Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Wijzigingsplan Flevoweg ongenummerd
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.WPFlevowegong-0401
Hoofdstuk 1 Inleiding
 
1.1 Aanleiding
Al enige tijd is de gemeente Ermelo in overleg met camping De Haeghehorst aan de Fazantlaan 4 in Ermelo over uitbreiding van het recreatieterrein en aanleg van een nieuw parkeerterrein. In het bestemmingsplan Tonselse Veld 2014 wordt deze uitbreiding planologisch geregeld. Deze uitbreiding houdt in dat de bestemming van een stuk bos van de Veluwe wordt gewijzigd naar Recreatie en een deel krijgt de aanduiding Parkeren. Een deel van het bosgebied de Veluwe gaat hiermee verloren. Dit is alleen toegestaan als elders het bos wordt gecompenseerd. Deze boscompensatie is gevonden in natuurcompensatie op een aantal percelen aan de Flevoweg. Op deze percelen ligt een wijzigingsbevoegdheid voor het omzetten van de bestemming Agrarisch naar de bestemming Natuur. Met voorliggend plan wordt op een groot deel van deze percelen uitvoering gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid.
1.2 Ligging en begrenzing
Het plangebied ligt aan de Flevoweg in Ermelo. Het bevat een deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie D, nummer 1817. Onderstaande afbeelding geeft met blauwe arcering aan welke delen het betreft.
 
Afbeelding 1 Ligging plangebied
 
Op deze afbeelding is een smalle strook aan de westzijde anders gearceerd. Deze strook is in ontwikkeling tot natuurgebied en heeft al de bestemming Natuur. Deze strook is nog niet voor compensatie ingezet en wordt nu ingezet voor de boscompensatie van De Haeghehorst. Vandaar dat deze strook wel op de afbeelding is weergegeven, maar deze wordt niet meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.
1.3 Geldend bestemmingsplan
Het perceel waar de boscompensatie in de vorm van natuur plaatsvindt, ligt in het bestemmingsplan Agrarische Enclave en Speuld. Het perceel heeft de bestemming Agrarisch met natuur- en landschapswaarde. Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik en er mag zeer beperkt bebouwing worden opgericht. Verder heeft dit perceel de dubbelbestemming Waarde archeologie M: er is beperkt bebouwing toegestaan en ook voor werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden is een vergunning nodig. Verder heeft het plangebied de aanduidingen:
  • functieaanduiding Natuurwaarden 2: faunistische waarden;
  • functieaanduiding Natuurwaarden 3: hydrologisch beïnvloedingsgebied;
  • functieaanduiding Landschapswaarden 2: openheid van het landschap;
  • gebiedsaanduiding Natuurrand: zone ter bescherming van natuurgebied
  • gebiedsaanduiding Extensiveringsgebied: geen grotere oppervlakte van veestallen toegestaan, tenzij er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie;
  • gebiedsaanduiding Wijzigingsgebied 3: wijzigen van de bestemming naar bos en natuur ten behoeve van boscompensatie
Deze percelen kunnen agrarisch gebruikt worden. De overige aanduidingen geven echter al aan dat dit perceel veel natuur- en landschapswaarden heeft. Tevens kunnen deze gronden worden ingezet voor boscompensatie. Dat is wat met voorliggend wijzigingsplan wordt gedaan.
 
