direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Weistraat te Tricht
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1

Ruimtelijke Onderbouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0001.jpg"

Uitsnede luchtfoto, bron: GoogleMaps

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de realisatie van twee bouwkavels op een perceel aan de Weistraat ten behoeve van de bouw van twee vrijstaande woningen (kadastraal bekend als gemeente Geldermalsen, sectie I, nummers 579, 583, 584 en 588). Door initiatiefnemer is in januari 2016 een principeverzoek ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Geldermalsen heeft op 26 april 2016 laten weten dat zij in beginsel positief staat tegenover de nieuwbouw van de woningen. Het principebesluit houdt in dat:

  • a. 2 woningen gerealiseerd mogen worden, met een maximale inhoud van ieder 700 m3 aan de Weistraat te Tricht;
  • b. alle voormalige agrarische opstallen (excl. bedrijfswoning) op het adres Ridderslag 21 te Beesd dienen gesloopt te worden.

Zowel aan de wijziging van het gebruik van het betreffende perceel ten behoeve van wonen als aan de maatgeving van de woningen en de percelen kan op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2006 en de 1e herziening in 2009, bij recht geen medewerking worden verleend. Desondanks kan met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggend rapport onderbouwt de ruimtelijke inpasbaarheid van de voorgestelde ontwikkeling.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie, de toekomstige situatie en de geldende bestemmingsregeling. De milieu- en omgevingsaspecten, waaraan het initiatief getoetst dient te worden, komen in hoofdstuk 3 aan bod. Ten slotte wordt in hoofdstuk 4 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de Weistraat in Tricht. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Geldermalsen, sectie I, nummers 579, 583, 584 en 588.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0002.jpg"

Luchtfoto huidige situatie, gemeente Geldermalsen

Het plangebied bestaat uit een onbebouwd perceel in het buitengebied van Tricht in de gemeente Geldermalsen, begroeid met een groenstrook. Rondom het gebied ligt een beheerpad. Aan de zuidwest zijde van het perceel is een opstelpunt voor trekkers met pomp gelegen. Ten zuiden van het perceel, aan de overzijde, is een boomgaard gelegen, waarvoor een spuitzone geldt van 50 meter op basis van de Beleidsregel spuitzones Geldermalsen.

Voorts is het plangebied gelegen in het 'Lingedal'. Dit gebied bezit veel landschappelijke en natuurwetenschappelijke kwaliteiten. Het gebied wordt gekenmerkt door de waardevolle historische kromakkers. Een kromakker is een middeleeuwse kavelvorm, die ontstaan is door het gebruik van de primitieve karploeg. Het is een smalle, gebogen en door greppels begrensde strook land waarop in het verleden akkerbouw heeft plaatsgevonden.

2.2 Toekomstige situatie

Het plangebied zal in de toekomst gebruikt worden om te wonen. Bij besluit van 15 april 2015 heeft het college besloten een planologische procedure te willen starten om voor onderhavige locatie de bouw van één vrijstaande woning toe te staan (met een maximale inhoud van 700 m3). Aan deze toezegging is de voorwaarde verbonden dat alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (met uitzondering van de bedrijfswoning) aan de Ridderslag 21 te Beesd gesloopt wordt. Deze besluitvorming sluit aan bij de VAB-regeling van de gemeente Geldermalsen. Via toepassing van deze regeling kan bij een sloop van meer dan 2.500 m2 aan gebouwen één woongebouw van 1.600 m3 of twee vrijstaande woningen van elk maximaal 700 m3 worden teruggebouwd. In het vervolgbesluit van 26 april 2016 hebben burgemeester en wethouders ingestemd met het principeverzoek, teneinde de realisatie van 2 woningen (met een maximale inhoud van 700 m3) aan de Weistraat in Tricht toe te staan. Via de VAB-regeling wordt op het perceel Ridderslag 21 te Beesd circa 3.700 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en daarom is de realisatie van twee woningen mogelijk.

Het perceel aan de Weistraat wordt verdeeld in twee bouwkavels. De bouwkavels verschillen van grootte, de westelijke bouwkavel heeft een oppervlakte van circa 1.939 m2 en de oostelijke bouwkavel heeft een oppervlakte van circa 1.848 m2. Op ieder kavel wordt één vrijstaande woning gebouwd met een maximale inhoud van 700 m3 en bijgebouwen. Aansluitend achter de bouwkavels ligt een strook met een diepte van 9 meter (totale oppervlakte circa 450 m2) die als onderhoudsstrook dient ten behoeve van het aansluitende bos- en natuurgebied. De kavels zijn toegankelijk via gronden ten zuiden van de woningen die overlopen in de Weistraat. Deze gronden mogen worden gebruikt op basis van het recht van overpad. Het 'beheerpad' wordt ten behoeve van de toegankelijkheid vanaf de Weistraat van beide kavels, verlegd.

