1.1 Algemeen
Op 2 juni 2009 heeft de eigenaar van het perceel Buitenbrinkweg 59 de gemeente Ermelo verzocht om medewerking te verlenen aan een functieverandering van agrarisch naar wonen. Bij besluit van 15 oktober 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, ingestemd. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat een plan voldoet aan de regionale structuurvisie-uitwerking functieverandering van de regio Noord Veluwe.
Op 28 augustus 2012 is de definitieve aanvraag getoetst aan het geldende beleid en heeft het college van burgemeester en wethouders vastgesteld dat de gevraagde functieverandering passend is binnen het beleid en leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
1.2 Ligging
Het perceel ligt aan de Buitenbrinkweg 59 te Ermelo, kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie I, nummer 5785 en bedraagt ca. 9.550m², nabij de bebouwde kern van het buurtschap Horst. Ten noorden van het plangebied ligt het gebied Horst-Noord, dat sinds 2005 is herontwikkeld naar een extensief woongebied. Ten oosten bevindt zich de bebouwde kern van Horst en ten zuiden en westen van het plangebied liggen voornamelijk agrarische bedrijven, gericht op (intensieve) veeteelt.
De Buitenbrinkweg vormt de verbindingsweg van Ermelo en Horst naar de rijksweg A28 en vormt een bebouwingslint. De Buitenbrinkweg ligt hoger in het landschap en bevindt zich op een zandrug als uitloper van het centraal Veluws massief. Met name de landerijen ten zuiden van de weg liggen in hoogte lager dan de weg.
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
Op het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied Midden West van kracht. Dit bestemmingsplan is op 9 juli 2009 door de gemeenteraad van Ermelo vastgesteld en is bij besluit van het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland op 9 april 2010 goedgekeurd. Het bestemmingsplan is sinds de uitspraak van de Raad van State van 18 januari 2012 onherroepelijk.
Op grond van dit bestemmingsplan heeft het plangebied een agrarische bestemming. Op de plankaart is een bouwvlak ingetekend voor het oprichten van agrarische bouwwerken. Het realiseren van een twee-onder-een-kap-woning is binnen dit bestemmingsplan niet toegestaan.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Buitenbrinkweg 59 bestaat uit de volgende stukken:
Verbeelding, schaal 1:1.000 (NL.IMRO.0233.BPbuitenbrinkweg59.0401);
Regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn regels en bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin het aan het plan ten grondslag liggende onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen. De toelichting maakt geen juridisch onderdeel uit van het bestemmingsplan.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
1. Inleiding, waarin wordt ingegaan op de motivering van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied.
2. Beleid, waarin de relevante beleidsuitgangspunten en regelgeving van zowel de gemeente, provincie als rijk worden beschreven.
3. Onderzoek, waarin de randvoorwaarden, onderzoeken en regelgeving worden toegelicht.
4. Planbeschrijving, waarin de gewenste ontwikkeling wordt toegelicht.
5.Toelichting op de regels, waarin een toelichting wordt gegeven op de verbeelding en de regels.
6. Economische uitvoerbaarheid.
7. Overleg en inspraak.
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) heeft betrekking op de ruimtelijke hoofdstructuur
en het mobiliteitsbeleid voor Nederland. Buiten de nationale belangen hebben decentrale
overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten
zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten.
De SVIR gaat (uiteraard) niet in op uitbreidingsmogelijkheden van individuele initiatieven
waarvan in het onderhavige geval sprake is.
Visie erfgoed en ruimte
In de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het
borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Om dit te bewerkstelligen is
op 1 januari 2012 artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening
(Bro) gewijzigd. Deze wijziging verplicht gemeenten nu om het aspect cultureel erfgoed expliciet
mee te wegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan.
Het perceel aan de Buitenbrinkweg 59 is sinds lange tijd bebouwd. Helaas zijn er in de tijd ook panden te niet gegaan, waaronder laatstelijk de boerderij, die in juni 2010 door brand is verwoest. Op beide percelen zijn hierdoor geen cultuurhistorisch waardevolle panden aanwezig. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie hebben de ontwikkelingsmogelijkheden van dit bestemmingsplan daarom geen negatieve invloed.
