direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Verspreide woningen cluster Horst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De woningen aan de Kawoepersteeg 18, 20 en 24, de Horsterweg 143 en de Oude Nijkerkerweg 65 hebben om uiteenlopende redenen een recreatiebestemming in het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen'. De woningen zijn daarmee bestemd als bedrijfswoningen, maar zijn van origine of inmiddels alleen in gebruik voor reguliere bewoning, zonder functionele relatie met het naastgelegen en al dan niet voormalige verblijfsrecreatieterrein. De wens is daarom om voor deze woningen het bestemmingsplan te wijzigen en daarmee te voorzien in een reguliere woonfunctie. De bedrijfswoningen worden burgerwoningen. Hiervoor is een nieuw bestemmingsplan nodig. Daarnaast is de eigenaar van de Kawoepersteeg 18 voornemens zijn vrijstaande, verouderde woning te herbouwen. Voor de gewenste goot- en bouwhoogte van de nieuw te bouwen woning is ook een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.2 Ligging en begrenzing

De genoemde adressen zijn gelegen in het buitengebied van Ermelo. De dorpskern is op circa 1,5 kilometer ten oosten van het perceel gelegen. De Kawoepersteeg 18 en 20 staan kadastraal bekend als gemeente Ermelo, sectie I, nummer 4418. De Kawoepersteeg 24 staat kadastraal bekend als gemeente Ermelo, sectie I, nummer 5296. De Horsterweg 143 staat kadastraal bekend als gemeente Ermelo, sectie I, nummer 5579. Tot slot staat de Oude Nijkerkerweg 65 kadastraal bekend als gemeente Ermelo, sectie G, nummer 3282.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401_0001.jpg"

Globale ligging van de percelen in de omgeving

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door de genoemde percelen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen', vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juli 2013. Daarnaast geldt ter plaatse van de Kawoepersteeg 18 en 20 nog het 'Facet bestemmingsplan Recreatieterreinen permanente bewoning', vastgesteld door de gemeenteraad op 28 november 2013.

Voor elk deel van het plangebied geldt de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor recreatiebedrijven. Per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning toegestaan. Deze aanduiding geldt ter plaatse van de Kawoepersteeg 24, de Horsterweg 143 en de Oude Nijkerkerweg 65. Verder geldt voor het hele plangebied de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoge dichtheid'. Hiermee is geregeld dat per bouwvlak het totale aantal recreatiewoningen, stacaravans, standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen en trekkershutten zoveel mag bedragen dat de daarvoor vereiste terreinbehoefte niet overschreden wordt.

Verder geldt voor het plangebied, op de Kawoepersteeg 18 en 20 en de Oude Nijkerkerweg 65 na, nog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m, te rekenen vanaf het maaiveld, in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 100 m2 bedraagt.

Met het 'Facet bestemmingsplan Recreatieterreinen permanente bewoning' is aan de Kawoepersteeg 18 en 20 de aanduiding 'overige zone - permanente bewoning' toegekend. Hiermee is permanente bewoning toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401_0002.jpg"

Uitsnede plankaart met de deelplangebieden globaal in rood omkaderd

Binnen het geldende bestemmingsplan is het niet mogelijk om de functiewijzigingen te realiseren. Er is er geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Derhalve is een nieuw bestemmingsplan nodig voor het planvoornemen. Daarnaast wil de initiatiefnemer van de Kawoepersteeg 18 een nieuwe, vervangende woning bouwen. De wens is om een gelijke goot- en bouwhoogte te hanteren. Ook daarvoor is een nieuw bestemmingsplan nodig. Verder wil hij graag, gedurende de bouw van de nieuwe woning, blijven wonen in de bestaande woning. De bestaande woning zal daarna gesloopt worden.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze onderbouwing wordt ingegaan op het relevante beleidskader. In het derde hoofdstuk wordt de huidige en nieuwe situatie beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid aangetoond. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet en in het laatste hoofdstuk wordt afgesloten met inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het beleidskader van de omgeving van het plangebied.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorzieningen;
  • buisleidingen van nationaal belang van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

Toetsing

Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

2.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt sinds 1 juli 2017 als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De 'nieuwe ladder' vergt niet meer dat de 'actuele regionale behoefte' wordt beschreven, volstaan kan worden met de 'behoefte'. Relevant is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie (zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zaaknummer 201608869/1 d.d. 28 juni 2017) dat er 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd. Voor 'wonen' is het daarom de lijn, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging van vijf voormalige bedrijfswoningen en de herbouw van één van die woningen. Daarmee is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.

Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:

  • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
  • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.

De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:

  • initiatieven koesteren als kans;
  • niet vooraf ontwikkelingen uitsluiten;
  • mogelijkheden zoeken.

Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:

  • kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes;
  • ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie;
  • daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied.

Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.

De Gelderse regio's kregen met het Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest voor een andere rol. Zij vraagt geen apart beleidskader om door de provincie vast te stellen, maar juicht toe dat hierover beleid en afspraken in regionaal verband zijn gemaakt of verder worden gemaakt. De provincie draagt graag bij aan de evaluatie van dit beleid. Het voortouw ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben hun beleid op regionaal niveau afgestemd.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in functiewijzigingen van bestaande bebouwing en de realisatie van een vervangende woning. Het plangebied is reeds landschappelijk ingepast. Daarnaast worden er extra natuurmaatregelen toegepast. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.3.3.5.

