Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Riebroekseweg 23 en 25
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPRiebroekseweg23-0401

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Riebroekseweg 23 en 25' met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPRiebroekseweg23-0401 van de gemeente Ermelo.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar involgen de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwing van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Agrarisch bedrijf

bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of het houden van dieren waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan.

1.6 Bebouwing

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Bouwperceelsgrens

een op bestemmingskaart als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan.

1.8 Bedrijfsgebouw

gebouw dat noodzakelijk is voor dat betreffende bedrijf of instelling, waaronder niet wordt begrepen bedrijfs- dan wel dienstwoningen en daarbij behorende bijgebouwen en in geval van een recreatiebedrijf, wordt daaronder ook niet begrepen een recreatiewoning dan wel stacaravans.

1.9 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.10 Bestaande bedrijfswoning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand

bedrijfswoning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand, zoals die/ dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.11 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 Bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.17 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hier geen horeca begrepen.

1.20 Extensieve dagrecreatie

dagrecreatie waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde een aanwezige voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers voor fietsen, wandelen, paardrijden, kanoën en vissen om de culturele, historische, landschappelijke, of natuurlijke omgeving te beleven of daarvan te genieten zonder de cultuurhistorische, landschappelijke en/ of natuurlijke waarden aan te tasten.

1.21 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 Hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.23 Horeca

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings, of soortgelijke inrichtingen.

1.24 Kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.25 Nevenactiviteit

activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast de feitelijke aanwezige hoofdfunctie, en die wat betreft vloeroppervlakte en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.26 Onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/ die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.27 Paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen.

1.28 Peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.29 Plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.30 Recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.

1.31 Seks- of pornobedrijf

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/ of vertoningen van erotische aard en/ of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seks- en/ of pornobedrijf wordt mede begrepen:
  1. seksbioscoop: een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film en/ of videovoorstellingen van erotische en/ of pornografische aard;
  2. seksclub: een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotisch en/ of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  3. seksautomaat: een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/ of videovoorstellingen van erotische en/ of pornografische aard;
  4. sekswinkel: een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/ of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  5. prostitutiebedrijf: een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.32 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijzen

2.1.1 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
2.1.2 Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders.
2.1.3 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.4 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. de goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.
2.1.5 Inhoud van een bouwwerk
boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en voor zover betreft recreatiewoningen, bovendien met inbegrip van kelders.
2.1.6 Lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of de harten van scheidsmuren.
2.1.7 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en bakons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met de bijbehorende bedrijfsbebouwing;
  2. bedrijfswoningen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is bewoning van de bedrijfswoning door derden die geen relatie hebben met het agrarisch bedrijf toegestaan;
  4. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf;
  5. extensieve dagrecreatie;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
  7. verhardingen, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
  8. groenvoorzieningen;
  9. tuinen en erven;
  10. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op of in de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:
3.2.1 Algemeen
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  2. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en andere silo's. ruwvoederplaten mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  3. de in artikel 3 lid 2.2 genoemde bedrijfsgebouwen, de in artikel 3 lid 2.3 genoemde bijbehorende bouwwerken en de in artikel 3 lid 2.6 genoemde bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning/ plattelandswoning moeten achter (het verlengde van de) voorgevel van de bedrijfswoning worden gerealiseerd; indien er sprake is van meerdere bedrijfswoningen geldt (het verlengde van de) voorgevel van de bedrijfswoning die het dichtst bij de openbare weg is gelegen.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  1. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 meter;
  2. de maximaal toegestane goothoogte is 6 meter;
  3. de bestaande oppervlakte van veestallen mag niet worden vergroot;
  