2.2 Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland 2005
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening kent geen streekplannen meer, maar een structuurvisie, met een zelfbindende werking. Dat wil zeggen dat ze geen juridische status hebben en geen rechtstreekse doorwerking naar gemeentelijke plannen. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status
van structuurvisie gekregen.
Op de Beleidskaart Ruimtelijke Structuur van het streekplan is Gelderland onderverdeeld in een 'groenblauw' raamwerk, een 'rood' raamwerk en een multifunctioneel gebied. Op de beleidskaart 'Ruimtelijke ontwikkeling' heeft de locatie geen aanduiding.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland, eerste herziening die op 27 juni 2012 door Provinciale Staten is vastgesteld, stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Op de kaart 'Verstedelijking' die bij de verordening hoort, heeft de planlocatie de aanduiding 'buiten bundelingsgebied'.
In artikel 2.2 is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan binnen bestaand stedelijk gebied, (…), binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking.
Op grond van artikel 2.3, lid b is in afwijking van artikel 2.2 nieuwe bebouwing in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie toegestaan, omdat sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, door nieuwe bebouwing, die leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak.
2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie gemeente Ermelo 2025
De Structuurvisie gemeente Ermelo 2025 met als ondertitel ‘Ontwikkeling vanuit identiteit’ is vastgesteld op 1 maart 2012. De structuurvisie bevat een nieuw ruimtelijk perspectief met een integrale ontwikkelingsvisie voor Ermelo. Het toekomstperspectief is in de structuurvisie uitgewerkt naar de verschillende speerpunten zoals omgeving, zorg en recreatie en toerisme. Op de plankaart van de structuurvisie is de locatie niet aangeduid.
Ermelo heeft een veelkleurig en divers buitengebied. De veelheid aan functies en gebruik zijn een kwaliteit en zorgen voor een levendig en aantrekkelijk buitengebied. In sommige gevallen zitten functies elkaar in de weg. Agrarische bedrijven hebben milieuruimte nodig, recreatieve functies hebben een aantrekkelijke omgeving nodig zonder lelijke bebouwing en vervallen schuren. Ermelo wil ruimte bieden aan verdere dynamiek en kwaliteitsverbetering. Hier zijn wel
voorwaarden aan verbonden. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in het landschap en daadwerkelijk het buitengebied versterken.
Specifieke aandacht is nodig voor de agrarische sector. Deze zal de komende jaren aan sterke verandering onderhevig zijn. Ruimte voor volwaardige agrarische bedrijven, mogelijkheden voor neveninkomsten en omschakeling naar wonen en andere vormen van werken (functieverandering), zijn hierbij de trefwoorden. De gemeente wil het agrarisch ondernemerschap ondersteunen, in hoofdbedrijf en nevenactiviteiten. De agrarische sector is erg gereguleerd met regels op het gebied van natuur, milieu, ruimtelijke ordening en bedrijfsvoering. Waar mogelijk wil de gemeente
meewerken aan maatwerkoplossingen en een integrale beoordeling van activiteiten (natuur, milieu, maar ook vanuit een vitaal buitengebied en onderhoud landschap).
Tegelijkertijd komen agrarische gebouwen vrij en zullen resterende bedrijven groter worden. De gemeente kan de agrarische sector ondersteunen door het toekennen van bouwblokken die op maat zijn gesneden (specifiek vanwege bedrijfsvoering en inpassing), innovatie, energieopwekking, herordening grond/ vrijwillige kavelruil, samenwerking tussen bedrijven en verbreding inkomsten en educatie. Om de te verwachten dynamiek in het buitengebied in goede banen
te leiden zal de gemeente kaders stellen voor ontwikkelingen. Daartoe dient onder andere het gemeentelijke beleid inzake functieverandering.
De functieverandering naar woningbouw aan de Buitenbrinkweg past in het beleidskader zoals geschetst in de structuurvisie Ermelo 2025.
Structuurvisie Functieverandering
Op 25 oktober 2012 is de structuurvisie Functieverandering in werking getreden. Deze structuurvisie bevat een aanscherping van het regionale / provinciale structuurvisiebeleid. Dit beleid is van toepassing op alle aanvragen die na 29 februari 2012 zijn ontvangen door de gemeente. De voorbereiding voor de onderhavige functieverandering gaat terug naar 2007. Derhalve valt deze ontwikkeling buiten de werking van de structuurvisie.
