direct naar inhoud van Regels
Plan: De Horsterhoeve
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BP29045-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Horsterhoeve met identificatienummer NL.IMRO.0233.BP29045-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0233.BP29045-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan huis verbonden bedrijf

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke wordt uitgeoefend door een bewoner van het betreffende woonhuis;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meerdere grondgebonden woningen;

1.8 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.11 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. het onder a en b bedoelde geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het plan, of een andere planologische procedure;
1.12 bestaande woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand:

woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand, zoals die/dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.17 bijzondere woonvorm

niet-zelfstandige woonvormen, zonder vast samenlevingsverband (continuïteit, onderlinge verbondenheid), maar wel met een noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt is of geschikt te maken is;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerken geen gebouwen zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gemeenschapsvoorzieningen:

een gemeenschappelijke ontmoetingsplaats waar buurtbewoners kunnen samenkomen en kleinschalige sociale activiteiten georganiseerd kunnen worden, alsmede voorzieningen ten behoeve van bestuur of dienstverlening, verenigingsleven, cultuur, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg, jeugdopvang en naschoolse opvang en ondergeschikte horecavoorzieningen of ondergeschikte detailhandelvoorzieningen;

1.29 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.30 grondgebonden woning

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.31 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 horeca:

lichte horeca, dagzaken, automatiek, broodjeszaak, lunchroom, ijssalon, traiteur, afhaalcentrum. Hierbij gaat het om winkelondersteunende horeca zonder alcoholvergunning;

1.33 middenhuur:

woning met een netto huurprijs waarvan de aanvangshuurprijs tussen de €763,47 - €1.000 per maand bedraagt;

1.34 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.35 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.36 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.37 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.38 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 rug-aan-rug:

woning welke aan de achtergevel middels het hoofdgebouw met een andere woning of ander gebouw is verbonden;

1.40 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 sociale huur:

woningen waarvan de aanvangshuurprijs voor sociale huurwoningen ten hoogste het bedrag als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag bedraagt;

1.42 sociale koop-laag:

woningen met een v.o.n. prijs tot €285.000;

1.43 sociale koop-hoog:

woningen met een v.o.n. prijs tussen €285.000 - NHG grens;

1.44 twee aaneen

woning welke aan één zijde middels het hoofdgebouw met een andere woning of ander gebouw is verbonden;

1.45 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.46 voorgevelrooilijn

de bouwgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.47 vrijstaand:

een woning welke, met inbegrip van aanbouwen en aangebouwde overkappingen, los staat van de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.48 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.49 zorgwoning:

een woning die, gezien de inrichting of de ligging in de nabijheid van zorg- en/of ondersteunings-functies, is bedoeld voor huisvesting van hulpbehoevenden of professionele hulpverleners die ter plaatse activiteiten verrichten voor deze hulpbehoevenden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 algemeen:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten;

2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden (ondergeschikte) dakkapellen, dakopbouwen en dakverspringingen buiten beschouwing gelaten;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. behoud en ontwikkeling van houtopstanden;
  • c. behoud van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. in- en uitritten en ontsluitingsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen gebouwen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of doen of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. het storten van puin, vuil en tuinafval;
  • b. de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • d. het racen en crossen met motoren of bromfietsen;
  • e. de uitoefening van handel en dienstverlening;
  • f. sportterreinen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. winnen, infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben, anders dan ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • d. aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • e. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kan hebben;
  • g. het winnen van bosstrooisel en mos.
3.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in 3.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. de versterking en bescherming van natuur- en landschapswaarden;
  • c. in- en uitritten en keerlussen ten behoeve van naastgelegen percelen;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. de versterking en bescherming van de openheid ter plaatse van de aanduiding 'openheid';

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speel- voorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'openheid' mogen geen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht;
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Ontsluitingsvoorzieningen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.1 zijn ontsluitingsvoorzieningen toegestaan, mits:

  • a. dit van belang is voor een betere realisering van een bestemming of een bouwwerk;
  • b. dit noodzakelijk is in verband met de inpassing in de bestaande omgeving van het terrein.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemeenschapsvoorzieningen;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. tuinen en erven;

met bijbehorende gebouwen -niet zijnde bedrijfswoningen-, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, wegen en paden, terrassen, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten, 8 meter.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van bijzondere woonvormen in de vorm van zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoningen', onder voorwaarden dat het aantal zorgwoningen maximaal 16 bedraagt;
  • b. het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen ten aanzien van de uit te voeren onderzoeken.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;
  • b. grasland;
  • c. schuilgelegenheid ten behoeve van dieren;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 8m;
  • b. de bouwhoogte van informatiepanelen mag niet meer bedragen dan 2m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1,5m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of doen of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. het storten van puin, vuil en tuinafval;
  • b. de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • d. het racen en crossen met motoren of bromfietsen;
  • e. de uitoefening van handel en dienstverlening;
  • f. sportterreinen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • d. het aanleggen van drainage;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kan hebben;
  • f. het aanplanten van houtgewas.
6.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het onder 6.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. de ontheffing, zoals bedoeld in 6.4.3.
6.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in 6.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 7 Natuur - Landschapselement

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontwikkeling en instandhouding van:

  • a. elzensingels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - elzensingel';
  • b. in-/uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of doen of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. het storten van puin, vuil en tuinafval;
  • b. de stalling en opslag van al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen;
  • c. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • d. het racen en crossen met motoren of bromfietsen;
  • e. de uitoefening van handel en dienstverlening;
  • f. sportterreinen.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren, dan wel ontginnen van gronden;
  • c. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • d. het aanleggen van drainage;
  • e. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kan hebben;
  • f. het winnen van bosstrooisel en mos.
7.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het onder 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
7.4.3 Voorwaarden voor verlenen omgevingsvergunning

De in 7.4.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verbindingsfunctie voor het doorgaande verkeer;
  • b. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm'

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, groen- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2 per hoofdgebouw.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van het geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2 per hoofdgebouw.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bedoeld voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis gebonden beroep of bedrijf;

met daarbij behorende

  • c. bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. tuinen en erven.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;
  • b. Het maximum aantal wooneenheden mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
10.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van de vrije zijde van de woningen onderling niet minder mag bedragen dan 5 meter dan wel niet minder dan de bestaande afstand;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. het maximale oppervlakte van een woning bedraagt 90 m2;
  • d. bebouwing onder peil is enkel toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een woning, met een maximum van 50% van het oppervlak.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. per hoofdgebouw zijn maximaal 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt 10 m2;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn uitgesloten, met uitzondering van:

  • a. een luifel waarvan de lengte van de zijde, gemeten evenwijdig aan het gebouw, niet meer mag bedragen dan 2 meter en de lengte van de zijde, gemeten haaks op het gebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter. Een luifel mag slechts aan twee zijden tot een hoogte van maximaal 0,80 m boven de onderkant van de deur worden dicht gemaakt;
  • b. twee windschermen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • c. een aangebouwd of vrijstaand afdak voor openhaardhout, waarvan de lengte niet meer dan 2 meter, de breedte niet meer dan 0,60 meter en de hoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • d. kavelafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 Lijst met bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 25 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 35 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 11 Wonen - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen - 2' zijn bedoeld voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis gebonden beroep of bedrijf;

met daarbij behorende

  • c. bouwwerken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bestaand bijgebouw;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. tuinen en erven.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
  • a. op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het maximum aantal woningen mag, inclusief 1 reeds bestaande woning, niet meer dan 9 bedragen;
  • d. per bestemmingsvlak mogen maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal woningen worden gebouwd.
11.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen vrijstaand of twee aaneen worden gebouwd, indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' dit toelaat;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. bebouwing onder peil is enkel toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een woning.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag per hoofdgebouw 70 m² bedragen dan wel niet meer dan 50% van het achtererfgebied, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bestaande oppervlakte is toegestaan;
  • d. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 3 meter;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 meter van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 2 meter van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 6 meter bedragen.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het bouwwerk, geen gebouw zijnde voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
11.2.5 Warmtepompen

