Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Watervalweg 159 t/m 173
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPwatervalwg159173-0401

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het Bestemmingsplan Watervalweg 159 t/m 173  met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPwatervalwg159173-0401 van de gemeente Ermelo;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouwen
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden beroep
Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 afhankelijke woonruimte
Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 agrarische bedrijven
Bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan, uitgezonderd wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen, een en ander voor zover deze bedrijvigheid plaatsvindt in de open lucht en buiten het bouwvlak.
1.9 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bestaand
Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat legaal bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
 Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.15 bijgebouw
Een, niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (al dan niet vrijstaand) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.16 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.22 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 extensieve dagrecreatie
Vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.24 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.26 hoofdverblijf
Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.27 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 pand
De kleineste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afluitbaar is.
1.29 peil
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
 
1.30 sexinrichting
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.31 uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.32 voorgevel
De naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;
1.33 woning
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met Waarden - landschappelijke waarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor:
  1. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. extensieve dagrecreatie;
  3. verkeer;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
en daarnaast voor:
  1. behoud van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden.
 
In het doel ‘uitoefening van het agrarisch bedrijf’:
  1. is de uitoefening van boomkwekerij, houtproductie en fruitteelt niet inbegrepen;
  2. zijn mestopslagplaatsen, sleufsilo’s en kuilvoerplaten niet inbegrepen.
 
Het doel ‘verkeer’ is beperkt tot:
  1. de bestaande wegen en uitwegen, met in achtneming van het bestaande aantal rijstroken;
  2. de aanleg van fiets- en voetpaden voor zover zij zijn gelegen binnen een zone van 30 meter uit de as van de bestaande weg of uitweg.
 
Onder het doel ‘nutsvoorzieningen’ zijn antennemasten mede begrepen, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande antennemasten tot het doel behoren.
 
Onder het doel ‘behoud van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden is de instandhouding begrepen van de natuur- en landschapswaarden behorend tot de landschapstyperingen landbouwgronden met cultuurhistorisch bepaalde, kleinschalige akkercomplexen (engen);
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouw ten dienste van de bestemming ter plaatse van het bouwvlak; 
  2. bebouwing ten behoeve van het doel nutsvoorzieningen met dien verstande dat;
  3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  4. de goothoogte niet mee mag bedragen dan 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van antennemasten mag niet meer dan 40 meter bedragen. 
3.2.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de landschappelijke waarden;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en – voor zover van toepassing – de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden;
 
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van  artikel 3 lid 2.1 voor het bouwen van schuilgelegenheden voor vee  buiten een bouwvlak onder de volgende voorwaarden :
  1. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  2. in afwijking van artikel 3 lid 2.3 sub a de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 75 m² indien in het gebouw mitigerende voorzieningen voor het huisvesten van vleermuizen worden getroffen zoals voorgesteld in het flora en fauna onderzoek;
  3. het gebouw dient rechtstreeks ten dienste te staan van een agrarisch bedrijf;
  4. deze afwijkingsmogelijkheid blijft beperkt tot één bijgebouw per bestemmingsvlak;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Regels werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren op de gronden welke gelegen zijn buiten de op de bestemmingskaart aangegeven bouwvlakken:
 