Desalniettemin past de ontwikkeling, waarbij 1380m² wordt gesloopt en ca 405m² wordt teruggebouwd, grotendeels binnen het nieuwe beleid. Enkel de ontwerpcriteria (één-erfgedachte) is niet overgenomen.
2.4 Consequenties van het bestemmingsplan
De planontwikkeling past binnen het beleid van Rijk en provincie. Bij de landschappelijke inpassing
is het gemeentelijk beleid als uitgangspunt gebruikt.
3.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening behoort een bestemmingsplanwijziging gepaard te gaan met relevante onderzoeken naar de aanvaardbaarheid en inpasbaarheid van het voorgenomen plan. Onderstaande paragrafen geven een korte weergave, de eigenlijke onderzoeken zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
3.2 Waterhuishouding / watertoets
In de "Watertoetsprocedure voor postzegelplannen" van het Waterschap Veluwe van augustus 2005 zijn postzegelplannen gedefinieerd als: (partiële) herzieningen en vrijstellingen ex artikel 19 WRO binnen en buiten stedelijk gebied welke betrekking hebben op minder dan 10 woningen of de introductie van minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Op deze algemene normering is een aantal uitzonderingen opgenomen.
Algemeen
Het plangebied ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Grondwater
Het plangebied heeft grondwatertrap VII (bron: Atlas Gelderland). Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd.
Door de diepe ligging zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan ‘grondwaterneutraal’ worden ontwikkeld. Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Er zullen geen uitlogende bouwmaterialen worden toegepast, derhalve is er hier sprake van afvoer van schoon hemelwater van daken, dus wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen
voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
Oppervlaktewater
In de directe omgeving van het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Natuur
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
DWA en RWA
Het regenwater van daken en terreinverhardingen mag niet afgevoerd worden naar de riolering. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij nieuwe ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Procedures
Door de planvorming neemt het verhard oppervlak met minder dan 1.500 m² toe. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Aangezien het plan zich buiten stedelijk gebied bevindt, is het zoals afgesproken wel in het kader van vooroverleg aan Waterschap Vallei en Veluwe voorgelegd. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
3.3 Geluid
Wegverkeerslawaai
De initiatiefnemer heeft het plan opgevat om op het perceel Buitenbrinkweg 59 te Ermelo twee nieuwe woningen te realiseren. De Wet geluidhinder (Wgh) beschouwt woningen als zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Onderzocht dient te worden of toetsing aan de Wgh dient plaats te vinden.
In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones. Bij de bouw van geluidsgevoelige objecten binnen deze zones dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.
Voor het plangebied is in dit verband de geluidzone van de Buitenbrinkweg relevant. Op de Buitenbrinkweg geldt ter plaatse een maximumsnelheid van 80 km/uur. Het betreft hier een tweestrooksweg. Voor tweestrookswegen buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte die aan weerszijden van de as van de weg in acht moet worden genomen 250 m. De te realiseren woningen liggen binnen deze onderzoekszone.
Normen
Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (Wgh 2006). Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij een zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen.
Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat kunnen burgemeester en wethouders, mits gemotiveerd, in dit geval een hogere waarde vaststellen tot 53 dB (artikel 83 van de Wgh). Indien het gaat om nog te bouwen woningen buiten de bebouwde kom die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, biedt de Wgh de mogelijkheid om ontheffing te verlenen tot een waarde van ten hoogste 58 dB.
Intensiteiten
Bij de berekeningen is gebruikgemaakt van de gegevens uit 2008 (bron: Gemeente Ermelo). De verkeersintensiteit op deze weg bedraagt in het basisjaar 4.310 mvt/etmaal. Voor de te verwachten groei, is uitgegaan van de verwachting zoals weergegeven in het Rapport “Westflankstudie, Onderzoek naar verkeersstromen in het buitengebied van Ermelo en Putten”. In dit rapport wordt er vanuit gegaan dat de verkeersintensiteiten in 2020 gestegen zullen zijn tot circa 6000 mvt/etmaal.