Onderhavig plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Gelderland.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 31 maart 2021 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.

Wonen

Artikel 2.2 bepaalt over nieuwe woningen het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
  • 2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
    • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    • b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
    • c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
    • d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Toetsing

Ermelo valt onder de regionale woonagenda 'Samenwerking Noord-Veluwe'

De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten werkten in 2018 en 2019 samen in de Samenwerking Noord-Veluwe (SNV). In die periode is een regionale woonagenda opgesteld: de Regionale woonagenda 2019-2022. In deze agenda worden de opgaven en uitdagingen bepaald die de partners in de komende periode willen oppakken, waaronder het maken van afspraken over regionale en gemeentelijke woningbouwaantallen en het nader in beeld brengen van de kwalitatieve woningbouwbehoefte. Wel wordt in de woonagenda geconstateerd dat er een oplopend tekort is aan woningen en dat elke doelgroep graag een nieuwe woning wil. De woningbouw blijft fors achter bij de behoefte.

Dit plan voorziet echter alleen in een vervangende, nieuwe woning. Daarmee is dit plan niet in strijd met artikel 2.2.

Water en Milieu

Op de kaart 'water en milieu' is het plangebied gelegen in een intrekgebied. Artikel 2.38 bepaalt hieronder het volgende:

Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet niet in de winning van fossiele energie.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Toekomstvisie op de verblijfsrecreatie

Ermelo wil de verblijfsrecreatie sterker maken. Dus de vakantieparken met bungalows, chalets, stacaravans en/of kampeerplaatsen. Dit is nodig omdat deze sector onder druk staat. De vakantieparken zijn heel verschillend. En het aanbod sluit niet meer goed aan bij de vraag van de klant. Samen zoeken gemeente en recreatieondernemers naar de mogelijkheden om de verblijfsrecreatie sterker te maken.

Dicht tegen de kern van Horst liggen 14 recreatieparken aan elkaar geschakeld. In april 2018 is het startschot gegeven om het recreatiecluster Horst aan te pakken. Dit is een deeluitwerking van de in 2016 vastgestelde Toekomstvisie op de verblijfsrecreatie’. Hierin staat waar de gemeente samen met recreatieondernemers de verblijfsrecreatie wil verbeteren. En waar te veranderen naar andere functies zoals wonen als verblijfsrecreatie weinig tot geen toekomst meer heeft.

Gewenste toekomstige beeld

De meeste parken in dit gebied hebben qua opbouw en aanbod niet of nauwelijks waarde voor de toekomst binnen de recreatiesector. Er liggen kansen voor een langzame overgang naar andere functies. Een pluspunt van het gebied is dat deze aantrekkelijk ligt. In het open landschap en de goede verbindingen langs historische routes.

De gemeente ziet mogelijkheden voor bijvoorbeeld ideeën op het gebied van wonen en zorg, ouderen, nieuwe landgoederen en andere toeristische en (dag)recreatieve ideeën. Samen met gebiedseigenaren, parkondernemers, de vereniging van eigenaren en anderen is gesproken over de toekomst van hun parken en het gebied. Uit dit onderzoek blijkt dat er grofweg drie richtingen om te ontwikkelen zijn:

  • Recreatiepark voor tweede woning (situatie van nu)
  • Woonpark (recreatiepark in huidige vorm maar met woonbestemming)
  • Herstructurering (zorgen voor van totaal nieuw woonmilieu en structuur)

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging naar regulier wonen.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming met de toekomstvisie.

2.3.2 Omgevingsvisie herontwikkeling recreatiecluster Horst

De Omgevingsvisie herontwikkeling recreatiecluster Horst is vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juli 2020. De nieuwe omgevingsvisie voor cluster Horst biedt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt in de visie is het huidige karakter van het gebied te behouden. Belangrijke thema’s zoals groen, rust en ruimte, het verbeteren van de infrastructuur en een kwaliteitsimpuls van het gebied zijn in de visie opgenomen.

Met de herontwikkeling van het recreatiegebied wordt er een kwaliteitsslag nagestreefd op verschillende schaalniveaus: van de huisjes, van de parken en voor het hele gebied. Voor dit plan is alleen het hele gebied relevant, aangezien in het plangebied geen vakantieparken meer aanwezig zullen zijn.

Om de gebiedsopgave op te pakken is er een aantal hoofduitgangspunten geformuleerd, dat als basis dient voor de gehele transformatie en zijn vertaald in uitgangspunten op de verschillende schaalniveaus:

  • 1. Behouden/versterken groen (boskarakter gebied, recreatieve routes begeleiden, verblijfsgebied)
  • 2. Behouden rust en ruimte (extensieve dichtheid en geen doorgaande verkeersroutes)
  • 3. Betere infrastructuur (auto, fiets, voetgangersnetwerk en ondergrondse infra) en veilige aansluitingen
  • 4. Mix en goede balans van woonfuncties (aansluiten behoefte, mix doelgroepen)
  • 5. Kwaliteitsslag parken (veiligheid, uitstraling, duurzaam)
  • 6. Vitaal en economisch aantrekkelijk ondernemerschap (opbrengsten in balans met kosten)