Onderstaande afbeelding geeft de situering van de woningen op de bouwkavels weer.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0003.jpg"

Bouwplan Weistraat ong., Bouwkundig Adviesburo Piet Timmer & Partners

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0004.jpg"

Uitsnede bouwplan Weistraat, Bouwkundig Adviesburo Piet Timmer & Partners

Aan de zuidwest zijde van het perceel is reeds een opstelpunt voor trekkers met pomp gelegen. Deze opstelplaats blijft behouden. Het opstelpunt is reeds aanwezig. De realisatie van de bouwkavels sluit aan op andere bebouwde percelen in de omgeving. Bovendien ligt het tussen de bebouwingsclusters van de Weistraat 6a/8 en Middelweg 56a/58. Aan de achterzijde van het perceel wordt een bosrand aangelegd en is sprake van natuurontwikkeling, waardoor de bebouwing aan die zijde niet zichtbaar is in het landschap. Door het toestaan van twee vrijstaande woningen op één locatie ontstaat een compact bouwperceel. Clustering van bebouwing geniet ruimtelijk de voorkeur ten opzichte van versnippering. De gemeente Geldermalsen heeft in haar principebesluit van 24 mei 2016 aangegeven dat zij van mening is dat de bouw van een tweede woning ruimtelijk acceptabel is op de onderhavige locatie. Er zijn geen algemene belangen die worden geschaad door het toestaan van de tweede woning.

2.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2006. Het bestemmingsplan is op 28 november 2006 door de gemeenteraad van de gemeente Geldermalsen vastgesteld. Op 27 januari 2009 is het bestemmingsplan door de gemeenteraad herzien. Het plangebied omvat hierdoor twee bestemmingen. Het perceel aan de Weistraat heeft grotendeels de bestemming 'Landelijk gebied II' aan de zuidzijde. Bij de herziening zijn de gronden aan de noordzijde van het perceel bestemd als 'Natuur- en bosgebied' en de aanduiding 'Niet Nat Natuur- en bosgebied'. De bestemming is toentertijd gewijzigd in het kader van het omzetten van landbouwgronden in bos in verband met de compensatie van de verbreding van de rijksweg A2.

Onderstaande afbeelding geeft een globale begrenzing van de bestemmingen weer ten opzichte van het plangebied (zie de rode lijnen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0005.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied (2006)

Op grond van de regels behorende bij deze bestemming zijn de gronden bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij en een glastuinbouwbedrijf;
  • b. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

en tevens voor de volgende sociaaleconomische doeleinden:

  • c. dagrecreatie;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0006.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied, eerste herziening (2009)

Op grond van de regels behorende bij deze bestemmingen zijn de gronden bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschappelijke alsmede cultuurhistorische waarden van het natuur- en bosgebied;
  • b. water.

Conclusie

Initiatiefnemer wenst op het betreffende perceel aan de Weistraat twee bouwkavels te realiseren ten behoeve van de bouw van twee vrijstaande woningen. Het vigerende bestemmingsplan laat de bouw van woningen niet toe.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro doet geen uitspraken over zaken die in deze ruimtelijke onderbouwing worden geregeld.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Bij besluit van 28 augustus 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en overprogrammering dient te worden voorkomen. Middels de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (kortweg: duurzaamheidsladder) vind een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:

  • 1. Beoordeling (kwalitatief/kwantitatief) of de beoogde ontwikkeling voor-ziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen, waarin nog niet elders is voorzien.
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld. Dit is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).


Het voorliggende plan maakt de bouw van twee vrijstaande woning mogelijk. Hiermee is de woning, die in de lokale behoefte voorziet, passend binnen de SVIR. Voordat gestart wordt met het onderbouwen van de behoefte aan de hand van de 'ladder voor duurzame verstedelijking', moet allereerst sprake zijn van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. In het Bro (artikel 1.1.1, lid 1, onder i) is voor stedelijke ontwikkeling een definitie opgenomen: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen". Het begrip 'woningbouwlocatie', zoals opgenomen in de definitie is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. Het bouwen van twee vrijstaande woningen is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder (AbRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4). Om die reden hoeft de ladder bij de bouw van deze woningen niet toegepast te worden.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De bijbehorende regels zijn vastgesteld in de Omgevingsverordening op 24 september 2014.

Voor de uitvoering van de Omgevingsvisie werkt de provincie verder aan lopende activiteiten op het terrein van onder andere ruimte, mobiliteit, natuur en water. Bovendien volgt uit de Omgevingsvisie een concrete vertaling van de visie voor vier grote opgaven in Gelderland:

  • de economische kracht van de stedelijke netwerken (Arnhem-Nijmegen, Ede-Wageningen en de Stedendriehoek);
  • de Gelderse corridor (de spoor-, weg en waterverbinding tussen de Rotterdamse haven en het Ruhrgebied);
  • de versterking van de Veluwe als toeristisch aantrekkelijk natuurgebied;
  • de krimp van de bevolking in de Achterhoek.