BerekeningenMet behulp van Standaard Rekenmethode I (SRM-I) is voor het perceel aan de Buitenbrinkweg de ligging van zowel de 48 dB-geluidscontour als de 53 dBgeluidscontour, voor het jaar 2020, berekend. In de rekenuitkomsten is al rekening gehouden met de mogelijkheid om, op grond van artikel 110g van de Wgh 2006, 5 dB af te trekken.
Aangezien het plan voorziet in de realisatie van woningen op maaiveldniveau en de betreffende weg op hetzelfde niveau is gelegen, zijn de contouren bepaald op een waarneemhoogte van 1,5 m en 4,5 m voor respectievelijk de eerste en tweede bouwlaag. Ook het bepalen van de geluidsbelasting op grotere hoogte (6 m) heeft geen toegevoegde waarde aangezien er op die hoogte geen sprake meer is van een geluidgevoelige functie.
De resultaten van de berekening zijn in onderstaande tabel opgenomen. In de bijlagen zijn de volledige berekeningen opgenomen.

De woningen B en C zullen gerealiseerd worden op een grotere afstand tot de weg dan de afstand van de grootste 48 dB geluidscontour (gemeten op 4,5 m). Voor deze woningen is dan ook geen sprake van geluidhinder in de zin van de
Wet geluidhinder.
Spoorweglawaai
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van twee nieuwe woningen. Daarmee is ook hoofdstuk 7 (Zones langs spoorwegen) van de Wgh van belang. De spoorlijn Zwolle - Amersfoort ligt op circa 2,5 km van het plangebied. Akoestisch onderzoek vanwege spoorweglawaai is derhalve niet aan de orde.
3.4 Archeologie
Conform de Monumentenwet 1988 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek, karterend booronderzoek heeft plaatsgevonden (Syntegra archeologie, inventariserend veldonderzoek, karterend booronderzoek Buitenbrinkweg 59 te Ermelo, 28-06-2011 ).
Het doel van het onderzoek was het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied, zoals die is weergegeven op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo. Op deze kaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting (AV categorie 5), in verband met de ligging op een dekzandrug, waarop een enkeerdgrond aanwezig is. Op grond van de ouderdom van de afzettingen binnen het plangebied kunnen archeologische resten uit de periode laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd voorkomen.
Onderzoek
In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.
Conclusie
De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.
3.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma, een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m3, NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.
Conclusie
Het voorgestelde bouwplan kan worden beschouwd als niet in betekenende mate.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.
Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2011. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. In deze kaarten is dus ook de emissie van stoffen ten gevolge van de in de nabijheid van de betreffende woningen gelegen agrarische bedrijven. Toetsing aan deze kaarten betekent dus ook toetsing aan deze bedrijven. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.
De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.
Grenswaarden luchtconcentraties NO2 en PM10
Luchtconcentratie Norm
NO2 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3
PM10 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3
Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan.
Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO2 en PM10.
Achtergrondniveaus luchtkwaliteit
Stof | 2010 | 2015 | 2020 |
PM10 | 24,1 µg/m3 | 20,9 µg/m3 | 20,1 µg/m3 |
NO2 | 18,2 µg/m3 | 17 µg/m3 | 14,2 µg/m3 |
Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibmproject betreft. Het voorgenomen plan zal niet tot problemen leiden ten aanzien van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
3.6 Externe veiligheid
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie en het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Om de externe veiligheid van de locatie te bepalen, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Hierbij is gekeken of het plan uitvoerbaar is binnen de vastgestelde normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

In de nabijheid van het plangebied is een bovengrondse propaantank van 5.000 liter gelegen. De aan te houden plaatsgebonden risicoafstand bedraagt 10 meter.De dichtstbijzijnde woning wordt op ruim 75 meter van deze tank opgericht. Nader onderzoek naar externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk.
3.7 Natuurwaarden
Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar effecten op de natuurwaarden (soortenbescherming en gebiedsbescherming).
