direct naar inhoud van Regels
Plan: Nijkerkerweg 89 en 95
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPnijkerkerwg89-0401

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Nijkerkerweg 89 en 95' met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPnijkerkerwg89-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aan huis gebonden beroep of bedrijf:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep of een bedrijf dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis (Bijlage 1) , dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch gebruik:

gebruik gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestaande woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand:

woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand, zoals die/dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hier geen horeca begrepen;

1.21 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.22 extensieve openluchtrecreatie:

een vorm van dagrecreatie waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers voor fietsen, wandelen, paardrijden, kanoën en vissen om de culturele, historische, landschappelijke, of natuurlijke omgeving te beleven of daarvan te genieten zonder de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden aan te tasten;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.25 mantelzorg:

zorg die noodzakelijkerwijs langdurig, onbetaald en vanuit een persoonlijke betrokkenheid wordt verleend door familie, vrienden en mensen uit de naaste omgeving aan hulpbehoevende ouderen, zieken of gehandicapten;

1.26 paardenbak:

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;

1.27 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.28 permanente bewoning:

gebruik als hoofd-woonverblijf, waaronder wordt verstaan gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het bepaalde in een wettelijk voorschrift noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente;

1.29 seksinrichting:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seks- en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop: een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • b. seksclub: een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • c. seksautomaat: een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • d. sekswinkel: een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • e. prostitutiebedrijf: een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;
1.30 twee aaneen gebouwd;

twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;

1.31 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

1.32 vrijstaande woning;

een woning die vrij staat van andere woningen;

1.33 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijzen
2.1.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.1.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen;

2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.1.5 inhoud van een bouwwerk

boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en voorzover betreft recreatiewoningen, bovendien met inbegrip van kelders;

2.1.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.1.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik, zowel particulier als bedrijfsmatig gebruik;
  • b. een bomenrij ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij';
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. verhardingen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige doeleinden.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en andere silo's, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. meter voor erf- of terreinafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel;
  • b. meter voor overige erf- of terreinafscheidingen;
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van kleine agrarische gebouwen, zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en opslagschuurtjes voor gereedschap buiten een bouwvlak met dien verstande dat:

  • a. de afwijking beperkt blijft tot één gebouw per bijbehorend perceel;
  • b. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 15 m2;
  • c. het gebouw rechtstreeks ten dienste staat van agrarisch gebruik;
  • d. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor bedrijven met de nadere bestemming ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' uitsluitend een loon- en aannemingsbedrijf, grond-, weg- en waterbouw en agrarisch hulpbedrijf;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat buiten het bouwvlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4.1 en 10.1.2 voor de verkoop aan huis van op het bedrijf vervaardigde producten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit dient ondergeschikt te zijn aan de bedrijfsmatige hoofdactiviteit;
  • b. de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • c. het geen producten betreft die betrekking hebben op nevenactiviteiten.

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de woonsituatie;
  • h. de leefgebieden van dieren en planten en – voor zover van toepassing – de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden;
4.4 voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming 'Bedrijf' strijdig gebruik, wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de in lid 4.1 onder a opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals weergegeven en beschreven in Bijlage 2 Inrichtingsplan Nijkerkerweg 95, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. versterking en bescherming van groene waarden;
  • b. groen begroeide aardenwal;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan;
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • b. uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. ruimte tot een maximum van 60 m2 voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis (Bijlage 1) dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. verhardingen, erven, tuinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

6.2.1 Woningen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' bedraagt het aantal woningen niet meer dan 1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' bedraagt het aantal woningen per bouwvlak niet meer dan 2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn woningen buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte van een woning bedraagt respectievelijk 4 m en 9 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' bedraagt de maximale inhoud niet meer dan 750 m3;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' bedraagt de maximale inhoud niet meer dan 400 m3;
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is maximaal 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan bij de vrijstaande woning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' zijn bijgebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt respectievelijk 3 m en 5 m, dan wel indien sprake is van een hogere goot- en/of bouwhoogte, de hoogte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. bij erf- en terreinafscheidingen 1 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2 m.
6.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming 'Wonen ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' strijdig gebruik, wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en de nieuwe woningen overeenkomstig de in lid 6.1 onder b opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals weergegeven en beschreven in Bijlage 3 Inrichtingsplan Nijkerkerweg 89, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en woningen overeenkomstig de bestemming worden gebruikt uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na het in gebruik nemen van gronden en de nieuwe woningen overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals weergegeven en beschreven in Bijlage 3 Inrichtingsplan Nijkerkerweg 89, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2, en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, verlagen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • c. egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het uitvoeren van werken, en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishoudkundige of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • f. het opbrengen van meststoffen en/of gewasbeschermingsmiddelen.
7.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 100 m2 worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Afwijkende maten
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  • b. De regels zoals opgenomen onder a hebben betrekking op bestaande bouwwerken;
  • c. In het geval van uitbreiding van gebouwen is het bepaalde onder a voor wat betreft goothoogte, bouwhoogte en afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken van toepassing. Voor wat betreft oppervlakte en inhoud gelden in dat geval de bouwregels zoals opgenomen in Hoofdstuk 2.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik
10.1.1 Verbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemmingen en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.

10.1.2 Vormen van verboden gebruik

Tenzij dat gebruik uitdrukkelijk in overeenstemming is met de betreffende bestemming dan wel op de betreffende gronden in of krachtens het plan is toegestaan, wordt in ieder geval als een verboden gebruik als bedoeld in lid 10.1.1, aangemerkt:

  • a. een gebruik van de gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning en bijgebouw;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • c. een gebruik voor (detail)handel;
  • d. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein;
  • e. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
  • f. een gebruik voor een seksinrichting.
10.1.3 Afwijken van verboden gebruik

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1.2 indien strikte toepassing van dit lid leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Bouwregels

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen - mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 25 m2 en geen grotere goothoogte dan 3m hebben;
  • c. het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van het hoofdgebouw tot maximaal 3 m boven de toegelaten goothoogte voor het hoofdgebouw;
  • d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer, waaronder begrepen antennes en zendmasten, al dan niet van openbare aard, mits:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 40 m bedraagt;
    • 2. uit een radarverstoringsonderzoek blijkt, dat het functioneren van de radar in het radarverstoringsgebied Nieuw Milligen niet in onaanvaarbare mate wordt verstoord;
    • 3. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar (de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie);
  • e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt met dien verstande dat er slechts één per bedrijf is toegestaan;
  • g. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt;
  • h. voor geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer dan 10% bedragen.


In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.2 Paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken ten behoeve van het gebruik van gronden behorende bij woningen als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan, mits:

  • a. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde woning;
  • b. door middel van onderzoek aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn om de paardenbak binnen het bouwvlak dan wel het bestemmingsvlak te realiseren;
  • c. de paardenbak in de nabijheid van de desbetreffende woning wordt gesitueerd;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 m en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, en
  • e. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeernormen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Parkeernormen' van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Nijkerkerweg 89 en 95"

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 juni 2019

De voorzitter, De griffier,

A.A.J. Baars, L. Meijer