Afbeelding 2 Uitsnede bestemmingsplan Agrarische Enclave en Speuld
1.4 Werkwijze en opzet van toelichting
In hoofdstuk 2 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. De bestaande en toekomstige situatie van het plangebied wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt gegeven aan de financiële haalbaarheid, de milieutechnische randvoorwaarden en de planologische randvoorwaarden. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de regels. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan verantwoord.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Natuurbeschermingswet 1998
De uitbreiding van De Haeghehorst is gelegen in het Natura 2000-gebied de Veluwe. Het betreft dus een aantasting van dit natuurgebied. Hierdoor is een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) nodig. De provincie Gelderland heeft aangegeven positief tegenover deze vergunning te staan. In het kader van deze Nbw 1998 vergunning vindt op 15ha aan de Leuvenumseweg bosverbetering plaats. Dit houdt in dat op dat perceel een productiebos wordt omgevormd tot een inheems bos met een natuurfunctie. Hier zal geleidelijk een oud bos van Grove den met inheems loofhout ontstaan met een hoger aandeel natuurlijk (staand) dood hout. Hiervoor worden ook een paar paden afgesloten. Deze bosverbetering past binnen het daar geldende bestemmingsplan en is dus niet meegenomen in dit wijzigingsplan.
2.1.2 Boswet
In Nederland wordt het bos beschermd door de Boswet. Het doel van de Boswet is de instandhouding van het Nederlandse bos. In het kort gezegd geeft de Boswet aan dat wat bos is, moet bos blijven. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als het niet op dezelfde plaats kan, dan elders (compensatie). Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
Voor de uitbreiding van De Haeghehorst en de aanleg van het parkeerterrein, gaat 34.157 m2 bos verloren. Hiervoor moet 4,44 ha bos gecompenseerd worden (34.157 m2 x 130%). Deze compensatie kan niet op dezelfde locatie worden terug geplant. Daarom is een locatie elders gezocht. Deze is gevonden aan de Flevoweg. Voorliggend plan betreft een uitvoering van de Boswet.
2.1.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een nieuwe structuurvisie opgesteld Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) “Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig”. Het bijbehorende Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro / Amvb Ruimte) is in werking getreden op 17 december 2011. 
 
Deze structuurvisie heeft betrekking op de ruimtelijke hoofdstructuur en het mobiliteitsbeleid voor Nederland. Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van de provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. Nederland heeft de ambitie om in 2040 nog steeds een natuurnetwerk te hebben dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Voorliggend plan wordt opgesteld ter versterking van het natuurgebied de Veluwe.
2.1.4 Visie erfgoed en ruimte
In de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Om dit te bewerkstelligen is op 1 januari 2012 artikel 3.1.6, vierde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Deze wijziging verplicht gemeenten om het aspect cultureel erfgoed expliciet mee te wegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Met voorliggend plan worden alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde of kleine bouwwerken zoals schuilgelegenheden toegestaan. Het plangebied behoudt aanduiding de Waarde archeologie M. Hiermee wordt voorkomen dat eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. In het plangebied is geen zichtbaar cultureel erfgoed aanwezig dat met voorliggend plan verloren gaat.
   
2.2 Provinciaal beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 18 oktober 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland in werking getreden. In de Omgevingsvisie staan de hooflijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De regio Noord-Veluwe staat voor de volgende opgave:
  • economische ontwikkeling is de motor van de regio: versterking van de recreatieve en toeristische sector, innovatie in het bedrijfsleven, vasthouden en versterken van zorgondernemers, een toekomstbestendige agrarische sector;
  • behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten: natuur, landschappen, water, gemeenschappen, steden en dorpen;
  • verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap;
  • ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven.
Het plangebied is in de Omgevingsvisie aangewezen als Groene ontwikkelingszone. De overige aanduidingen in het plangebied zijn opgenomen voor bescherming van deze Groene ontwikkelingszone. Voorliggend plan gaat over de boscompensatie van de ontwikkeling bij De Haeghehorst. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. In de Groene ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:
  • de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
  • ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
  • kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
  • beschermen van bos;
  • specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.
Met voorliggend plan wordt de Groene ontwikkelingszone ingezet voor versterking van het Gelders Natuurnetwerk. Er worden namelijk twee natuurgebieden (Ermelose Heide en Leemputten/Houtdorper-en Speulderveld) met elkaar verbonden.
2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
De regels bij de omgevingsvisie zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening. Ook de omgevingsverordening is op 18 oktober 2014 in werking getreden. In de omgevingsverordening is het plangebied aangewezen als Groene ontwikkelingszone, verwevingsgebied - niet grondgebonden veehouderij en tijdelijk verbod glastuinbouw.
 