  1. het vergraven en egaliseren van gronden;
  2. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  3. het rooien van randbeplanting op erven en groensingels langs hoofdwegen;
  4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  5. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
  6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  7. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  8. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
3.3.2 Afwijken van de regels voor werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende
tegemoet kan worden gekomen.
3.3.3 Uitzondering op de regels voor werken en werkzaamheden
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 is vereist voor:
  1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. andere werken welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten dienste van deze bestemming.
4.2.1 Gebouwen
 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. een (hoek)erker mag worden gebouwd over maximaal de halve breedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze is toegestaan tot een afstand van 1 meter vóór de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  2. deze (hoek)erker wordt meegerekend bij de berekening van de maximale oppervlakte zoals bedoeld in artikel 6 lid 2.2 sub c;
  3. de goothoogte van een (hoek)erker mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,  geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. voet- en rijwielpaden;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten dienste van deze bestemming.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
Artikel 6 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. wonen;
  2. erven;
  3. tuinen;
  4. parkeervoorzieningen.
Onder de bestemming is mede begrepen beroepsuitoefening aan huis, met dien verstande dat niet meer dan 60 m2 aan gebouwen bij wonen alsmede niet meer dan 30 m2 aan gebouwen bij de specifieke bouwaanduiding 'kleine woning' binnen een afzonderlijk bestemmingsvlak voor de beroepsuitoefening aan huis mag worden benut.
6.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in Wonen mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van deze bestemming.
6.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd mits:
  1. het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedraagt;
  2. de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; 
  3. de nokhoogte niet meer dan 8 meter bedraagt; 
  4. de inhoud niet meer dan 600 m³; bedraagt met dien verstande dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "kleine woning" de inhoud niet meer mag bedragen dan 400 m³.
6.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij het betreft (hoek-)erkers over maximaal de halve breedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan tot een afstand van 1 meter vóór de voorgevel van het hoofdgebouw;
  2. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer zijn dan 25% van de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel, met een maximum van 85 m²,  met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 40 m² mag bedragen voor  gronden met de nadere specifieke bouwaanduiding  "kleine woning". Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen worden meegerekend de gebouwen zoals bedoeld in artikel 4 lid 2.1;
  4. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  6. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Mantelzorg
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en – voor zover van toepassing – de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden,
 kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van artikel 6 lid 2 voor: 
  1. vergroting van de inhoud van een woning onder de volgende voorwaarden:
    1. de vergroting dient rechtstreeks verband te houden met inwoning uit hoofde van mantelzorg;
    2. de vergroting mag niet meer bedragen dan 125 m³, waarbij de woning na vergroting niet meer dan 725 m³ mag bedragen;
    3. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning, bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, alsmede de situering op het perceel, dient te worden gehandhaafd;
    4. voor zover de vergroting betrekking heeft op een vergroting van de onderbouw, mag de oppervlakte tussen de buitenwerkse muren met niet meer dan 10% van de bestaande oppervlakte worden vergroot;
    5. de vergroting mag niet leiden tot woningsplitsing;
    6. de woning dient in visueel opzicht de uitstraling van één woning te behouden.
  2. vergroting van de oppervlakte van een bijgebouw in het kader van mantelzorg onder de volgende voorwaarden:
    1. de vergroting dient rechtstreeks en noodzakelijk verband te houden met inwoning in de woning uit hoofde van mantelzorg;
    2. de oppervlakte van het te vergroten bijgebouw mag met niet meer dan 60 m² worden vergroot;
    3. deze afwijkingsbevoegdheid blijft beperkt tot één bijgebouw per bestemmingsvlak dan wel bouwvlak voor zover op de plankaart aangegeven.
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 6.2 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
6.4.2 Parkeernormen
  1. Bij functiewijziging dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in bijlage 1 die bij deze regels is gevoegd.
  2. Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk
2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
8.3 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.4 Bestaande gebouwen buiten bouwvlak
In die gevallen dat een bestaand gebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking van de bouwregels in hoofdstuk 2, is gebouwd buiten een bouwvlak, geldt die situering als grens van het bouwvlak.
8.5 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag. In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Seksinrichting
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
9.2 Evenementen, festiviteiten en manifestaties
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt niet begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.
9.3 Stort- en opslagplaats
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de leefgebieden van dieren en planten en – voor zover van toepassing – de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
 
Kan van de volgende bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentagesmet een omgevingsvergunning worden afgeweken tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages:
  1. voor het toestaan dat het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de vrijstelling gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  4. voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. schotelantennes;
    3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m².
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Watervalweg 159 t/m 173 

Aldus vastgesteld door de raad in de vergadering d.d.