1.1 Algemeen
Aan de Harderwijkerweg 201a is in de huidige situatie een noodwoning aanwezig. De eigenaar wil gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012. Het perceel wordt voorzien van een woonbestemming met de mogelijkheid voor het bouwen van een woning.
1.2 Ligging
Het plangebied is gelegen aan de Harderwijkerweg 201a, in de bebouwde kom van Ermelo. Het perceel ligt in een gebied met voormalige camping- en recreatieterreinen. Het ligt achter de bebouwing van de Harderwijkerweg.
Figuur 1: Ligging plangebied
De gronden waarop deze wijziging plaatsvindt, staan kadastraal bekend als Ermelo sectie K nummer 1008 en K nummer 0851.
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012. Dit bestemmingsplan is 4 juli 2013 vastgesteld en op 29 augustus 2013 in werking getreden.
Figuur 2: Uitsnede bestemmingsplan
De noodwoning aan de Harderwijkerweg 201A is een recreatiewoning met overgangsrecht. Deze
recreatiewoning is in eigendom en wordt bewoond. Deze is gelegen in de bestemming Agrarisch. De woning is tussen 1995 en 1999 beoordeeld op het bestaan van objectgebonden overgangsrecht. Dit is destijds aangetoond. De ligging van de woning onder de elektromagnetische zone van de ter plaatse aanwezige hoogspanningsmasten wordt planologisch als ongunstig gezien. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012 is besloten voor dit perceel tevens een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die de nieuwbouw van een woning mogelijk maakt buiten de elektromagnetische zone van de hoogspanningsmasten, mits onder meer de bestaande woning wordt gesloopt.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van de bestemmingen Wonen en Tuin waarbij de volgende criteria in acht moeten worden genomen:
a. op het perceel mag één woning worden gebouwd;
b. de voormalige noodwoning op het perceel, met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen "wonen toegestaan' dient gesloopt te worden
c. in een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer zal alvorens tot wijziging overgegaan wordt bepaald worden op welk moment de voormalige noodwoning gesloopt dient te zijn;
d. de bestemming Wonen mag niet meer dan 25% van het totale perceel omvatten, het overige deel krijgt de bestemming tuin;
e. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3 m;
f. de nokhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 8 m;
g. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 400 m3;
h. het bouwvlak en de voorgevel van de woning dienen parallel aan de "Brinkhorst" te worden geplaatst;
i. de afstand van het bouwvlak tot aan de "Brinkhorst" en tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen;
j. het bouwvlak van de woning mag zich niet in de zone van 2 keer 25 m aan weerszijde van de 50 kV-lijn (magneetveldzone) bevinden;
k. in de zone van 2 keer 1 7,5 m aan weerszijde van de 50 kV-lijn is alleen bebouwing toegestaan als de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en de leidingbeheerder vooraf wordt gehoord;
l. bodemsanering moet blijkens een bodemonderzoek niet noodzakelijk zijn of moet reeds hebben plaatsgevonden;
m. de uitvoerbaarheid van het plan dient te zijn aangetoond.
2.2 Provinciaal beleid
In het KWP is voor Ermelo een post opgenomen voor onder andere kleine initiatieven. Deze post voorziet ondermeer in middeldure eengezinswoningen en dure eengezinswoningen. Het gaat hier om een toevoeging van 1 woning. Hier is ruimte voor binnen het Kwalitatief woningbouwprogramma.
De beleidsmatige afweging heeft plaatsgevonden in het vigerende bestemmingsplan. Deze beleidskaders zijn nog actueel en derhalve wordt een beleidsmatige afweging in dit wijzigingsplan achterwege gelaten.
2.3 Gemeentelijk beleid
De beleidsmatige afweging heeft plaatsgevonden in het vigerende bestemmingsplan. Deze beleidskaders zijn nog actueel en derhalve wordt een beleidsmatige afweging in dit wijzigingsplan achterwege gelaten.