In het plangebied zijn in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Vanwege de aanwijzing van verwevingsgebied en tijdelijk verbod glastuinbouw, zijn nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven en glastuinbouwbedrijven zeker niet toegestaan.
Deze regels zijn met name opgesteld om de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied te beschermen. Met voorliggend plan worden deze kwaliteiten versterkt. Hiermee wordt voldaan aan de provinciale Omgevingsverordening en Omgevingsvisie.
2.2.3 De Boswet in Gelderland
Hoe de provincie Gelderland omgaat met de uitvoering van de Boswet staat beschreven in de beleidslijn 'De Boswet in Gelderland'. In het kader van deze beleidslijn, moet het bos dat aan de Fazantlaan wordt gekapt met factor 1,3 worden gecompenseerd (komt neer op 4,44 ha boscompensatie). De boscompensatie kan worden gevonden in aanplant van bos of aanleg van natuur. Bij voorliggend plan wordt de compensatie gevonden in aanleg van natuur. Het plangebied heeft het kenmerk openheid, daardoor is het niet wenselijk om hier bos aan te planten. Voorliggend plan is een uitvoering van de beleidslijn De Boswet in Gelderland. De provincie heeft aangegeven akkoord te zijn met voorliggend plan.
2.3 Gemeentelijk beleid
2.3.1 Structuurvisie
De Structuurvisie gemeente Ermelo 2025 met als ondertitel 'Ontwikkeling vanuit identiteit' is vastgesteld op 1 maart 2012. De structuurvisie bevat een nieuw ruimtelijk perspectief met een integrale ontwikkelingsvisie voor Ermelo. Het toekomstperspectief is in de structuurvisie uitgewerkt naar de verschillende speerpunten zoals omgeving, zorg en recreatie en toerisme.
Ermelo heeft een veelkleurig en divers buitengebied. De veelheid aan functies en gebruik zijn een kwaliteit en zorgen voor een levendig en aantrekkelijk buitengebied. De natuurwaarden aan de oostzijde zijn unieke kwaliteiten en bepalen de functies en gebruiksmogelijkheden. Hoe dichter bij de natuur, hoe meer de functies en het gebruik van gebieden in lijn zijn met de natuurwaarden. Met voorliggend plan wordt natuur naast bestaand natuur mogelijk gemaakt. Natuurgebied de Veluwe wordt hiermee versterkt.
  
2.3.2 Langetermijnvisie heideterreinen Ermelo
De langetermijnvisie heideterreinen Ermelo beschrijft de ecologische, archeologische, cultuurhistorische en recreatieve waarden van de heideterreinen. Het rapport betreft de langetermijnvisie voor de heideterreinen van de gemeente. In deze visie is het als kans opgenomen om verbindingen te creeren tussen heidegebieden. Met de aanleg van een verbinding tussen de Ermelosche Heide en het Houtdorper- en Speulderveld kan meerwaarde worden gecreerd voor bijvoorbeeld de Zandhagedis, Levenbarende hagedis, Heivlinder en Heideblauwtje. Voorliggend plan betreft een onderdeel van deze verbinding tussen de heidegebieden. Voorliggend plan werkt mee aan een versterking van de heideterreinen en overige omliggende natuur. Onderstaande afbeelding geeft de heideterreinen van de gemeente Ermelo weer en de ligging van het plangebied.
Hoofdstuk 3 Bestaande en toekomstige situatie plangebied
3.1 Huidige situatie
Het plangebied wordt nu gebruikt als agrarisch akkerland. De percelen zijn in eigendom van de gemeente en worden (kortdurig) verpacht aan agrariërs. De percelen grenzen aan de zuidzijde aan de Flevoweg, aan de noorzijde aan agrarisch gebied en aan de overige zijden ligt het nabij natuurgebied en deels agrarisch gebied. 
 
Afbeelding 3 huidige situatie plangebied
3.2 Toekomstige situatie
Door adviesbureau Eelerwoude is onderzoek gedaan naar de meest geschikte inrichting van het perceel naast het plangebied (zie blauw gearceerd op afbeelding 3). De uitkomsten zijn verwoord in het Natuurinrichtingsplan Ermelo, Omvorming landbouwperceel Flevoweg, Ermelo. Dit onderzoek is gedaan voor het naastgelegen perceel. Maar omdat het plangebied dezelfde kenmerken heeft als dat gebied, kan het onderzoek en de uitkomsten ook op het plangebied van toepassing worden verklaard.
   