Het natuurwaardenonderzoek ( BugelHajema, Advies Natuurwaarden, Buitenbrinkweg 59, 20 mei 2011) behandelt de ecologische beoordeling van de activiteit. Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur liggen op ruime afstand van het plangebied
en zijn hiervan gescheiden door bebouwing, bos, grasland en infrastructuur. Gezien de aard van de ingrepen zijn geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met het Streekplan Gelderland 2005.
Beschermde soorten
Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, de voorwaarden ten aanzien van huismus en rugstreeppad worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden. Voor de aanwezige licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verboden in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.
Uitvoerbaarheid
Uit het onderzoek naar effecten op beschermde natuurwaarden blijkt dat de aanwezige natuurwaarden, mits rekening wordt gehouden met huismus en rugstreeppad, geen belemmeringen vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Deze conclusie geldt voor de beschermde soorten en de noodzaak van ontheffingen.
Het is aan het bevoegd gezag om de visie dat er geen sprake zal zijn van negatieve effecten op beschermde gebieden en een noodzaak tot vergunningen te bevestigen.
Gezien de aangetroffen soorten en de in het rapport opgenomen voorziene plannen en activiteiten behoudt dit onderzoek drie jaar zijn geldigheid voor een wettelijke of juridische procedure. Bij aanpassingen van het oorspronkelijke plan en veranderingen in de terreinomstandigheden van het plangebied, die kunnen leiden tot andere inzichten met betrekking tot natuurwaarden, zal een actualisatie van het onderzoek moeten plaatsvinden. Dit geldt ook wanneer het beleid voor beschermde gebieden in de omgeving verandert.
3.8 Bodem
Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond. Bij de aanvraag om een bouwvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:
- nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat, als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);
- er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
- het bouwwerk de grond raakt en;
- er na sloop wordt herbouwd.
Onderzoek
Een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd (Grondvitaal bv, verkennend bodemonderzoek aan de Buitenbrinkweg 57-59 te Ermelo, 25 juli 2009). Uit de toetsing van de analyseresultaten aan de Circulaire Bodemsanering 2009 blijkt dat in het bovengrondmengmonster 3 vanaf het maaiveld tot 0,5 m.-mv. een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetroffen met PCB’s en PAK. Deze concentraties blijven ruim beneden de tussenwaarde (grenswaarde voor nader onderzoek) en zijn niet van een omvang waardoor de volksgezondheid of het milieu mogelijk schade zal worden toegebracht. In de overige vaste bodem mengmonsters zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarde aangetroffen. Met betrekking tot het voorgenomen gebruik van de onderzochte locatie, zijn milieutechnisch geen beperkingen aan te geven.
Grondwater
Uit de toetsing van de analyseresultaten aan de Circulaire Bodemsanering 2009 blijkt dat het grondwater uit peilbuis 3 licht verontreinigd is met zink. De concentraties zijn niet van een omvang waardoor de volksgezondheid of het milieu mogelijk schade zal worden toegebracht. In de overige grondwatermonsters is geen overschrijding van de streefwaarde aangetroffen. Met betrekking tot het voorgenomen gebruik van de onderzochte locatie, zijn milieutechnisch geen beperkingen aan te geven.
De voorgenomen ontwikkeling is voor het aspect bodem uitvoerbaar.
3.9 Parkeren
Om te zorgen dat bij de ontwikkeling van het plangebied voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn en er geen extra parkeerdruk ontstaat voor de omgeving is besloten om voor de woningen op het eigen terrein van het plangebied te parkeren. Bij iedere woning is een garage met een oprit aanwezig. Deze voorzieningen voorzien in de mogelijkheid om voldoende auto's te parkeren.
De geldende parkeernorm voor nieuwe woningen bedraagt op grond van de parkeernota van de gemeente Ermelo 2,2 parkeerplaatsen per (dure) woning. Op basis van de beschikbare ruimte en ingetekende bijgebouwen is parkeeroverlast niet te verwachten.
De ontsluiting van de twee nieuwe woningen vindt plaats via een bestaande aansluiting aan de oostzijde van het perceel op de Buitenbrinkweg. De twee bestaande woningen behouden de bestaande aansluitingen op de Buitenbrinkweg. Hierdoor vindt er geen toename plaats in het aantal ontsluitingen op de Buitenbrinkweg.