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de agrarisch doeleinden
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van agrarische doeleinden gelden de volgende bepalingen:
  1. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  2. de maximaal toegestane bouwhoogte voor erf- of terreinafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel bedraagt 1 meter;
  3. de maximaal toegestane bouwhoogte voor overige erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  4. de maximaal toegestane bouwhoogte voor bouwwerken voor mestopslag bedraagt 6 meter;
  5. de maximaal toegestane bouwhoogte voor bouwwerken voor mestopslag bedraagt 12 meter;
  6. de maximaal toegestane bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt 2 meter;
  7. de maximaal toegestane bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt 10 meter;
3.2.4 Bedrijfswoning
Ten aanzien van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  2. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen;
  3. de maximaal toegestane bouwhoogte is 8 meter;
  4. de maximaal toegestane goothoogte is 4 meter.
3.2.5 Plattelandswoning
Ten aanzien van een plattelandswoning gelden de volgende bepalingen:
  1. de plattelandswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  2. de inhoud van een plattelandswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen;
  3. de maximaal toegestane bouwhoogte is 8 meter;
  4. de maximaal toegestane goothoogte is 4 meter.
3.2.6 Bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning/ plattelandswoning
  1. per bedrijfswoning of plattelandswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een oppervlakte van maximaal 85 m2;
  2. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5 meter;
  3. de maximaal toegestane goothoogte is 3 meter;

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub c dat de oppervlakte van veestallen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat een grotere oppervlakte is toegestaan, indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf;
  2. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub c dat de oppervlakte van veestallen niet mag worden vergroot, indien uit onderzoek blijkt dat de uitbreiding past binnen de wet- en regelgeving;
  3. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub b en toestaan, dat buiten bouwpercelen de volgende bouwwerken kunnen worden gebouwd:
    1. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m3 en een hoogte van 6 m;
    2. andere silo's dan voor mestopslag, niet zijnde ruwvoederplaten, tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m2 bij elk agrarisch bedrijf en een hoogte van 2 m;
    3. de omgevingsvergunning voor de bouwwerken als genoemd onder sub 1 en 2 wordt alleen verleend, mits:
      1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en van situering buiten het bouwperceel is aangetoond;
      2. en ingeval van bouwwerken voor mestopslag de situering in de directe nabijheid van het desbetreffende bouwvlak plaatsvindt;
      3. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. wormen- en maden kwekerijen, fokkerijen, mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen zijn niet toegestaan, voor zover de bedrijvigheid van deze bedrijven plaatsvindt in de openlucht en buiten het bouwvlak, met uitzondering van bedrijven waar een zodanige bedrijvigheid wordt uitgeoefend op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het plan.
  2. een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf is toegestaan met dien verstande dat:
    1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf; daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/ bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/ bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
    2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat;
    4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    5. geen detailhandel is toegestaan;
    6. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de volgende nevenactiviteiten:
  1. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voorgebrachte streekeigen producten met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 100 m2;
  2. bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd;
  3. natuurvoorlichting en -educatie, voor de daarbij behorende gebouwen, geldt een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2;
  4. een zorgboerderij, met overnachtingsmogelijkheden voor ten hoogste 5 personen;
  5. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een terras, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2;
  6. opslag van caravans, campers en boten;
3.5.2 Voorwaarden
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik als bedoeld in artikel 3 lid 5.1 mag in totaal per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 350 m2;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot ten behoeve van het gebruik als bedoeld in artikel 3 lid 5.1;
  3. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
  4. er mag geen onevenredige grotere verkeersbelasting als gevolg van het gebruik optreden;
  5. het parkeren dient op het eigen perceel plaats te vinden;
  6. visuele aspecten ten behoeve van de nevenactiviteit, zoals, reclame-uitingen en technische installaties mogen het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.
3.5.3 Kamperen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van een camping met in achtneming van de volgende voorwaarden:
  1. er zijn maximaal 10 standplaatsen en 15 kampeermiddelen, niet zijnde caravans toegestaan, gedurende de periode 15 maart tot 31 oktober;
  2. de standplaats en kampeermiddelen, niet zijnde caravans worden gerealiseerd binnen het bouwvlak of binnen maximaal 50 meter van het bouwvlak;
  3. ten behoeve van de camping mogen bijbehorende voorzieningen worden opgericht met een maximaal gezamenlijk oppervlak van 50 m2 en een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  4. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting.
3.5.4 Caravanstalling
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken ten behoeve van het gebruik van gebouwen die niet meer voor het agrarisch bedrijf in gebruik zijn, voor opslag en caravanstalling, mits is komen vast te staan dat het agrarisch bedrijf gedeeltelijk is beëindigd.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Bouwhoogte silo's
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor de bouw van silo's binnen het bouwvlak tot een hoogte van 15 meter onder de voorwaarden dat:
  1. de blijvende noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  2. wordt voorzien in een redelijke inpassing in het landschap, al dan niet met behulp van opgaande beplanting.
3.6.2 Verschuiving van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van het bouwvlak onder de voorwaarden dat:
  1. het bouwvlak dient voor ten minste 50% hetzelfde bouwvlak te blijven, als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  2. gebouwen mogen door het wijzigen van het bouwvlak niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  3. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  4. de waarden als bedoeld in artikel 3 lid 1 niet onevenredig worden aangetast;
  5. geen sprake is van onevenredige hinder naar de (leef)omgeving;
  6. er dient voldaan te worden aan Wet natuurbescherming;
  7. het aantal dierplaatsen en het aantal m2 ten behoeve van veestallen mag alleen toenemen indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf;
 