Toetsing

In het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' is het plangebied niet passend bestemd. Hoewel wel zo bestemd, doen de woningen geen dienst meer als bedrijfswoning bij het naastgelegen verblijfsrecreatieterrein. Van een bedrijfsmatige exploitatie is op die terreinen geen sprake meer en voor een deel van de terreinen wordt (via een ander bestemmingsplan) voorzien in omzetting naar woning. Dit plan voorziet daarom in een functiewijziging waarbij het plangebied een woonfunctie krijgt, conform de feitelijke situatie. Daarnaast wordt de woning aan de Kawoepersteeg 18 herbouwd. Bij deze ontwikkeling zal het groen, de rust en ruimte behouden blijven.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming de Omgevingsvisie herontwikkeling recreatiecluster Horst.

2.3.3 Omgevingsvisie Ermelo

De Omgevingsvisie Ermelo is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2022. De omgevingsvisie geeft de ontwikkelingsrichting van Ermelo op hoofdlijnen. Het plangebied is gelegen in het deelgebied 'Buitengebied west'. Op deze kaart ligt het plangebied in het recreatiecluster Horst. Hier liggen kansen voor een geleidelijke overgang naar andere functies, zoals concepten op het gebied van wonen en zorg, ouderen, nieuwe landgoederen en andere toeristische en (dag)recreatieve voorzieningen. Illegale bewoning wordt op alle recreatieparken tegengegaan.

Verder is over wonen het volgende beschreven in de omgevingsvisie:

Ermelo werkt samen met de bewoners en partners aan leefbare, toekomstbestendige wijken. Met een aantrekkelijke, groene inrichting, waarmee bijgedragen wordt aan de klimaatadaptatie, een schone lucht en een beweeg- en speelvriendelijke omgeving. Ingezet wordt op duurzame, levensloopbestendige woningen voor alle leeftijds- en doelgroepen. We faciliteren en stimuleren de realisatie van voldoende woningen voor alle Ermeloërs. Nieuwbouw vindt in eerste instantie plaats via inbreiding en herontwikkeling, maar op termijn hebben we behoefte aan een nieuwe ontwikkelingsrichting buiten het bebouwde gebied. Het behoud en waar mogelijk versterken van onze groene identiteit en een gezonde leefomgeving, vraagt om een einde aan het alsmaar verder inbreiden.

Toetsing

In het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' is het plangebied niet meer juist/passend bestemd. Het gebruik van de bedrijfswoningen als burgerwoning is toegestaan ter plaatse van de Kawoepersteeg 24, de Horsterweg 143 en de Oude Nijkerkerweg 65. Ter plaatse van de Kawoepersteeg 18 en 20 is de aanduiding 'overige zone - permanente bewoning' toegekend. Hiermee is permanente bewoning toegestaan. Een reguliere woonbestemming is echter passender voor het plangebied. Dit plan voorziet daarom in een functiewijziging waarbij het plangebied een woonfunctie krijgt, conform de feitelijke situatie. Daarnaast wordt de woning aan de Kawoepersteeg 18 herbouwd. Hiervoor zijn geen specifieke uitspraken benoemd in de Omgevingsvisie Ermelo.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Ermelo.

2.3.3.1 Buurtplan Horst en Telgt

Het Buurtplan Horst en Telgt is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 april 2016. Het westelijk buitengebied van Ermelo met de buurtschappen Horst en Telgt is een bijzonder en aantrekkelijk gebied om te wonen, te werken en te recreëren. In het gebied gaan deze functies momenteel samen. Herbezinning is echter wel nodig met betrekking tot onder andere het wonen na functieverandering en de grootte van bedrijvigheid in het gebied. Met een blik op de toekomst willen zowel de buurtvereniging als de gemeente de ruimtelijke kwaliteit en (be)leefbaarheid van het buitengebied behouden en versterken. In dit Buurtplan wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan woningbouw in het gebied en hoe dit kan worden vormgegeven in het kader van functieverandering. Tevens wordt belang toegekend aan het vergroten van de verkeersveiligheid, alsmede het versterken van de toeristische-recreatieve functie van de buurtschappen.

Het plangebied ligt in het zogenaamde ‘afwegingsgebied ontwikkelingen’. Hierin zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Op de visiekaart is dit gebied weergegeven als afwegingsgebied voor toekomstige ontwikkelingen. Binnen dit afwegingsgebied is onder andere ruimte voor nieuwe woonclusters. Ook functieverandering van bestaande (agrarische) bedrijven is hier toegestaan. Deze ontwikkeling past binnen de beleidslijn van de structuurvisie Buurtplan Horst en Telgt

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het Buurtplan Horst en Telgt.

2.3.3.2 Ontwikkelperspectief Horst & Telgt

Het college van burgemeester en wethouders heeft samen met buurtvereniging Horst & Telgt een ontwikkelingsperspectief gemaakt. Dit is een vervolg op het buurtplan uit 2016. Het geeft duidelijkheid in de haalbaarheid van kleine ontwikkelingen in dit gebied. De gemeenteraad stelde het ontwikkelingsperspectief op 3 maart 2021 vast. Op de visiekaart ligt het plangebied in het gebied 'recreatieparken'. Hierover is het volgende beschreven.