In de Omgevingsvisie Gelderland is de Gelderse ladder opgenomen. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. De Gelderse Ladder komt overeen met de eerder genoemde SER-ladder uit de voorgaande paragraaf. Consequenties met betrekking tot voorliggende ontwikkeling zijn dan ook hetzelfde.

Er zijn vanuit de omgevingsvisie geen tegenstrijdige belangen waarmee in de voorliggende ontwikkeling rekening moet worden gehouden. De voorliggende ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de omgevingsvisie Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt andere verordeningen, zoals de milieuverordening. De regels in de verordening vormen het sluitstuk om de Omgevingsvisie.

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw.

Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

Het plangebied ligt niet binnen relevante aanduidingen van de kaarten Wind-energie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Water en Milieu, Erfgoed en Luchtvaart. Het plangebied ligt binnen Nationaal landschap buiten GNN, GO en NHW, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0008.jpg"

Nationaal landschap

Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap te behouden en verder te ontwikkelen. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden. Het plangebied is gelegen in de regio 'Rivierenland'. De kernkwaliteiten van deze regio worden door onderhavige ontwikkeling niet aangetast.

Wonen

In artikel 2.2.1.1 van de Omgevingsverordening Gelderland is geregeld dat nieuwe woonlocaties en nieuwe woningen slechts worden toegestaan indien dit past in het Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio, vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De gemeente Geldermalsen is onderdeel van de regio Rivierenland. De regio Rivierenland is op dit moment bezig met het opstellen van een regionaal woningbouwprogramma.

Op 30 mei 2016 zijn er afspraken gemaakt tussen regio en provincie over de kwantitatieve opgave wonen voor de periode 2015-2024. Op 12 juli hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland deze afspraken formeel vastgesteld.

Toetsing

Voorliggend project voorziet in de bouw van twee vrijstaande woningen in het buitengebied van Geldermalsen. Nieuwe woningen zijn op grond van de Omgevingsverordening Gelderland toegestaan indien deze passen binnen het regionaal woonprogramma, vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De volgende paragraaf gaat in op het regionaal woningbouwprogramma van regio Rivierenland.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Woningbouwprogramma regio Rivierenland

Momenteel wordt door gemeenten van de regio Rivierenland een regionaal woningbouwprogramma voorbereid. In het regionale woningbouwprogramma worden afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve nieuwbouwopgave. De provincie Gelderland verlangt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking een dergelijk regionaal woningbouwprogramma. In opdracht van gemeenten, corporaties en de provincie is een regionaal woningbehoeftenonderzoek (WBO) voor de regio Rivierenland uitgevoerd (april 2015). Het WBO is een van de informatiebronnen voor het regionale woningbouwprogramma. In 2010-2019 mogen in de regio Rivierenland 9800 woningen worden toegevoegd. Daarbij moet de nadruk liggen op huurwoningen, betaalbare woningen en nultredenwoningen. De gemeenten dienen gezamenlijk een oplossing te bieden om het woningbouwprogramma aan te passen aan de behoefte.

De gemeente Geldermalsen heeft in 2011 een (aangepast) woningprogramma vastgesteld. Zie paragraaf 3.4.2.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie 'Lekker leven langs de Linge'

In 1999 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2000-2015 vastgesteld. Ter actualisatie van de visie is vervolgens de notitie 'Wikken en Wegen' 2004 vastgesteld. Deze documenten zijn in 2010 gebundeld vastgesteld, in het samenhangend document 'Lekker leven langs de Linge'. Deze structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente Geldermalsen tot 2015. Daarnaast kunnen op basis van de structuurvisie uitvoeringsinstrumenten ingezet worden, zoals bestemmingsplannen, projectbesluiten, het voorkeursrecht gemeenten en het beschikbaar stellen van financiële middelen. De basis van de structuurvisie wordt gevormd door de kernkwaliteiten van de gemeente Geldermalsen:

  • Landschapskwaliteit;
  • Knooppuntkwaliteit;
  • Kernenkwaliteit.

In de structuurvisie zijn de bouwstenen voor de nieuwe structuurvisie weergegeven. De bouwstenen worden gevormd door de structuurvisies van 1999 en 2005, aangevuld met het beleid dat tussen 2005 en voorjaar 2009 is vastgesteld door de raad. In de visie zijn de bouwstenen toegespitst op thema's, zoals het thema Bevolking en woningbouw (wonen in het buitengebied). Wonen in het buitengebied is onder voorwaarden mogelijk. Het bestemmingsplan buitengebied, 1e herziening, dat in het voorjaar van 2009 is vastgesteld, maakt uitbreiding van de woonfunctie in het buitengebied mogelijk. Daar zijn wel strenge voorwaarden aan verbonden. De gemeente Geldermalsen heeft aangesloten bij de VAB-regeling, opgenomen in het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied 2006, eerste herziening. De bouw van twee vrijstaande woningen in het buitengebied in Tricht is mogelijk, indien op Ridderslag 21 te Beesd 3700 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Ten behoeve van het zeker stellen van de verplichte sloop van de gebouwen aan de Ridderslag, wordt een sloopovereenkomst gesloten. Het project sluit hierdoor goed aan bij de Structuurvisie 'Lekker leven langs de Linge'.

