurgebied De Regulieren tot aan de Culemborgse Vliet, ten noorden van gemaal De Nieuwe Horn. Om de ecologische doelen te halen zal de EVZ ingericht worden ten behoeve van de ecologische modellen Rietzanger en Kamsalamander zoals deze zijn opgesteld door de Provincie Gelderland. Belangrijkste maatregel om dit doel te bereiken is de aanleg van natuurvriendelijke oevers.


In 2008 is een begin gemaakt met de aanleg van de EVZ. Het waterschap heeft destijds een ca 1 km lange natuurvriendelijke oever aangelegd langs de Nieuwe Graaf. In samenwerking met Dienst Landelijk Gebied is de laatste jaren gewerkt aan een grondruil. Ook de terreinen van het Landgoed Marienwaerdt maken onderdeel uit van de EVZ Nieuwe Graaf.


Kaderrichtijn Water

De watergang Nieuwe Graaf is aangewezen als KRW-waterlichaam. Het doel van de KRW is het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit. In de periode 2007 tot 2009 hebben de waterbeheerders vastgesteld aan welke eisen de waterkwaliteit in het rivierengebied moet voldoen en welke maatregelen zij willen uitvoeren om deze doelen te bereiken. Het verbeteren van de waterkwaliteit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. Binnen de KRW onderscheiden we twee soorten doelstellingen:

  • Ecologische doelstellingen. Dit betreft het nemen van maatregelen die het terugbrengen van levensvormen (planten, dieren) in en rond het water bevorderen. Deze worden regionaal vastgesteld. De waterschappen nemen daarbij het initiatief, in nauwe samenwerking met het Rijk, de provincies, gemeenten en belangenorganisaties.
  • Chemische doelstellingen. Hierbij wordt aangegeven welke chemische stoffen in het water mogen voorkomen en in welke mate. De chemische doelstellingen voor gevaarlijke stoffen stelt de Europese Commissie vast; de normen voor de overige stoffen worden nationaal vastgesteld.


In 2027 dienen alle waterlichamen te beschikken over een goede ecologische waterkwaliteit. Dit betekent dat de kwaliteit voldoet aan de normen van de kwaliteitsklasse GEP (Goed Ecologisch Potentieel). Voor Waterschap Rivierenland betekent dit onder meer dat er natuurvriendelijke oevers aangelegd moeten worden. Dit leidt tot een gevarieerde oeverbegroeiing met macrofauna en creëert een biotoop voor de voortplanting van diverse waterorganismen.


Regionale waterberging

Om regionale wateroverlast te beperken is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) opgesteld. Twee belangrijke maatregelen die uit dit akkoord voortvloeien zijn: realiseren van extra waterberging én het vergroten van de afvoercapaciteit naar het gemaal De Nieuwe Horn.

Door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers wordt meer ruimte gecreëerd voor waterberging en wordt het natte (doorstroom)profiel van de Nieuwe Graaf verruimd.


Afvoercapaciteitsvergroting

Het project heeft mede als doel de afvoercapaciteit richting Gemaal de Nieuwe Horn te vergroten. Gemaal de Nieuwe Horn wordt momenteel aangepast en heeft daarmee een vergroting in capaciteit.


Conclusie

Met het onderhavig plan wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de doelstellingen zoals geformuleerd in de Kaderrichtlijn Water en Nationaal Bestuursakkoord. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.

4.8 Kabels en leidingen

Door het plangebied lopen geen bovenlokale leidingen of straalpaden. Derhalve zijn er geen leidingen of beschermingszones waar in het bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden.

Ter hoogte van de plaats waar de Nieuwe Graaf de A2 kruist ligt een brandstoftransportleiding. Dit deel van het traject maakt evenwel geen deel uit van het inrichtingsplan en derhlave ook niet voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

In het plangebied komen voor het overige geen kabels of leidingen voor die een belemmering vormen voor de herinrichting van de Nieuwe Graaf.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gericht op het mogelijk maken van de EVZ Nieuwe Graaf. De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De procedure uit deze wet is gevolgd. In de regels is rekening gehouden met de op 1 oktober 2010 inwerking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de op grond van de Wabo doorgevoerde wijzigingen in de Wro.

Daarnaast is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012) gehanteerd.

5.2 Bestemmingen

Aan de gronden is een bestemming ‘Water’ (artikel 3) toegekend. In de planregels is bepaald dat deze gronden gebruikt mogen worden voor het aan- en afvoeren van water, voor schouwpaden en extensief dagrecreatief medegebruik, waaronder in dit geval verstaan wordt recreatief gebruik als wandelen, fietsen en vissen.

In het bijzonder is in de bestemming de ontwikkeling en het behoud van ecologische waarden geregeld. Gelet op het belang van de Nieuwe Graaf als ecologische verbindingszone is de ontwikkeling en instandhouding verbijzonderd in de regels.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 1,5 m. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.


Overigens bevat het bestemmingsplan een aantal standaardartikelen, zoals:

  • artikel 1 Begrippen, hierin worden de gebruikte begrippen van het bestemmingsplan uitgelegd;
  • artikel 2 Wijze van meten, dit artikel behelst de wijze van meten voor bouwwerken;
  • artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling, regelt dat gronden niet dubbel kunnen worden beoordeeld;
  • artikel 5 Algemene afwijkingsregels, waarin een regeling is opgenomen voor een beperkte afwijking aan de afmeting van een bouwwerk;
  • artikel 6 Overgangsrecht, hierin is het standaard overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik uit het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen;
  • artikel 6 Slotregel, in dit artikel is de wijze van aanhalen van het bestemmingsplan geregeld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 23 augustus tot en met 3 oktober 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode van zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn of haar schriftelijke of mondelinge zienswijze op het plan kenbaar maken bij de gemeente. De planstukken waren te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl én via de gemeentelijke internetsite www.geldermalsen.nl. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend en ook overigens zijn er geen nieuwe inzichten ontstaan zodat het bestemmingsplan ongewijzigd ten opzichte van het ontwerp is vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

In artikel 6.12 Wro is bepaald dat een exploitatieplan vastgesteld dient te worden voor gronden waarvoor men voornemens is een bouwplan op te stellen. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is het bouwplan gedefinieerd.
In het onderhavige bestemmingsplan is geen bouwplan voorzien als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde. De uitvoering van het plan komt voorts geheel voor rekening van de aanvragers.

Het plan is economisch uitvoerbaar te achten.