Een specifieke opgave die in het gebied speelt is de functieverandering van de recreatieparken naar reguliere woningbouw. Voor het recreatiepark nabij Horst zijn de Omgevingsvisie Herontwikkeling recreatiecluster Horst leidend, voor de overige recreatieparken zijn de Omgevingsvisie Vitale Vakantieparken leidend.

Toetsing

Het Ontwikkelperspectief doet geen uitspraken over de locatie van het plangebied.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het Ontwikkelperspectief.

2.3.3.3 Woonvisie Ermelo 2030

Sinds de laatste woonvisie uit 2015 zijn er veel ontwikkelingen geweest op de woningmarkt. Zo is de druk op de woningmarkt flink toegenomen en zijn de huizenprijzen gestegen. Hierdoor hebben veel huishoudens en met name starters en de ouderen moeite om geschikte en passende woonruimte te vinden. Om in te spelen op de veranderingen heeft het college een nieuwe woonvisie opgesteld.

Exclusief staat voor de woonomgeving die de gemeente Ermelo bieden; groen, gezond, een sterke sociale verbondenheid en zorgstructuur. Deze woonomgeving wil de gemeente toegankelijk houden voor iedereen. Dit betekent dat de gemeente zich gaat inspannen voor een gevarieerd woningaanbod voor jong en oud, kleine en grote huishoudens, lage, midden en hoge inkomens en voor mensen met een specifieke zorgvraag. Om de visie te realiseren zet de gemeente in op drie strategische woonopgaven:

  • Samen investeren in toekomstbestendige buurten en buurtschappen;
  • Woningbouwprogramma in balans;
  • Passend en betaalbaar wonen voor iedereen.

Nieuwbouw, herstructurering en transformatie zet de gemeente de komende jaren in voor alle doelgroepen. De gemeente heeft hierbij een programmering van nieuwbouwwoningen voor ogen waarin een goede balans is tussen de behoefte van de korte termijn en de lange termijn. Ook stimuleren ze bij elke nieuwbouwaanvraag de inzet op groen- en natuurinclusief bouwen. In Ermelo streeft de gemeente naar een woningvoorraad die zoveel mogelijk past bij de woonwensen, inkomens, levensfase en huishoudenssamenstelling van onze inwoners. Er is keuze voor iedereen, mede door een passend en betaalbaar woningaanbod. Hierbij zetten ze onder andere in op het vergroten van het aantal sociale huurwoningen.

Toetsing

Dit plan voorziet alleen in een vervangende, nieuwe woning. Door dit plan worden er geen nieuwe woningen toegevoegd aan de woningvoorraad van Ermelo.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming met de woonvisie.

2.3.3.4 Landschapontwikkelingsplan

Het buitengebied van Ermelo en Putten heeft bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Deze kwaliteiten staan onder druk door de dynamiek in het buitengebied ten gevolge van verschillende processen en concrete ontwikkelingen die hun weerslag hebben op het landschap. De dynamiek biedt tevens kansen voor behoud van landschappelijke kwaliteiten en landschapsontwikkeling. De gemeente Ermelo wil het LOP gebruiken als input voor de nieuwe structuurvisie Ermelo. Het doel van de opstelling van het LOP is om in overleg met alle betrokkenen - bestuurders, beleidsmakers, bewoners en organisaties - tot een uitvoeringsgericht plan te komen voor behoud en verbetering van de kwaliteit van het landschap.

Op hoofdlijnen bestaat de visie uit het behoud en versterking van de kernkwaliteiten van de 4 hoofdzones. Op het Landschapsontwikkelingsplan is het plangebied gelegen in de hoofdzone II: Flank van het Veluwemassief. Hierover is het volgende beschreven:

De flank is grotendeels ‘agrarisch werklandschap’ dat is opgebouwd uit een mozaïek van verschillende landschapstypen. Op de flank zijn gebieden te vinden met veel ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de dorpsranden, gebieden met verblijfsrecreatie en landbouw- ontwikkelingsgebieden. Ook zijn er gebieden met weinig ontwikkelingen, zoals de landgoederenzone Gerven – Hell - Oldenaller (de ‘waardevolle ruimtelijke eenheden’ uit het kwaliteitsbeeld). In de gebieden met veel ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar de versterking dan wel aanleg van een landschappelijk raamwerk om de ruimtelijke ontwikkelingen in te bedden. Het raamwerk bestaat uit bouwstenen (landschapselementen zoals lanen) die passen bij het landschapstype. Ook bij kleinschalige ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het niveau van erven, geldt dat de bouwstenen (eigenschappen) van de verschillende landschapstypen worden benut. In het gebied Horst en Telgt wordt gestreefd naar versterking van het contrast tussen de besloten dekzandruggen met bebouwing en het open landschap daartussen.

Specifiek over beken langs de Veluweflank is benoemd dat beken niet of amper zichtbaar zijn in het landschap en veelal het karakter van een normale sloot hebben. Het doel is dan ook om de herkenbaarheid en zichtbaarheid van de beken in het landschap te versterken, waaronder door de aanleg van natuurlijke poelen en het realiseren van duurzame inheemse beplanting langs beken.

