direct naar inhoud van Regels
Plan: Lageveld 7, Speuld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPLageveld7-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Lageveld 7, Speuld met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPLageveld7-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererf

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.6 agrarische bedrijven

bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan, uitgezonderd wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen, een ander voor zover deze bedrijvigheid plaatsvindt in de open lucht en buiten het bouwvlak;

1.7 agrarisch hulpbedrijf

een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;

1.8 ander bouwwerk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bouwperceelsgrens

een op bestemmingenkaart als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;

1.11 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bebouwingsvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bebouwingsvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.12 bedrijfsgebouw

gebouw dat noodzakelijk is voor dat betreffende bedrijf of instelling, waaronder niet wordt begrepen bedrijfs- dan wel dienstwoningen en daarbij behorende bijgebouwen en in geval van een recreatiebedrijf, wordt daaronder ook niet begrepen een recreatiewoning dan wel stacaravan;

1.13 bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.14 bestaande woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand

woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand, zoals die/dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.18 bijgebouw

een, niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (al dan niet vrijstaand) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 extensieve openluchtrecreatie

een vorm van dagrecreatie waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers voor fietsen, wandelen, paardrijden, kanoën en vissen om de culturele, historische, landschappelijke, of natuurlijke omgeving te beleven of daarvan te genieten zonder de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden aan te tasten;

1.25 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 gevellijn

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de voorgevelzijde van een gebouw aanduidt;

1.28 horeca

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings, of soortgelijke inrichtingen;

1.29 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar ten minste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden overeenkomstig artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.30 kalverenmelkfabriek

een bedrijf dat veevoer, hoofdzakelijk kalvermelkpoeder, produceert door het mengen van poeders en toevoeging van verschillende supplementen zoals vitaminen en vetten. In hoofdzaak bestaat het hele proces van het bedrijf uit de opslag van grondstoffen, het mengen van de grondstoffen (de productie) en de opslag van het eindproduct in bulk of in zakgoed. Grondstoffen en eindproduct zijn poeder(melk)producten. De bedrijfsactiviteiten van de in dit plan toegestane kalvermelkfabrieken vallen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering (2009) onder SBI-2008 nummer 1091-5 “veevoerfabrieken, mengvoeder” met een capaciteit van minder dan 100 ton per uur.

1.31 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.32 kernrandzone

als zodanig op de plankaart aangegeven zone waar bepalingen gelden, die specifiek zijn gericht op de bescherming van het leefmilieu in de aangrenzende kern met overwegend woonbebouwing;

1.33 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, fysieke en geestelijke volksgezondheid en openbare dienstverlening;

1.34 manege-activiteiten

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het paardrijles geven, de verhuur van paarden of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.35 natuurrandzone

als zodanig op de plankaart aangegeven zone waar bepalingen gelden, die specifiek zijn gericht op de bescherming van de natuurwaarden in de aangrenzende natuur- of bosbestemming;

1.36 nevenactiviteit

activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast de feitelijk aanwezige hoofdfunctie, en die wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie;

1.37 niet-grondgebonden veehouderij

veehouderij, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend binnen gebouwen, waarbij het ruwvoer niet of nauwelijks ter plaatse van het betreffende bedrijf wordt gewonnen;

1.38 ondergeschikte horeca

horeca ondergeschikt aan de hoofdfunctie kantoor. Hieronder moet worden verstaan: het voltrekken en de viering van huwelijken, horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een lunchroom of een terras, in zijn totaliteit zodanig beperkt qua aard en omvang dat de hoofdfunctie kantoor blijft;

1.39 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.40 oorspronkelijke woning

de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een andere oudtijds verleende toestemming;

1.41 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;

1.42 paardenbak

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paardenhouderij, waarbij het doel is het stallen van paarden en/of pony's dan wel het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit trekken van inkomsten. Manege-activiteiten zijn geen onderdeel van een paardenhouderij;

1.43 permanente bewoning

gebruik als hoofd-woonverblijf, waaronder wordt verstaan gebruik als woning door eenzelfde persoon, (deel van) gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het bepaalde in een wettelijk voorschrift noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente;

1.44 peil

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.45 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.46 recreatiewoning

een gebouw, dat bestemd is voor recreatief woonverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden;

1.47 seks- en pornobedrijf

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seks- en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

a. seksbioscoop:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

b. seksclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;

c. seksautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

d. sekswinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;

1.48 stacaravan

een als gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen, permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.49 veehouderij

agrarische bedrijvigheid of agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het voortbrengen van producten door het houden van dieren, zoals rundvee-, varkens, en pluimveehouderij;

1.50 verbindingsteken

teken waarmee op de bestemmingenkaart wordt aangegeven dat de daardoor verbonden gebiedsdelen als één worden aangemerkt;

