direct naar inhoud van Regels
Plan: Haspel 99 -129
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPHaspel99tm129-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Haspel 99 -129 met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPHaspel99tm129-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.9 bedrijfsgebouw

gebouw (waaronder ook een loods wordt verstaan) met minimaal 3 wanden, dat dient voor de uitoefening van het betreffende bedrijf, waaronder niet wordt begrepen bedrijfswoningen daarbij behorende bouwwerken, recreatiewoningen, stacaravans en trekkershutten. De 3 wanden van de het bedrijfsgebouw voor de opslag bevat minimaal wanden aan de west-, noord, en zuidzijde;

1.10 bedrijfsmatige opslag

opslag van alle bedrijfsmatige producten van de pallet- en timmerfabriek zoals bv. kratten, kisten, houten - en kunststof pallets en boxen, logistieke en export verpakkingen inclusief alle halfproducten en (afval)stoffen;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, die duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering is betrokken, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. het onder a en b bedoelde geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 buitenopslag

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen, geen afvalstoffen zijnde, op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;

1.24 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 energievoorziening

een voorziening zoals een ketel(huis) die warmte produceert door middel van verbranding;

1.27 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.28 erker

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw aangezien het maximaal 1 meter voor de voorgevel is geplaatst;

1.29 evenement

een (al dan niet periodiek) terugkomende tijdelijke activiteit in de openlucht en/of -al dan niet- in tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van publiek voor commerciële, informerende, educatieve, culturele, sportieve, levensbeschouwelijke of daarmee gelijk te stellen doeleinden;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 hoekerker

een erker op de hoek van een gebouw;

1.32 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 huishouden

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.34 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.35 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het huidige Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.36 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.37 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.38 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 stikstofgevoelige natuurwaarde

een habitattype of leefgebied van een doelsoort zoals genoemd in een aanwijzingsbesluit voor een Natura 2000-gebied, waarvan de instandhoudingsdoelstelling afhankelijk is van de vermestende of verzurende werking van stikstofdepositie en waarbij de kritische depositiewaarde (KDW) wordt overschreden.

1.41 voorerf

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.42 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;

1.43 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.44 wooneenheid

een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;

1.45 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.46 zakelijke dienstverlening

kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden (ondergeschikte) dakkapellen, dakopbouwen en dakverspringen buiten beschouwing worden gelaten;

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.6 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. pallet- en timmerfabriek;
  • b. houtbewerkingsactiviteiten, waaronder het (niet-)machinaal bewerken van hout, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inpandige houtbewerking';
  • c. inpandige, bedrijfsmatige opslag van alle producten van de pallet- en timmerfabriek uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag';
  • d. in aanvulling op sub a, b en c, is de opslag en het bewerken van hout uitsluitend in gebouwen toegestaan.

met daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. energievoorziening;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • j. tuinen en erven.
  • k. het gebruiken van de gronden voor de hiervoor onder a. tot en met j. genoemde activiteiten is slechts toegestaan voor zover omschreven als “beoogde situatie en gebruiksfase” van het Stikstofrapport “Plantoets Haspel Ermelo” dat als bijlage 5 bij de regels bij het bestemmingsplan is gevoegd.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag 1 bedrijfsgebouw worden gerealiseerd;
  • c. het bebouwingspercentage ten opzichte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat :
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. het bebouwingspercentage ten opzichte van het bouwvlak niet meer bedraagt dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en soortgelijke constructies bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf bedraagt niet meer dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten en palen bedraagt niet meer dan 8 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven die vallen onder het huidige Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. vuurwerkbedrijven, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk;
  • c. M.e.r.-plichtige inrichtingen
  • d. opslag, anders dan bedrijfsmatige inpandige opslag;
  • e. detailhandel;
  • f. houtbewerkingsactiviteiten, tenzij inpandig uitgevoerd.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1, voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die is opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare bedrijfsactiviteiten;
  • b. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • e. m.e.r.-plichtige activiteiten niet zijn toegestaan.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. behoud van landschaps- en natuurwaarden;
  • c. bestaande nutsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van 'specifieke vorm van bos – bos en beplante grondwal' een grondwal van minimaal 10 meter breed en 4,75 meter hoog met bomen en struiken als geluidwerende voorziening, en daarnaast bos, met bomen en struiken ten behoeve van visuele afscherming en landschappelijke inpassing van de pallet- en timmerfabriek.

met daarbij behorende:

  • e. bestaande wegen en paden;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. de versterking en bescherming van groene waarden;
  • c. in- en uitritten ten behoeve van naastgelegen percelen;
  • d. een dierenweide uitsluitend ter plaatse van 'specifieke vorm van groen - dierenweide'.

met daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, ontwikkeling en herstel van natuur- en landschappelijke waarden
  • b. bescherming van houtopstanden;
  • c. bescherming van aardkundige waarden;
  • d. behoud, ontwikkeling en herstel van de natuurlijke waterhuishouding;
  • e. behoud en ontwikkeling van het bos;
  • f. bescherming van de kwaliteit van het grondwater;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

In of op deze gronden is het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.

6.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. erven en gebouwen ten dienste van de naastgelegen woonbestemming.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming en (hoek)erkers ten dienste van de naastgelegen bestemming 'Wonen'. Vergunningsvrije bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een (hoek-)erker mag worden gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw van de bestemming 'Wonen', waarvoor geldt dat deze is toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de gevel van het hoofdgebouw van de bestemming 'Wonen';
  • b. de bouwhoogte van een (hoek-)erker mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van (hoek-)erkers wordt meegerekend bij de berekening van de maximale oppervlakte zoals bedoeld in 9.2.3 onder c.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd in het achtererfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het achtererfgebied maximaal 50% bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen, pergola's en soortgelijke constructies bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf bedraagt niet meer dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten en palen bedraagt niet meer dan 8 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;

met daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. bermen;
  • d. groen- en parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonhuizen;
  • b. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 Bedrijf aan huis, dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  • c. een paardenbak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' tevens een paardenbak.

met daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. privésportvoorzieningen zoals zwembaden en tennisbanen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. tuinen en erven.
  • i. het gebruiken van de gronden voor de hiervoor onder a. tot en met h. genoemde activiteiten is slechts toegestaan voor zover omschreven als “beoogde situatie en gebruiksfase” van het Stikstofrapport “Plantoets Haspel Ermelo” dat als bijlage 5 bij de regels bij het bestemmingsplan is gevoegd.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. een hoofdgebouw mag plat worden afgedekt of van een kap worden voorzien met een dakhelling van niet minder dan 25º en niet meer dan 600;
  • e. de voorgevelrooilijn dient op de bouwvlakgrens te worden gebouwd.

9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de gevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen, tenzij het (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw betreft, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de gevel van het hoofdgebouw;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal:

1. 15% van de perceelsgrootte voor bouwpercelen kleiner dan 500 m2;

2. 100 m2 voor bouwpercelen groter dan of gelijk aan 500 m2;

3. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan of gelijk aan 1.000 m2;

met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het achtererfgebied maximaal 50% bedraagt. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden meegerekend de gebouwen zoals bedoeld in sublid 7.2.2 ;

  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan bedragen dan de bestaande bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 m;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van pergola's en soortgelijke constructies bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf bedraagt niet meer dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en palen bedraagt niet meer dan 8 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m;

met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het achtererfgebied maximaal 50% bedraagt.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, nokrichting, dakvorm, gevelindeling, gevelbreedte en parcelering van hoofdgebouwen, ten behoeve van:

  • a. het behoud van de dorpse bebouwingskarakteristiek ter plaatse;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning;
  • b. kamergewijze verhuur aan derden.

9.4.2 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 Bedrijf aan huis, dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 75 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  • f. geen detailhandel is toegestaan;
  • g. het beroep/bedrijf uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

11.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

11.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

11.4 Bestaande gebouwen buiten bouwvlak

In die gevallen dat een bestaand gebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking van de bouwregels in hoofdstuk 2, is gebouwd buiten een bouwvlak, geldt die situering als grens van het bouwvlak.

11.5 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag. In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Seksinrichting

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

12.2 Stikstofdepositie

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken dat leidt tot een toename van stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jaar of meer op stikstofgevoelige natuurwaarden in Natura 2000-gebieden ten opzichte van de activiteiten die feitelijk plaatsvinden en planologisch zijn toegestaan direct voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

12.3 Evenementen, festiviteiten en manifestaties

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt niet begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning voor is vereist en deze is verleend.

12.4 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken is slechts toegestaan indien de landschappelijke inpassing van de gronden is gerealiseerd en duurzaam wordt onderhouden en in stand wordt gehouden:

  • a. overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 3;
  • b. binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van de benodigde omgevingsvergunningen, of indien geen vergunningplicht meer geldt, binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
  • c. overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 4.

12.5 Voorwaardelijke verplichting - klimaatadapatatie

Het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken is slechts toegestaan indien de maatregelen voor klimaatadaptatie op de gronden is gerealiseerd:

  • a. overeenkomstig de eisen ten aanzien van klimaatadaptatie, zoals beschreven in paragraaf 3.3.1.1 Visie Klimaatadaptatie, paragraaf 4.3 Water en bijlage 6 Overzichtstabel doelen, eisen en gebiedstypen van de toelichting;
  • b. binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van de benodigde omgevingsvergunningen, of indien geen vergunningplicht meer geldt, binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
  • c. de maatregelen duurzaam worden onderhouden en in stand worden gelaten.

12.6 Voorwaardelijke verplichting - grondwal

Het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken is slechts toegestaan indien een grondwal, mede als geluidwerende voorziening, van minimaal 10 meter breed en 4,75 meter hoog, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos – bos en beplante grondwal' is gerealiseerd en duurzaam wordt onderhouden en in stand wordt gehouden:

  • a. overeenkomstig met het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 3;
  • b. binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van de benodigde omgevingsvergunningen, of indien geen vergunningplicht meer geldt, binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
12.7 Voorwaardelijke verplichting - bedrijfsactiviteiten

Het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken met de bestemming wonen is slechts toegestaan, nadat alle bedrijfsactiviteiten van de pluimveehouderijen die plaatsvinden aan de Haspel 121-125 en 127-129 zijn beëindigd en de opstallen (en andere bouwwerken) ten behoeve van deze pluimveehouderijen zijn verwijderd.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • c. de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
  • d. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

2. schotelantennes;

3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;

  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, schotelantennes en installaties, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
  • g. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 1 m bedragen.

13.2 Afwegingskader

De in lid 13.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale en/of externe veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene procedureregels

14.1 Nadere eis
  • a. Op de voorbereiding van het besluit tot het stellen van een nadere eis, zoals bepaald in voorliggend bestemmingsplan, is de volgende procedure van toepassing:
    • 1. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage;
    • 2. van de terinzagelegging wordt van tevoren kennisgeving gedaan in een gemeentelijk bekendmakingsblad, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van de Bekendmakingswet;
    • 3. gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder zijn of haar zienswijze tegen het voornemen tot het stellen van een nadere eis schriftelijk indienen bij het bevoegd gezag;
    • 4. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het te nemen besluit met redenen omkleed.
  • b. Het bepaalde in sub a.2, kan achterwege blijven, indien door middel van een al dan niet op naam gestelde kennisgeving aan de omwonenden en/of andere belanghebbenden het beoogde doel kan worden bereikt.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Sanctiebepaling
15.1.1 Verbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.

15.2 Parkeernormen
15.2.1 Parkeernormen

Bij het gebruiken en / of bebouwen van gronden dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading, zoals geregeld in de "Nota Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017) behorend bij "bestemmingsplan Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017). (Indien de beleidsregels volgens de "Nota Parkeernormen" gedurende de planperiode gewijzigd worden, zijn deze van toepassing).

 

15.2.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en / of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.

15.2.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in lid 15.2.1 indien het niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Haspel 99 -129.