3.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening behoort een wijzigingsplan gepaart te gaan met relevante onderzoeken naar de aanvaardbaarheid en inpasbaarheid van het voorgenomen plan. Onderstaande paragrafen geven een korte weergave, de eigenlijke onderzoeken zijn als bijlage bij deze toelichting toegevoegd.
3.2 Waterhuishouding / watertoets
Algemeen
Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige
Keurzone en niet binnen zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan
heeft aangegeven. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Grondwater
Het plangebied ligt op de grens van grondwatertrap V, VI en VIIa. Er is in en om het gebied geen
grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie
Gelderland deze heeft gedefinieerd. Hemelwater wordt binnen het plangebied geïnfiltreerd. Er worden
geen uitlogende bouwmaterialen toegepast, zodat sprake is van afvoer van schoon hemelwater van
daken. Hiermee wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater
verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan, zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan
het grondwatersysteem verandert.
Oppervlaktewater
In de directe omgeving van het plangebied komt geen oppervlakte water voor. Door dit plan ontstaat
geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit plan heeft geen
nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Natuur
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen
nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
DWA en RWA
Het regenwater van daken en terreinverhardingen mag niet afgevoerd worden naar de riolering. Het
gemeentelijk beleid is erop gericht om bij nieuwe ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de
riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat hemelwater dat afkomstig is van daken en
verhardingen in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van
voldoende capaciteit op eigen terrein. Voor de vuilwaterafvoer van woningen wordt aangesloten op de
ter plaatse aanwezige drukriolering. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit om deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw te verwerken.
Procedures
Door de planvorming neemt het verhard oppervlak met minder dan 1.500 m2 toe. Het plangebied ligt
niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief
beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal
er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit
plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor
het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn
gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze
gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden
Aangezien het plan zich binenn stedelijk gebied bevindt, zal het zoals afgesproken wel in het kader van
vooroverleg aan Waterschap Veluwe worden voorgelegd. Eventueel benodigde vergunningen worden niet
met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten
worden.
3.3 Geluid
In het kader van het moederplan bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012 is een aktoetisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat het betreffende perceel niet gehinderd wordt door hogere geluidscontouren van zowel het spoor (Zwolle-Amersfoort) en van de wegen. Dit onderzoek is uitgevoerd in juli 2012, hierdoor is het aannemelijk dat de huidige situatie (februari 2015) geen sprake is van grote toename van geluid.
Figuur ..: Geluidcontouren cumulatie wegen en spoor
Het kaartje hierboven laat zien dat voor het betreffende perceel aan de Harderwijkerweg 201a (rood omlijnd) niet binnen hinderlijke geluidscontouren valt. In het onderzoek is een toetsing gedaan naar aspect geluid voor de noodwoningen in het plangebied. Harderwijkerweg 201a is ook in deze tabel op genomen. Hierbij wordt aangegeven geen nader onderzoek nodig is.
Voor het akoestisch onderzoek wordt u verwezen naar het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veldzicht 2012.
Geluid en trillingen bedrijven
Feitelijk gaat het hier om een bestaande noodwoning die op hetzelfde perceel maar op een andere plaats terug wordt gebouwd als reguliere woning. Rond het perceel komen geen bedrijven voor die van invloed zijn op de nieuw te bouwen woning. Andersom geldt hetzelfde. De nieuwe woning is geen belemmerend object voor bedrijven rond het perceel. Voorkomende bedrijven liggen op grotere afstand waarbij wederzijdse beïnvloeding niet voorkomt. Rond het perceel wordt overwegend gewoond. Op perceel 203c is geen bedrijfspand aanwezig. Dat betekent dat ook dit perceel niet als belemmerend kan worden gezien.