Dit plan voorziet echter niet in nieuwe, ingrijpende ontwikkelingen. Het betreft enkel een functiewijziging conform bestaand gebruik en de herbouw van een woning. Onderhavig plan zal geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten van het landschap.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met het landschapsontwikkelingsplan.

2.3.3.5 Groen- en natuurinclusief bouwen

Het groen in, op en aan gebouwen is van groot belang voor de leefbaarheid en voor het ecologisch functioneren van Ermelo. Daarnaast gaat het om een veel bredere opgave om meer groen in de woonomgeving toe te passen. Het behoud en ontwikkelen van groen is van groot belang voor bescherming en ontwikkeling van soorten en voor de biodiversiteit in Ermelo, voor een prettige leefomgeving, voor mogelijkheden voor natuurbeleving, voor welzijn en gezondheid en voor klimaatverbetering. Het begrip “groen- en natuurinclusief bouwen” wordt dus breed uitgelegd.

Bij projecten, waarbij de gemeente initiatiefnemer en/of ontwikkelaar is (bijv. bij tenderen), en bij wijzigingen van bestemmingsplannen wordt een verplicht puntensysteem gehanteerd. Naast woningbouwprojecten geldt dit puntensysteem ook voor andere projecten bijv. aanleg infrastructuur en bouw van andere gebouwen dan woningbouw. De essentie van het puntensysteem is dat de initiatiefnemer maatregelen neemt waarbij elke maatregel 1, 2 of 3 punten waard is. Afhankelijk van de omvang van het bouwproject wordt een verplicht aantal punten voorgeschreven.

Stappenplan

Stap 1 – bepalen omvang project

De eerste stap is het bepalen van de omvang van het project. Hoe groter de omvang, hoe meer maatregelen worden gevraagd. De projecten worden als volgt ingedeeld:

  • A. Kleinschalige projecten oppervlakte kleiner dan 500 m2.
  • B. Middelgrote projecten oppervlakte tussen de 500 m2 en 2.000 m2
  • C. Grootschalige projecten oppervlakte tussen 2.000 m2 en 10.000 m2.
  • D. Zeer grootschalige projecten oppervlakte groter dan 10.000 m2.

Stap 2 – het verplichte aantal te behalen punten:

  • A. Kleinschalige projecten oppervlakte kleiner dan 500 m2, 5 punten.
  • B. Middelgrote projecten oppervlakte tussen de 500 m2 en 2.000 m2, 11 punten.
  • C. Grootschalige projecten oppervlakte tussen 2.000 m2 en 10.000 m2, 16 punten.
  • D. Zeer grootschalige projecten oppervlakte groter dan 10.000 m2, 26 punten.

Toetsing

Dit plan voorziet in een functiewijziging van vijf voormalige (bedrijfs)woningen en de herbouw van een bestaande woning aan de Kawoepersteeg 18. Elk deelgebied valt onder categorie B. Per perceel moeten er dus 11 punten behaald worden. De maatregelen die genomen worden, zijn per perceel weergeven in Bijlage 1 Maatregelen Groen- en natuurinclusief bouwen bij deze toelichting.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming met het beleid voor groen- en natuurinclusief bouwen.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Bestaande situatie

Hieronder wordt de bestaande situatie van de omgeving en het plangebied beschreven.

Omgeving

Het plangebied is gelegen ten westen van de kern van Ermelo. Het landschap is voornamelijk te typeren als kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401_0003.jpg"

Luchtfoto omgeving plangebied

Plangebied

Het plangebied bestaat praktisch uit vier delen: de Kawoepersteeg 18 en 20, de Kawoepersteeg 24, de Horsterweg 143 en de Oude Nijkerkerweg 65. Alle locaties zijn gelegen in het recreatiecluster Horst.

De verschillende delen van het plangebied zijn grotendeels gelijk ingericht. In elk deel van het plangebied zijn vrijstaande woningen aanwezig. Daarnaast heeft elk deel een inrit vanaf de aangrenzende weg. Op de verharding rondom de woningen na zijn de gronden voornamelijk groen ingericht als tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401_0004.jpg"

Luchtfoto's Kawoepersteeg 18 en 20 (linksboven), Kawoepersteeg 24 (rechtsboven), Oude Nijkerkerweg 65 (linksonder) en de Horsterweg 143 (rechtsonder)

3.2 Nieuwe situatie

Het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' voorziet niet in het huidige gebruik van de woningen aan de Kawoepersteeg 18 en 20, 24, de Horsterweg 143 en de Oude Nijkerkerweg 65. Zoals in paragraaf 1.3 benoemd is, zijn de gronden momenteel in hoofdzaak bestemd voor recreatiebedrijven. Ondanks dat het gebruik van de bedrijfswoningen voor permanente bewoning is toegestaan, hebben de bewoners verder geen binding met de (voormalige) recreatieterreinen en oefenen geen recreatiebedrijf (meer) uit.

Het voornemen is om de recreatiebestemming te wijzigen naar een woonbestemming, in aansluiting op het vastgestelde bestemmingsplan 'Cluster Horst Oost'. In dat plan hebben de omliggende, aangrenzende gronden geheel een woonbestemming gekregen. Daarmee is geen sprake meer van een verblijfsrecreatieterrein bij de betreffende woningen, maar van woongebied. Een reguliere woonbestemming is passender bij het bestaande gebruik. Daarnaast is de eigenaar van de Kawoepersteeg 18 voornemens een nieuwe, vervangende woning te bouwen. De bestaande woning verkeerd namelijk in een verouderde staat. Hij wil graag blijven wonen in de bestaande woning terwijl de nieuwe woning op zijn perceel gebouwd wordt. Ook dat past niet in het geldende bestemmingsplan. Na realisatie van de nieuwe woning zal de bestaande woning gesloopt worden.

Initiatiefnemer wenst om een woning te bouwen met een gelijke goot- en bouwhoogte. Daarom voorziet dit plan ter plaatse van de Kawoepersteeg 18 in een maximale goot- en bouwhoogte van 8 meter. Ook voor de Kawoepersteeg 20 wordt in deze maximale goot- en bouwhoogte voorzien. Zo kan namelijk aangesloten worden bij de Kawoepersteeg 18, mocht in de toekomst de woning op nummer 20 ook herbouwd worden.

Voor bovengenoemde voornemens is een bestemmingsplanherziening nodig. De gemeente heeft aangegeven onder de volgende voorwaarden hieraan mee te werken:

  • 1. De overeen te komen duurzaamheidsmaatregelen moeten worden opgenomen als voorwaardelijke verplichting in het op te stellen bestemmingsplan;
  • 2. De overeen te komen natuurmaatregelen moeten in de vorm van een tabel (de reeds aangeleverde) worden opgenomen als voorwaardelijke verplichting in het op te stellen bestemmingsplan.

De duurzaamheids- en natuurmaatregelen worden als voorwaardelijke verplichting in dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401_0005.jpg"

Impressie nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401_0006.jpg"

Impressie nieuwe woning

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In deze paragraaf worden de relevante thema's rondom milieu behandeld.

4.1.2 Bodem

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de nieuwe/aangepaste bestemming en dus niet verontreinigd of vervuild is. Voor zover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied beperkt gebleven voor de bewoning van de aanwezige bedrijfswoning. Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een gevoeliger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder gevoelig bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Dit plan voorziet slechts in een functiewijziging van bestaande bedrijfswoningen en een vervangende, nieuwe woning aan de Kawoepersteeg 18. De functiewijzigingen leiden niet tot een gevoeliger gebruik in relatie tot de bodemkwaliteit. Bodemonderzoek is daarom niet nodig voor de bestaande woningen. Wel is een bodemonderzoek nodig voor de nieuw te bouwen woning.

4.1.3 Bedrijven en milieuzoneringen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Dit plan voorziet in een functiewijziging, waarbij de woningen in het plangebied een woonbestemming krijgen. Ondanks dat het bestaande gebruik reeds regulier wonen betreft, voorziet deze wijzing planologisch wel in nieuwe, milieugevoelige functies. Daarom is sprake van inwaartse zonering. De omgeving van het plangebied is aan te merken als een rustige woonwijk.

Ten westen van het plangebied is het westelijke deel van het recreatiecluster Horst aanwezig. Hier zijn recreatiebedrijven toegestaan. Dit komt het best overeen met 'kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken)' uit de VNG-uitgave. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. Alle woningen in het plangebied liggen, op de Kawoepersteeg 24 na, op meer dan 50 meter afstand vanaf het recreatiecluster. De Kawoepersteeg 24 ligt echter in het westelijke deel van het recreatiecluster Horst. Dit plan wijzigt echter niets aan het bestaande, feitelijke gebruik van de woningen. Zowel in de bestaande als nieuwe situatie worden de woningen gebruikt als reguliere burgerwoning. Daarbij dient opgemerkt te worden dat aanwezige recreatieterreinen en bungalowparken geen gedeelde, centrale voorzieningen hebben en veelal gebruikt worden voor permanente bewoning. Hierdoor hebben deze terreinen meer het karakter van een woonwijk dan een vakantiepark. Daarom wordt ervan uitgegaan dat in de nieuwe situatie, net als in de bestaande situatie, sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: de Kawoepersteeg, de Horsterweg en de Oude Nijkerkerweg.

Op de nieuwe, vervangende woning na voorziet dit plan echter niet in nieuwe, geluidgevoelige functies. Door de Omgevingsdienst Noord-Veluwe is reeds een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd voor recreatiecluster Horst. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Op bijbehorende kaarten is de geluidbelasting vanwege omliggende wegen visueel weergeven. Hierop is te zien dat de Kawoepersteeg 18, waar de woning herbouwd zal worden, ligt in de zone <48 dB (Lden). Er wordt dus aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) voldaan.

Geluidhinder door wegverkeerslawaai staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregelen of effect, per saldo verbetert, of;
  • het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden voor zijn opgenomen, of;
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging en de realisatie van een vervangende, nieuwe woning. De nieuwe situatie leidt niet of slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.

