direct naar inhoud van Regels
Plan: Nijkerkerweg 28-30, Ermelo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPNijkerkerweg28-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijkerkerweg 28-30, Ermelo met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPNijkerkerweg28-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouwen:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 agrarische bedrijven:

bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan, uitgezonderd wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen, een ander voor zover deze bedrijvigheid plaatsvindt in de open lucht en buiten het bouwvlak;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. het onder a en b bedoelde geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.16 bijgebouw:

een, niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (al dan niet vrijstaand) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.29 inwoning:

het wonen in een woning door één of meer personen die geen deel uitmaken van het huishouden van de hoofdbewoner(s) van die woning, zonder dat sprake is van een voormalige meergeneratiewoning;

1.30 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.31 nutsvoorziening::

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.32 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.33 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.35 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.36 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.37 permanente bewoning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

1.38 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.39 recreatiewoning:

een gebouw, dat bestemd is voor recreatief woonverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden;

1.40 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 tuincentrum:

detailhandel in hoofdzaak elders uit de teelt van gewassen verkregen producten alsmede in daarmee verband houdende goederen;

1.42 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.43 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.44 wooneenheid:

woning als onderdeel van een groter gebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 algemeen:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden (ondergeschikte) dakkapellen, dakopbouwen en dakverspringingen buiten beschouwing gelaten;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • a. verkeer;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Het doel 'verkeer' is beperkt tot:

  • a. de bestaande wegen en uitwegen, met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken;
  • b. de aanleg van fiets- en voetpaden voor zover zij zijn gelegen binnen een zone van 30 m uit de as van de bestaande weg of uitweg.

Onder het doel 'nutsvoorzieningen' zijn antennemasten mede begrepen, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande antennemasten tot het doel behoren.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' bestemde gronden mogen buiten het bouwvlak uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en andere silo's, met uitzondering van:

  • a. schuilstal voor vee en/of paarden, waarvan het oppervlak niet meer mag bedragen dan 50 m², met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en de nokhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximaal toegestane bouwhoogte voor erf- of terreinafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • b. de maximaal toegestane bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2 meter;
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van een kapschuur waarbij de goothoogte aan één zijde van een het gebouw niet meer mag bedragen dan 4 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. in- en uitritten;
  • c. bijgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en erven en gebouwen ten dienste van de naastgelegen woonbestemming.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de naastgelegen woonbestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van een bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
  • b. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
  • c. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
  • d. bij overige erfafscheidingen 2 m;
  • e. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;

met wegen en paden, bermen, groen- en parkeervoorzieningen, water en voorziening voor de waterhuishouding.

5.1.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is op gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' niet toegestaan.

5.1.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen erf- of terreinafscheidingen zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1 meter.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bedoeld voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis gebonden beroep;

met bijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen en bijbehorende bouwwerken;
  • c. het is niet toegestaan woningen te splitsen in meerdere woningen.
6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het maximum aantal woningen mag niet meer bedragen dan één woning per bouwvlak, tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'twee-aaneen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mag het maximum aantal woningen niet meer bedragen dan twee woningen per bouwvlak;
  • c. de maximale goothoogte van een woning bedraagt 4 meter, tenzij de bestaande goothoogte groter is, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum;
  • d. de maximale bouwhoogte van een woning bedraagt 9 meter, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum;
  • e. de maximale inhoud van een vrijstaande woning bedraagt 750 m3, tenzij de bestaande inhoud groter is, dan geldt de bestaande inhoud als maximum;
  • f. de maximale inhoud van een woning ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' bedraagt 550 m3.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de vrijstaande woningen bedraagt 150 m2;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de 'twee-aaneen' woningen is 37,5 m2 per woning, met dien verstande dat;
    • 1. het bijbehorende bouwwerk met de functieaanduiding 'voormalig agrarisch bedrijfsgebouw' als bijgebouw dient voor de 'twee-aaneen' woningen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter, tenzij de bestaande goothoogte groter is, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
6.3.2 Voorwaardelijke verplichting sloop
  • a. Het starten van sloop- en bodemroerende werkzaamheden ter plaatse van de als 'Wonen' bestemde gronden is uitsluitend toegestaan indien de in Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek als "druppelzone 3", "druppelzone 5" en "Golfplaten kering 1" vastgestelde asbestverontreinigingen zijn gesaneerd en er aanvullend onderzoek en eventueel een aanvullende sanering is verricht in ''druppelzone 6'' en ''druppelzone 8'';
  • b. Het starten van bouwwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwe woningen ter plaatse van de als 'Wonen' bestemde gronden is uitsluitend toegestaan indien de bestaande bedrijfsmatige opstallen zijn gesloopt dan wel de sloop hiervan is gestart.
6.3.3 Voorwaardelijke verplichting gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming 'Wonen' wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ter plaatse van de bestemming 'Wonen' gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de bestemming 'Wonen' zonder:
    • 1. de aanleg/uitvoering en instandhouding van de landschappelijke maatregelen in de bestemming 'Wonen' conform het in Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en stedenbouwkundige inpassing;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen gronden, gebouwen en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Nijkerkerweg 28-30, Ermelo uitvoering wordt gegeven aan de aanleg/uitvoering en instandhouding van de landschappelijke maatregelen conform het in Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en stedenbouwkundige inpassing;
    • 3. de aanleg/uitvoering en instandhouding van de natuurinclusieve maatregelen in de bestemming 'Wonen' conform de bij deze regels opgenomen Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 mogen gronden, gebouwen en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Nijkerkerweg 28-30, Ermelo uitvoering wordt gegeven aan de aanleg/uitvoering en instandhouding van de natuurinclusieve maatregelen conform Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan teneinde te komen tot een natuurinclusieve erfinrichting.
6.3.4 Bewoning vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor aanpassing, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende

  • a. Masten en (veiligheids)voorzieningen

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  • b. Op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schríftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

Het is verboden om zonder, op of in de lid 7.1 bedoelde gronden, een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
  • e. het aanbrengen en/of slopen van bovengrondse constructies, installaties, opstallen of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 7.1 omschreven bestemming;
  • f. het aanleggen van wegen en parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen van zonneparken.
7.5 Uitzondering van de vergunningplicht

Het verbod in lid 7.4 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. worden uitgevoerd door (of in opdracht van) de netbeheerder t.b.v. aanpassing, onderhoud en instandhouding van de verbinding;
7.6 Voorwaardelijke verplichting

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

9.2 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit plan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag.

In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de onbebouwde gronden en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval;
  • c. een gebruik van gronden als paardenbak;
  • d. een gebruik voor (detail)handel;
  • e. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein;
  • f. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
  • g. een gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. ter plaatse van de bestemmingen 'agrarisch gebied' en 'wonen' een gebruik van vrijstaande recreatiewoningen voor permanente bewoning.
10.2 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. 10.1 sub c als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan mits:
    • 1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde woning;
    • 2. de paardenbak in de nabijheid van de desbetreffende woning wordt gesitueerd;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 meter bedraagt en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter bedraagt;
    • 4. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • d. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden onevenredig worden geschaad, dan wel correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • e. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 meter.
11.2 Afwegingskader

De in artikel 11.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeernormen
12.1.1 Parkeernormen

Bij het gebruiken en / of bebouwen van gronden dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading, zoals geregeld in de "Nota Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017) en in het "bestemmingsplan Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017). (Indien de beleidsregels volgens de "Nota Parkeernormen" gedurende de planperiode gewijzigd worden, wordt rekening gehouden met deze wijziging). Deze eis, volgens het onderhavige artikel 12.1, sublid 12.1.1, geldt als een voorwaardelijke verplichting.

12.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en / of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en / of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.

12.1.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in lid 12.1.1 indien het niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en / of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
13.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip vang inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nijkerkerweg 28-30, Ermelo