Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1.1 plan
het Wijzigingsplan Flevoweg natuurcompensatie met identificatienummer NL.IMRO.0233.WPFlevowegong-0401 van de gemeente Ermelo;
Artikel 1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
Artikel 1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwing van deze gronden;
Artikel 1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
Artikel 1.5 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
Artikel 1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Artikel 1.7 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat legaal bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
Artikel 1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
Artikel 1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Artikel 1.10 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
Artikel 1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
Artikel 1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
Artikel 1.13 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
Artikel 1.14 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
Artikel 1.15 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting
uitdrukkelijk is uitgesloten;
Artikel 1.16 extensieve dagrecreatie
vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
Artikel 1.17 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;
Artikel 1.18 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
Artikel 1.19 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is;
Artikel 1.20 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
Artikel 1.21 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en
biologische elementen voorkomende in dat gebied;
Artikel 1.22 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
Artikel 1.23 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
Artikel 1.24 peil
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
Artikel 2 Wijze van meten
Artikel 2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Artikel 2.1.1 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden
opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met
uitzondering van parkeerkelders;
Artikel 2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Artikel 2.1.3 de breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
Artikel 2.1.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Artikel 2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Artikel 2.1.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Artikel 2.1.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;
Artikel 2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Artikel 2.1.9 het bebouwingspercentage
de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten;
Artikel 2.1.10 de vloeroppervlakte
tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten;
Artikel 2.1.11 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Artikel 2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
- instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- instandhouding van aldaar voorkomende zandwegen;
- ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens de ontsluiting van de nabijgelegen woning;
- extensief recreatief gebruik voorzover de onder a t/m d bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
- ruiter-, fiets- en voetpaden.
3.2 Bouwregels
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat de hoogte maximaal 3 m bedraagt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen onder de voorwaarden dat:
- de noodzaak daarvan is aangetoond en dat in de in lid 3.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
- de oppervlakte van een gebouw maximaal 30 m2 mag bedragen;
- de goothoogte maximaal 2,5 m mag bedragen.
Artikel 4 Waarde Archeologie M
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie M' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie M' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd voor zover:
- het nieuwe gebouw groter is dan 250 m2, en
- daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemming, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
- het scheuren van grasland.
Artikel 4.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 4.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 is nodig voor:
- werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 250 m2 worden geroerd;
- werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3m worden geroerd;
- werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
- werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
Artikel 4.4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie M, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 6.1 Stort-/opslagplaats
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Artikel 7.1 Overige zone- water
Artikel 7.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Overige zone- water' aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming van:
a. watergangen;
b. waterhuishouding;
c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 15 m2 en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;
Artikel 8.2 Afwegingskader
De in artikel 7 lid 1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale en/of externe veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Artikel 9.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Artikel 9.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in
artikel 9 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 9 lid 1.1 met maximaal 10%.
Artikel 9.1.3 Uitzondering
artikel 9 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 9.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 9.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Artikel 9.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 9 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Artikel 9.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 9 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 9.2.4 Uitzondering
artikel 9 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wijzigingsplan Flevoweg ongenummerd natuurcompensatie.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 26 januari 2016.