Het gebied kenmerkt zich door het open landschap (vroegere heide). Dit kenmerkende open landschap wil de gemeente behouden. Dit pleit ervoor om het gebied niet in te planten met bos. Bosontwikkeling op voormalige landbouwgronden verloopt ook niet altijd even goed. Ook hierdoor is het niet wenselijk om in het plangebied bos aan te planten.
 
In het onderzoek zijn meerdere scenario's onderzocht. Voor het plangebied is gekozen voor het scenario van een bloemrijk grasland. De ontwikkeling van een bloemrijk grasland in de vorm van een bloemenmengsel kan bijdragen aan de voedselvoorziening van bijen op lokaal niveau. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de verontrustende berichten in de media over bijensterfte. Het ontbreken van bloeiende planten in het landelijk gebied blijkt namelijk een van de redenen van de bijensterfte te zijn. Door het plangebied in te zaaien als bloemrijk grasland, wordt dit gebied weer aantrekkelijker voor bijen.
Daarnaast is een bloemenweide een nectarbron voor vele andere insecten zoals vlinders en zweefvliegen. Doordat het gebied niet meer agrarisch gebruikt wordt, wordt het ook toegankelijk voor andere flora en fauna en kan het gebied dienen als een verbinding tussen de heideterreinen en andere natuurgebieden.
 
Visueel blijft het landschap een open karakter houden en voor recreanten is het een zeer aantrekkelijk beeld. De houtsingel aan het noorden van het plangebied wordt versterkt en geeft beschutting aan het perceel.
 
De provincie heeft dit plan gezien en beoordeeld en is akkoord met deze invulling van natuur voor de boscompensatie.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieuaspecten
 
4.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en de ruimtelijke ordening.
4.1.2 Bodem
Als een gevoelige functie op een perceel wordt mogelijk gemaakt, moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging. Met een gevoelige functie wordt bedoelt, een functie waar mensen gedurende langere tijd verblijven. Met voorliggend plan wordt natuur mogelijk gemaakt. Dit is geen gevoelige functie waarvoor bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.
In het kader van het inrichtingsplan is wel onderzoek gedaan naar de gesteldheid van de bodem om te kunnen bepalen voor welke beplanting het plangebied het meest geschikt is. Daaruit is naar voren gekomen dat een bloemrijk grasland de meest geschikte invulling is voor het plangebied.
4.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan: het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Voorliggend plan maakt een natuurgebied mogelijk. De agrarische bouwpercelen die het dichtst bij het plangebied zijn gelegen, liggen nog steeds op een ruime afstand (minimaal 230 meter). Andere natuurgebieden liggen dichter bij deze bouwblokken. Overige bouwblokken zijn woonbestemmingen. De ontwikkeling van natuur in het plangebied, zorgt niet voor belemmering van omliggende bedrijven.
4.1.4 Geluidhinder
Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. Hierbij dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid. Wegverkeerslawaai, spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai.
Met voorliggend plan wordt een natuurgebied mogelijk gemaakt. Dit is geen geluidgevoelige functie in de zin van de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Met dit bestemmingsplan wordt ook geen functie mogelijk gemaakt waarbij geluid wordt geproduceerd. Voorliggend plan zorgt dan ook niet voor extra geluidbelasting op omliggende gevoelige functies. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waar aan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
  • Het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • De luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • Het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • De ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekende mate bijdragen
In de ‘Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is “niet in betekende mate” als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:       
  • Woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • Woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 nieuwe woningen en twee ontsluitingswegen;
  • Kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • Kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Met voorliggend plan worden geen woningen of kantoren mogelijk gemaakt. Alleen natuurgebied. Dit plan draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.1.6 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende soorten bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (zoals een chemische fabriek en lpg-tankstation) en de mobiele bronnen (zoals een tankwagen en gasleiding). In het kader van externe veiligheid wordt gekeken naar de afstand van risicobronnen en (beperkt)kwetsbare objecten (zoals woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen). Deze (beperkt)kwetsbare objecten zijn niet of nauwelijks toegestaan in de invloedsgebieden van de risicobronnen.
De Flevoweg is aangegeven als risicobron vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen. Met voorliggend plan wordt geen (beperkt)kwetsbare functie mogelijk gemaakt. Er komen met de uitvoering van dit plan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bij in het invloedsgebied van de Flevoweg. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.2 Waterhuishouding
Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een
waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden
met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient
uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de
waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
De ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan hebben geen of nauwelijks gevolgen voor het watersysteem. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde A-wateren), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Ook wordt er niet meer dan 1500m² verhard oppervlak aangelegd. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Waterschap Vallei en Veluwe heeft voor ontwikkelingen waar geen of nauwelijks een waterbelang bestaat een standaard waterparagraaf opgesteld.
Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen gelden de volgende algemene uitgangspunten:
 