Voor warmtepompen gelden de volgende regels:

  • a. warmtepompen mogen niet in de perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. op de perceelsgrens mag de geluidbelasting van een warmtepomp niet meer dan 40 dB(A) bedragen. Dit dient te worden aangetoond bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning Bouwen;
  • c. de gecumuleerde geluidsbelasting van een warmtepomp en warmtepompen van omliggende percelen mag niet meer dan 40 dB(A) op de perceelsgrens bedragen. Dit dient te worden aangetoond bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning Bouwen.
11.2.6 Cumulatieve geluidsbelasting

Er moet voldaan worden aan een akoestisch binnenniveau van maximaal 33 dB op basis van cumulatieve geluidsbelasting.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 Lijst met bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 12 Woongebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis gebonden beroep of bedrijf;

met daarbij behorende

  • c. erven en erfontsluitingswegen;
  • d. fiets- en wandelpaden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals waterpartijen, waterbergingsvoorzieningen, oevers en taluds.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

In en op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, te weten:

  • a. vrijstaande en (twee) aaneengebouwde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding 1' rug aan rug woningen en/of beneden boven woningen;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal woningen mag niet meer dan 257 bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. minimaal 50,0% van het aantal gerealiseerde woningen uit sociale huur- en/of sociale koop-laag woningen (waarvan in ieder geval minimaal 28,0% als sociale huur) bestaat;
    • 2. minimaal 11,0% van het aantal gerealiseerde woningen uit sociale koop-hoog bestaat;
    • 3. minimaal 6,0% van het aantal gerealiseerde woningen uit geliberaliseerde woningen voor de middenhuur bestaat;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
    • 5. de instandhoudingstermijnen gelden conform de 'Verordening sociale woningbouw 2022';
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn rug aan rug woningen en/of beneden boven woningen toegestaan;
  • e. de bouwdiepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 12 meter voor (twee) aaneengebouwde woningen;
    • 2. 14 meter voor vrijstaande woningen;
  • f. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 100 m² voor aaneengebouwde woningen;
    • 2. 120 m² voor twee-aaneengebouwde woningen;
    • 3. 150 m² voor vrijstaande woningen;
    • 4. 1.250 m2 voor gestapelde woningen;
    • 5. de omvang van de 'specifieke bouwaanduiding 1' voor rug aan rug woningen en/of beneden boven woningen;
  • g. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • h. de afstand tot de naar de weg gekeerde bouwgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • i. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 meter aan één zijde;
  • j. bebouwing onder peil is enkel toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een woning.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag per hoofdgebouw 70 m² bedragen dan wel niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  • c. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 3 meter;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 meter van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 2 meter van de zijdelingse perceelgrens mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan de oppervlakte van de aanduiding.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het bouwwerk voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedragen.
12.2.5 Warmtepompen

Voor warmtepompen gelden de volgende regels:

  • a. warmtepompen mogen niet in de perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. op de perceelsgrens mag de geluidbelasting van een warmtepomp niet meer dan 40 dB(A) bedragen. Dit dient te worden aangetoond bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning Bouwen;
  • c. de gecumuleerde geluidsbelasting van een warmtepomp en warmtepompen van omliggende percelen mag niet meer dan 40 dB(A) op de perceelsgrens bedragen. Dit dient te worden aangetoond bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning Bouwen.
12.2.6 Cumulatieve geluidsbelasting

Er moet voldaan worden aan een akoestisch binnenniveau van maximaal 33 dB op basis van cumulatieve geluidsbelasting