3.4 Archeologie
Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidskaart in een zone met de aanduiding “lage
archeologische verwachtingswaarde”. Voor (bouw)werken met een oppervlakte die groter is dan 2.500
m² en dieper dan 0,30 m onder het maaiveld de aarde verstoren is een archeologisch vooronderzoek
nodig. Aangezien het een woning met schuur betreft met een oppervlakte < 200 m² is voor deze geringe
ingreep geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. De trefkans is erg gering. Uiteraard dient men bij
het eventueel aantreffen van archeologische waarden/vondsten het bevoegd gezag (de gemeente) in
kennis te stellen.
3.5 Flora en fauna
Verschillende soorten planten, dieren worden beschermd in de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet
1998 beoogt vooral gevoelige gebieden te beschermen. Ten behoeve hiervan zijn, op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat geen van de beschermde dieren wordt verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. Ook mogen door een ruimtelijke ontwikkeling geen significante negatieve effecten plaatsvinden op beschermde gebieden.
Flora- en faunawet
Het betreft een plan waarbij de bestaande (nood)woning en mogelijk enige opstallen worden gesloopt en elders op het perceel een nieuwe woning wordt gerealiseerd.
De werkzaamheden vinden zoveel mogelijk plaats in de periode die voor eventueel aanwezige beschermde soorten de minste schade op zal leveren. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling.
Er zijn geen beschermde soorten gevonden of te verwachten, behoudens eventueel broedende vogels in het broedseizoen. Er zijn geen vleermuizen of verblijfplaatsen hiervan aangetroffen in het plangebied. Er is gezocht naar mogelijke inkruipopeningen en sporen. Deze zijn niet aangetroffen. Ook heeft het plan geen invloed op de foerageermogelijkheden van vleermuizen. Er zijn verder geen beschermde zoogdieren aangetroffen of te verwachten.
Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten. Voor aanvang van de werkzaamheden is het op basis van de huidig bekende gegevens niet noodzakelijk om een ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en Faunawet aan te vragen voor de soorten uit Bij het aantoonbaar uitvoeren van werkzaamheden volgens een door de Minister goedgekeurde Gedragscode Flora- en Faunawet hoeft geen vrijstelling te worden aangevraagd bij
de aanwezigheid van soorten uit Tabel 2 van de Flora- en Faunawet.
Er vindt door realisatie van het plan/uitvoering van de activiteiten dan geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van art. 11 Flora- en Faunawet.
Natuurbeschermingswet en EHS/GNN
Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen kan geconcludeerd worden dat de functiewijziging geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is de Veluwe (tevens EHS/GNN) en ligt op ruim 600m afstand. Daartussen zijn andere woningen, wegen en bedrijven gelegen. Het gebruik na planrealisatie is vrijwel gelijk aan de bestaande situatie.
Hiermee is een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig. Er zijn geen negatieve gevolgen te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 of de EHS. Aanvullend onderzoek is niet nodig.
Voorbehoud en zorgplicht
De voorliggende natuurtoets is gebaseerd op inventarisatiegegevens van derden, literatuuronderzoek en een verkennend terreinbezoek. Om de risico’s op verstoring van beschermde soorten (bijv. vogels) op het werkterrein te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten.
Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en faunawet).
Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het voorkómen van verontrusting of verstoring in de kwetsbare perioden zoals de broed-/voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.
De kwetsbare perioden kan per soortgroep verschillen. Als ‘veilige’ periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien een plangebied in die periode bouwrijp wordt gemaakt, geeft realisatie gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar meestal geen problemen.
Als bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, of kunnen bomen buiten het broedseizoen worden gekapt, zodat er geen vogels gaan broeden. Hierbij geldt overigens wel de algemene zorgplicht.
Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen). Het is mogelijk dat hiervoor formeel een ontheffing FF-wet nodig is.
Advies
1) Uitvoering van de werkzaamheden met eventuele risico’s voor soorten zo mogelijk laten plaatsvinden buiten de broedperiode. Overigens mogen eventuele vroege of late legsels niet worden verstoord. De beste tijd is dan tussen september en maart.
2) Bij uitvoering van de werkzaamheden altijd invulling geven aan de ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en Faunawet), wat inhoudt dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
3) Door het uitvoeren van bovenbedoelde maatregelen, wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet overtreden worden.