Het voorgenomen plan kan gezien worden als een positieve ontwikkeling gelet op eventuele verkeersoverlast voor de omgeving. Aangezien in de huidige situatie ten behoeve van het agrarisch bedrijf regelmatig sprake kan zijn van (zwaar) transportverkeer, zowel overdag als in de nachtelijke uren, is de verwachting dat met de verdwijning van het agrarisch bedrijf een verbetering voor de omgeving optreedt. Hoewel de twee nieuwe woningen wellicht leiden tot een kleine kwantitatieve toename van de verkeersbewegingen wordt de kwalitatieve belasting voor de omgeving minder. De geringe toename van verkeersbewegingen zal zich namelijk vooral overdag afspelen en het betreft hier geen 'zware' voertuigen.
3.10 Consequenties voor dit bestemmingsplan
Uit onderzoeken blijkt dat er geen belemmeringen zijn om de voormalige veehouderij aan de Buitenbrinkweg 59 van functie te laten veranderen naar wonen.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Om voor functieverandering in aanmerking te komen, geldt de algemene regel dat de initiatiefnemer beschikt over minimaal 500m² aan te slopen opstallen, waarbij maximaal 50% mag worden teruggebouwd in één woongebouw met meerdere wooneenheden. Hierdoor zijn vrijstaande woningen onder deze regeling niet toegestaan.
Op het perceel is ca 1.380m² aan bebouwing aanwezig. Deze bebouwing wordt verwijderd en in de plaats komt een dubbele woning met bijgebouwen. De terug te bouwen opstallen hebben een gezamenlijke oppervlakte van ca 405m². Dit is ca 32%.
De gekozen typologie past binnen het functieveranderingsbeleid (geschakelde bouw) en de landschappelijke inpassing is voldoende aangetoond door een deskundig bureau. De Buitenbrinkweg kenmerkt zich hoofdzakelijk door lintbebouwing, waarbij de (bedrijfs)woningen aan de weg zijn gesitueerd, met de bedrijfsgebouwen erachter. In de directe omgeving van nr. 59 is een verschuiving in het lint ontstaan, waarbij nieuwere woningen achter de rooilijn van de oorspronkelijke (bedrijfs)woningen zijn gebouwd. Stedenbouwkundig is dit geen vreemde situatie en het ontwerp past daardoor in de omgeving.
De stallen en het voormalig boerenerf maakt ruimte voor de bouw van een dubbele woning met twee vrijstaande bijgebouwen. De twee woningen, die achter op het perceel worden gebouwd, worden ontsloten via de bestaande uitrit aan de zijkant van het perceel. Tussen het plangebied en perceel 61a wordt een groenstrook aangelegd.
De boerderij en het voormalige bakhuis krijgen een reguliere woonbestemming.
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan zijn zoveel mogelijk afgestemd op het
vigerende bestemmingsplan. De redactie is aangepast in verband met de inwerkingtreding van
de Wet ruimtelijke ordening en de SVBP-2012 en op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) op 1 oktober 2010.
5.1 Regels
De regels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs-, en slotregels.
Inleidende regels
In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). Vanwege de afstemming met het Bor zijn onder meer een aantal begrippen anders gedefinieerd dan tot nog
toe gebruikelijk was.
In artikel 2 worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels bevatten vier bestemmingen. De percelen krijgen de bestemming "Wonen". Door middel van een aanduiding is het maximum aantal woningen aangegeven.
Aan de voorzijde van de woningen is de bestemming Tuin aangebracht. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om gebouwen op te richten. Hierdoor worden bijgebouwen alleen mogelijk gemaakt op het achtererf.
Om een buffer te vormen tussen de percelen loopt de bestemming Wonen niet door tot aan de achtererfgrens. Ten behoeve van bijgebouwen is voldoende ruimte gelaten. Ook tussen de boerderij en het bakhuis is een groenstrook aangebracht. Zo wordt voorkomen dat tussenliggende ruimte wordt bebouwd.
De gronden aan de achterzijde van het perceel van de Buitenbrinkweg, die geen woon- of tuinbestemming krijgen, hebben de bestemming "Agrarisch". Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd. Het oprichten van agrarische gebouwen is hiermee uitgesloten.
