De op de plankaart voor WONEN aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel voor een aan huis verbonden bedrijf dat is genoemd in de bij de voorschriften behorende bijlage opgenomen Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, alsmede ter plaatse van de aanduiding:
- gestapeld voor het wonen in gestapelde woningen;
- onderdoorgang, voor een onderdoorgang ten behoeve van het langzaamverkeer;
- detailhandel, voor een winkel op de begane grond van het aangeduide pand;
- praktijk, voor het uitoefenen van een (tandartsen)praktijk;
Op de tot WONEN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- een woonhuis mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd;
- indien op de plankaart een maximaal aantal aaneen te bouwen eenheden is aangegeven, geldt dat het aantal aaneen te bouwen woonhuizen niet meer mag bedragen dan dit aantal;
- de afstand van vrijstaande woonhuizen en van de vrijstaande zijde van half vrijstaande woonhuizen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat indien op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan een kleinere afstand aanwezig is, deze kleinere afstandgeldt als minimale afstand;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegevengoothoogte, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding te handhavengoothoogte geldt dat de goothoogte zoals die aanwezig is op het tijdstipvan de terinzagelegging van het ontwerpplan, dient te worden gehandhaafd;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel, indien op de plankaart een bouwhoogte is aangegeven, de op de plankaart aangegeven bouwhoogte;
- een hoofdgebouw mag plat worden afgedekt of van een kap worden voorzien met een dakhelling van niet minder dan 25° en niet meer dan 60°.
Voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen, tenzij het betreft (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw;
- de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer zijn dan 25% van de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende perceel, met een maximum van 85 m2. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen worden meegerekend de gebouwen zoals bedoeld in artikel 10.2.1.;
- de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
- de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen.
Voor andere-bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 15.2.1 onder e en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 meter.
De in artikel 15.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in artikel 26 opgenomen procedure van toepassing.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 24 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
Een aan huis verbonden beroep respectievelijk een aan huis verbonden bedrijf dat is genoemd in de bij de voorschriften behorende bijlage opgenomen Lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:
- ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis verbonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief aan-, uit- en bijgebouwen nimmer meer dan 100 m2 bedraagt;
- de uitstraling van de woning intact blijft;
- het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
- het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- geen detailhandel is toegestaan;
- het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 15.4.1 juncto artikel 1 onder 32 voor het gebruik van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
- op het perceel al een woning aanwezig is;
- de vrijstelling niet meer dan één keer wordt verleend per woning;
- er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aanbouwen,uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast, met dien verstande dat de maximale voor afhankelijke woonruimte te benutten oppervlakte niet meer dan 85 m2 mag bedragen.
Burgemeester en wethouders trekken de vrijstelling als bedoeld in artikel 15.4.3 in, indien de bij het verlenen van voor de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in artikel 26 opgenomen procedure van toepassing.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |