Plan: | Haspel 99 -129 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.BPHaspel99tm129-0401 |
Aan de Haspel 99-129 in Ermelo bevindt zich een aantal percelen waar verschillende functies zijn toegestaan. In het plangebied zijn een pallet- en timmerfabriek, voormalige agrarische opstallen, een caravanstalling, en (bedrijfs) woningen aanwezig. Met uitzondering van de Haspel 121 wordt dit gebied herontwikkeld. In het gebied worden 24 vrije kavels gerealiseerd voor woningbouw en 8 sociale woningen. De aanwezige pallet- en timmerfabriek wordt tevens ingepast.
De Haspel 121 is geen onderdeel van dit bestemmingsplan, met uitzondering van een smalle bosstrook aan de noordkant. Deze locatie is bestemd in het bestemmingsplan Tonselse veld 2014.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridisch planologische kader, waarbij zal worden aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen aan de Haspel in Ermelo. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven ten opzichte van de directe omgeving en ten opzichte van Ermelo. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (pdok.viewer)
Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan 'Tonselse Veld 1987' welke op 23 februari 1989 door de gemeenteraad van Ermelo is vastgesteld. In de afbeeldingen 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Met rode omlijning is de begrenzing van het plangebied indicatief weergegeven.
Afbeelding 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Tonselse Veld 1987' met daarop in het rood het plangebied weergegeven (Bron: Ruimtelijke plannen.nl)
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Tonselse Veld 1987' heeft het plangebied een aantal bestemmingen:
Op grond van het geldende bestemmingsplan is het binnen de bestemming pluimveehouderij niet toegestaan om bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van houtverwerking uit te voeren. Ook is woningbouw op de locatie niet toegestaan.
Het bestemmingsplan 'Haspel 99 -129' met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPHaspel99tm129-0401 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op het plangebied en komt het plan aan de orde. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld en onderbouwd. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot de uitvoerbaarheid beschreven.
Ligging en omgeving
Het plangebied ligt aan de Haspel, een smalle bosroute die een verbinding vormt met de N303 en N302. De Haspel wordt gekenmerkt door een gemengd boslandschap, met daarin recreatieterreinen, bedrijven, agrarische opstallen en (bedrijfs) woningen. Zuidelijk van het plangebied ligt een natuur- en recreatiegebied.
Afbeelding 2.1 Ligging plangebied met luchtfoto (pdok.viewer)
Bebouwing
Aan de Haspel is de bebouwingsstructuur eenduidig en rechtlijnig. Bebouwing schikt zich in een lijn parallel of haaks aan de Haspel. De vrijstaande woningen oriënteren zich op de Haspel en zijn dicht op de weg geplaatst. De bomenranden maken hier plaats voor de woningen en zijn daardoor vrij dominant in het zicht. Achter de woningen liggen grote loodsen van een pluimveehouderijen.
Aan de Haspel 99-101 bevindt zich een pallet- en timmerfabriek. Achter de twee voorliggende woningen van deze locatie bevinden zich diverse loodsen die gebruikt worden voor de houtbewerking. Aan de zuidoostkant van de bedrijfsbebouwing bevindt zich een asfaltplaat.
Ontsluiting
De planlocatie is gunstig ontsloten met omliggende provinciale en nationale wegen. Via de Haspel is de planlocatie verbonden met de N303 richting de kernen van Harderwijk en Ermelo. De N302 is ook direct bereikbaar vanaf de Haspel en is verbonden met de A1 en de kern van Harderwijk. Bovendien heeft de planlocatie een goede verbinding met de A28 richting Amersfoort en Zwolle.
De Haspel wordt gekenmerkt door een smalle rijbaan met smalle groene bermen. De zijden van de rijbaan zijn versterkt met halfverharding, zodat auto's elkaar kunnen passeren. Er wordt in principe niet aan de Haspel geparkeerd, het komt wel voor dat auto's in de berm op de bedrijfskavel staan. Ondanks de gunstige ontsluitingsmogelijkheden heeft de Haspel een zeer kleinschalig karakter, zonder doorgaand verkeer. De Eendenparkweg loopt parallel aan de Haspel, maar sluit hier niet op aan. De Strokel en Staringlaan sluiten wel aan op de Haspel. Voor een uitgebreide omschrijving van de verkeersaspecten wordt verwezen naar paragraaf 4.12.
Haspel 99 - 101
Aan de Haspel 99-101 wordt een eindsituatie voor de aanwezige pallet- en timmerfabriek bepaald en het bedrijf wordt landschappelijk ingepast. Er worden twee nieuwe loodsen gebouwd, waarbij de meest westelijke loods alleen wordt gebruikt voor inpandige opslag van pallets. De meest oostelijke loods wordt gebruikt voor inpandige houtbewerking. Buitenopslag wordt niet toegestaan. Het geheel wordt met een robuuste groenzone afgeschermd van de omgeving.
Haspel 123a
Binnen het plangebied valt ook de ontwikkeling van Haspel 123a. Voor deze locatie is een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van 10 woningen met een ondergeschikte zorgfunctie, bestaande uit een dagbesteding op de begane grond. In voorliggend bestemmingsplan wordt deze locatie conform de verleende omgevingsvergunning overgenomen.
Haspel 123 - 129
De kavels aan de Haspel worden herontwikkeld van (agrarische) bedrijfskavels naar wonen in het groen. In totaal worden 24 kavels gerealiseerd voor vrijstaande woningen. Daarnaast worden nog 8 sociale woningen gerealiseerd.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt er binnen ontwikkelvelden gebouwd. Uitgangspunt is dat bebouwing gerealiseerd wordt in boskamers met een natuurlijke inpassing. De ontwikkelvelden zijn tussen de 14 en 18 meter diep en gaan uit van een woning in een groene setting die aansluit op de openbare ruimte. Binnen de ontwikkelvelden kan er vrij en organisch ontwikkeld worden, belangrijkste voorwaarde is dat bebouwing met de rug naar de boomstructuren geplaatst wordt om een natuurlijk decor te behouden.
De relatie met het bos wordt gelegd door bestaande bomen en bosranden te benutten en te versterken waar nodig. Bomen en bosranden worden benut om de identiteit te bepalen, woningen worden ontwikkeld in zogenoemde boskamers. De overgang van 'woonmilieu' naar 'natuur' en 'boslandschap' vindt plaats door middel van het benadrukken van de hoogteverschillen. Het hogere deel (oost) kent een open en overzichtelijke invulling, het lagere deel (west) een meer knusse en gesloten invulling.
Om een relatie te leggen met de cultuurhistorische identiteit van de plek worden groenstructuren doorgetrokken door het gebied. Deze structuren komen langs kenmerkende openbare ruimte te liggen, om de beleefbaarheid van het boslandschap te vergroten. De middelste zone accentueert de overgang van hoog naar laag en is gelegen in een landschap dat doet denken aan het historische landschap. De bestaande landschapsstructuren blijven zoveel mogelijk behouden en worden opgenomen in de opzet van de locatie.
Voor de beoogde ontwikkeling is een ruimtelijk raamwerk opgesteld, dat voldoet aan het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) van de gemeente Ermelo. Dit rapport is opgenomen in bijlage Ruimtelijk raamwerk bij de toelichting en is weergeven in figuur 2.2. Op basis van het ruimtelijke raamwerk en intensieve gesprekken met de omgeving is een beeldkwaliteitsplan (bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan bij de regels) en landschappelijk inpassingsplan (bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan bij de regels) opgesteld.
Afbeelding 2.2 Landschappelijk raamwerk Haspel
Voor het plangebied heeft de gemeente Ermelo vanuit de welstandsnota geen regels die toegepast kunnen worden op dit gebied. Om deze reden is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de ontwikkeling.
Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 3bij de regels. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waar de beoogde woningen aan moeten voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 3bij de regels en maakt onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan.
Het beeldkwaliteitsplan biedt samen met de bouwregels uit dit bestemmingsplan, voldoende waarborg dat de beeldkwaliteitsambities worden gehaald en dient ook als toetsingskader voor de Commissie omgevingskwaliteit. Deze commissie heeft haar akkoord gegeven op het beeldkwaliteitsplan.
Naast de beeldkwaliteit van de beoogde woningen is een goede landschappelijke inpassing van belang. De landschappelijke inpassing ziet op de inrichting van het gebied, de positie van de woningen en de openbare ruimte, zoals de aanleg van wegen, paden, groen en water. Op basis van het ruimtelijke raamwerk, zie hiervoor bijlage 2 bij de toelichting, is voor het gebied een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in bijlage 3 bij de regels. Het gebied wordt landschappelijk ingepast door het aanbrengen van een verschillende maatregelen. Deze maatregelen zijn erop gericht om de biodiversiteit te vergroten en de leefomgeving voor dieren te verbeteren.
In het landschappelijk inpassingsplan zijn de maatregelen uitgebreid beschreven, deze maatregelen bestaan uit, het aanplanten van bomen en struiken. Hierdoor wordt er meer schaduw en beschutting gecreëerd voor dieren. Ook worden er nestkasten en voederplekken voor vogels geplaatst. Daarnaast wordt er een houtwal aangelegd als afscheiding van de 'paardenmennerij'. Deze houtwal biedt een schuilplek voor dieren en zorgt voor een natuurlijke overgang tussen het open veld en het bos.
Een andere maatregel is het aanleggen van een waterpartij. Hierdoor wordt er een leefgebied gecreëerd voor waterdieren, zoals kikkers, salamanders en libellen. Ook kunnen vogels gebruik maken van de waterpartij om te drinken en te baden.
De maatregelen in het gebied zijn erop gericht om de biodiversiteit te vergroten en de leefomgeving voor dieren te verbeteren. Dit is goed voor het milieu en het zorgt voor een prettiger leefomgeving voor mensen.
Hieronder staan de maatregelen nog eens op een rij:
Deze maatregelen zorgen voor een meer natuurlijker leefomgeving voor dieren en mensen. Ze maken het gebied aantrekkelijker voor toeristen en recreanten en ze dragen bij aan de kwaliteit van de leefomgeving.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren: De Omgevingsagenda.
Voor Oost-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Ermelo onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
De Omgevingsagenda bevat een aantal uitgangspunten voor de inrichting van de Gelderse leefomgeving, waaronder:
De Omgevingsagenda bevat ook een aantal specifieke maatregelen voor de regio. Deze maatregelen zijn gericht op het verbeteren van de leefbaarheid, het versterken van de economie en het beschermen van de natuur. Enkele van deze maatregelen zijn:
De NOVI-gebieden.
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
Toetsing aan de NOVI
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
Het initiatief past goed in de Omgevingsagenda Oost-Nederland. De wijk wordt gerealiseerd op de rand van de Veluwe en wordt omgeven door natuur. Het gebied wordt landschappelijk ingepast door het aanplanten van bomen en struiken, het plaatsen van nestkasten en voederplekken voor vogels en het aanleggen van een houtwal. Deze maatregelen zorgen voor een natuurlijke leefomgeving. Het initiatief De Haspel draagt bij aan de leefbaarheid, de economie en de natuur in de regio. Het plan biedt nieuwe woningen voor mensen die graag in het groen willen wonen.
De grote opgaven voor Nederland op het terrein van onder meer de volkshuisvesting, de transitie van het landelijk gebied en de opwekking van duurzame energie, worden nu door verschillende ministeries uitgewerkt in nationale programma's. De keuzes die daarin gemaakt worden, zullen in de provincies ruimtelijk gaan landen. De samenhang daarvan wordt door het rijk bewaakt door middel van de programma's NOVEX en Mooi Nederland.
NOVEX
Het programma NOVEX geeft regie aan het leggen van de ruimtelijke puzzel in samenwerking met provincies, gemeenten en waterschappen. Het zorgt voor samenhang in het ruimtelijk beleid, verbindt de 22 nationale programma's en het versnelt de uitvoering door te sturen op heldere voorwaarden en concrete uitvoeringsafspraken.
In het programma 'Mooi Nederland' staat ruimtelijke kwaliteit centraal. Het programma werkt aan een gedeeld beeld van de toekomst van ons land en regelt nieuwe concepten voor de inrichting van gebieden. In de regie op de ruimtelijke ordening staan drie perspectieven centraal:
'Mooi Nederland' schetst voor elk perspectief drie nog uit te werken concepten die op gebiedsniveau toepasbaar zijn. Daarbij wordt gedacht aan het tegengaan van 'verrommeling' door grootschalige bedrijfsvestigingen, samen met andere opgaven, mooi in het landschap op te laten gaan. Of aan toepassing van 'groen' tegen hittestress en wateroverlast bij binnenstedelijke verdichting. Een ander concept in 'Mooi Nederland' is de teelt van 'biobased' bouwmaterialen zoals vezelgewassen. Het versterkt het landschap, vermindert de CO2-uitstoot en verduurzaamt de woningbouw. Zoals uit de motivering blijkt wordt met de herontwikkeling van De Haspel nadrukkelijk aandacht gegeven aan de ruimtelijke kwaliteit.
De programma's Mooi Nederland en NOVEX regelen de aanscherping en versnelling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het streven is de aangescherpte NOVI in 2024 vast te stellen als nationaal ruimtelijk beleid.
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
De vraag bij de ladder voor duurzame verstedelijking is of de ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in art. 3.1.6 lid 2 Bro. Uit jurisprudentie blijkt dat gewoonlijk ontwikkelingen groter dan 500 m2 bvo en ontwikkelingen met meer dan 11 woningen worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
De volgende functies worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling:
Op basis van bovenstaande is voor onderhavige ontwikkeling een ladderonderbouwing opgesteld, zie hiervoor bijlage 5 bij de toelichting. In dit geval ligt het plangebied in het buitengebied van de gemeente Ermelo. Gelet op de agrarische bestemming en de functies in het omliggende gebied (agrarische bedrijven, recreatiepark en bos) kan gesteld worden dat er geen sprake is van stedelijk gebied. In de rapportage wordt daarom de locatieafweging gemotiveerd.
Conclusie - bedrijvigheid
De behoefte aan de ontwikkeling is een bedrijfsspecifieke behoefte. Voor de pallet- en timmerfabriek is het belangrijk dat de huidige activiteiten kunnen blijven bestaan. Daarom wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Het betreft een eindsituatie, een verdere uitbreiding is niet meer mogelijk. Daarnaast is overkapping (in de vorm van een loods) van het pallethout mogelijk gemaakt ten behoeve van inpandige opslag. De ontwikkeling maakt daarmee een duurzame bedrijfsvoering en functioneren mogelijk.
Daarnaast is sprake van een algemene behoefte aan bedrijventerreinen in de regio Noord-Veluwe. Het verplaatsen van het solitair gelegen bedrijf naar een bedrijventerrein zou leiden tot een extra vraag naar bedrijventerrein. Binnen de regio Noord-Veluwe is op bedrijventerreinen sprake van een tekort aan bedrijventerreinen. Het verplaatsen van de pallet- en timmerfabriek zou leiden tot een extra uitbreidingsvraag. Bovendien heeft de gemeente onderzocht en geconcludeerd dat verplaatsing niet haalbaar is (zie bijlage 6 bij de toelichting).
Conclusie - wonen
Uit de verschillende woningbehoefteonderzoeken blijkt dat er in de provincie Gelderland, regio Noord-Veluwe en gemeente Ermelo, sprake is van een grote woningbehoefte. De laatste jaren is er te weinig gebouwd om te kunnen voldoen aan de vraag. De gemeente Ermelo heeft een woningbouwprogramma van 1.500 woningen tot en met 2030. Met de beoogde ontwikkeling kan een bijdrage worden geleverd aan het toevoegen van harde plancapaciteit. Er worden zowel vrijstaande woningen gerealiseerd voor bijvoorbeeld doorstromers als sociale woningen voor bijvoorbeeld starters.
Conclusie locatieafweging
Het huisvesten van de pallet- en timmerfabriek op een bedrijventerrein leidt tot een extra ruimtevraag naar nieuw bedrijventerrein, in een marktsituatie waarin sprake is van een tekort aan bedrijventerrein. Binnen het bestaande stedelijk gebied zijn op bedrijventerreinen in de regio gelet op de kavelomvang geen mogelijkheden om te huisvesten. Dit betekent dat de ontwikkeling altijd buiten het bestaand stedelijk gebied plaats vindt. De huidige locatie heeft deels al een bedrijfsfunctie, en is geschikt voor de bedrijfsactiviteiten die daar al plaats vinden.
Ook voor woningen geldt dat niet geheel binnenstedelijk in de woningbehoefte kan worden voorzien. Met name het ruimtebeslag dat grondgebonden woningen met zich meebrengt is niet binnenstedelijk beschikbaar.
Op 19 december 2018 is de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. In de omgevingsvisie wordt het beeld van de toekomst beschreven, hierbij wordt het accent gelegd op het bundelen van krachten. Dit gebeurt door middel van verschillende ambities over verschillende onderwerpen.
De provincie Gelderland heeft op de volgende vlakken ambities voor 2050: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities gelden voor de hele provincie Gelderland, en enkele daarvan gelden gedeeltelijk voor het plangebied, daarbij gaat het vooral over de woon- en leefomgeving. Voor de woon- en leefomgeving is de ambitie om het creëren van woningtypen en woonmilieus die passen bij de diversiteit van de woningvraag. Daarbij moeten de woningen klimaatneutraal zijn en alle woningen aardgasloos.
Natuur- en landschapsbeleid
De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het GNN of GO, maar het ligt wel direct tegen het GNN aan. In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op het GNN.
Afbeelding 3.1 Themakaart Natuur- en landschapsbeleid Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Waterbeleid
De hoofdzaken van het provinciaal beleid voor water zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit systeem bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater en is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie onderschrijft de ambitie van de Europese Kaderrichtlijn Water dat uiterlijk in 2027 het grond- en oppervlaktewater in Europa schoon en ecologisch gezond moet zijn en dat er voldoende water is voor duurzaam gebruik en voert deze uit. De beschermde gebieden voor grondwater, waterberging, de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 zijn leidend bij de uitwerking van dit beleid in programma’s of in kaders in de verordening. Er worden condities gesteld voor effectief en zuinig gebruik van drinkwater, speciale waterecologie (Hoogst Ecologisch Niveau wateren en Specifiek Ecologische Doelstelling wateren), (grond)waterafhankelijke landnatuur plus de beschermingszones natte landnatuur en grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industrie, groter dan 150.000 m3/jaar. De provincie stelt via uitvoerend beleid de doelen voor de regionale wateren voor de Kaderrichtlijn Water vast en geeft daarbij ook invulling aan de voorzieningenniveaus. Met de Gelderse waterschappen en de landbouw geeft de provincie invulling aan het vasthouden van water in de bodem, het grondwater en de haarvaten van het watersysteem. Bescherming tegen overstromingen vindt primair plaats op basis van preventie, waar nodig aangevuld met maatregelen in de ruimtelijke ordening en evacuatie. Deze bescherming gebeurt bij voorkeur in combinatie met het ontwikkelen en versterken van karakteristieke riviernatuur in Natura 2000-gebieden.
Het plangebied ligt gedeeltelijk in het intrekgebied en tegen grondwaterbeschermingsgebied aan. In de omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het intrekgebied. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
Afbeelding 3.2 Themakaart Waterbeleid Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Algemeen
Op 21 december 2022 heeft Provinciale Staten een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023) vastgesteld. Dit betreft een versie waarin alle actualisaties van de jaren ervoor zijn opgenomen in de oorspronkelijke omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is per genoemde datum voor het laatst geactualiseerd.
Met de omgevingsverordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de Omgevingsverordening in overeenstemming worden gebracht.
Van toepassing zijnde artikelen
In voorliggend geval betreft het voornemen een eindsituatie van een bestaand bedrijf en het beëindigen van agrarische bedrijvigheid waarbij de opstallen op de voormalig agrarische erven worden gesloopt en hiervoor in de plaats woningbouw wordt gerealiseerd.
Voor het plangebied geeft de verordening aan dat het valt binnen het Gelderse Nationale Landschap Veluwe (deelgebied Veluwemassief). In navolgend figuur 3.2. is de ligging van het Nationaal Landschap Veluwe ten opzichte van Ermelo weergegeven.
Afbeelding 3.3 Uitsnede ligging Nationaal Landschap Veluwe (bron: Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen)
Op basis van de omgevingsvisie en de verordening zijn de artikelen 2.2, 2.12, 2.38 en 2.56 van toepassing op het plangebied. Hierna wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan dit artikel.
Artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda)
Toetsing
Voorliggend plan omvat het wegbestemmen van een agrarische bestemming, de eindsituatie van de pallet- en timmerfabriek en het mogelijk maken van 24 vrijstaande woningen en 8 woningen aan de Haspel, buiten de bebouwde kom van Ermelo. De woningtypen sluiten goed aan bij de al bestaande woningtypen in de omgeving van het plangebied (met name ruime vrijstaande woningen). De nieuwe inrichting van het plangebied zorgt ervoor dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en draagt bij aan het voorkomen van leegstand en verpaupering van het buitengebied. Het groene karakter van de locatie wordt grotendeels behouden en versterkt. De toevoeging van de bestemmingen Bos, Natuur, Tuin en Groen borgen het groene karakter in de toekomst. Zoals uit paragraaf 3.1.4 blijkt wordt ook voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Artikel 2.12 (Solitaire bedrijvigheid)
Toetsing
In voorliggend plan wordt een bedrijf in het buitengebied als eindsituatie ingepast. De gemeente Ermelo heeft in 2021 onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van het verplaatsen van de bedrijvigheid aan de Haspelstrook. Uit dit onderzoek is gebleken dat verplaatsing van de pallet- en timmerfabriek niet haalbaar is, er ontbreekt een sluitende businesscase (zie bijlage 6 van de toelichting). In provinciaal en regionaal overleg is afgestemd dat het bedrijf op de huidige locatie landschappelijk ingepast en bestemd gaat worden. Zoals blijkt uit het ruimtelijk raamwerk wordt de pallet- en timmerfabriek landschappelijk ingepast. Om het bedrijf wordt een robuuste groenstrook aangelegd. Deze strook bestaat uit een bosrand tussen de naastgelegen camping en het bedrijf en ook richting het bestaande bos aan de noordoostzijde. Aan de zijde van de Haspel wordt een bosstrook aangelegd c.q. de bestaande bosstrook versterkt. De groene zones worden ingericht met inheemse beplanting.
Artikel 2.38 (instructieregel bestemmingsplan Intrekgebied)
Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Toetsing
Er vindt geen winning van fossiele energie plaats.
Artikel 2.56 (ontwikkeling in Nationaal landschap)
Het Rijk heeft twintig karakteristieke gebieden in Nederland aangewezen als Nationaal Landschap, waarvan er zeven in Gelderland liggen. De grootste hiervan is de Veluwe. In de beleidsnotitie 'kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen' (2014) worden de kernkwaliteiten benoemd van deze zeven deelgebieden. Het deelgebied Veluwe is onderverdeeld in deelgebieden. Het plangebied valt binnen het deelgebied Veluwe massief (zie afbeelding 3.3).
Het Veluwemassief vormt de grootschalige 'groene long' van Nederland. Dit grootschalige landschap bestaat uit gestrekte bossen, kleine oude dorpen en gehuchten, enclaves van heide en stuifzand, aardkundig en archeologisch interessante fenomenen en recreatieve bedrijven, vliegvelden en snelwegen. Het natuurlijke systeem is een belangrijke vormer van dit landschap en wordt als zodanig ook herkend, de eindeloze Veluwe waar bos groter is dan een krant, waar het zand kan stuiven en waar ontmoetingen met groot wild mogelijk zijn. Maar het gebied kent ook een rijke cultuurgeschiedenis: in de prehistorie tot en met de vroege Middeleeuwen is het gebied relatief dicht bewoond geweest. Sporen daarvan zijn door het later slechts extensieve gebruik goed bewaard gebleven in landschap en ondergrond.
Meer centraal in het gebied en aan de zuidkant liggen uitgestrekte heidevelden. De oostelijke helft kent veel reliëf en bestaat vooral uit (oud) loofbos, landgoederen en aan de randen sprengen en recreatiebedrijven. De menselijke invloed en de toegankelijkheid is daar relatief gering. De westelijke helft is vlakker en kent meer afwisseling van heide, vennen, zandverstuivingen, naaldbos en (recreatie)bedrijven. De toegankelijkheid is hier groter dan in de oostelijke helft. De randen van de Veluwe zijn vanuit de wijde omgeving voor de snelwegen goed bereikbaar en dus beleefbaar, maar in het natuurkerngebied zelf wordt de ontsluiting bewust afgebouwd (ontsnippering).
Toetsing
Het plangebied ligt aan de rand van het Veluwemassief. Het is een open gebied in het boslandschap dat bebouwd is. Er staan (voormalige) agrarische stallen, bedrijfsbebouwing en woningen. In het kader van de gewenste eindsituatie voor de pallet- en timmerfabriek en woningbouw is er een ruimtelijk raamwerk opgesteld. Het uitgangspunt van het ruimtelijk raamwerk is om met de beoogde ontwikkeling aan te sluiten bij het historische landschap. De relatie met het bos wordt gelegd door bestaande bomen en bosranden te benutten en te versterken met nieuwe aanplant. Bomen en bosranden worden benut om de identiteit te bepalen, woningen worden ontwikkeld in zogenaamde boskamers. De overgang van 'woonmilieu' naar 'boslandschap' vindt plaats door middel van het benadrukken van de hoogteverschillen. Om een relatie te leggen met de cultuurhistorische identiteit van de plek worden recreatieve routes doorgetrokken in het gebied. De bestaande landschapsstructuren blijven zoveel mogelijk behouden. De kernkwaliteiten van het Nationale Landschap worden verder versterkt met voorliggende ontwikkeling.
Op 26 januari 2022 heeft de gemeente Ermelo de Omgevingsvisie Ermelo vastgesteld. De visie geeft de ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen van Ermelo weer. De hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkelingsrichting van Ermelo zijn:
In de omgevingsvisie zijn meerdere deelgebieden opgenomen. Voor ieder deelgebied is een Kenschets en een IDeekaart gemaakt. De kenschets typeert het gebied en haar ontstaansgeschiedenis. De IDeekaarten benoemen de hoofdlijnen en aandachtspunten voor de gebieden.
Voorliggend plangebied ligt in het deelgebied Tonsel & Veldzicht. Het gebied Tonsel & Veldzicht telt circa 1.000 inwoners. De buurt Tonsel wordt gezien als doorstroombuurt, voornamelijk vanwege de recreatieverblijven en de koopdynamiek die is ontstaan. Er is alle reden om aan te nemen dat het doorstroomkarakter tijdelijk is. Naar verwachting zal deze buurt op termijn een woningverblijftijd gaan ontwikkelen van meer dan 15 jaar, met een sterke sociale cohesie. De bebouwing bestaat voornamelijk uit bedrijfsgebouwen in de vorm van grote hallen. Tussen de bossen staan kleine recreatiewoningen en bungalows.
De grootste opgaven voor dit gebied zijn het tegengaan van versnippering en het optimaliseren van het ruimtegebruik, leidend tot een kwaliteitsimpuls en beperking van de hinder. Daarnaast wordt toegewerkt naar een klimaat- en energieneutraal gebied.
In zijn algemeenheid wordt voor dit gebied ingezet op het behouden van een aangenaam verblijfsklimaat voor de bewoners en recreanten. Kleinschalige initiatieven, die aansluiten op de behoefte van de gemeenschap en welke goed inpasbaar zijn, worden gefaciliteerd. Daarbij is er aandacht voor een goede balans van functies en wordt waar mogelijk wederzijdse hinder voorkomen. Hierbij wordt gestreefd naar het beperken van de hinder van onder andere het vrachtverkeer van de grotere bedrijven in het gebied voor de aanliggende woongebieden.
Specifiek voor het plangebied is aangeduid dat er een kwaliteitsslag gewenst is waar het kan, zodat het gebied als geheel verbeterd.
Toetsing
Met de ontwikkeling van het gebied waarbij de reeds aanwezige pallet- en timmerfabriek definitief wordt ingepast en woningbouw wordt gerealiseerd wordt een kwaliteitsslag gemaakt. De huidige leegstaande opstallen worden gesloopt. De nieuwe bebouwing wordt goed landschappelijk ingepast.
Het klimaat verandert als gevolg van de opwarming van de aarde. Nederland krijgt daardoor te maken met andere weersomstandigheden. De exacte verandering is moeilijk weer te geven, maar de KNMI-scenario's laten zien dat Nederland te maken krijgt met langere en extremere regenbuien, hittestress en langdurige periodes van droogte.
Ook de gemeente Ermelo krijgt met deze ontwikkelingen te maken. Daarom heeft de gemeente in december 2017 het regionaal manifest ruimtelijke adaptatie ondertekend. De doelstellingen van dit manifest geven de gemeente een duidelijke richting om naar toe te werken. De twee belangrijkste doelstellingen uit het manifest zijn:
De hoofddoelstelling van de gemeente Ermelo is mede op basis van bovenstaand manifest doelstellingen als volgt geformuleerd 'Een klimaatbestendige leefomgeving waarbij we ons voorbereiden op de verandering van het klimaat op de korte (2020) en lange termijn (2050)'.
Hoe de gemeente Ermelo deze hoofddoelstelling wil bereiken staat beschreven in de Visie Klimaatadaptatie, hierin staan drie thema’s centraal:
Wateroverlast
Op meerdere locaties in de gemeente Ermelo is er wateroverlast bij extreme neerslag. De ernst van deze overlast hangt af van de intensiteit en duur van de bui. De gevolgen van wateroverlast zijn vaak hevig. Niet alleen kan er schade zijn aan gebouwen, woningen en infrastructuur, maar ook kan het voorkomen dat hulpdiensten hun werk niet langer kunnen uitvoeren. Daarom heeft de gemeente als doel: “wateroverlast zoveel mogelijk voorkomen, door ons voor te bereiden op extreme neerslag”. In wordt gezet op het beter en meer vasthouden, bergen en afvoeren van water via verschillende maatregelen, zoals het afkoppelen van hemelwater op het riool (zowel op particulier als openbaar terrein), minder of andere (waterdoorlatende) verharding gebruiken, het creëren van meer open water, het stimuleren van blauwe en groene daken en het aanleggen van infiltratievoorzieningen en wadi’s.
Hittestress
Hittestress is het hebben van diverse lichamelijke klachten als gevolg van extreme hitte. Hittestress kan leiden tot meer ziekenhuisopnames, slaapproblemen, sterfte en een toename in het gebruik van hulpdiensten. Daarnaast kunnen extreme temperaturen van invloed zijn op onze infrastructuur, bijvoorbeeld door het smelten van asfalt. Daarom heeft de gemeente als doel: “het dorp en haar inwoners voorbereiden op en minder kwetsbaar maken voor hittestress”. Dit wordt gerealiseerd door maatregelen in de openbare ruimte, zoals het verkleinen van de afstand tot schaduwrijke plekken, meer bomen, groene daken en meer watertappunten. Daarnaast door het stimuleren van inwoners om geveltuintjes en meer groen in de tuinen aan te leggen.
Droogte
De verwachting is dat ook op de Veluwe zich lange periodes zonder neerslag zullen voordoen. Droogte brengt verschillende risico’s, zoals brandgevaar en bodemdaling met zich mee. Natuurbranden hebben ingrijpende gevolgen en zijn moeilijk te voorspellen. Door een natuurbrand kan grote ecologische en economische schade ontstaan. Het is aannemelijk dat klimaatontwikkelingen, met name de stijging van de temperatuur met droogte als gevolg, de kans op natuurbranden vergroot. Dit vraagt om een gezamenlijke gebiedsgerichte aanpak, waarbij gezondheid en veiligheid worden meegewogen.
Het natuurbrandrisico is van invloed op de gebruiksmogelijkheden van de natuurgebieden. Bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld recreatie en toerisme of juist van natuur wordt rekening gehouden met dit risico. Gekeken wordt welke elementen ingezet kunnen worden om de kans op een natuurbrand zo laag mogelijk te houden. Hierbij gaat het om maatregelen als weerbaarder natuur, compartimentering, vermijden brandbevorderende landschapselementen, bereikbaarheid, toegankelijkheid, bestrijdbaarheid (bluswater) en ontvluchtingsmogelijkheden. Dit doen we in samenwerking met de Provincie, veiligheidsregio, grondeigenaren en ondernemers. Ook de communicatie richting de samenleving over risico’s speelt hierbij een rol. Daarnaast treden er ook financiële risico’s op doordat als gevolg van de droogte, schade aan gebouwen en infrastructuur kan ontstaan. Daarom hebben we de volgende doelstelling geformuleerd: “De gevaren van droogte beperken door in te spelen op het vasthouden van regenwater en het verbeteren van de grondwaterstand(en).” Maatregelen zijn onder andere het water vasthouden en het afkoppelen van water bij nieuwe projecten (en bestaande bouw) waar mogelijk.
Concreet wordt geadviseerd om maatregelen te nemen om (natuur)branden te voorkomen, te beperken en te bestrijden in gebieden die grenzen aan de natuurlijke omgeving door:
Het plan houdt rekening met dit advies.
Afspraken klimaatadaptief bouwen Noord Veluwe
De gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek en Putten én Waterschap Vallei en Veluwe hebben verkend hoe zij bij het bouwen van woningen en bedrijven rekening kunnen houden met het veranderende klimaat. Dit heeft geleid tot de ‘Afspraken klimaatadaptief bouwen Noord-Veluwe'. In de afspraken wordt onderscheid gemaakt in algemene afspraken, afspraken voor nieuwbouw en afspraken voor de bestaande bouw.
Voor nieuwbouw zijn de volgende afspraken gemaakt:
Voor bovenstaande vijf afspraken zijn verschillende doelen geformuleerd en onderverdeeld in verschillende thema's. Deze doelen en thema's zijn verwerkt in een tabel. Deze tabel is opgenomen in bijlage 7 bij de toelichting.
Voorkeursvolgorde verwerking regenwater
De gemeente ziet graag klimaatadaptieve en duurzame ontwikkelingen. Daarom is er voor de verwerking van hemelwater een voorkeursvolgorde:
Met de nadere uitwerking van het stedenbouwkundig plan wordt dit nader uitgewerkt. Voor klimaatadaptatie is het op basis van de klimaateffectatlas Vallei en Veluwe wenselijk, aangezien bij enkele gebouwen op het huidige terrein een matig risico bestaat op wateroverlast (15-30 cm), rekening wordt gehouden met een wateropvang van 90 mm/ uur. Het is noodzakelijk dat het bouwpeil voldoende hoog wordt aangelegd, zodat bij extreme neerslag water niet de woning in kan stromen. Bouwpeil/vloerpeil ca. 20 à 30 cm boven as-weg
Bij de herinrichting van het gebied dient daarbij rekening te worden gehouden. Paragraaf 4.3 gaat nader in op het aspect water.
Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de visiekaart Tonselse Veld vastgesteld. De visiekaart is een thematische weergave van de visie op het Tonsele Veld. De visiekaart gaat uit van zones. Grotere en intensievere bebouwing aan de westzijde van het gebied en naar het oosten toe steeds extensiever. Een zone voor wonen/werken/kantoor, een zone voor bedrijvigheid, zones voor extensieve woonbebouwing in het groen en zones voor recreatie. De belastende functies in het gebied worden voorzien van een kwalitatieve rand en idealiter verschoven naar de Harderwijkerweg.
Van belang is dat bestaande rechten worden gewaarborgd en dat waar mogelijk aan gegroeide en gewenste activiteiten een bestemming gegeven gaat worden als dat nog niet het geval is. Indien transformatie van een bestaande situatie aan de orde komt omdat de betrokkene dat zelf wil, dan is omvorming naar een gebruik zoals weergegeven op de visiekaart gewenst.
De visie heeft het gebied Tonselse Veld in een viertal thema's onderverdeeld:
De ontwikkeling valt binnen het thema "werken in bouwvelden". Binnen dit thema wordt primair gestreefd naar werkfuncties. Er wordt daarbij een grote mate van ruimtegeboden voor ontwikkeling aan de ondernemer. Idealiter wordt gestreefd naar een verweving met de kwaliteit van de landschapsstructuur. Dit gebeurt vooral in de openbare ruimte.
In het noorden van het plangebied zijn bouwgrenzen voor werkfuncties aangegeven ter plaatse van de bedrijvigheid. Dit betreffen indicatieve grenzen voor de bestemming werken of andere doeleinden die hieraan sterk zijn verbonden. Voor de gebieden in het zuidoosten van het plangebied is aangegeven dat dit een zoekgebied is voor transformatie naar recreatie of andere lichtere functies dan in de bestaande situatie. In dit gebied wordt indien zich ontwikkelingen voordoen gestreefd naar een recreatiefunctie of een andere lichtere functie dan nu het geval is. Bestaande rechten blijven gehandhaafd. De gebieden zijn daarbij ingepakt door een robuuste groenzone.
Toetsing
De inpassing van de pallet- en timmerfabriek vindt plaats in het gebied van de 'werkfunctie'. De pallet- en timmerfabriek wordt ingepast met een robuuste groenzone in lijn met de visie. De woningbouwlocatie valt binnen het transformatiegebied. De woningen worden ruim opgezet in het groen gebouwd. Door de huidige situatie, maar ook de transformatie van het gebied, de combinatie van bedrijf, wonen en de recreatieve functies in de omgeving, waaronder verschillende recreatieparken, kan het gebied worden aangemerkt als een gemengd gebied. De ontwikkeling past binnen de visiekaart Tonselse Veld.
In de woonvisie Ermelo is het beleid uit de regionale woonvisie verder uitgewerkt voor de gemeente Ermelo. De gemeente Ermelo staat voor goed en groen wonen, in een bosrijk landschap waarbij werken en een breed palet aan voorzieningen en recreatiemogelijkheden binnen handbereik liggen. Dat is en blijft niet altijd vanzelf zo. Diverse maatschappelijke en economische ontwikkelingen zorgen ervoor dat in de komende jaren stappen gezet moeten worden om de kwaliteit van wonen in Ermelo te behouden. Dat wil de gemeente doen op een integrale, gedragen en flexibele manier. De woonvisie is daarbij de basis en luidt: "Exclusief wonen voor iedereen".
Om dit te bewerkstelligen zet de gemeente in op drie strategische woonopgaven:
Samen investeren in toekomstbestendige buurt(schapp)en
Samen met de eigenaren en huurders wordt geïnvesteerd in de (energetische) kwaliteit van woningen, de inrichting van de leefomgeving en de leefbaarheid. Iedere inwoner die dat nodig heeft kan passend wonen met eventuele ondersteuning. De gemeente faciliteert het om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen. Daarnaast wordt de groene woonomgeving versterk en staat integraal en gebiedsgericht werken in het woonbeleid centraal. Sociale, leefbaarheids- en fysieke opgaven worden gecombineerd.
Woningbouwprogramma in balans
De bevolkings- en huishoudensgroei en de behoefte aan woningen in de gemeente Ermelo wordt gefaciliteerd door middel van een gebalanceerd woningbouwprogramma. Er wordt ingezet op de realisatie van 1.060 woningen in de periode 2020 tot 2030. In tijden van hoogconjunctuur wordt ingezet op een hogere productie, maar er wordt ook rekening gehouden met een lagere productie in economisch zwaardere tijden. Voor het woningbouwprogramma wordt primair ingezet op inbreiding, transformatie en de ontwikkeling van de locaties Veldwijk, Hooge Riet, Branderskamp, De Enk, Rodeschuurwegje, centrum Horst, recreatiecluster Horst en sporthallocatie de Balverszaal. Er wordt gestreefd naar een gevarieerd aanbod in 2030 waarin alle doelgroepen worden bediend. Woningbouwplannen op de lokale behoefte en streven naar de juiste woningen op de juiste plaats worden door de gemeente gefaciliteerd.
Passend en betaalbaar wonen voor iedereen
De woningvoorraad moet zoveel mogelijk passen bij de woonwensen, inkomens, levensfase en huishoudenssamenstelling van de inwoners van de gemeente Ermelo. De gemeente spant zich in om met de woonpartners een voldoende passend aanbod te creëren voor doelgroepen die het lastig hebben op de woningmarkt (starters, jonge huishoudens, lage- en middeninkomens en mensen met zorgbehoefte). Dit wordt gedaan door het verbeteren en bevorderen van doorstroming.
Toetsing
Het plangebied is gedeeltelijke een voormalig agrarisch gebied met agrarische bebouwing dat wordt getransformeerd naar een groene woonlocatie. De bouw van 24 vrijstaande woningen en en 8 sociale woningen wordt mogelijk gemaakt.
In december 2017 heeft de gemeenteraad de Groenvisie vastgesteld. In de Groenvisie is op een rij gezet hoe belangrijk groen is voor Ermelo. Groen geeft Ermelo zes grote waarden:
De Groenvisie Ermelo gaat in op de aanwezige landschappelijke kwaliteiten van Ermelo. De insteek voor de identiteit van het groen is dat nieuwe ontwikkelingen geen afbreuk doen aan de waarden van het bestaande groen en bomen op de kaart van de Groenvisie. De Groenvisie benoemt ambities en maakt duidelijk onderscheid in structureel groen en leefomgevingsgroen. Leefomgevingsgroen is het openbaar groen in de woonbuurten dat niet op een van de groenkaarten staat. Structureel groen is dat groen, waardoor de natuur zich gezond kan blijven ontwikkelen en waardoor Ermelo een aantrekkelijke gemeente is om in te wonen, werken, recreëren en ondernemen. Het structurele groen van de groenkaarten is groen dat de gemeente koestert:
Toetsing
Volgens de groenkaart van het buitengebied valt het plangebied binnen bos en het leefgebied van de zwarte specht. Het plangebied is een open gebied in het boslandschap dat bebouwd is. Er staan (voormalige) agrarische stallen, bedrijfsbebouwing en woningen. In het kader van de gewenste eindsituatie van het bedrijf en woningbouw is er een ruimtelijk raamwerk opgesteld. Het uitgangspunt van het ruimtelijk raamwerk is om met de beoogde ontwikkeling aan te sluiten bij het historische landschap. De relatie met het bos wordt gelegd door bestaande bomen en bosranden te benutten en te versterken met nieuwe aanplant. Het structurele groen wordt met voorliggend plan niet aangetast maar juist versterkt.
Bij de vaststelling van de Groenvisie is een motie aangenomen waarbij het college dient te komen tot een uitvoeringsnota groen- en natuurinclusief bouwen. Het groen in, op en aan gebouwen is van groot belang voor de leefbaarheid en voor het ecologisch functioneren van Ermelo. Daarnaast gaat het om een veel bredere opgave om meer groen in de woonomgeving toe te passen. Het behoud en ontwikkelen van groen is van groot belang voor bescherming en ontwikkeling van soorten en voor de biodiversiteit in Ermelo, voor een prettige leefomgeving, voor mogelijkheden voor natuurbeleving, voor welzijn en gezondheid en voor klimaatverbetering. Het begrip “groen- en natuurinclusief bouwen” wordt dus breed uitgelegd.
Bij projecten, waarbij de gemeente initiatiefnemer en/of ontwikkelaar is (bijv. bij tenderen), en bij wijziging van bestemmingsplannen wordt een verplicht puntensysteem gehanteerd. Naast woningbouwprojecten geldt dit puntensysteem ook voor andere projecten bijv. aanleg van infrastructuur en bouw van andere gebouwen dan woningbouw. De essentie van het puntensysteem is dat de initiatiefnemer maatregelen neemt waarbij elke maatregel 1, 2 of 3 punten waard is. Afhankelijk van de omvang van het bouwproject wordt een verplicht aantal punten voorgeschreven. De keuze uit de lijst van maatregelen dient gebaseerd te zijn op ecologisch advies zodat de maatregelen op een zo optimaal mogelijke wijze bijdragen aan de doelstellingen van groen- en natuurinclusief bouwen. Overigens is dit niet (geheel) nieuw. Immers bij (bouw)projecten wordt nu al natuuronderzoek gedaan waar ook vaak advies over maatregelen met betrekking tot groen- en natuurinclusief bouwen wordt gegeven, maar deze zijn dan niet verplicht. Nu worden de maatregelen wel verplicht. Gekozen is voor praktische en compacte lijst van maatregelen met verwijzingen naar voorbeelden.
Om te komen tot de maatregelen moet een drietal stappen worden doorlopen:
Alle punten van de maatregelen worden bij elkaar opgeteld. Het verplichte aantal punten moet worden behaald. De maatregelen worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst en via een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan.
Toetsing
Het plangebied valt onder de noemer "zeer grootschalig project", de oppervlakte is groter dan 10.000 m2. Het verplichte aantal minimaal te behalen punten voor een dergelijk groot project is 26 punten.
Zoals uit het landschappelijk inpassingsplan (bijlage 3 bij de regels), blijkt worden in het plangebied meer dan 10 houtsingels en/of wallen aangelegd die langer zijn dan 50 meter en minimaal 5 tot 15 meter breed. De bestaande bosranden worden versterkt. Daarnaast vindt er ontwikkeling van droog bos, loofbos en heide plaats. de woningbouw wordt ontwikkeld in boskamers. Met deze landschappelijke inpassing van de bebouwing wordt ruimschoots voldaan aan de benodigde projectpunten.
Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten, bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies.
De VNG-publicatie is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties. Verder moet ook bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarin mogelijk een (deels) feitelijk bestaande situatie wordt bestemd, worden onderzocht of het laten voortbestaan van een dergelijke situatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en een gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen.
De definitie van een rustige woonwijk/rustig buitengebied is:
“Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.“
De definitie van een gemengd gebied is:
“Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend.“
In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de richtafstanden voor de verschillende milieucategorieën (t/m 3.2).
Tabel 4.1: richtafstanden per milieucategorie t/m 3.2
Milieucategorie | Richtafstand | |
Rustige woonwijk en rustig buitengebied | Gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
De achterliggende geluidnormen die in de VNG-publicatie worden gehanteerd om de richtafstanden te bepalen, zijn weergegeven in tabel 4.2.
Tabel 4.2: geluidnormen (richtwaarden) voor een rustige woonwijk/rustige buitengebied en gemengd gebied
Periode | Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) | Maximale geluidniveaus (LAmax) | ||
rustige woonwijk/ rustig buitengebied |
gemengd gebied | rustige woonwijk/ rustig buitengebied |
gemengd gebied | |
dagperiode (07:00 - 19:00 uur) |
45 dB(A) | 50 dB(A) | 65 dB(A) | 70 dB(A) |
avondperiode (19:00 - 23:00 uur) |
40 dB(A) | 45 dB(A) | 60 dB(A) | 65 dB(A) |
nachtperiode (23:00 - 07:00 uur) |
35 dB(A) | 40 dB(A) | 55 dB(A) | 60 dB(A) |
Bovengenoemde richtwaarden hebben geen wettelijke status, maar zijn algemeen aanvaarde waarden. Het is mogelijk om op basis van een bestuurlijke afweging af te wijken van deze richtwaarden. Zoals ook aangegeven in de inleiding van de VNG-publicatie, wordt in de VNG-publicatie niet vastgelegd wat er wel en niet is toegestaan. Het is aan gemeenten zelf om te beslissen of er op bepaalde locaties bedrijven en/of woningen mogelijk worden gemaakt. De bestuurlijke afweging is daarbij een belangenafweging, waarbij niet aan alle aspecten een even groot belang hoeft te worden toegekend. Bijvoorbeeld kan woningbouw op milieubelaste locaties toch worden toegestaan omdat het belang van huisvesting zwaarder meeweegt. Ten aanzien van die belangenafweging biedt de VNG-publicatie een stappenplan, opgenomen in bijlage B5.3 van de VNG-publicatie. Dit stappenplan is een hulpmiddel voor de belangenafweging. Het stappenplan voor het aspect geluid is hieronder weergegeven.
stap 1: indien de richtafstand voor het aspect geluid niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect geluid in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk;
stap 2: indien stap 1 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 45 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 50 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (etmaalwaarde), 65/60/65 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 50 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder);
stap 3: indien stap 2 niet toereikend is, dan is inpassing mogelijk bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen van maximaal 50 dB(A) in een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 55 dB(A) in gemengd gebied voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70/65/60 dB(A) voor maximale geluidniveaus en 65 dB(A) etmaalwaarde t.g.v. de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder). Met betrekking tot de maximale geluidsniveaus geldt dat de beoordeling plaatsvindt exclusief de maximale geluidniveaus vanwege aan- en afrijdend verkeer.
In het kader van stap 3 dient het bevoegd gezag te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.
Bij een hogere geluidbelasting dan aangegeven in stap 3 zal inpassing doorgaans niet mogelijk zijn. Indien het bevoegd gezag niettemin tot inpassing wil overgaan, dient dit grondig onderzocht, onderbouwd en gemotiveerd te worden, waarbij cumulatie met andere geluidbronnen/geluidbelastingen moet worden meegenomen. Deze laatste stap wordt aangeduid als stap 4.
In het kader van de Wet milieubeheer valt het merendeel van de bedrijven onder de werking van het Activiteitenbesluit en de daarin opgenomen algemene regels. Gezien de omvang/schaal van de huidige bedrijvigheid binnen ontwikkelveld 4C valt dit onder de werking van het Activiteitenbesluit. De relevante geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit zijn:
Afdeling 2.8. Geluidhinder
Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur | 19:00–23:00 uur | 23:00–07:00 uur | |
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen | 50 dB(A) | 45 dB(A) | 40 dB(A) |
LAr,LT in- en aanpandige gevoelige gebouwen | 35 dB(A) | 30 dB(A) | 25 dB(A) |
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen | 70 dB(A) | 65 dB(A) | 60 dB(A) |
LAmax in- en aanpandige gevoelige gebouwen | 55 dB(A) | 50 dB(A) | 45 dB(A) |
b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
g. de in tabel 2.17a aangegeven waarden niet gelden op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
3. In afwijking van het eerste lid geldt voor een inrichting die is gelegen op een bedrijventerrein, dat:
a. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximale geluidsniveau (LAmax) op de in tabel 2.17c genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
b. de in de periode tussen 07:00 uur en 19:00 uur in tabel 2.17c opgenomen maximale geluidsniveaus (LAmax) niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
c. de in tabel 2.17c aangeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet van toepassing zijn, indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
d. de in tabel 2.17c aangegeven waarden op de gevel ook van toepassing zijn bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
e. de waarden in- en aanpandige gevoelige gebouwen slechts gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten, en
f. de in tabel 2.17c aangegeven waarden gelden niet op gevoelige objecten die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein.
Tabel 2.17c
07.00-19.00 uur | 19.00-23.00 uur | 23.00-07.00 uur | |
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein | 55 dB(A) | 50 dB(A) | 45 dB(A) |
LAr,LT in- en aanpandige gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein | 35 dB(A) | 30 dB(A) | 25 dB(A) |
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein | 75 dB(A) | 70 dB(A) | 65 dB(A) |
LAmax in- en aanpandige gevoelige gebouwen op het bedrijventerrein | 55 dB(A) | 50 dB(A) | 45 dB(A) |
De algemene geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit voor niet op een bedrijventerrein gelegen gevoelige gebouwen komen overeen met de VNG-richtwaarden voor gemengd gebied.
Het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften voor geluid vast te stellen. Dit kunnen middelvoorschriften zijn, dan wel van het Activiteitenbesluit afwijkende geluidsvoorschriften (hoger of lager dan de standaard voorschriften).
Het plangebied ligt in een gebied dat grenst aan de Veluwe en is een gemengd gebied met verschillende functies, waaronder recreatie, wonen en werken.
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende recreatieparken te vinden. Er zijn ook enkele (bedrijfs)woningen gesitueerd aan De Haspel. Naast de Pallet- en Timmerfabriek, die onderdeel is van het plangebied, is er nog een paardenmennerij en zijn er enkele agrarische opstallen aanwezig.
Gezien de omliggende functies kan zowel de omgeving als het plangebied worden gezien als "Gemengd gebied" met bijbehorende richtafstanden volgens tabel 4.2.
Pallet- en Timmerfabriek E. ten Hove
Aan de Haspel 101 is Pallet- en Timmerfabriek E. ten Hove gevestigd met bijbehorende bedrijfswoning aan de Haspel 101. Dit bedrijf valt onder milieucategorie 3.2 "Timmerwerkfabrieken, vervaardiging van overige artikelen van hout" met een richtafstand van 50 meter (geluidsbepalend).
Op korte afstand bevinden zich de woningen Haspel 99 en 103. Zowel deze woningen als het bedrijfsgedeelte van de timmerfabriek achter deze woningen zijn al planologisch toegestaan op basis van het huidige bestemmingsplan. Voor wat betreft milieuzonering is het plan ten opzichte van deze woningen conserverend. Het aspect geluid wordt vanuit het Activiteitenbesluit begrensd tot 50 dB(A) als etmaalwaarde, zijnde de richtwaarde voor "Gemengd gebied".
Het gedeelte van het bedrijf aan de zuidoostzijde bestaat momenteel uit een asfaltverharding en is planologisch niet toegestaan. Onderdeel van dit bestemmingsplan is het planologisch legaliseren van dit gedeelte, waarbij de bouw van een nieuwe loods mogelijk wordt gemaakt voor het inpandig opslaan van pallets. Op dit 'nieuwe' deel is het machinaal bewerken van hout uitsluitend inpandig toegestaan.
De meest nabijgelegen woning ten opzichte van deze planologische eindsituatie is de woning Haspel 121 op bijna 50 meter afstand van de (nieuwe) bedrijfsbestemming van de timmerfabriek. Daarmee wordt bijna voldaan aan de richtafstand van 50 meter. Omdat er een nieuwe loods wordt geplaatst, wordt het geluid van de bestaande bedrijfsactiviteiten in de richting van de woning Haspel 121 afgeschermd. Aangenomen mag worden dat er bij de Haspel 121 akoestisch gezien een feitelijke verbetering ontstaat ten opzichte van de huidige situatie en daarmee een blijvend aanvaardbaar woon- en leefklimaat, tevens afgedwongen en geregeld via het Activiteitenbesluit.
Voor geur en gevaar geldt een richtafstand van 0 meter, waar zonder meer aan wordt voldaan. Voor stof geldt een richtafstand van 30 meter. Ten opzichte van de woning Haspel 121 wordt hieraan voldaan. Eventuele stofemissie wordt met name veroorzaakt vanaf het planologisch toegestane deel is milieutechnische geregeld via het Activiteitenbesluit.
Voor de overige nieuwe woningen binnen het plan geldt dat er wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter.
Haspel 121
Tussen het plangebied in ligt het perceel Haspel 121. Op dit perceel worden paarden ten behoeve van paardenmennen gehouden. In de huidige situatie zijn hier nog 5 paarden aanwezig, echter het bedrijf heeft een vergunning voor het houden van meer dieren, waardoor de paardenmennerij een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer is. De inrichting dient te voldoen aan de vaste afstanden voor geur zoals genoemd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. De afstanden zoals genoemd in bijlage 1 van de handreiking bedrijven- en milieuzonering gelden in dit geval niet.
Een paardenmennerij veroorzaakt een zekere geurbelasting. Voor paarden is geen emissiefactor vastgesteld. Bij het oprichten of uitbreiden van een paardenmennerij gelden vaste afstanden. In onderhavige ontwikkeling is geen sprake van oprichting of uitbreiding, maar van realisatie van nieuwe woningen in de nabijheid van de mennerij. Hiervoor geldt een afstand van 50 meter. Deze afstand wordt gemeten vanuit het emissiepunt van het dierenverblijf. Ook bij het opslaan van vaste mest dient in veel gevallen met deze afstanden rekening te worden gehouden. Hiervoor geldt een minimaal aan te houden afstand van de buitenzijde van het dierenverblijf tot de buitenzijde van het geurgevoelige object van 25 meter. Zoals in afbeelding 4.1 is weergegeven, is de afstand tussen het bouwvlak van de paardenmennerij en het bouwvlak van de woningen minimaal 50 meter. Het emissepunt van de stal ligt meer naar het midden van de stal. Hierdoor wordt de afstand meer dan 50 meter.
Figuur 4.1 Afstand paardenmennerij tot de woningen
Pluimveehouderij
Op basis van het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van de beoogde woningen een pluimveehouderij toegestaan. Met dit bestemmingsplan wordt deze bestemming geheel vervangen voor een woonbestemming. De overige gronden krijgen een natuur, bos, tuin of groenbestemming. Hierdoor verdwijnt de mogelijkheid voor pluimveehouderij die valt onder milieucategorie 4.2 met een grootste richtafstand van 200 meter voor geur. Hierdoor verbetert voor de huidige gevoelige objecten het woon- en leefklimaat.
Gelet op het voorgaande wordt aangenomen dat de ontwikkeling niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden en dat bij de omliggende gevoelige (bestaande) functies sprake is van een goed en verbeterd woon- en leefklimaat.
Algemeen
Veel ruimtelijke plannen hebben te maken met geluid; als ontvanger van geluid of als veroorzaker van geluid. Het aspect geluid wordt geregeld in diverse wet- en regelgeving. De belangrijkste wet- en regelgeving omtrent het aspect geluid betreft:
Het begrip 'geluidgevoelige objecten' is in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bepaald. De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen de volgende drie categorieën:
In de Wet milieubeheer wordt dit onderscheid niet gemaakt, maar deze wet gaat wel uit van dezelfde objecten. Als middels een plan een geluidbron of een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt, of een uitbreiding van een geluidbron of een geluidgevoelig object plaatsvindt, dan is een toetsing in het kader van geluid nodig. Voor voorliggend plan is een toets aan de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.
Wet geluidhinder
In de Wgh zijn regelingen opgenomen ten behoeve van geluid in de omgeving afkomstig van de drie geluidbronnen wegen (met uitzondering van rijkswegen), spoorwegen (met uitzondering van hoofdspoorwegen) en industrielawaai. Deze geluidbronnen hebben een geluidzone. Bij plannen waarbij binnen deze geluidzones een geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt, of een uitbreiding plaatsvindt van een geluidgevoelig object dient de geluidbelasting op dit object te worden getoetst.
In artikel 76 Wgh is aangegeven dat bij woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen een geluidzone moet worden aangetoond of wordt voldaan aan de hoogst toelaatbare waarde van 48 dB. In artikel 100a Wgh is aangegeven dat voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van woningen een hogere waarde kan worden vastgesteld met een maximale verhoging van 5 dB.
Onderzoek
In het kader van de bestemmingsplanprocedure dient een toetsing aan de Wet geluidhinder plaats te vinden en is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer en inrichtingslawaai op het plangebied/perceel als gevolg van de Haspel. De uitgangspunten, berekeningen en resultaten zijn vastgelegd in de bijlage Akoestisch onderzoek bij de toelichting.
Wegverkeerslawaai
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB niet wordt overschreden. Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van het plan mogelijk is binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. Een hogere waarde procedure is niet aan de orde. Omdat het plangebied een geluidsbelasting ondervindt van de Haspel gelijk of lager dan 48 dB is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Inrichtingslawaai
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor de beoordeling van het geluid van de pallet- en timmerfabriek de drie bestaande woningen nabij de inrichting maatgevend zijn. Bij zowel de recreatiewoningen aan de noordwestzijde als de nieuwe woningen aan de zuidoostzijde bedraagt het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau niet meer dan 45 dB(A) als etmaalwaarde. De situatie voor deze (recreatie)woningen is gunstig door zowel afstand als afscherming door de aarden wal en de nieuwe opslagloods.
Ter plaatse van de twee bestaande woningen Haspel 99 en 103 bedraagt het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 50-54 dB(A) als etmaalwaarde, afhankelijk van de ligging van de toetspunten en de waarneemhoogte.
Dit betekent dat de richtwaarde van 50 dB(A) voor gemengd gebied wordt overschreden, maar de grenswaarde van 55 dB(A) niet. De woningen Haspel 99 en 103 zijn woningen die nu ook al aanwezig zijn en voorheen een relatie hadden met het bedrijf (voormalige bedrijfswoningen). Om die reden kan de berekende geluidbelasting aanvaardbaar worden geacht.
Het bedrijfsverkeer rijdt relatief dicht langs deze woningen. In de dagperiode (met een beoordelingshoogte ho = +1,5 m) kan afscherming een oplossing zijn, maar dit is minder effectief voor de avond- en nachtperiode (beoordelingshoogte ho = +5,0 m en daarmee schermwerking minder effectief).
Maximale geluidniveaus
Voor wat betreft maximale geluidniveaus geldt net als bij de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus dat er overschrijdingen zijn voor uitsluitend de bestaande woningen Haspel 99 en 103. De hoogste berekende niveaus worden bepaald door:
Haspel 99
Haspel 103
Voor Haspel 99 geldt dat de berekende maximale geluidniveaus ook al in de bestaande situatie kunnen voorkomen. De feitelijke situatie verandert niet. Voor de noordwestgevel van Haspel 103 geldt deze constatering ook. Voor de noord- en oostgevel van Haspel 103 geldt dat de nieuwe in-/uitrit een rol speelt, waarbij langsrijdend verkeer een bepalende bron is.
Deze factoren kunnen een overweging zijn om de berekende niveaus aanvaardbaar te achten, waarbij op grond van de huidige regelgeving in een later stadium maatwerkvoorschriften worden vastgesteld op basis van het Activiteitenbesluit. Een andere mogelijkheid is om passende geluidsnormen op te nemen in het Omgevingsplan, dat deel voor deel wordt opgebouwd in Ermelo.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Europees- en rijksbeleid
Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 is op 18 maart 2022 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2022-2027, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.
Provinciaal beleid - Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De hoofdzaken van het provinciaal beleid voor water zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit systeem bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater en is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
De provincie onderschrijft de ambitie van de Europese Kaderrichtlijn Water dat uiterlijk in 2027 het grond- en oppervlaktewater in Europa schoon en ecologisch gezond moet zijn en dat er voldoende water is voor duurzaam gebruik en voert deze uit. De beschermde gebieden voor grondwater, waterberging, de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 zijn leidend bij de uitwerking van dit beleid in programma’s of in kaders in de verordening. Er worden condities gesteld voor effectief en zuinig gebruik van drinkwater, speciale waterecologie (Hoogst Ecologisch Niveau wateren en Specifiek Ecologische Doelstelling wateren), (grond)waterafhankelijke landnatuur plus de beschermingszones natte landnatuur en grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industrie, groter dan 150.000 m3 /jaar.
De provincie stelt via uitvoerend beleid de doelen voor de regionale wateren voor de Kaderrichtlijn Water vast en geeft daarbij ook invulling aan de voorzieningenniveaus. Met de Gelderse waterschappen en de landbouw geeft de provincie invulling aan het vasthouden van water in de bodem, het grondwater en de haarvaten van het watersysteem. Bescherming tegen overstromingen vindt primair plaats op basis van preventie, waar nodig aangevuld met maatregelen in de ruimtelijke ordening en evacuatie. Deze bescherming gebeurt bij voorkeur in combinatie met het ontwikkelen en versterken van karakteristieke riviernatuur in Natura 2000-gebieden.
Waterschap Vallei & Veluwe - Blauw Omgevingsprogramma 2022 - 2027
Op 22 november 2021 is het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) van waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen.
Het waterbeheerplan is uitgewerkt in een aantal programma’s:
Deze programma’s zijn verder uitgewerkt in het BOP naar concrete doelstellingen.
Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap, namelijk: de verordening, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen .
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een timmer- en palletfabriek, bestaande woningbouw agrarische percelen (met name eendenfokkerijen) en groenstructuren. Rond het plangebied bevinden zich de Veluwe, een paardenmennerij als onderdeel van een recreatieve bestemming en een recreatiepark.
Bodem en grondwater
De bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit duinvaaggronden, die voornamelijk bestaan uit leemarm en zwak lemig fijn zand. Op basis van het bodem onderzoek is de gemiddelde stand van het freatisch grondwater ± 9 m +NAP, maar verloopt van 10 m + NAP in het zuidoosten tot 8 m + NAP in het noordwesten, waardoor het grondwater zich tussen 1 en 4 m -mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO in noordwestelijke richting. De verwachte diepte van de verwachte (freatische) grondwaterstand spreekt de informatie uit voorgaande bodemonderzoeken tegen (destijds is grondwater niet binnen 5 m -mv aangetroffen, boringen zijn tot maximaal 5,5 m-mv geplaatst).
In het plangebied bevinden zich enkele particuliere/bedrijfsmatige grondwateronttrekkingen ten behoeve van blusvoorziening (Haspel 101) en/of veedrenking (nl. nerts- en pluimveehouderij). Deze onttrekkingen hebben vermoedelijk slechts een beperkte en lokale invloed op de (freatische) grondwaterstroming. Op een afstand van ± 1 kilometer ten noordoosten van de onderzoekslocatie ligt het pompstation. De onttrekking van dit pompstation heeft waarschijnlijk slechts een beperkte invloed op de grondwaterstroming van het freatisch grondwater.
De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.
Waterveiligheid
Het plangebied ligt niet binnen een kern- of beschermingszone. De beoogde ontwikkeling zal dan ook geen effect hebben op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterkwantiteit
Op basis van de legger zijn binnen het plangebied en in de omgeving geen watergangen aanwezig. Gezien de zandgronden kent het plangebied goede infiltratiemogelijkheden. Zover bekend kent het gebied geen wateroverlast.
In de huidige situatie is het bedrijfsperceel van de palletfabriek nagenoeg volledig verhard. Verder bestaat het plangebied uit een groot aantal stallen, een aantal woningen en een paardenbak. Rond de stallen en woningen bevinden zich grote gebieden groen (grasvelden, bomen en bosschages).
Waterkwaliteit
In en rond het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen aanwezig.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 32 woningen. Voor de realisatie van deze woningen wordt de bestaande bebouwing ter plaatse van Haspel 123 - 129 gesloopt. Naast woningen bestaat het plan uit de pallet- en timmerfabriek. Dit bedrijf wordt landschappelijk ingepast met een bos-, natuur- en/of groenbestemming op het bedrijfsperceel. Rondom de bestaande verharding zijn meerdere wadi's gerealiseerd. Daarnaast worden de te realiseren parkeerplaatsen in het plangebied uitgevoerd met halfverharding.
Algemeen
Als algemeen principe geldt dat bij elk initiatief, bouw, verbouw of reconstructie, het schone regenwater voor zover redelijkerwijs mogelijk geheel binnen de plangrenzen wordt verwerkt. Het vuilwater wordt gescheiden van het regenwater aangesloten op het gemeentelijke hoofdriool.
Een nieuwbouwplan zoals dit biedt de kans om het gehele projectgebied waterneutraal te maken ten opzichte van wanneer dit gebied onverhard zou zijn.
Bodem en grondwater
De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor bodem en grondwater.
Waterkwantiteit
Ter plaatse van de pallet- en timmerfabriek en de bestaande woningen blijft de verhardingssituatie ongewijzigd. Ter plaatse van Haspel 123 - 129 zal de bestaande verharding verwijderd worden en neemt de verharding met minder dan 1.500 m2 toe.
In het plangebied treedt bij extreem hevige neerslag (70 mm in een uur) geen schade op aan bebouwing, infrastructuur en aan vitale voorzieningen.
Binnen het plangebied wordt in principe alle neerslag van een hevige kortdurende bui (1/100 jaar, 70 mm in een uur) verwerkt (infiltratie/ berging). Hanteer hier minimaal 50 mm statische berging.
Waterkwaliteit
Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling zal de beoogde ontwikkeling geen negatief effect hebben op de waterkwaliteit in de omgeving. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het hemelwater wordt voor zover mogelijk geïnfiltreerd binnen het plangebied ter plaatse van gronden die niet verhard zijn.
Klimaatadaptatie
De beoogde nieuwbouw krijgt een groen karakter. De kavels worden omsloten door groen en de parkeerplaatsen worden uitgevoerd middels half verharding.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming (deze bestemmingswijziging valt onder het overgangsrecht) is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Vooronderzoek
Voor het plangebied is een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd, zie bijlage 13 bij de toelichting. Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek is geconcludeerd, dat op (delen van) de onderzoekslocatie diverse verontreinigingen aan metalen, minerale olie, PAK en/of PCB zijn te verwachten. De in het verleden uitgevoerde bodem- en asbestonderzoeken zijn te gedateerd of ongeschikt om te dienen als onderbouwing bij de aanvraag voor een bouw-/omgevingsvergunning. De meeste delen van de onderzoekslocatie dienen nog onderzocht te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig" (VED-HE-NL). Een aantal specifieke deellocaties dient onderzocht te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met plaatselijke bodembelasting" (VEP / VEP-OO). Enkele woonpercelen kunnen, bij ongewijzigd gebruik/eigendom, als “onverdacht“ worden beschouwd.
Uitgevoerde (bodem)onderzoeken
Vooronderzoek
Voor het plangebied is een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 13 bij de toelichting). Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek is geconcludeerd, dat op (delen van) de onderzoekslocatie diverse verontreinigingen aan metalen, minerale olie, PAK en/of PCB zijn te verwachten.
Asbest
De aanwezigheid van (voormalige) gebouwen waarin asbesthoudend materiaal is toegepast, puin in de bodem en puinverhardingen(fundaties) op delen van de locatie, alsmede verwachtte plaatselijke stortgaten, geven aanleiding een asbestverontreiniging van de bodem op de locatie te verwachten.
Enkele woonpercelen kunnen, bij ongewijzigd gebruik/eigendom, als “onverdacht“ worden beschouwd.
Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem en de terreininspectie kan gesteld worden dat ervan uit milieuhygiënisch oogpunt bezien mogelijk belemmeringen bestaan voor de bestemmingswijziging en de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. De resultaten van het vooronderzoek geven derhalve aanleiding voor verder bodem- en asbestonderzoek.
Bodem- en asbest in bodemonderzoeken per locatie
Haspel 99-105
Naar aanleiding van het vooronderzoek is bodemonderzoek uitgevoerd op het deelgebied van Haspel 99-105 waar de bestemming wijzigt naar bedrijf met functie inpandige houtbewerking. De resultaten van het bodemonderzoek zijn opgenomen in bijlage 14 bij de toelichting.
Tijdens de veldwerkzaamheden is bevestigd dat de locatie is voorzien van asfaltverharding met daaronder immobilisaat tot 50 cm-maaiveld. In de bodem onder het immobilisaat zijn geen noemenswaardige bijmengingen waargenomen.
Zintuiglijk zijn geen asbestverdachte materialen in of op de bodem aangetroffen.
De bovengrond betreft de laag van 0,5-1,0 m-mv. en de ondergrond betreft de laag van 1,0 -2,0 m-mv. In de boven- en ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan PCB aangetoond.
Het grondwater is niet onderzocht. Het grondwater bevind zich dieper dan 5 m-mv (meter min maaiveld). Dit is bevestigd met twee boringen tot 5 m-mv.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn er voor de bodem geen milieuhygiënische bezwaren voor het wijzigen van de bestemming.
Ten behoeve van de te bouwen bedrijfshal zal sprake zijn van verwijderen en afvoer van de laag met immobilisaat. Door de initiatiefnemer is aangegeven dat immobilisaat terug gaat naar de leverancier. Het verwijderen en afvoeren van het immobilisaat moet in overleg met het bevoegd gezag plaatsvinden.
Haspel 123A.
Van deze locatie waren reeds diverse rapporten van bodemonderzoeken en bodemsaneringen (asbest in bodem) bekend. Deze rapporten zijn opgenomen in het rapport vooronderzoek, bijlage 14
Voor de bestemmingswijziging geven deze rapporten voldoende inzicht in de bodemkwaliteit ter plaatse. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging op deze locatie.
In kader van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen kan nog aanvullend asbest in bodemonderzoek gevraagd worden ter plaatse van de bebouwing, zoals deze aanwezig was ten tijde van de bodemonderzoeken en de sanering. Dit omdat onder de gebouwen geen onderzoek heeft plaatsgevonden. Tevens kan daarbij te zijner tijd actualisatie van het verkennend bodemonderzoek NEN 5740 nodig zijn, omdat het onderzoek mogelijk verouderd is. Dit moet te zijner tijd door bevoegd gezag beoordeeld worden.
Haspel 125-129
Naar aanleiding van het vooronderzoek is bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Haspel 125-129. De resultaten van het bodemonderzoek zijn opgenomen in bijlage 14, 16 en 17 bij de toelichting. Met behulp van deze onderzoeken is de bodemkwaliteit voldoende in beeld gebracht voor de bestemmingswijziging.
Uit rapport van 1 december 2022 (bijlage 14 bij de toelichting) blijkt dat de onderzochte parameters NEN 5740 geen belemmering vormen voor de bestemmingswijziging.
Ter plaatse van Haspel 125 zijn in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan zink, kwik en PCB's aangetoond. Ter plaatse van Haspel 129 zijn in de bovengrond licht verhoogde gehalten aan PAK en kobalt aangetoond. In de ondergrond van beide locaties zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.
Het grondwater is niet onderzocht. Het grondwater bevind zich dieper dan 5 m-mv (meter min maaiveld).
Asbest
Met behulp van de onderzoeken zijn diverse bodemverontreinigingen met asbest vastgesteld.
Voor tekeningen met gebiedsnummers wordt verwezen naar rapport nader asbestonderzoek (bijlage 17 bij de toelichting).
In deelgebied 4 is sprake van onaanvaardbare risico's en is de verontreiniging derhalve spoedeisend.
Deze bodemverontreinigingen vormen belemmeringen voor het voorgenomen gebruik en de bestemmingswijziging.
De betreffende bodemverontreinigingen met asbest moeten gesaneerd worden. Dit om de voorgenomen functies mogelijk te maken.
Door Omgevingsdienst Veluwe wordt geadviseerd de spot met veel asbestmateriaal (asbestnest) ook te saneren. Dit ondanks dat geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
De spot betreft gat A36 (nabij sleuf 4-21). Ter plaatse is ook asbest op het maaiveld aangetroffen. Voor tekeningen met boornummers wordt verwezen naar het rapport van het Nader asbestonderzoek (bijlage 17 bij de toelichting).
Econsultancy adviseert in het rapport de visueel waarneembare, asbestverdachte (plaat)materialen op het maaiveld middels hand-picking te verwijderen door een daartoe erkend bedrijf conform de daarvoor geldende wetgeving en regels.
Door Omgevingsdienst Veluwe wordt geadviseerd om minimaal handpicking uit te voeren buiten de saneringsgebieden.
De verontreiniging in het pad (gebied 3, Haspel 125) valt formeel onder bevoegd gezag van Inspectie Leefomgeving en Transport (ILenT), omdat het een weg betreft.
De sanering moet afgestemd worden met de bevoegde gezagen (gemeente en ILenT).
Er kon tijdens de uitvoering van het bodemonderzoek geen bodemonderzoek uitgevoerd worden onder de tunnelstallen (Haspel 129).
Dit moet in een later stadium alsnog worden uitgevoerd bij de aanvraag omgevingsvergunning bouwen.
Na sloop van de stallen en verwijdering van de rubbermatten dient ter plaatse alsnog asbestonderzoek in bodem/puin te worden uitgevoerd.
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Onderzoek
Een groot deel van het plangebied van in totaal 14,9 ha is in 2014 reeds onderzocht door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Een zone van 6,2 ha is destijds niet onderzocht. Voor het overige deel is een verkennend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9 bij de toelichting.
Tijdens het booronderzoek bleek dat de bodem is verstoord tot in de C-horizont. In een deel van de boringen, vooral in het zuidoosten van het plangebied, is een pakket dekzand aangetroffen. Vermoedelijk betreffen dit laagtes in de stuwwal die zijn opgevuld met dekzand. In de overige boringen is het dekzand geheel verdwenen. Voor een groot deel zal dit het gevolg zijn van afgraving. Op basis van AHN-beelden is ter plaatse van de caravanstalling in het zuidoosten van het plangebied een laagte aanwezig, die 1 à 1,5 m lager ligt dan het bosgebied ten oosten en noorden hiervan. De gebruiker van het perceel gaf aan dat de bodem ter plaatse van de caravanstalling diep is afgegraven. Ook in het noordwestelijke deel lijkt op basis van AHN-beelden egalisatie te hebben plaatsgevonden, hoewel in mindere mate.
In één boring (boring 37) is mogelijk een pakket stuifzand aanwezig boven het dekzand. Gezien de lage ligging van het dekzand in deze boring, en aangezien alleen een C-horizont aanwezig is, kan geconcludeerd worden dat een groot deel van het dekzand hier is uitgestorven. Deze boring ligt circa 50 m ten oosten van de boring uit het eerder uitgevoerde booronderzoek, waar stuifzand op dekzand is aangetroffen. Destijds was geconcludeerd dat het gaat om opgestoven gebieden, waar na erosie van de oorspronkelijke bodem weer overstuiving heeft plaatsgevonden. Een groot deel van het dekzand zal door verstuiving zijn verdwenen. De archeologische waarde van eventuele vondsten ter plaatse is, gezien het ontbreken van oorspronkelijke context, laag te noemen.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan de archeologische verwachting binnen het onderzoeksgebied worden bijgesteld naar laag en kan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie H' worden weggelaten uit de planregels en verbeelding omdat de gronden geen bescherming behoeven.
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Onderzoek
Binnen het plangebied liggen geen Rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten. Een beschermende regeling is daarom niet noodzakelijk
Historische geografie
De Topotijdreis van het Kadaster geeft inzicht in de ontwikkeling van het plangebied. Omstreeks 1900 was het nog heidegebied en werd het gebruikt als oefenschietterrein. In de jaren 50 begint er bos te ontstaan en omstreeks 1960 wordt het gebied deels ontgonnen en vestigen zich de eerste pluimveehouderijen. In 1990 is een groot deel van het gebied in gebruik als pluimveehouderij en heeft ook de pallet-en timmerfabriek zich al enkele jaren gevestigd. Rond 2000 zijn er meerdere pluimveestallen gesloopt en wordt het gebied ook voor andere functies gebruikt. De pallet- en timmerfabriek heeft zijn opstallen vergroot en in 2022 is te zien dat er nog meer stallen zijn verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor een nieuw gebruik van het gebied, dat omringd is door bosgebied.
Figuur 4.2 Topotijdreis
Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie biedt inzicht in de cultuurhistorische waarden van het plangebied. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van deze kaart weergegeven. In het plangebied bevinden zich geen ensembles van cultuurhistorische waarde (zoals Stads- en dorpsgezichten, landgoederen, waardevolle wegen en molenbiotopen) waarvoor een juridische regeling noodzakelijk is.
Figuur 4.3 Cultuurhistorische waardenkaart (provincie Gelderland)
Binnen het plangebied bevinden zich geen bouwwerken of bestaand groen dat karakteristiek is of waarden heeft. Voorliggend plan zorgt dan ook niet voor een aantasting van bestaande cultuurhistorische waarden in het plangebied en omgeving.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor het natuurlijk habitat en de natuurlijke habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project, de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Veluwe, grenst aan het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied is ook de Veluwe en grenst aan het plangebied. Gezien de ligging nabij de Veluwe is een ecologisch onderzoek noodzakelijk, waarbij de effecten van de ontwikkeling op de Veluwe inzichtelijk worden gemaakt. In bijlage 11 bij de toelichting, zijn de effecten op de omliggende natuur onderzocht.
Figuur 4.4 Natura 2000
Natura 2000-gebieden
Het plangebied grenst aan Natura 2000-gebied Veluwe en ligt op ongeveer 3,8 kilometer afstand van Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Negatieve gevolgen op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Veluwerandmeren en verder weggelegen Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten vanwege de aard en omvang van het plan en de afstand tot het plangebied.
Op basis van de aard en omvang van het project, de effectenindicator Natura 2000-gebieden en expert judgement vragen de volgende mogelijke effecten aandacht voor de voorgenomen planontwikkeling:
Tijdens de bouw- en gebruiksfase kan sprake zijn van verstoring door geluid, licht en optische verstoring.
De meest dichtbijgelegen habitattypen binnen Natura 2000-gebied Veluwe liggen op minimaal 1,2 kilometer afstand ten noord- en zuidoosten van het plangebied. Het gaat hier om de habitattypen H2310 Stuifzandheiden met struikhei en H2330 Zandverstuivingen. Door de grote afstand en aanwezigheid van tussenliggende bosgebieden vindt geen optische verstoring en verstoring door geluid en licht plaats tijdens de aanleg- en gebruiksfase van het plan. Significant negatieve gevolgen voor typische soorten en daarmee de instandhoudingsdoelen van habitattypen voor Natura 2000-gebied Veluwe zijn op voorhand uitgesloten.
Stikstofdepositie
De afstand tussen het plangebied en het nabijgelegen Natura 2000-gebied 'Veluwe' is klein. Daarom is voor onderhavige ontwikkeling een stikstofonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit stikstofonderzoek zijn opgenomen in een Stikstofrapport (“Plantoets Haspel Ermelo”), dat als bijlage 11 bij de toelichting is gevoegd.
In het stikstofrapport is toegelicht dat de ruimtelijke ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt niet zullen leiden tot een toename aan stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie, vanwege de toepassing van 'intern salderen'. Hierbij geldt dat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de stikstofberekeningen reëel en aannemelijk zijn. Deze uitgangspunten zijn bovendien ook verzekerd in de planregels.
Allereerst is nader gespecificeerd in hoeverre activiteiten zijn toegestaan binnen de bestemming 'bedrijf' (op grond van artikel 3.1 van de regels). Daarbij is bepaald dat de bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan overeenkomstig het stikstofrapport, zoals opgenomen in bijlage 11 van de toelichting van het bestemmingsplan. De woningbouw is slechts toegestaan in plaats van de pluimveehouderijen (op grond van artikel 12.7 van de regels). Daarnaast is bepaald dat het gebruik van de gronden en gebouwen dat leidt tot een toename van stikstofdepositie van 0.00 mol/ha/jaar of meer op een stikstofgevoelige natuurwaarde in een Natura2000-gebied, ten opzichte van de referentiesituatie, in ieder geval moet worden begrepen als strijdig gebruik op grond van artikel 12.2 van de regels. Met deze laatstgenoemde regeling is een 'stikstofdepositieplafond' ingebouwd in de planregels.
Het stikstofdepositieplafond waarborgt dat het bestemmingsplan niet zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op daarvoor gevoelige natuurwaarden in Natura2000-gebieden ten opzichte van de referentiesituatie. Nu het bestemmingsplan niet zal voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie, bestaat ook geen aanleiding voor het oordeel dat dit plan zich niet verdraagt met de artikelen 2.7, eerste lid en 2.8 van de Wet natuurbescherming (ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1991, r.o. 6.5 en ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1586, r.o. 24.7).
Gelders Natuur Netwerk
Het Natura 2000-gebied Veluwe is onderdeel van het GNN. Het GNN kent een ruimtelijke bescherming waarbij aantasting niet, of alleen onder zeer bijzondere omstandigheden mogelijk is. Daarnaast is een Groene Ontwikkelingszone (GO) vastgesteld. Deze bestaat uit gebieden rond het GNN en (ecologische) verbindingen tussen delen van het GNN. De GO biedt ruimte voor ontwikkeling van functies die passen in het landelijk gebied. Daarbij moet wel steeds een bijdrage worden geleverd aan natuur en landschapsdoelen (Provincie Gelderland, 2022).
Uit de Omgevingsverordening Gelderland, zie hiervoor paragraaf 3.2.2, is gebleken dat het plangebied is omringd door het Gelders Natuurnetwerk (GNN) aan de noord-, zuid- en oostzijde en aan de oostzijde voor een klein deel is gelegen binnen het GNN. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan een strook Groene Ontwikkelingszone (GO) (weg Haspel).
Voor het NNN dient er altijd te worden nagegaan of er sprake kan zijn van een aantasting in het kader van een ‘een goede ruimtelijke ordening’ bij een toetsing aan de regels van het NNN. Goede ruimtelijke ordening houdt in dat naastgelegen functies elkaar niet (te veel) mogen hinderen. De wezenlijke kenmerken en waarden van het nabijgelegen NNN mogen daarbij niet worden aangetast. In de voortoets zoals opgenomen in bijlage 11 bij de toelichting, is de ontwikkeling uitgebreid getoetst, of sprake kan zijn van aantasting in het kader van een ‘een goede ruimtelijke ordening’.
In de voorliggende situatie betreft het omliggend deelgebied Ermelo oost op de Veluwe. Binnen dit deelgebied zijn de volgende kernkwaliteiten van belang:
Daarnaast zijn er ook ontwikkelingsdoelen vastgelegd. Deze zijn uitgesplitst voor het GNN en het GO.
Ontwikkelingsdoelen GNN
Ontwikkelingsdoelen GO
Uit de conclusie van de voortoets, zie hiervoor bijlage 11 bij de toelichting, blijkt doordat de bestaande bosstroken binnen het GNN worden ingepast en de bosstroken de bestemming ‘Groen’ en ‘Bos’ behouden, geen sprake is van aantasting van de kernkwaliteiten en het oppervlak van het GNN.
Door de gekozen inrichting van het plangebied met aangepaste, voor faunapasseerbare hekwerken, een bufferzone aan de noordzijde van het plangebied om verstoring door licht en geluid te minimaliseren en aanleg en behoud van bos- en natuurstroken in het plangebied die bosgebieden aan de noord- en zuidzijde met elkaar verbinden, zorgt de bestemmingsplanwijziging voor versterking van de kernkwaliteiten en samenhang van het GNN. Verdere procedures ten aanzien van het GNN op grond van de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland zoals het opstellen van een “Nee, tenzij-toets” zijn niet aan de orde.
Het plangebied ligt niet in de GO en doet daarom geen afbreuk aan de ontwikkelingsdoelen van de GO. Wel grenst het plangebied aan de zuidzijde aan de GO. Deze strook is een bestaande asfaltweg (de Haspel). De weg zal als gevolg van de plannen niet worden aangepast. Aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden – gevat in de kernkwaliteiten en de ontwikkelingsdoelen van het GO – is op voorhand uitgesloten.
Soortenbescherming
Voor het bestemmingsplan is een quickscan ecologie uitgevoerd, zie hiervoor bijlage 9 Ecologisch onderzoek met ontheffing en activiteitenplan bij de toelichting. Uit de quickscan blijkt dat de voorgenomen werkzaamheden naar verwachting geen negatieve effecten hebben op beschermde planten, vogels, amfibieën, vissen en ongewervelden. Mogelijk hebben de voorgenomen werkzaamheden effect op grondgebonden zoogdieren (das, steenmarter, boommarter, bunzing, wezel en hermelijn), verblijfplaatsen van vleermuizen (indien bomen met holten verwijderd worden) en reptielen, daarom is een activiteitenplan en ontheffing aangevraagd bij de provincie Gelderland en 13 september 2023 in ontwerp verleend. Beide stukken zijn toegevoegd in bijlage 9 van de toelichting Ecologisch onderzoek met ontheffing en activiteitenplan.
Toetsingskader
In de huidige wetgeving zijn de begrippen risicobron, (beperkt) kwetsbaar object, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico van belang. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor de kans per jaar dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico GR is de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) is van toepassing op het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar; bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico, maar wel geldt hiervoor een verantwoordingsplicht in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet van toepassing; het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden.
Onderzoek
Het plan maakt geen risicobronnen mogelijk. Een pallet- en timmerfabriek met bio-energie centrale waar hout wordt verbrand, wordt niet gezien als risicovolle inrichting. Binnen het plangebied worden wel nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Woningen worden gezien als kwetsbare objecten. Toetsing op het gebied van externe veiligheid is daarom noodzakelijk. Voor de toetsing is de Signaleringskaart Externe Veiligheid geraadpleegd, zie hiervoor figuur 4.3. Het plangebied is hierin weergegeven met de rode aanduiding.
Figuur 4.5 Signaleringskaart Externe Veiligheid
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
In de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen met een externe werking op het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Ten westen van het plangebied op een afstand van circa 1.700 meter ligt een spoorlijn 360G.1 (Amersfoort – Zwolle) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van deze transportroute. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) van het spoor bedraagt 30 meter. Het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico bedraagt 460 meter voor brand en explosie. Voor toxisch is dit 4.000 meter .
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied toxisch van de spoorlijn, waardoor verantwoording van het groepsrisico benodigd is. Aangezien de planlocatie op een afstand van meer dan 200 meter tot het spoor ligt, volstaat een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Ten noorden van het plangebied op een afstand van 1.500 meter ligt de A28 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De snelweg heeft een 100% letaliteitsgrens van 80 meter. Het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico bedraagt 355 meter voor explosie en 880 meter voor toxisch. Het plangebied ligt niet binnen het invloedgebied van deze snelweg.
Beknopte verantwoording groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg is voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd aan de veiligheidsregio. Op basis hiervan is de verantwoording ingevuld.
Bestrijdbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om zijn taken goed te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
Bereikbaarheid
Het plangebied wordt ontsloten via de Haspel. Vanaf de Haspel kan via andere wegen de N303 en de N302 bereikt worden. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan in verschillende richtingen gevlucht worden zodat van de bronnen af kan worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
Ter plaatse van het plangebied bevindt zich een bedrijf en woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn.
Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS), het luchtalarm. Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Scenario giftige wolk bij spoorvervoer
Door een incident op het spoor met een ketelwagon met ammoniak kan een giftige wolk ontstaan. De kans op een giftige wolk als gevolg van een incident met een ketelwagon met ammoniak op het spoor is klein (2 tot 6 x 10-8 per wagenkilometer per jaar). Onderstaande tabellen geven voor dit scenario de effectafstand en de interventiewaarde weer.
Tabel: Effectenafstanden en Interventiewaarden
Het plangebied ligt nabij Ermelo op de grens van stedelijk en buitengebied op een afstand van minimaal 900 meter. Het plangebied ligt dus ruim buiten de effecten afstand van de 3e ring. De alarmeringsgrenswaarde bedraagt voor LBW en AGW minimaal een 1 uur. Verder komen er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en of transport van gevaarlijke stoffen voor. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.
Bij een calamiteit aan de spoorlijn, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen en/of een explosie plaatsvindt, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NLalert.
Bij het genoemde toxische incidentscenario voor de spoorlijn is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Immers, schuilen binnen de afgesloten bebouwing zal in beginsel de beste manier zijn om de calamiteit te overleven. Schuilen binnen de locatie is mogelijk binnen de nieuwbouw, zeker gezien het feit dat de bebouwing als gevolg van de hedendaagse energieprestatie-eisen goed geïsoleerd is en derhalve voldoet aan de nodige veiligheidseisen. Bovenstaand advies is ook van toepassing op het brandbare scenario. Dit geldt eveneens voor de zelfredzaamheid bij een calamiteit bij het nabije spoortraject.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Amersfoort – Zwolle. Uit de beschouwing en verantwoording van het groepsrisico blijkt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het plangebied.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden de volgende twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
In de nieuwe ontwikkeling worden 24 vrije kavels gerealiseerd voor woningbouw en 8 sociale huurwoningen. De aanwezige pallet- en timmerfabriek wordt tevens ingepast.
In paragraaf 4.12 is de verkeerstoename onderzocht. Uit tabel 4.4 blijkt dat de verkeerstoename voor een weekdag 799 mvt/etmaal bedraagt en voor een werkdag 894 mvt/etmaal. Middels de NIBM-tool is berekend of de toename niet in betekenende mate is.
Tabel 4.2 NIBM-tool
Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 1,20 µg/m³ en van fijn stof van 0,19 µg/m³ (zie tabel 5.2). De fijnstof toename blijft onder de 1,2 µg/m³, de grens van 1,2 voor N02 wordt ook niet overschreden.
Daarnaast moet worden beschouwd wat de blootstelling op locatie is. Op de kaart van de NSL-monitoring is gecontroleerd of voldaan wordt aan de grenswaarden en advieswaarden van de WHO voor NO2, PM2,5 en PM10. Op de kaart zijn alleen metingen te zien ten aanzien van de veehouderijen die door de onderhavige ontwikkeling verdwijnen. Deze zijn hieronder op de afbeelding weergegeven.
Figuur 4.6 Toetspunten luchtkwaliteit van de NSL-monitoringstool (https://www.nsl-monitoring.nl/viewer/)
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Daarnaast voldoet de blootstelling op locatie aan de geldende grenswaarden. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van woningen en een bestaande pallet- en timmerfabriek. De beoogde ontwikkeling overschrijdt de drempelwaarden niet. Dit betekent dat een zogenoemde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beoordelingsbeslissing is een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld, deze is opgenomen als bijlage 14, Vormvrije m.e.r. beoordeling. Op grond van de kenmerken, locatie en potentiële effecten van het project wordt geconcludeerd dat voor de meeste milieuaspecten geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht als gevolg van het bestemmingsplan, mits de verschillende noodzakelijke randvoorwaarden, optimalisaties, mitigerende of compenserende maatregelen worden genomen. Voor het milieuaspect industrielawaai treden wel relevante milieueffecten op ten aanzien van de woningen Haspel 99 en 103. Bij de milieumelding die de pallet- en timmerfabriek moet gaan indienen, dient een akoestisch onderzoek ten aanzien van verkeer en de bedrijfsactiviteiten te worden gevoegd. Op basis daarvan worden passende geluidsnormen voor deze woningen opgenomen in het Omgevingsplan, dat deel voor deel wordt opgebouwd. Het is daarom niet nodig om een milieueffectrapport op te stellen.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde woningbouwontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit de meest actuele CROW publicatie 381. Voor het juiste kencijfer wordt een ligging in het buitengebied gehanteerd, de gemeente Ermelo wordt op basis van adressendichtheid conform data van het CBS getypeerd als 'weinig stedelijk'. Verder wordt uitgegaan van het gemiddelde binnen de bandbreedte van het kencijfer. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van parkeernormen uit de 'Nota Parkeernormen Ermelo 2016'. Hierin worden de gebiedstypen centrum, rest bebouwde kom + dorpskern en buitengebied gehanteerd, waarbij voor het plangebied wordt uitgegaan van een ligging in het buitengebied.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen aan de Haspel. Dit is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/u. Richting het noorden komt de Haspel uit op de Strokel. Ook dit is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/u. Gemotoriseerd verkeer van de Haspel gaat via de Strokel naar de Eendenparkweg en vervolgens naar de Harderwijkerweg.
Richting het zuiden sluit de Strokel aan op het kruispunt met de Eendenparkweg, een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/uur. De Eendenparkweg leidt in westelijke richting naar het kruispunt Eendenparkweg – Lokhorstweg – Harderwijkerweg. De Harderwijkerweg (N303) is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. In zuidelijke richting leidt de Harderwijkerweg naar het centrum van Ermelo. In noordelijke richting sluit de Harderwijkerweg via het bedrijventerrein 'Veldzicht' aan op de A28, tussen Utrecht en Groningen.
Langzaam verkeer
Op de Haspel zijn geen voorzieningen aanwezig voor het langzame verkeer, waardoor het langzame verkeer de rijbaan deelt met het gemotoriseerd verkeer.
Openbaar vervoer
Er zijn geen openbaar vervoer haltes op loopafstand van het plangebied. De dichtstbijzijnde ov-halte is gelegen op circa 1.500 meter loopafstand vanaf het plangebied aan de Eendenparkweg.
Voor het beoordelen van de invloed van het gegenereerde verkeer op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid op de omliggende wegen is in eerste instantie gekeken naar de verkeersintensiteiten op de desbetreffende wegen in de huidige situatie (zonder planontwikkeling). Daarvoor zijn gedurende de periode van 9 mei t/m 22 mei 2022 verkeerstellingen uitgevoerd. In figuur 4.1 zijn de locaties van de telpunten weergeven. Per telpunt zijn zowel de intensiteiten van het gemotoriseerde verkeer als het fietsverkeer geïnventariseerd.
Figuur 4.1 De locaties van de telpunten
Tabel 4.3 De gemiddelde werkdagintensiteiten per wegvak (telling mei 2012)
Telpunt | Wegvak | Intensiteit gemotoriseerd verkeer werkdag (mvt/etmaal) | Intensiteit fietsverkeer werkdag (fietsers/etmaal) |
1 | Strokelweg tussen Ganzeveld en N302 | 1.468 | 64 |
2 | Strokel ten zuiden van Haspel | 1,930 | 955 |
3 | Haspel ten oosten van plangebied | 464 | 109 |
4 | Staringlaan tussen Eendenparkweg en Jacob Catslaan | 1.347 | 291 |
5 | Eendenparkweg ten oosten van N303 | 2.240 | 816 |
6 | Haspel ten westen van plangebied | 486 | 111 |
7 | Fazantlaan ten oosten van N303 | 642 | 388 |
8 | Strokel ten noorden van Haspel | 1.119 | 1.085 |
In tabel 4.4 is de verkeersgeneratie van het plangebied berekend ten aanzien van de woningbouw. Voor het berekenen van deze verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de kengetallen van het CROW (publicatie 381).
De berekende verkeersgeneratie uit CROW publicatie 381 gaat standaard uit van een weekdag gemiddelde. Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling dient echter gekeken te worden naar de werkdagintensiteiten. Voor het omrekenen van weekdag naar werkdag is uitgegaan van omrekenfactoren (CROW 381). Er is uitgegaan van een omrekenfactor van 1,11.
Functie | Aantal | Kencijfer | Weekdagintensiteit (mvt/etmaal) | Werkdagintensiteit (mvt/etmaal) |
Koop vrijstaand | 24 woningen | 8,2 per woning | 197 | 218 |
Huur huis, sociale huur | 8 woningen | 5,6 per woning | 45 | 50 |
Totaal | 242 mvt/etmaal | 268 mvt/etmaal |
Tabel 4.4 De verkeersgeneratie van het plangebied in de toekomstige situatie ten aanzien van de woningbouw
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van de pallet- en timmerfabriek is uitgegaan van de feitelijke situatie. Dat komt omdat het niet de verwachting is dat het aantal verkeersbewegingen bij de pallet- en timmerfabriek zal toenemen in de nieuwe situatie. Hierbij geldt dat een groot deel van de werknemers op de fiets komt. De uitbreiding van de pallet- en timmerfabriek zal op zichzelf niet leiden tot een toename van verkeer. Er blijven evenveel personenauto's en vrachtwagens rijden als nu het geval is. Het gaat om 20 personenauto's en 30 vrachtwagens per werkdag. In de planregels is geborgd dat er daadwerkelijk geen verkeerstoename kan plaatsvinden.
Op basis van de navigatietool van Google maps is een inschatting gemaakt hoe het verkeer vanaf het plangebied wordt toegedeeld aan het omliggende wegennet. Dit leidt tot de hierna volgende verkeerstoedeling, hierbij is uitgegaan van een Werkdagintensiteit.
Het plangebied wordt volledig ontsloten op de Haspel. Vanaf de Haspel zal 60% (203 mvt/etmaal, waarvan 30 zwaarverkeer) in noordwestelijke richting rijden in de richting van de aansluiting met het Ganzenveld. Ter hoogte van het kruispunt Haspel - Ganzenveld zal 10% (29 mvt/etmaal) het Ganzenveld op rijden. De resterende 50% (174 mvt/etmaal, waarvan 30 zwaarverkeer) van het verkeer op de Haspel rijdt in noordelijke richting naar de Strokel. Vanaf de Strokel rijdt dit verkeer in zuidwestelijke richting naar de Eendenparkweg. Op de Eendenparkweg zal het verkeer volledig worden ontsloten in westelijke richting. Ter hoogte van het kruispunt Eendenparkweg – N303 – Lokhorstweg zal het verkeer in noordelijke richting over de N303 worden ontsloten in de richting van de A28. Vanaf de aansluiting met de A28 zal 25% (87 mvt/etmaal, waarvan 15 zwaarverkeer) in oostelijke richting rijden en 25% (87 mvt/etmaal, waarvan 15 zwaarverkeer ) in westelijke richting.
Aangezien 60% van het verkeer vanaf het plangebied in noordwestelijke richting de Haspel op rijdt zal het overige verkeer (115 mvt/etmaal) in zuidoostelijke richting naar de Staringlaan rijden om vervolgens naar het kruispunt met de Jacob Catslaan te rijden. Vanaf dit kruispunt zal 20% (58 mvt/etmaal) ontsloten worden in westelijke richting. Ter hoogte van het kruispunt Jacob Catslaan – N303 zal dit verkeer richting Ermelo rijden. De overige 20% (58 mvt/etmaal) van het verkeer zal ter hoogte van het kruispunt Jacob Catslaan - Staringlaan in zuidelijke richting rijden naar de N796.
Figuur 4.2 De verkeerstoedeling van de beoogde ontwikkeling
De verkeerstoename is het grootst op de Haspel (noordelijk en zuidelijk deel), de Strokel ten zuiden van de Haspel, de Eendenparkweg tussen de Strokel en de N303 en de Staringlaan. Deze wegvakken zijn dan ook betrokken in de beoordeling van de verkeersafwikkeling.
Verder dient bij de beoordeling altijd 10 jaar vooruit te worden gekeken. Daarom zijn zowel de verkeersintensiteiten uit het jaar 2022 als het jaar 2032 in beeld gebracht. De gemeten verkeersintensiteiten uit 2022 zijn daarbij opgehoogd met een groeipercentage van 1% per jaar.
In tabel 4.5 zijn de gemiddelde werkdagintensiteiten per wegvak weergegeven voor de jaren 2022 en 2032 voor de autonome situatie (zonder planontwikkeling) en de situatie 2032 inclusief planontwikkeling.
Tabel 4.5 Overzicht verkeersintensiteiten per wegvak autonoom en planontwikkeling
Wegvak | Intensiteit 2022 autonoom (mvt/etmaal) | Intensiteit 2032 autonoom (mvt/etmaal) | Planbijdrage (mvt/etmaal) | Intensiteit 2032 incl. planontwikkeling (mvt/etmaal) |
Haspel tussen plangebied en Staringlaan | 464 | 513 | 115 | 628 |
Haspel tussen plangebied en Ganzeveld | 486 | 537 | 203 | 740 |
Strokel ten zuiden van Haspel | 1.930 | 2.132 | 174 | 2.306 |
Eendenparkweg | 2.240 | 2.474 | 174 | 2.648 |
Staringlaan | 1.347 | 1.488 | 115 | 1.676 |
Te zien is dat het verkeer op de Haspel het meest toeneemt (+203mvt/etmaal). De Haspel is ingericht als een erftoegangsweg-type II, waarbij conform het principe Duurzaam Veilig wordt aangehouden dat een ETW-type II een verkeersomvang tot en met 4.000 mvt/etmaal zonder problemen vlot en veilig kan afwikkelen. Ook bij de overige wegen blijven de verkeersintensiteiten ruim onder de capaciteit van de desbetreffende weg. Het wegvak met de hoogste intensiteiten in de toekomstige situatie na planontwikkeling is de Eendenparkweg, waar de verkeersintensiteiten stijgen van 2.474 mvt/etmaal in de autonome situatie naar 2.648 mvt/etmaal na toevoeging van de planontwikkeling. De Eendenparkweg is gecategoriseerd als een erftoegangsweg-type I buiten de bebouwde kom. Vanuit het principe Duurzaam Veilig wordt voor een ETW-type I aangehouden dat een verkeersomvang van 5.000 à 6.000 mvt/etmaal zonder problemen kan worden afgewikkeld. De beoogde ontwikkeling zal dan ook niet zorgen tot knelpunten in de verkeersdoorstroming op de omliggende wegen.
Naast de capaciteit van individuele wegvakken dient ook de verkeersafwikkeling op kruispunt niveau beoordeeld te worden. De twee voornaamste kruisingen zijn het kruispunt Eendenparkweg – Harderwijkerweg – Lokhorst en de aansluiting van de Staringlaan op de Jacob Catslaan.
Het kruispunt Eendenparkweg – Harderwijkerweg – Lokhorst is ingericht als een enkelstrooksrotonde. Conform het Handboek wegontwerp 2013 (CROW) geldt voor een enkelstrooksrotonde dat de som van de toeleidende stromen niet groter dan 20.000 tot 25.000 mvt/etmaal mag zijn, waarbij een maximale belasting van 1.500 pae/uur wordt aangehouden gedurende het maatgevende uur. De beoogde ontwikkeling zorgt bij deze kruising voor een verkeerstoename van 174 mvt/etmaal. Voor de verkeersafwikkeling gedurende het maatgevende uur wordt doorgaans aangehouden dat de spitsuurintensiteit 10% van de etmaalintensiteit bedraagt. Dit betekent dat de beoogde ontwikkeling gedurende het maatgevende uur zorgt voor een verkeerstoename van 17,4 mvt/u, wat neerkomt op 1 voertuig per 0,3 minuten. Deze toename is dermate laag dat de invloed op de doorstroming van het kruispunt gering zal zijn.
De aansluiting van de Staringlaan op de Jacob Catslaan is ingericht als een ongeregeld kruispunt. Bij deze kruising zorgt de beoogde ontwikkeling voor een verkeerstoename van 115 mvt/etmaal. Gedurende het maatgevende uur wordt 10% van de etmaalintensiteit afgewikkeld, wat betekent dat gedurende de spits de beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeerstoename van 11,5 mvt/u. Dit komt neer op circa 0,2 voertuig per minuut. Ook hier geldt dat de beoogde verkeerstoename dermate klein is dat de invloed op de verkeersdoorstroming van het kruispunt verwaarloosbaar zal zijn.
De verkeersveiligheid is beoordeeld door te kijken of de verschillende wegvakken voldoen aan de richtlijnen vanuit het ontwerpprincipe Duurzaam Veilig.
Alhoewel uit de beoordeling van de verkeersafwikkeling blijkt dat de omliggende wegen voldoende restcapaciteit bezitten om de beoogde verkeerstoename zonder problemen te verwerken, is ook gekeken naar de samenstelling van het verkeer (personenauto's en vrachtverkeer) en het gebruik van de weg.
Rondom het plangebied zijn namelijk meerdere recreatieparken aanwezig, wat resulteert in extra fietsverkeer op de omliggende wegen.
Van de omliggende wegen, waar de beoogde ontwikkeling zorgt voor een toename van het gemotoriseerde verkeer, is alleen op de Staringlaan gedeeltelijk een vrijliggend fietspad aanwezig. Op de overige wegvakken zijn geen aparte fietsvoorzieningen aanwezig. In het aangrenzende bos zijn verschillende fietspaden aanwezig, die de ontbrekende fietsvoorzieningen op de weg compenseren. Voor fietsers is het dus niet noodzakelijk om de wegen met ontbrekende fietsvoorzieningen te gebruiken. Ze kunnen het gebied op een veilige manier bereiken door gebruik te maken van de fietspaden in het bos.
Figuur 4.3 Overzicht fietspaden (bron: fietsersbond.nl)
Voor het bepalen van de benodigde parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling is gebruik gemaakt van de parkeernormen uit de 'Nota Parkeernormen Ermelo 2016' behorende bij het bestemmingsplan 'parkeernormen'. Hierbij is voor het gebiedstype een ligging in het 'buitengebied' gehanteerd. De beoogde ontwikkeling betreft 24 vrijstaande woningen en 8 sociale woningen, en een eindsituatie van 1 hectare van het naastgelegen bedrijf. Van de huidige bebouwing worden de bestaande vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken behouden.
In de onderstaande tabel is de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling opgenomen.
Tabel 4.6 De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling
Functie | Aantal | Norm | Aandeel bezoekers | Parkeerbehoefte bewoners | Parkeerbehoefte bezoekers |
Koop vrijstaand | 24 woningen | 2,4 per woning | 0,3 pp | 50,4 pp | 7,2 pp |
Huurhuis, sociale huur | 8 woningen | 1,6 per woning | 0,3 pp | 12,8 pp | 2,4 pp |
bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief | 13.045 m² (bvo) | 1,1 per 100 m² (bvo) | 5% | 136 pp | 6,8 pp |
Totaal | 199 pp | 16,4pp |
In totaal bedraagt de normatieve parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling 199 parkeerplaatsen. Omdat sprake is van verschillende functies is gekeken in hoeverre parkeerplaatsen dubbel gebruikt kunnen worden. Daarbij is gebruik gemaakt van de aanwezigheidspercentages uit het gemeentelijke parkeernormen beleid (Nota Parkeernormen Ermelo 2016). Tabel 4.6 toont de parkeerbehoefte na dubbelgebruik waarbij is aangesloten bij de aanwezigheidspercentages.
Functie | Werkdag ochtend | Werkdag middag | Werkdag avond | Koopavond | Werkdag nacht | Zaterdag middag | Zaterdag avond | Zondag middag | |||||||||
% | pp | % | pp | % | pp | % | pp | % | pp | % | pp | % | pp | % | pp | ||
Woningen bewoners | 50% | 31,6 | 50% | 31,6 | 90% | 56,8 | 80% | 50,5 | 100% | 63,2 | 60% | 37,9 | 80% | 50,5 | 70% | 44,2 | |
Woningen bezoekers | 10% | 0,9 | 20% | 1,9 | 80% | 7,6 | 70% | 6,7 | 0% | 0 | 60% | 5,7 | 100% | 9,6 | 70% | 6,7 | |
Kantoor/bedrijven | 100% | 150 | 100% | 150 | 5% | 6,8 | 5% | 6,8 | 0% | 0 | 0% | 0 | 0% | 0 | 0% | 0 | |
Totaal | 183 pp | 184 pp | 71 pp | 64 pp | 63 pp | 44 pp | 60 pp | 51 pp |
Het maatgevende moment voor de beoogde ontwikkeling is de werkdag middag. Gedurende deze periode bedraagt de parkeerbehoefte 184 parkeerplaatsen.
Parkeeraanbod
Als uitgangspunt voor deze ontwikkeling geldt dat de totale berekende parkeerbehoefte van 185 parkeerplaatsen op eigen terrein zal worden opgelost. Hierin is onderscheid te maken tussen het parkeren bij de woningen en bij de pallet- en timmerfabriek. Voor de woningen geldt dat bij de woningen parkeervoorzieningen moeten worden gerealiseerd bij de woning, op eigen terrein. Bij de sociale woningen, worden parkeervelden gerealiseerd.
Ten behoeve van de pallet- en timmerfabriek, dient eveneens te worden voorzien in eigen behoefte op eigen terrein.
De beoogde ontwikkeling zal zorgen voor een parkeerbehoefte van 184 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte van het plangebied zal volledig worden opgevangen op eigen terrein. Tevens zal de beoogde ontwikkeling gepaard gaan met een theoretische verkeerstoename van 699 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Op basis van de verwachte verkeerstoedeling over het omliggende wegennet zal de beoogde verkeerstoename niet leiden tot knelpunten in de verkeersdoorstroming.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid is altijd gerelateerd aan het bestemmingsvlak en dient per geval geïnterpreteerd te worden vanuit de aard, omvang en tijd(sduur) van de ondergeschikte functie ten opzichte van de hoofdfunctie.
Door middel van aanduidingen worden op een enkele specifieke locatie extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is erop gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.
De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd. Deze paragraaf geeft een toelichting op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen en aanduidingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Bedrijf
Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de huidige pallet- en timmerfabriek toegestaan. Het bewerken van hout is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inpandige houtbewerking' toegestaan.
De volgende bedrijven zijn expliciet niet toegestaan: (grootschalige) detailhandel, grote lawaaimakers, zelfstandige kantoren, m.e.r.-plichtige bedrijven, vuurwerkbedrijven, en Bevi-bedrijven. De opslag van pallets of ander materiaal is uitsluitend inpandig toegestaan.
Een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders is opgenomen om een ander bedrijf toe te kunnen staan dan nu aanwezig, tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die is opgenomen in Bijlage 3 'Staat van bedrijfsactiviteiten' en die qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld categorieën 1 en 2. In deze Staat zijn bedrijfsactiviteiten opgenomen die passend worden geacht op het Tonselse Veld.
Bos
De gronden waarop bos aanwezig is zijn als zodanig bestemd. Behalve bos is extensieve recreatie toegestaan en paden. Ook is de bescherming van natuur- en landschapswaarden als doeleinde genoemd.
Groen
De bestemming Groen is van toepassing op groenvoorzieningen in het plangebied en gericht op de bescherming van groene waarden. Ook een deel van de bermen langs wegen hebben deze bestemming gekregen. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Tuin
In het plangebied komt de bestemming Tuin voor in combinatie met de bestemming Wonen. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen maar wel kleine uitbouwen van het hoofdgebouw, in de vorm van erkers, mogelijk.
Verkeer - Verblijfsgebied
De wegen in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.
Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Binnen deze bestemming zijn alle woningen opgenomen. Daarnaast is er ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel voor een aan huis verbonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is.
Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan. Woningen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Voor de bijbehorende bouwwerken geldt dat er een koppeling is tussen de omvang van het perceel en de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, waarbij geldt dat op grotere percelen meer m² bebouwing is toegestaan.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Op basis van het concept bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met o.a. de provincie, het waterschap. De ingedragen punten zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
Besluitvorming ten aanzien van het plangebied, met name rondom de pallet- en timmerfabriek, is relevant voor alle belanghebbenden waaronder het bedrijf zelf, het naastgelegen recreatieterrein Jacarja en de Stichting WRBT ('Stichting'). Deze (direct en derde) belanghebbenden zijn geruime tijd met de gemeente in een juridische strijd verwikkeld. Om te kunnen komen tot een zo groot mogelijk draagvlak voor een zorgvuldig gekozen eindoplossing voor alle betrokkenen, is een vroegtijdig participatietraject ingezet. Uitgangspunten daarbij waren dat de inbreng van belanghebbenden gedurende het hele proces van totstandkoming van het ontwerp werd meegenomen waar dit haalbaar was, dat aangedragen initiatieven en alternatieven zorgvuldig werden behandeld en dat participatie op een transparante wijze heeft plaatsgevonden .
Er heeft een aantal gesprekken plaatsgehad tussen de gemeente enerzijds en het naastgelegen recreatieterrein en de Stichting anderzijds. Daarbij is gesproken over hun belangen en visies op een eindoplossing. Separaat hebben er gesprekken plaatsgehad met de pallet- en timmerfabriek. In de eerste helft van 2021 hebben deze gesprekken plaatsgehad in het bijzijn van het bestuur vanwege de lopende handhavingszaken, vanaf de tweede helft van 2021 tot heden is dat een meer informeel overleg geweest met betrokken medewerkers, vergelijkbaar met de gesprekken met het recreatieterrein en de Stichting. Het contact met de andere grondeigenaren (initiatiefnemers) heeft hoofdzakelijk via de gemachtigden plaatsgehad. In het najaar van 2022 is er een goed afsluitend en samenvattend overleg geweest met alle initiatiefnemers, betrokken medewerkers en de portefeuillehouder.
Voor zover mogelijk zijn visies en standpunten steeds na de gesprekken op juridische haalbaarheid en bestuurlijk (provinciaal) draagvlak onderzocht en verwerkt in verschillende conceptversies van het ontwerp voor vervolggesprekken. Daarnaast is maandelijks overleg geweest met de provincie, inclusief een overleg tussen gedeputeerde en de (voormalig) wethouder begin 2022, waarbij door de provincie is verzocht om sociale woningbouw toe te voegen aan het plangebied. Daarbij is ook aangegeven dat moet worden gestreefd naar een handhaafbare eindsituatie voor de pallet- en timmerfabriek. Dit is overigens voor alle belanghebbenden een belangrijke doelstelling gebleken, met aandacht voor overlast, groen- en natuurinclusief bouwen en natuurbescherming. Het ontwerp is dan ook met inbegrip van die doelstelling en de belangen en gegevens die uit de participatie naar voren zijn gekomen tot stand gebracht.
Naar aanleiding van de zienswijzefase tegen het ontwerp, is het participatietraject met alle indieners van zienswijzen gericht geweest op het beantwoorden van de zienswijze, het onderzoeken van minnelijke oplossingen (bijvoorbeeld door extra maatregelen te treffen voor de das), het finaliseren van het inrichtingsplan en de daarbij behorende ruimtelijke kwaliteit (waarbij het accent ligt op natuurverbetering) en het verrichten van aanvullend onderzoek naar o.a. geluid en milieueffecten van het bedrijf. Dit heeft geleid tot een completer en zorgvuldiger ontwerp dat opnieuw ter inzage wordt gelegd.
Het ontwerp van het bestemmingsplan Haspel 99 – 129 en de daarbij behorende stukken heeft met ingang van 14 december 2023 tot en met 24 januari 2024 ter inzage gelegen in het gemeentehuis. Gedurende deze periode heeft eenieder een zienswijze op het plan naar voren kunnen brengen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Tevens heeft er een hoorzitting plaatsgevonden op 27 februari 2024.
De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een beoordeling in de 'Zienswijzennota bestemmingsplan Haspel 99-129'. Deze zienswijzennota is als bijlage 19 opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage opgenomen in de 'Zienswijzennota bestemmingsplan Haspel 99-129'.
De zienswijzen geven aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen.
Het bestemmingsplan is vervolgens op 10 juli 2024 gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen.
Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemers. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikken om de woningen en de eindsituatie van het bedrijf te kunnen realiseren. De kosten met betrekking tot het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.
In dit geval is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin is onder andere het aspect planschade afgedekt.