Met behulp van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM is de luchtkwaliteit in beeld gebracht om te bepalen of ter plaatse van het nieuwe gebouw sprake is van een goed verblijfsklimaat. Op de kaart van 2020 blijkt dat voor fijnstof PM2,5 een concentratie is van <10 µg/m3. Op de kaart voor 2030 is dat ook <10 µg/m3. Voor fijnstof PM10 in 2020 is de concentratie <18 µg/m3 en voor 2030 blijft dat gelijk. Voor stikstofoxide (NOX) was de concentratie in 2020 10-15 µg/m3. Voor 2030 is dat <10 µg/m3. Hiermee wordt (ruimschoots) aan de grenswaarden voldaan en is duidelijk dat de luchtkwaliteit in de toekomst zal verbeteren en niet zal verslechteren. Zowel in de huidige als toekomstige situatie is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0233.BPwonclstrhorst-0401_0007.jpg"

Uitsnede risicokaart

Op bovenstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart (www.risicokaart.nl) te zien. Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsfeer van Bevi-bedrijven. Wel zijn er twee buisleidingen aanwezig, A-510 en N-520-70. In het bestemmingsplan 'recreatieterreinen' is het volgende beschreven over gasleidingen in Ermelo:

"Op basis van de nieuwe rekenmethode heeft de Gasunie eind 2008 en begin 2009 kwantitatieve risicoberekeningen (QRA) uitgevoerd. Uit deze analyse (QRA) wordt duidelijk op welke afstanden van de leidingen de risicocontouren liggen van zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Deze afstanden zijn specifiek voor de aanwezige gasleidingen in Ermelo. Het onderzoek wijst uit dat de norm voor het plaatsgebonden risico op de gasleidingen ligt. Hiermee hoeft dus geen rekening te worden gehouden."

Verder voorziet dit plan niet in een wijziging van de personendichtheid in het plangebied, maar enkel in een functiewijziging naar het feitelijke gebruik en een vervangende nieuwe woning. Hierdoor is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Uit artikel 7.2 Wet milieubeheer volgt dat de m.e.r.-plicht voor een belangrijk deel is geregeld in het Besluit m.e.r.

In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2023 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samengebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo is het plangebied gelegen binnen een gebied met een lage en hoge verwachting. Hiervoor geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 100 m2 bij een hoge verwachting en die dieper gaan dan 30 centimeter beneden maaiveld een archeologisch onderzoek verplicht is. Bij een lage verwachting is dat vanaf 5000 m2. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig.

Op het plangebied zijn geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Ook ligt het plangebied niet binnen een beschermd dorps- of stadsgezicht.

4.3 Ecologie

Per 1 januari 2017 zijn de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Bevoegdheden zijn met het ingaan van deze wet overgedragen van het rijk naar de provincie. In de Algemene zorgplicht (art. 1.11) wordt voorgeschreven dat nadelige gevolgen voor flora en fauna voorkomen moet worden. Het uitgangspunt van de Algemene zorgplicht is dat het doden, verwonden, verontrusten of beschadigen van flora en fauna wordt vermeden. Deze zorgplicht geldt voor iedereen. De soortenbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten (art. 3.1), Habitatrichtlijnsoorten (art. 3.5) en Andere soorten (art. 3.10). Hierin worden ook rust- en voortplantingsverblijfplaatsen en het functioneel leefgebied beschermd. Bij negatieve effecten op soorten in de specifieke soortenbescherming geldt een ontheffingsplicht. Naast de specifieke soortenbescherming kent Nederland ook gebiedsbescherming, waarbij bepaalde gebieden extra bescherming genieten. Het gaat hier hoofdzakelijk om Natura 2000- gebieden en het Natuurnetwerk Nederland en de Groene contour. In deze gebieden mogen in principe geen werkzaamheden binnen de grenzen uitgevoerd worden.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft nu een gecultiveerd perceel, die gelegen is in het buitengebied van Ermelo. Dit plan voorziet in een vervangende, nieuwe woning aan de Kawoepersteeg 18. Hierbij zijn geen (sporen van bewoning door) beschermde soorten te verwachten noch aangetoond. De ontwikkeling zal geen negatief effect veroorzaken op beschermde soorten.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in het buitengebied van Ermelo. De Natura 2000-gebieden Veluwe en Veluwerandmeren liggen op ruim 2 kilometer afstand. Naast de functiewijziging, zal dit plan praktisch alleen in de bouw van één vervangende, nieuwe woning. Voor de aanlegfase geldt sinds 1 juli 2021 een bouwvrijstelling. Hiermee is een vergunning Wet natuurbescherming voor gebieden niet nodig. In het kader van de nieuw te bouwen, vervangende woning wordt de Kawoepersteeg 18 afgekoppeld van het gas, waardoor voor de gebruiksfase een verbetering bereikt wordt. Op voorhand zal dit plan dus geen negatief effect hebben op beschermde gebieden.

In het kader van het bestemmingsplan 'Cluster Horst Oost' heeft de gemeente Ermelo reeds een stikstofdepositieonderzoek voor het gehele cluster laten uitvoeren. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Hieruit blijkt dat bij de omvorming naar wonen, voor de gebruiksfase, geen sprake is van stikstofdeposities op de omliggende Natura 2000-gebieden hoger dan 0,00 mol/ha/j.

4.4 Kabels en leidingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt een verplichting om voor een zone van enkele meters aan weerszijden van gasleidingen met een werkdruk van 16 bar of meer en voor brandstofleidingen een beschermende regeling in het bestemmingsplan op te nemen. Naast deze leidingen kunnen ook andere kabels en leidingen planologisch relevant zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan hoogspanningsverbindingen en rioolpersleidingen.