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
 
Nationaal Waterplan
De hoofddoelstelling voor waterbeheer in Nederland is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP): Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Het Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.
 
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen. Daarbij zijn De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' en' schoonhouden, scheiden en zuiveren' belangrijke uitgangspunten.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
 
Waterplan provincie Gelderland
In het Provinciaal Waterplan 2010-2015 staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. Vanwege de Europese Kaderrichtlijn Water is voor bepaalde oppervlaktewateren vastgelegd of het een kunstmatig of sterk veranderd oppervlaktewater is. Ook zijn voor die oppervlaktewateren ecologische doelen geformuleerd. Voor verbetering van de grondwaterkwaliteit zijn maatregelen opgenomen.
 
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven, hebben besloten maatregelen voor een doelmatiger waterbeheer overeen
te komen in dit Bestuursakkoord Water. Het waterschap gaat zich inzetten voor een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en de waterketen. Het doel is om de kwaliteit van het beheer te vergroten tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De burger laten zien wat wordt bereikt en transparant zijn over de kosten.
Dat doen de partijen vanuit eigen verantwoordelijkheden waarbij we de expertise en deskundigheid met elkaar delen.
 
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 heeft het waterschap Vallei en Veluwe (of diens rechtsvoorgangers) ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
 
Keur Waterschap Vallei en Veluwe
Op 1 januari 2014 is de nieuwe Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe in werking getreden. Het waterschap stelt deze regels vast ter behartiging van de waterschapstaak en het bereiken van de doelstelling zoals genoemd in artikel 2.1 van de Waterwet. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst.
 
Binnen het plangebied loopt van zuid naar noord de Zijbeek van 't Speuld welke door het Waterschap als A-water in de legger is opgenomen. Op het A-water en vijf meter aan weerszijden van de beek is de Keur van het Waterschap van toepassing. Op grond van de Keur is het planten van bomen langs de beek vergunningplichtig. Bij het beoordelen van de vergunning gelden de beleidsregels behorende bij de Keur. De beek wordt door het Waterschap onderhouden met rijdend materieel. Hiervoor is een onderhoudspad van vijf meter aan de oostzijde nodig, welke vrij dient te blijven van obstakels en bereikbaar dient te zijn. Het planten van bomen is in deze strook niet toegestaan. Aan de westzijde dient 2 meter afstand bewaard te blijven om de stabiliteit van de oevers niet in gevaar te brengen. Overige wateren in het gebied dienen in stand gehouden te worden ten behoeve van de plaatselijke waterhuishouding. Het dempen of verleggen van de beken is vergunningplichtig op grond van de Keur van het Waterschap.  
 