Tot slot maakt een gedeelte van de grond aan de noord-west zijde van het perceel onderdeel uit van een grotere groenstructuur. Conform het huidige bestemmingsplan krijgt deze grond de bestemming Bos. Tussen het plangebied en het perceel Buitenbrinkweg 61a wordt een groenstrook aangelegd. Deze groenstrook krijgt ook de bestemming Bos.
Algemene regels
In artikel 7 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van omgevingsvergunningen, niet nogmaals meegeteld kunnen worden. Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken.
Gebouwen dienen op grond van de algemene bouwregels in artikel 8 te worden afgedekt met een kap. Indien bestaande gebouwen geen kap hebben, worden deze toch geacht aan de regels van het bestemmingsplan te voldoen.
Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken. Ter verduidelijking hiervan wordt in de algemene gebruiksregels in artikel 9 een aantal activiteiten expliciet genoemd. Daarnaast omvat dit artikel een regeling voor aan huis verbonden beroepen.
In de Overige regels in artikel 10 is bepaald dat de voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet met een aantal uitzonderingen buiten toepassing blijven.
Overgangs- en slotregels
De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 11). Tenslotte bevat het plan een slotregel (artikel 12).
Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid
Het plan wordt ontwikkeld op eigen grond door en voor rekening en risico van een particulier. De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan heeft naast de onderzoeksaspecten echter ook betrekking op economische aspecten zoals planschade en grondexploitatiekosten. Het bouwplan valt onder de reikwijdte van de Grondexploitatiewet, aangezien het oprichten van de woningen een grondexploitatieplanplichtig bouwplan is zoals aangegeven in artikel 6.12 lid 1 Wro jo
artikel 6.2.1 onder a en b Bro.
Op grond van artikel 6.12 lid 2 kan het college van burgemeester en wethouders besluiten géén exploitatieplan vast te stellen, indien het een geval betreft als bedoeld in artikel 6.2.1a van het Besluit ruimtelijke ordening. In dit geval is er geen sprake van gemeentelijke kosten en betreft het dan ook een geval als bedoeld in artikel 6.2.1a, sub c van het Besluit ruimtelijke ordening.
De gemeente Ermelo is met de initiatiefnemer een anterieure exploitatieovereenkomst aangaan, waarin een planschade-overeenkomst wordt opgenomen, het kostenverhaal wordt geregeld en eisen worden gesteld aan de locatie en fasering. Het plan heeft derhalve geen financiële gevolgen voor de gemeente. Het plan is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak en zienswijzen
De procedurele voorbereiding is begonnen met het terinzageleggen van een voorontwerpbestemmingsplan. Deze terinzagelegging is voorafgegaan van een informatieavond, die is gehouden op 26 november 2012. Gedurende twee weken kon een ieder een inspraakreactie geven op het plan. In deze periode zijn twee inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreacties hebben geleid tot de volgende aanpassingen van het plan:
- tussen het plangebied en het perceel Buitenbrinkweg 61a ligt nu een strook bosbestemming.
- de woningen (en dus ook het bouwblok) is van de weg af verschoven;
- de bijgebouwen zijn een paar meter naar de weg toe opgeschoven, waardoor de bestemming wonen minder ver naar achter ligt.
De inspraakreacties en gemeentelijke reactie hierop is verwerkt in de nota van inspraak welke als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd van 4 juli tot en met 14 augustus 2013. Tijdens deze periode is één zienswijze ontvangen. In een seperate bijlage is de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.
7.2 Overleg
In het kader van vooroverleg is het plan gezonden naar het Waterschap Vallei en Veluwe. Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft op het bestemmingsplan. Daarnaast is het plan niet van betekenis voor de buurgemeenten en blijft toezending aan die bestuursorganen achterwege.
Met de provincie is ambtelijk vooroverleg gevoerd. Tijdens dit overleg, op 8 november 2011, heeft de provincie aangegeven dat dit plan niet stuit op problemen. Wel geeft de provincie aan dat het plan verder uitgewerkt moet worden om een goede landschappelijke inpassing te creëren. Dit aspect is vervolgens opgepakt en verder uitgewerkt. De provincie is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden worden. Er is geen zienswijze van de provincie op het ontwerpbestemmingsplan ontvangen.