4) Er zijn geen negatieve gevolgen te verwachten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000 gebied Veluwe of op de EHS. Hiermee is nader onderzoek of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig.
Het natuur onderzoek is als bijlage 1 van dit wijzigingsplan opgenomen.
3.6 Luchtkwaliteit
De AmvB “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) behorende bij de “Wet luchtkwaliteit”, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. De bijdrage aan de luchtverontreiniging door een project staat centraal in het Besluit niet in betekenende mate (NIBM). De regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), geeft voor ondermeer woningbouwprojecten een getalsmatige invulling aan de NIBM-grens. Als een project binnen de – getalsmatige – begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarde nodig. Het project geldt automatisch als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Ook is dan geen luchtkwaliteitonderzoek nodig. Het aantal te bouwen woningen aan de Harderwijkerweg 201a te Ermelo valt ruimschoots onder deze - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM.
3.7 Bodem
Op 10 en 17 oktober 2014 heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv een verkennend bodem en asbestonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Harderwijkerweg 201-A te Ermelo
(gemeente Ermelo). Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen.
Het verkennend bodem – en asbestonderzoek is als bijlage 2 van dit wijzigingsplan opgenomen.
Verwachtingspatroon
De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Gelijktijdig met het
milieuhygiënisch onderzoek is een asbestonderzoek conform de NEN5707 uitgevoerd. Gezien de
bebouwing en de aanwezigheid van het pad is de locatie verdacht op het voorkomen van asbest.
Resultaten
De bovengrond bestaat overwegend uit donkerbruin, matig fijn zand. Daaronder bestaat de ondergrond overwegend uit lichtbruin, matig fijn zand. Tijdens de monstername bedroeg de grondwaterstand 200 cm-mv voor peilbuis 1. Tijdens de veldwerkzaamheden is gelet op het voorkomen van asbest. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Op zintuiglijke wijze is ter plaatse boring 4 van 0-70 cm-mv. stortmateriaal waargenomen.
Op basis van de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:
(a) de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is met PCB;
(b) de ondergrond licht verontreinigd is met Zink;
(c) het grondwater licht verontreinigd is met Barium.
(d) in het mengmonsters van de fijne fractie zijn geen gehalte aan asbest aangetroffen.
Het is bekend dat in de bodem zware metalen in fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke
bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke)
achtergrondwaarden.
De PCB verontreiniging is waarschijnlijk gerelateerd aan het agrarische gebruik van het terrein. De aangetroffen
waarde overschrijdt het criterium voor een nader onderzoek niet.
Slotconclusie en aanbevelingen
De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. De hypothese dat de
locatie asbestverdacht is dien verworpen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er ons inziens op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.
Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar
elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond
overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.
3.8 Externe veiligheid
Risicobronnen
De nieuw te bouwen woning ligt binnen het invloedsgebied van de Harderwijkerweg en van de buisleiding A-510.
Voor de Harderwijkerweg is er geen PR 10-6 contour aanwezig. Voor de buisleiding ligt het plaatsgebonden risico op de leiding. Het plaatsgebonden risico levert daardoor geen belemmeringen op.
Er wordt één (nood)woning gesloopt en één woning bijgebouwd. Hierdoor is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Het groepsrisico levert daardoor geen belemmeringen op.
Hoogspanningslijn
Ten zuiden van de locatie loopt een 50 kV hoogspanningslijn. De indicatieve magneetveldzone van deze lijn bedraagt 40 meter. De nieuw te bouwen woning wordt gerealiseerd binnen deze zone.
In 2005 heeft het toenmalige ministerie van VROM een beleidsadvies m.b.t. hoogspanningslijnen opgesteld. Het advies is om binnen de magneetveldzone geen of zo weinig mogelijk nieuwe gevoelige bestemmingen zoals woningen te realiseren. Het beste is om de woning buiten deze zone van 40 meter te realiseren. Wel is er hier echter sprake van het slopen van een woning en het bijbouwen van een nieuwe woning die verder weg ligt van de leiding. Het is daarom wel te motiveren de woning toe te staan binnen deze zone.