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het hiervoor beschreven beleid.
4.3 Natuurwaarden
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie. Met voorliggend plan worden natuurwaarden aan het plangebied toegevoegd. Dit plan wordt uitgevoerd in het kader van de Boswet. Omdat elders bos verdwijnt, wordt in het plangebied ter compensatie nieuwe natuur aangelegd. Voorliggend plan zorgt niet voor aantasting van natuurwaarden. Het zorgt ter plaatse van het plangebied voor een versterking van de natuurwaarden. Over het hele plan gezien, zorgt het ervoor dat andere ontwikkelingen niet zorgen voor een verslechtering van de natuurwaarden.
4.4 Cultuurhistorie en archeologie
Het plangebied wordt nu gebruikt voor agrarische doeleinden. Het plangebied is niet bebouwd, er staat dan ook geen bebouwing met cultuurhistorische waarden. Met de nieuwe inrichting wordt het plangebied ingezaaid met bloemrijk grasland. De bodem wordt niet dieper geroerd dan tijdens het agrarisch gebruik is gebeurd. De dubbelbestemming Waarde Archeologie M blijft op het plangebied liggen. Voorliggend plan heeft geen negatieve gevolgen voor de archeologie.
4.5 Verkeer en vervoer
Met het agrarische gebruik rijden landbouwvoertuigen van en naar het plangebied. Als het plangebied wordt omgezet naar natuurdoelen, dan komen er geen landbouwvoertuigen meer op de percelen. Dit zorgt voor een kleine vermindering van verkeer van en naar het plangebied via de Flevoweg.
Voorliggend plan zorgt voor een geringe verbetering voor wat betreft verkeer en vervoer.
4.6 Financieel-economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt op gronden van de gemeente uitgevoerd. Op deze gronden liggen nu pachtovereenkomsten. Die overeenkomsten lopen af en daarna worden de gronden niet meer verpacht. Dit betekent dat we minder inkomsten hebben op deze gronden. Echter aan de Fazantlaan wordt gemeentegrond die nu niet wordt verpacht in de toekomst verpacht aan De Haeghehorst. Daar zitten weer inkomsten aan vast. In die pacht, wordt het verlies aan de Flevoweg verrekend.
Voorliggend plan betreft geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan is daardoor niet noodzakelijk. De leges voor dit wijzigingsplan worden verrekend in de pachtovereenkomst voor de Fazantlaan. Het plan is economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet
5.1 Inleiding
De regels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De regels van voorliggend bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs-, en slotregels.
5.2 Inleidende regels
In de inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). In artikel 2 worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden. 
5.3 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels bevat de bestemming Natuur (artikel 3) en de aanduiding Ontsluiting. De regels voor de bestemming Natuur worden overgenomen uit het moederplan Agrarische Enclave en Speuld. In het plangebied ligt de inrit voor de woning aan de Garderenseweg 26. Dit pad krijgt de aanduiding 'Ontsluiting'. Naast de bestemming Natuur, krijgt het plangebied ook de dubbelbestemming Waarde Archeologie M (artikel 4). Met deze dubbelbestemming wordt voorkomen dat eventueel aanwezige archeologische waarden worden aangetast.
5.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels
In artikel 5 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, niet nogmaals meegeteld kunnen worden. Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken. Ter verduidelijking hiervan wordt in artikel 6 een aantal activiteiten expliciet genoemd. In artikel 7 staan algemene afwijkingsregels. De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 8). Tenslotte bevat het plan een slotregel (artikel 9).
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloop de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6, lid 2, sub a. van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure met de daarbij behorende zienswijzen c.q. de beroepsprocedure, worden belanghebbenden betrokken bij het plan.
In eerste instantie wordt het ontwerpwijzigingsbesluit met met het ontwerpwijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder een zienswijze naar voren brengen. Wanneer geen zienswijzen worden ingediend, wordt het wijzigingsplan ongewijzigd door het college vastgesteld. Wanneer wel zienswijzen worden ingediend worden deze voorzien van een gemeentelijke reactie. Vervolgens kan het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd, worden vastgesteld.
 
6.1 Zienswijze
Het ontwerpwijzigingsplan Flevoweg ongenummerd heeft van 10 december 2015 tot en met 20 januari 2016 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de gelegenheid gehad om bij het college van burgemeester en wethouders een zienswijze naar voren te brengen omtrent het wijzigingsplan. Tijdens deze periode zijn er drie zienswijzen ingediend door:
- Buurtvereniging "Speuld en omstreken", namens enkele leden;
- De heer W. Bakker;
- De heer J. Bakker.
 
De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een beoordeling in de Nota van zienswijzen, welke als Bijlage 1 is toegevoegd bij deze toelichting. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. Het bestemmingsplan wordt ongewijzigd vastgesteld.
6.1.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Beluit ruimtelijke ordening
In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het plan toegezonden aan het Waterschap Veluwe en de provincie Gelderland. Daarnaast is het plan niet van betekenis voor de buurgemeenten en blijft toezending aan die bestuursorganen achterwege. 
6.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Beluit ruimtelijke ordening
Het wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de provincie Gelderland en Waterschap Vallei en Veluwe. Zij hebben geen opmerkingen over het plan.