3.4.2 Gemeentelijk woningbouwprogramma 2010-2020

Voor de bouw van de woningen is het gemeentelijk woningbouwprogramma van belang. De gemeenteraad van de gemeente Geldermalsen heeft in haar vergadering van 22 november 2011 een aangepast kwantitatief woonprogramma van 1690 woningen vastgesteld, voor de periode van 2010-2020. Dit programma wordt jaarlijks geëvalueerd. Het programma is opgesteld in afstemming met de gemeenten in de regio en in afspraak met het provinciale woningbouwprogramma. Het gemeentelijke woningbouwprogramma is gebaseerd op de gemeentelijke woonvisie. De woningbouwplannen aan de Weistraat zijn afgestemd op de regeling uit het Beleidskader hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied, van Regio Rivierenland. Het gemeentelijk woningbouwprogramma voorziet in de bouw van de woningen.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als wonen. Ter plaatse van locaties die worden verdacht van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Uiteindelijk zal bij de verlening van de omgevingsvergunning dienen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie en dat eventueel noodzakelijke saneringsmaatregelen zijn getroffen.

Verkennend bodemonderzoek

Op 26 juli 2016 heeft Linge Milieu bv een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied, zie Bijlage 1. Grond en grondwater zijn geanalyseerd op basis van het NEN 5740 pakket plus bestrijdingsmiddelen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de oorspronkelijke bodem uit (rivier)klei bestaat. Er is geen noemenswaardig puin aangetroffen in de boven- of ondergrond van het terrein. Ook zijn er geen asbestverdachte materialen waargenomen.

In de boven- en ondergrond van het terrein zijn nikkel en kobalt lokaal boven de Achtergrondwaarde verhoogd aangetroffen. De bestrijdingsmiddelen DDD en DDE zijn licht verhoogd aangetroffen in de toplaag. Het grondwater is matig verontreinigd met de metaalsoort barium. Het metaal kan als regionaal verhoogde achtergrondverontreiniging worden beschouwd, niet specifiek voor het plangebied zelf. Geconcludeerd kan worden dat de locatie als onverdacht wordt aangemerkt, met uitzondering van de aangetroffen bestrijdingsmiddelen in de toplaag.

Er is geen aanleiding voor verder onderzoek. De aangetroffen lichte verontreiniging in de grond en het barium in het grondwater is geen belemmering voor de voorgenomen bouw van de twee woningen.

Locatie Ridderslag 21 te Beesd

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Geldermalsen heeft op 26 april 2016 laten weten dat zij in beginsel positief staat tegenover de nieuwbouw van de woningen. Een van de voorwaarden is dat alle voormalige agrarische opstallen (excl. bedrijfswoning) op het adres Ridderslag 21 te Beesd gesloopt worden. Op 17 februari is een melding gedaan van het saneren van de aanwezige bodemverontreiniging op de locatie Ridderslag 21 te Beesd. De provincie Gelderland heeft naar aanleiding van deze melding op 13 maart 2017 besloten om in te stemmen met het saneringsplan.

Conclusie

Het aspect bodem levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.

4.2 Archeologie

De gemeente Geldermalsen heeft in 2006 de 'Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg' vastgesteld. Hierin wordt het plangebied op de kaartbijlage aangegeven als 'middelmatige' (tot hoge) archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld en groter dan 1000 m2 is vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek noodzakelijk. Onderstaande afbeelding geeft de archeologische verwachtingen weer voor het plangebied (rode cirkel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0009.jpg"

Uitsnede Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg

Inventariserend archeologisch onderzoek

Op 22 mei 2017 heeft Archol een bureauonderzoek en karterend booronderzoek uitgevoerd in het plangebied, zie Bijlage 2. Op basis van het bureauonderzoek kunnen op verschillende niveaus binnen het plangebied archeologische resten uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen worden verwacht. Deze verwachting kan naar beneden worden bijgesteld. Op basis van het booronderzoek kent het grootste gedeelte van het plangebied een lage verwachting voor archeologische resten. Rond boring 3 is een hoge verwachtingszone geconstateerd. Deze zone valt samen met het nieuw te bouwen huis. Doordat voorafgaand aan de bouw het terrein met 0,7 m wordt opgehoogd komt de archeologische laag 1,65 m onder het nieuwe maaiveld te liggen. Ter plaatse van de hoge verwachtingszone wordt geadviseerd om geen omvangrijke bodemingrepen dieper dan 1,45 m onder het nieuwe maaiveld uit te voeren. Het plan kan daaraan voldoen.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.

4.3 Water

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is de waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (ingevuld op 5 augustus 2016) is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn, zie Bijlage 3.