Binnen het perceel en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Verkeer en parkeren

De gemeente Ermelo heeft een nieuw parkeerbeleid vastgesteld op 30 juni 2016, het Parkeerbeleidsplan Ermelo. Op basis daarvan is een Nota Parkeernormen opgesteld. Voorheen kon de juridische verankering van parkeernormen worden geborgd via de bouwverordening. Door wijzigingen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de juridische borging van dit parkeerbeleid nu te gebeuren via het bestemmingsplan. Om deze reden is voor het gehele grondgebied van de gemeente Ermelo een partiële herziening opgesteld, die aanvullend geldt op de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 8 juni 2017.

Dit plan voorziet enkel in een functiewijzing conform bestaand gebruik en een vervangende, nieuwe woning voor de Kawoepersteeg 18. Omdat aan het gebruik feitelijk niets wijzigt met dit plan, vinden er ook geen veranderingen plaats aan de verkeersgeneratie. Daarnaast is er rondom de woningen in het plangebied voldoende ruimte voor parkeerplaatsen aanwezig.

Verkeer en parkeren staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.6 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

De keur van het waterschap Vallei en Veluwe stelt dat bij een toename van meer dan 1500 m2 van het verhard oppervlak binnen de bebouwde kom er waterberging ter compensatie gerealiseerd dient te worden. Met de beoogde nieuwe woning wordt die ondergrens niet overschreden. Derhalve hoeft er geen compenserende waterberging plaats te vinden.

Het hemelwater dat op de nieuwe woning valt, zal net als bij de bestaande woningen in het plangebied, via een hemelwaterafvoer opgevangen worden en afgevoerd worden naar de omliggende gronden, waar het de bodem kan infiltreren. De nieuwe woning zal aangesloten worden op de bestaande gemeentelijke vuilwaterriolering.

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de beoogde invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 liet zien dat dit uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling om het mogelijk te maken.

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I: Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

Recreatieterreinen

Voor de regels van dit plan is, waar mogelijk, aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan Recreatieterreinen.

5.2 Bestemmingen

De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.2.1 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen langs de randen van de percelen. Het doel van deze bestemming is om het groene karakter te behouden. Het is niet mogelijk om nieuwe bouwwerken op te richten in deze bestemming. Bestaande bouwwerken blijven bestaan.

5.2.2 Wonen

Het plangebied krijgt de bestemming 'Wonen'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor wonen in een woning en een aan huis gebonden beroep of bedrijf. Binnen deze bestemming zijn hoofdgebouwen alleen binnen het bouwvlak toegestaan. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven. Er geldt een maximale inhoudsmaat van 750 m3 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter. Ter plaatse van de Kawoepersteeg 18 en 20 geldt een afwijkende goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 en 8 meter. Dit wordt met de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' aangeduid. Bij de woningen mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 75 m2 bedragen. Daarnaast zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor groen- en natuurinclusief bouwen en duurzaamheid.

5.2.3 Waarde - Archeologie

Ter plaatse van de Kawoepersteeg 24 en de Horsterweg 143 geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor die delen van het plangebied is daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.

Met deze dubbelbestemming zijn de gronden, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in deze bestemming een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Voor bouwwerken groter dan 100 m2 en waarbij de grond dieper dan 0,3 m geroerd wordt, is een omgevingsvergunning nodig.

5.3 Algemene regels

Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:

Algemene bouwregels

Hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Deze worden daarmee niet onder het overgangsrecht geplaatst.

Algemene gebruiksregels

Binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.

Algemene afwijkingsregels:

  • het onder voorwaarden afwijken van de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein;
  • het onder voorwaarden afwijken van de bestemmingsbepalingen en toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden;
  • het onder voorwaarden aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Vooroverleg

Het ontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Gelderland en het Waterschap Vallei en Veluwe in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Verder zijn met dit plan geen nationale belangen in het geding. Vooroverleg met de Rijksoverheid is daarom achterwege gebleven.

Uit de reacties van zowel de provincie als het waterschap volgen geen aanleidingen om het plan aan te passen.

6.1.2 Ontwerp

Met ingang van 8 december 2022 tot en met 18 januari 2023 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Er zijn daarop geen zienswijzen ingediend.

6.1.3 Participatie

Communicatie met omwonenden

De omwonenden zijn op 17 oktober 2022 per brief geïnformeerd over de voorgenomen dit planvoornemen. Het gaat om de directe buren van de betreffende percelen in het plangebied. De omwonenden die de brief persoonlijk in ontvangst genomen hebben, staan positief tegenover het planvoornemen. De omwonenden die de brief niet persoonlijk ontvangen hebben, hebben de brief in de brievenbus gekregen. Zij zijn per e-mail in de gelegenheid gesteld om informatie/verduidelijking aan de initiatiefnemers te vragen. Deze omwonenden hebben inhoudelijk niet gereageerd.

De gemeente Ermelo organiseert tijdens de inzagetermijn een inloopavond voor belanghebbenden, waarbij de initiatiefnemers ook aanwezig zijn. Na afloop zal daar een verslag van worden opgemaakt door de gemeente Ermelo.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemers worden namelijk anterieure overeenkomsten gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemers. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.