Artikel 4 Waarde - Archeologie H

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
  1. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2; en
  2. daarvoor de grond dieper dan 0,3 meter zal worden geroerd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig met de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/ of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het scheuren van grasland.
4.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
4.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 100 m2 worden geroerd;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 meter worden geroerd
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie H', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Afwijkende maten

  1. in die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/ of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  2. in die gevallen dat een bestaand bouwpercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  3. de regels zoals opgenomen onder a en b hebben betrekking op bestaande bouwwerken;
  4. in het geval van uitbreiding van gebouwen is het bepaalde onder a en b voor wat betreft goothoogte, bouwhoogte en afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken van toepassing; voor wat betreft oppervlakte en inhoud gelden in dat geval de bouwregels zoals opgenomen in hoofdstuk 2.

6.2 Afwijkende situering

  1. in die gevallen dat bestaande gebouwen, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, conform vergunning op een locatie zijn gerealiseerd die niet in overeenstemming is met de bouwregels in hoofdstuk 2 geldt die locatie als toegestaan;
  2. in het geval van sloop gevolgd door nieuwbouw van de gebouwen als genoemd onder a, gelden de bouwregels zoals opgenomen in hoofdstuk 2, waarbij het maximum aantal m2 dat volgens die bouwregels mag worden gebouwd, mag worden vermeerderd met 50% van het aantal m2 dat wordt gesloopt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

 
7.1.1 Verbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
7.1.2 Vormen verboden gebruik
Tenzij dat gebruik uitdrukkelijk in overeenstemming is met de betreffende bestemming dan wel op de betreffende gronden in of krachtens het plan is toegestaan, wordt in ieder geval als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7 lid 1.1, aangemerkt het gebruik van:
  1. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/ of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  3. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  4. voor militaire oefeningen met rups-, vracht- en gevechtsvoertuigen;
  5. voor seks- en/ of pornobedrijf;
  6. gebruik van gronden, gelegen buiten het bouwvlak, als paardenbak.

7.2 Aan huis gebonden beroep

Voor het uitoefenen van een beroep aan huis mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van de woning (alle ruimten -exclusief bijgebouwen-, die qua hoogte voldoen aan het Bouwbesluit) en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt met een maximum van 50 m2 per perceel, mits:
  1. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  2. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van het gebied;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  4. geen detailhandel wordt uitgeoefend, anders dan in de uitoefening van de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  5. de activiteit geen duurzame ontwrichting veroorzaken van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben;
  6. bedrijfsactiviteit die normaliter in een winkelcentrum of winkelstraat worden uitgeoefend zijn niet toegestaan.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Bouwregels

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
  1. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen - , mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 25 m2 en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;
  2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/ of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt met dien verstande dat er slechts één bedrijf is toegestaan.

8.2 Paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken ten behoeve van het gebruik van gronden behorende bij woningen, waaronder begrepen bedrijfs- en plattelandswoningen, niet zijnde recreatiewoningen, als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan, mits:
  1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde woning of bedrijf;
  2. door middel van onderzoek aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn om de paardenbak binnen het bouwvlak dan wel het bestemmingsvlak te realiseren;
  3. de paardenbak in de nabijheid van de desbetreffende woning respectievelijk de hoofdbebouwing van het desbetreffende bedrijf wordt gesitueerd;
  4. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 meter en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter bedraagt.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Bestemmingsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen te wijzigen indien en voor zover dringende redenen, die na het ter inzag leggen van het plan te hunner kennis zijn genomen, hiertoe aanleiding geven en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt met dien verstande dat de bestemmingsvlakken niet met meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk  is teniet gedaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in de eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

De regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Riebroekseweg 23 en 25'.