Beleid van Waterschap Rivierenland

Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Waterberging

Voor dit plan is de toename van het verhard oppervlak kleiner dan 1.500 m² in het landelijk gebied. Het plan heeft een gering effect op de waterhuishouding en wordt hydrologisch als niet relevant gezien. Er is geen compenserende waterberging nodig. Bovendien wordt ongeveer 3700 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel aan de Ridderslag 21 te Beesd gesloopt.

Indien in de toekomst sprake is van een toename van verharding kan compenserende waterberging aan de orde zijn. Een toename van verharding tot 1.500 m2 in landelijk gebied is eenmalig vrijgesteld van compensatie, maar er geldt wel een meldingsplicht bij het waterschap (kosteloos). Voor een toename van meer dan 1.500 m2 verharding moet compenserende waterberging worden aangelegd.

Conclusie

Naar aanleiding van de uitgevoerde digitale Watertoets adviseert Waterschap Rivierenland positief over het plan. Het aspect water levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.

4.4 Natuurwaarden

4.4.1 Kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschemingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet.

Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4)
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

4.4.2 Afweging

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig project te toetsen, is door BügelHajema Adviseurs een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Met het uitvoeren van de inventarisatie is getoetst of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet (Ffw), een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 13 juli 2016 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

4.4.3 Plangebied

Het plangebied betreft een perceel gelegen in de hoek van de Weistraat in het buitengebied ten westen van Tricht. Het perceel bestaat voor een deel uit een (relatief jonge) groenstrook (bomen en struiken). Rond het plangebied ligt een beheerpad. Permanent oppervlaktewater is niet aanwezig. De beoogde plannen bestaan uit de realisatie van twee woningen en het verleggen van het beheerpad. Hiertoe zijn de pruimenbomen, een deel van de groenstrook en de schuur verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0010.jpg"

Impressie plangebied, 13 juli 2016

4.4.4 Flora- en faunawet

Achter de Ffw staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Ffw van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, hierna te noemen: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime.

Inventarisatie

Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 15-07-2016 13:15:00) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar verschillende middelzwaar en streng beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat vooral om vogels.

De genoemde broedvogels in Quickscanhulp betreffen allen broedvogels met een jaarrond beschermde nestplaats (zoals gierzwaluw, buizerd, boomvalk en huismus). Nestplaatsen van deze broedvogels zijn niet aangetroffen of kunnen gezien de terreinomstandigheden worden uitgesloten in het plangebied. Mogelijk komen enkele van deze soorten wel tot broeden in de omgeving van het plangebied. Gezien het terreingebruik (in gebruik zijnde boomgaard) is het plangebied in de huidige situatie marginaal geschikt als foerageerbiotoop voor een soort als buizerd. Met name in de groenstrook in en rond het plangebied is wel broedbiotoop aanwezig voor algemeen voorkomende broedvogels zoals merel, houtduif, roodborst en winterkoning.

In het plangebied zijn plantensoorten van voedselrijke omstandigheden en storingsmilieus zoals paarse dovenetel, ridderzuring, perzikkruid, grote brandnetel, krulzuring en diverse grassoorten aangetroffen. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden gezien de terreingesteldheid ook niet in het plangebied verwacht.

Verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen in het plangebied worden uitgesloten wegens het ontbreken van geschikte bebouwing en bomen. Het plangebied vormt mogelijk wel foerageergebied voor vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger.

In het plangebied en de directe omgeving zijn enkele licht beschermde diersoorten zoals veldmuis, huisspitsmuis, bosmuis, gewone pad en bruine kikker te verwachten. Geschikt leefgebied voor zwaarder beschermde soorten uit de soortgroepen grondgebonden zoogdieren en amfibieën is niet aanwezig in het plangebied.

In het plangebied zijn gezien het ontbreken van geschikt biotoop geen reptielen, vissen en ongewervelden te verwachten.

Gezien de aard van het plangebied en op basis van de indruk die van het plangebied is verkregen, de kennis over leefgebieden van soorten en de beschikbare gegevens, kan van alle soortengroepen met voldoende zekerheid een oordeel worden gegeven over het voorkomen van beschermde soorten in het gebied.

Toetsing

Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten zoogdieren en amfibieën worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Als gevolg van de ontwikkelingen verandert het plangebied niet van waarde als foerageergebied voor vleermuizen.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen (artikel 11 en 12 van de Ffw). Om verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden daarom voldoende rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Ffw kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

4.4.5 Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Natuurbeschermingswet 1998 en de provinciale structuurvisie en verordening.

Natuurbeschermingswet 1998

In de Nbw 1998 is de bescherming van specifieke (natuur)gebieden geregeld. Onder de Nbw 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Nbw 1998 een externe werking kent.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en ontwikkeling van het NNN.

De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.