Conclusie
Het plan voor het realiseren van de woning aan de Harderwijkerweg 201alevert wat betreft het aspect externe veiligheid geen problemen op. Wel wordt de woning gebouwd binnen de magneetveldzone van een hoogspanningslijn. Het advies hierbij is om in principe geen nieuwe woningen binnen deze zone te realiseren. Dit is echter geen verplichting. Bovendien wordt er een woning gesloopt en ligt de nieuw te bouwen woning verder van de hoogspanningsleiding.
In het kader van de hoogspanningsleiding is het plan voorgelegd aan Reddyn, deze heeft een verklaring van geen bezwaar afgegeven (bijlage..)
Bedrijven: externe veiligheid
Harderwijkerweg 201a heeft zelf de beschikking over een propaantankje. Dat geldt ook voor Fokko Kortlanglaan 188. De eigen tank speelt geen rol. De tank van Fokko Kortlanglaan 188 ligt op voldoende afstand om belemmerend te kunnen zijn voor de plannen.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
Het plan bestaat uit een eenvoudige woning met bijgebouw. Een bestaand bijgebouw blijft behouden, de overige bebouwing wordt gesloopt. De woning komt buiten de zonering van de hoogspanningsleiding te liggen, het nieuwe bijgebouw wordt deels in de deze zone gebouwd.
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
5.1 Inleiding
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de
gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De regels van voorliggend bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs-, en slotregels.
5.2 Inleidende regels
In de inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). In artikel 2 worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden.
5.3 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels bevatten vier bestemmingen.
Ten zuidenwesten van de woning ligt de bestemming 'Tuin' (artikel 3). Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om gebouwen op te richten.
Het gedeelte waar de woning met bijgebouwen komen krijgt de bestemming 'Wonen' (artikel 4). De situering van de woning wordt vastgelegd door middel van een bouwblok. Met een aanduiding is het type woning aangegeven. Bijbehorende bouwwerken en bijgebouwen zijn toegestaan binnen de bestemming wonen en buiten het bouwblok.
De voor de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningverbinding (artikel 5) zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor een hoogspanningsverbinding, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd met de dubbelbestemming
Waarde - Archeologie L (artikel 6). Bouwwerken en werkzaamheden die meer dan 30 cm diep worden uitgevoerd zijn niet direct toegelaten. Ook geldt een oppervlaktemaat van 2.500 m2. Bouwwerken en werkzaamheden kunnen eventueel wel worden toegelaten via een omgevingsvergunning waarbij in ieder geval een Inventariserend Archeologisch Onderzoek moet worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt op eigen grond door en voor rekening en risico ontwikkeld van een particulier. De uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan heeft naast de onderzoeksaspecten echter ook betrekking op economische aspecten zoals planschade en grondexploitatiekosten. Het bouwplan valt onder de reikwijdte van de grondexploitatiewet, aangezien het oprichten van de woning een grondexploitatieplanplichtig bouwplan is zoals aangegeven in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) jo artikel 6.2.1. onder a. en b. Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro kan het college van burgemeester en wethouders besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het geval betreft als bedoeld in artikel 6.2.1a. van het Bro. In dit geval is er geen sprake van gemeentelijke kosten en betreft het dan ook een geval als bedoeld in artikel 6.2.1a. sub c. van het Bro.
De gemeente Ermelo is met de initiatiefnemer een anterieure exploitatieovereenkomst aangegaan, waarin een planschade-overeenkomst wordt opgenomen, het kostenverhaal wordt geregeld en eisen worden gesteld aan de locatie. Het plan heeft derhalve geen financiele gevolgen voor de gemeente. Het plan is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak en overleg
Het wijziginsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a. van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij behorende zienswijzen, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.
Het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken heeft zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen kenbaar gemaakt.