1.51 voorerf

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.52 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 algemeen:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 het bebouwde oppervlak van een bouwperceel:

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden (ondergeschikte) dakkapellen, dakopbouwen en dakverspringingen buiten beschouwing gelaten;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen - 2' zijn bedoeld voor:

  • a. wonen in woonhuizen;
  • b. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de in Bijlage 1 van de regels opgenomen lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  • c. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken geen gebouw zijnde.
3.2.2 Woningen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal te bouwen woningen mag maximaal bedragen zoals aangegeven ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • d. de maximuminhoud van het hoofdgebouw ter plaatse van de bouwaanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' bedraagt maximaal 400 m³;
    • 2. 'twee-aaneen' bedraagt maximaal 550 m³;
  • e. de maximuminhoud van de bestaande woning bedraagt maximaal 750 m³;
  • f. het maximumoppervlak van de bestaande woning bedraagt maximaal 150 m²;
  • g. de maximale goothoogte van een woning bedraagt 4 meter, tenzij de bestaande goothoogte groter is, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum;
  • h. de maximale bouwhoogte van een woning bedraagt 8 meter, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwaanduidingsvlak 'bijgebouwen' worden gebouwd of 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behorende bij de als 'vrijstaand' aangeduide woning bedraagt maximaal 100 m² en maximaal 15% van de kavelgrootte;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de als 'twee-aaneen' aangeduide woningen bedraagt maximaal 40 m2 per wooneenheid;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter, tenzij de bestaande goothoogte groter is, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
    • 2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
    • 3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
    • 4. bij overige erfafscheidingen 2 m;
    • 5. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;
  • b. Overkappingen moeten achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming 'Wonen - 2' wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ter plaatse van de bestemming 'Wonen - 2' gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden overeenkomstig de bestemming 'Wonen - 2' zonder:
    • 1. de aanleg/uitvoering en instandhouding van de landschappelijke maatregelen in de bestemming 'Wonen - 2' conform het in Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en stedenbouwkundige inpassing;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen gronden, gebouwen en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Lageveld 7, Speuld' uitvoering wordt gegeven aan de aanleg/uitvoering en instandhouding van de landschappelijke maatregelen conform het in Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan bij de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en stedenbouwkundige inpassing;
    • 3. de aanleg/uitvoering en instandhouding van de natuurinclusieve maatregelen in de bestemming 'Wonen - 2' conform de aan de regels toegevoegde lijst Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 mogen gronden, gebouwen en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Lageveld 7, Speuld' uitvoering wordt gegeven aan de aanleg/uitvoering en instandhouding van de natuurinclusieve maatregelen conform de in Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan bij de regels opgenomen lijst, teneinde te komen tot een natuurinclusieve erfinrichting.
3.3.3 Bewoning vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning;
  • b. een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van afhankelijke woonruimte.

Artikel 4 Waarde - Archeologie L

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie L' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 2.500 m², en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
4.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 2.500 m² worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
4.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie L, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

6.2 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

6.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit plan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag.

In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de onbebouwde gronden en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval;
  • c. een gebruik van gronden als paardenbak;
  • d. een gebruik voor (detail)handel;
  • e. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein;
  • f. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
  • g. een gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. ter plaatse van de bestemmingen 'agrarisch gebied' en 'wonen' een gebruik van vrijstaande recreatiewoningen voor permanente bewoning.
7.2 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. 7.1 sub c als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan mits:
    • 1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde woning;
    • 2. de paardenbak in de nabijheid van de desbetreffende woning wordt gesitueerd;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 meter bedraagt en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter bedraagt;
    • 4. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Overige zone - kernrand

De voor 'Overige zone - kernrand' aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming van het leefmilieu in de aangrenzende kern met overwegend woonbebouwing.

8.2 Vrijwaringszone - landschappelijke waarde

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - landschappelijke waarde' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de landschappelijke waarden bestaande uit een landschap waar groenstructuren worden afgewisseld met openheid en erven en dienen de gronden niet als erf te worden beschouwd als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • d. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden onevenredig worden geschaad, dan wel correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • e. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 meter.
9.2 Afwegingskader

De in artikel 9.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeernormen
10.1.1 Parkeernormen

Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading, zoals geregeld in de "Nota Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017) en in het "bestemmingsplan Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017). (Indien de beleidsregels volgens de "Nota Parkeernormen" gedurende de planperiode gewijzigd worden, wordt rekening gehouden met deze wijziging). Deze eis, volgens het onderhavige artikel 10.1, sublid 10.1.1, geldt als een voorwaardelijke verplichting.

10.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1 indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.

10.1.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in lid 10.1.1 indien het niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
11.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering

Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip vang inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering

11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Lageveld 7, Speuld