Inventarisatie

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Nbw 1998. Het meest nabijgelegen gebied beschermt middels de Nbw 1998 betreft het Natura 2000-gebied Rijntakken, dat is gelegen op een afstand van ongeveer zeven kilometer ten zuiden van het plangebied. Het plangebied ligt eveneens niet in en grenst niet aan gronden die in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid zijn aangewezen als GNN of GO. Dergelijke gebieden zijn gelegen op een afstand respectievelijk circa 550 meter en circa 260 meter.

Toetsing

Gezien de afstand en de aard van de ontwikkeling, worden met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in het kader van de Nbw 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht.

4.4.6 Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Ffw, een Voortoets in het kader van de Nbw 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Ffw of een vergunning op grond van de Nbw 1998 voor de beoogde activiteiten op voorhand niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.

4.5 Geluid

In opdracht van Timmerbedrijf G.A. van Vrouwerf heeft BügelHajema Adviseurs een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op de te realiseren woningen aan de Weistraat te Tricht (sectie I, voorheen nummer 194), zie Bijlage 4. De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een zogenaamd geluidsgevoelig gebouw. Onderzocht dient te worden of toetsing aan de Wet geluidhinder dient plaats te vinden.
Wet geluidhinder

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt, uitgezonderd:

  • de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • de wegen waarop een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.

Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 250 m. Binnen de bebouwde kom bedraagt deze afstand 200 m. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

De langs de locatie en buiten de bebouwde kom gelegen Weistraat kent een maximum snelheid van 60 km/uur. De te realiseren woningen liggen binnen de zone van deze weg en er dient daarom akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Normen

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone een ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB als geluidsbelasting op de gevel. Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen.

Indien de geluidsbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB te boven gaat, kunnen burgemeester en wethouders, mits gemotiveerd, in dit geval een hogere waarde vaststellen tot maximaal 53 dB (artikel 83 van de Wet geluidhinder).

Verkeersintensiteiten

Bij de berekeningen is gebruikgemaakt van de verkeersgegevens van de gemeente Geldermalsen en de Regio Rivierenland.

Daaruit zijn de volgende verkeersintensiteiten voor het jaar 2027 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0011.png"

Verkeersgegevens Weistraat

Berekeningen

De berekeningen zijn uitgevoerd met Standaard Rekenmethode II, conform het reken- en meetvoorschrift 2012.

Op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder wordt een aftrek op de geluidsbelasting vanwege een weg toegepast. De toe te passen aftrek van de geluidsbelasting van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen bedraagt over het algemeen:

  • a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt;
  • b. 5 dB voor de overige wegen;
  • c. 0 dB bij toepassing van de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit 2012 en bij toepassing van de artikelen 111b, tweede en derde lid, 112 en 113 van de Wet geluidhinder.

De onder c genoemde aftrek heeft betrekking op het vaststellen van eventuele gevelisolatiemaatregelen om de vereiste binnenwaarde te bereiken.

In de berekeningen is op grond van dit artikel 5 dB van de rekenresultaten afgetrokken. De berekeningen zijn uitgevoerd in de vorm van de 48 dB geluidscontouren op een hoogte van 4,8 m. De resultaten van deze berekeningen zijn opgenomen in de navolgende afbeelding. In de bijlage zijn de volledige berekeningen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0012.png"

Overzicht van 48 dB contour in relatie tot het bouwvlak

Conclusie berekeningen

De locatie van de te realiseren woningen ligt buiten de 48 dB geluidscontour van de Weistraat. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt ter plaatse van de geplande woningen niet overschreden. De Wet geluidhinder verzet zich derhalve niet tegen de komst van de woningen.

Overige geluidsbelasting

Tot slot is aan de overkant van het bouwperceel een opstelpunt voor trekkers met pomp gelegen. De beregeningsinstallatie voor een boomgaard ligt ten zuid/westen van het bouwplan op circa 55 meter afstand van de dichtstbijzijnde woning. Hiervoor is een geluidberekening uitgevoerd (Bijlage 5). Bij de nieuw te projecteren woningen aan de Weistraat zal de beregeningsinstallatie in alle periodes hoorbaar zijn en met name in de nachtperiode veel hinder kunnen geven. Het berekende geluidsniveau (LAr,LT) is 55 dB(A). Omdat de beregeningsinstallatie slechts een beperkt aantal dagen per jaar aan staat (gemiddeld 12 per jaar) zou de situatie als acceptabel aangemerkt kunnen worden.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de realisatie van de twee vrijstaande woningen.

4.6 Verkeer

In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeers- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.

Plangebied

De realisatie van de woningen brengt ongeveer 14 extra voertuigbewegingen per dag met zich mee. Parkeren vindt op eigen terrein plaats. De ontwikkeling is gelegen in het buitengebied van Geldermalsen en is dusdanig kleinschalig van aard dat deze geen/ weinig invloed heeft op de verkeersveiligheid, doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van naastgelegen percelen.

Conclusie

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.7 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit, heeft VROM, in samenwerking met InfoMil, de 'nibm-tool 2016' ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Voorliggend project betreft de bouw van 2 nieuwe woningen. Projecten met minder dan 1.500 woningen worden aangemerkt als nibm-projecten. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Hierbij is uitgegaan van 2 woningen met in totaal 14 extra voertuigbewegingen. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0013.jpg"

Rekentool Luchtkwaliteit

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op.

4.8 Externe veiligheid

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn de normen van externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Deze normen zijn uitgedrukt in een groepsrisico (GR) en een plaatsgebonden risico (PR). Afstand dient gecreëerd te worden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven.

De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het Bevi. In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De bij het besluit behorende ministeriële regeling “Regeling externe veiligheid inrichtingen” (Revi) werkt de afstanden, de referentiepunten en de wijze van berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verder uit ter uitvoering van het Bevi. Daarnaast zijn de Handreiking Verantwoording Groepsrisico van het voormalige ministerie van VROM en de Handleiding externe veiligheid inrichtingen hulpmiddelen voor de wijze waarop volgens het Bevi met het externe veiligheidsrisico's moet worden omgegaan.

Het Bevi verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Om een eerste indicatie te krijgen van aanwezige risicobronnen in of bij het plangebied is de Risicokaart geraadpleegd (groene cirkel = plangebied):

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0014.jpg"

Uitsnede risicokaart, bron: www.risicokaart.nl (rode cirkel: ligging perceel)

Plangebied

Groepsrisico

De ruimtelijke onderbouwing maakt de bouw van twee woningen mogelijk. Een woning is een kwetsbaar object. Ten zuiden van het plangebied zijn twee bedrijven gevestigd, A. Hak Beheer B.V. en Coop. Fruitmastersgroep U.A. De afstand tussen het plangebied en deze bedrijven bedraagt meer dan 820 meter. Er doen zich geen knelpunten voor ten aanzien van het groepsrisico.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Utrecht-Meteren. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied bij een zwaar ongeval met toxische stoffen op deze transportroute. Het plangebied ligt echter buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones), een plasbrandaandachtsgebied en een veiligheidszone.

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

  • de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute(s) en
  • de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) ""bijzonder kwetsbare object"", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.

Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Utrecht-Meteren. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een zwaar ongeval.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies.

Projectgebied

Ten zuiden van het plangebied is een boomgaard gelegen, ter hoogte van Middelweg 56a. Voorheen was ten zuiden van de boomgaard een veehouderij gevestigd. De gemeenteraad heeft bij besluit van 11 maart 2014 het wijzigingsplan vastgesteld om de bouw van drie vrijstaande woningen te realiseren. Onderdeel van het plan was de sloop van de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen op de percelen Middelweg 56a en 58 te Tricht. Deze veehouderij is daarmee vervallen. Op circa 600 m ligt een tweetal veehouderijen.

In het onderhavige geval moet worden beoordeeld of de boomgaard en de veehouderijen hinder veroorzaken voor de woningen. Het plangebied en de omgeving kan worden gekarakteriseerd als een rustig buitengebied. Het betreft buitengebied deels in gebruik als bos- en natuurgebied met weinig variatie in functies, niet direct gelegen aan een openbare weg.

De belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de richtafstandenlijsten. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier afstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Het is niet de bedoeling om de in deze publicatie genoemde richtafstanden zonder meer toe te passen. De richtafstanden zijn namelijk afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken, naar boven of beneden bij te stellen. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning.

Plangebied

Aan de overzijde van het plangebied is een boomgaard gevestigd. In verband met schadelijke milieueffecten wordt fruitteelt in principe niet wenselijk geacht in de buurt van woonhuizen. Bij de positionering van de woningen wordt ten behoeve van de gezondheid van bewoners rekening gehouden met de spuitzone van de boomgaard aan de overkant van de weg. Door de gemeente Geldermalsen wordt in haar beleid een richtafstand van 50 meter tot woonbestemmingen aangehouden. Deze afstand wordt in de rechtspraak doorgaans niet onredelijk geacht (ECLI:NL:RVS:2016:855).

Bij de ligging van de woningen wordt uitgegaan van een minimale afstand van 50 meter van de perceelsgrens van het agrarisch perceel waarop bestrijdingsmiddelen voor fruitteelt (kunnen) worden gebruik tot de gevel van de woningen.

Op 600 m afstand ligt een tweetal veehouderijen. De VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering 2009 hanteert een richtafstand van 200 meter tussen pluimveehouderijen en milieugevoelige objecten zoals woningen. De afstand van de nieuwe woningen tot de pluimveehouderijen is circa 600 meter. In redelijkheid kan worden gesteld dat hiermee het woon- en leefklimaat van de woningen niet wordt aangetast. Tussen het plangebied en de pluimveehouderijen liggen woningen. Gelet op deze woningen vormt de bouw van de nieuwe woningen geen belemmering voor de agrarische bedrijven.

Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de realisatie van de twee vrijstaande woningen.

4.10 Geur

Het is in principe niet toegestaan nieuwe geurgevoelige objecten te bouwen binnen de geurcontour van een bestaand bedrijf. Bij het bouwen van woningen moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsingskader.

Activiteitenbesluit

In het Activiteitenbesluit zijn specifieke geurvoorschriften opgenomen voor veehouderijen. In het Activiteitenbesluit worden de vaste afstanden gehanteerd van 100 m of 50 m voor respectievelijk binnen en buiten de bebouwde kom.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wgv is van toepassing op landbouwbedrijven waarvoor het Activiteitenbesluit niet geldt en dus vergunningplichtig zijn. In de Wgv zijn minimum afstanden en maximale waarden voor geurbelasting van veehouderijen opgenomen om geurgevoelige objecten, zoals woningen, te beschermen tegen overmatige geurhinder. In de Wgv geldt nog steeds dat voor een aantal diersoorten geen geurnorm geldt, maar een vaste afstand. Dit zijn bijvoorbeeld de grote paardenhouderijen (meer dan 50). Daarnaast kent de wet 2 typen geurnormeringen, namelijk voor binnen en buiten de bebouwde kom.

Een goede ruimtelijke ordening

Op basis van artikel 3.1 Wro dient de raad rekening te houden met 'een goede ruimtelijke ordening'. Een goede ruimte ordening omvat echter meer dan de toepassing van de Wgv of het Activiteitenbesluit. Onderzocht dient te worden of sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de geplande geurgevoelige objecten. In het algemeen geldt dat indien geurgevoelige objecten op voldoende afstand van veehouderijen gepland worden, sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Plangebied

Op een afstand van circa 600 m van het plangebied twee pluimveehouderijbedrijven gevestigd. Voor deze bedrijven is de Wgv van toepassing. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de bedrijven ten opzichte van het plangebied weer. Het plangebied is rood omlijnd en de bedrijven zijn groen omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0015.jpg"

Het plangebied en alle omliggende agrarische bedrijven (rode stip)

afbeelding "i_NL.IMRO.0236.BUIWeistraat1012-VSG1_0016.jpg"

Het plangebied en de meest nabije omliggende agrarische bedrijven

In onderstaande tabel zijn de drie dichtstbijzijnde veehouderijbedrijven gespecificeerd.

Adres   Vee   Vergunde emissie   Afstand  
Middelweg 43   Leghennen   3.119 ouE/s   590 m  
Middelweg 52   Leghennen   3.619 ouE/s   600 m  
Appeldijk 1 Deil   Melkrundvee   7.120 ouE/s   1000 m  
Brugsteeg 3   Geiten   19944 ouE/s   1600 m  

De vergunde geuremissie van de omliggende veehouderijbedrijven en de afstand tot de woningen is dusdanig dat uit ervaring is gebleken dat de geurbelasting op nieuwe woningen de geurnorm niet zal overschrijden en er sprake zal zijn van een goede geurbelasting. De geurnorm op de nieuwe woningen zal niet worden overschreden.

Voorts kan in redelijkheid worden geconcludeerd dat het woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen niet wordt aangetast.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de realisatie van de twee vrijstaande woningen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer.

Exploitatieplan

Conform art 6.12 1e lid Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen, tenzij conform art 6.12 2e lid onder a Wro, het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarin alle kosten conform 6.2.3/6.2.4 Bro zijn opgenomen.

Planschaderisicoanalyse

De initiatiefnemer en de gemeente Geldermalsen gaan een planschadeverhaalsovereenkomst aan waarin het verplichte kostenverhaal wordt geregeld. Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van de omgevingsvergunning, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.

Hoofdstuk 6 Afweging

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de bouw van twee vrijstaande woningen op een perceel aan de Weistraat in Tricht (kadastraal bekend als gemeente Geldermalsen, sectie I, voorheen nummer 194, nu nr. 579, 583, 584 en 588). Voorheen was de grond enkel bebouwd met een schuur en begroeid met pruimenbomen en een groenstrook. Het plangebied zal in de toekomst gebruikt worden om te wonen.

De ontwikkeling past binnen het geldende rijksbeleid, provinciale en gemeentelijke beleid. Het sluit aan op de gemeentelijke ambitie voor de ontwikkeling van voldoende woningen, zoals vastgesteld in het Gemeentelijke woningbouwprogramma 2010-2020. Daarnaast is aan de toezegging van de gemeente de voorwaarde verbonden dat alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (met uitzondering van de bedrijfswoning) aan de Ridderslag 21 te Beesd gesloopt worden. Deze besluitvorming sluit aan bij de VAB regeling van de gemeente Geldermalsen en de Structuurvisie 'Lekker leven langs de Linge'. Aan deze voorwaarde wordt voldaan, middels een sloopovereenkomst.

Wat betreft de milieuaspecten kan gesteld worden dat er geen belemmeringen zijn.

Kortom, op basis van het geldende beleid en de onderzoeksgegevens zijn geen belemmeringen bekend voor onderhavige ontwikkeling.