12.3 Nadere eisen
12.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Verruiming bebouwingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.2, sub b, waarbij het maximaal aantal woningen per bestemmingsvlak mag worden verhoogd of verlaagd met 5 woningen, tot een totaal van 257 woningen binnen de gehele bestemming;
  • b. lid 12.2.2, sub e waarbij de diepte van een hoofdgebouw met maximaal 3 meter mag worden vergroot;
  • c. lid 12.2.2, sub f waarbij de oppervlakte met 10% mag worden vergroot;
  • d. lid 12.2.2, sub h waarbij de afstand tot de naar de weg gekeerde bouwgrens tot minimaal 1 meter mag worden verkleind;
  • e. lid 12.2.2, sub g, voor het toestaan van een hogere goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - architectonisch accent' ten behoeve van een architectonisch accent, waarbij de goot- en bouwhoogte niet met meer dan 6 m mag worden overschreden, met dien verstande dat het hierbij gaat om maximaal één architectonisch accent binnen de aanduiding;
  • f. lid 12.2.2, sub g, voor het toestaan van een hogere goot- en bouwhoogte ten behoeve van hoekaccenten en/of dakopbouwen ten behoeve van een architectonisch accent, waarbij de goot- en bouwhoogte niet met meer dan 3 m mag worden overschreden.
12.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 wordt uitsluitend verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4.3 Afwijken percentages woningtypes

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de percentages woningtypes zoals bepaald onder lid 12.2.2 sub b.

12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Woonfunctie uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied uitgesloten - woonfunctie ' is een woonfunctie op de bovenste bouwlaag uitgesloten.

12.5.2 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 Lijst met bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend

Artikel 13 Waarde - Waardevolle boom

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle bomen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming(en).

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 voor de bouw van (delen van) gebouwen en andere bouwwerken indien is aangetoond dat dit het behoud van de boom niet in gevaar brengt en de landschappelijke waarde van de boom niet aantast. Dit dient te worden aangetoond door middel van een bomen effect analyse.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een boom als bedoeld in artikel 13.1 te vellen of te rooien dan wel handelingen te verrichten die de dood van of ernstige schade aan de boom veroorzaakt.

13.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig schade wordt veroorzaakt aan de betreffende boom en/of afbreuk wordt gedaan aan de levensduur van de boom en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

13.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 is nodig voor het uitvoeren van:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevolle boom' wordt verwijderd, indien:

  • a. de bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat de boom is verplaatst dan wel niet meer aanwezig is; of
  • b. de levensverwachting van de betreffende monumentale boom door ziekte of door ouderdom minder dan 10 jaar bedraagt; of
  • c. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik
15.1.1 Verbod

Het is verboden de onbebouwde gronden en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval;
  • c. een gebruik van gronden als paardenbak;
  • d. een gebruik voor (detail)handel;
  • e. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein;
  • f. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
  • g. een gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
15.1.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 15.1.1 onder b is niet van toepassing op werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

15.2 Voorwaardelijke verplichting - geluidscherm

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig artikel 10.1, 11.1 en 12.1:

  • a. zonder de aanleg en instandhouding van een geluidwerende voorziening conform de uitgangspunten, inclusief verkaveling zoals opgenomen in Bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' zoals bedoeld in artikel 8.2.3 onder c.
15.3 Voorwaardelijke verplichting - beeldkwaliteit

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig artikel 11.1 en 12.1, indien niet wordt voldaan  aan de stedenbouwkundige opzet, de beeldkwaliteit van bebouwing en de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals deze in criteria zijn opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels.

15.3.1 Afwijkingsbevoegdheid beeldkwaliteitplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 15.3, onder de voorwaarden dat:

  • a. er sprake is van een goede stedenbouwkundige uitvoering;
  • b. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • d. het aantal woningen niet toeneemt;
  • e. voldaan wordt aan de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Wonen - 2' en de bestemming 'Woongebied'.
15.4 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing groen- en natuurinclusief bouwen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden en gebouwen overeenkomstig artikel 11.1 en 12.1 zonder de aanleg/uitvoering en instandhouden van de landschaps- en inrichtingsmaatregelen, zoals zijn opgenomen in Bijlage 3 op pagina's 45 tot en met 53 bij deze regels, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en inpassing;
  • b. het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden en gebouwen overeenkomstig artikel 11.1 en 12.1 zonder te voldoen aan de voorschriften uit de ontheffing Wnb zoals zijn opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels, teneinde te voldoen aan het provinciale beleid met betrekking tot de verleende ontheffing Wnb;
  • c. het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden en gebouwen overeenkomstig artikel 11.1 en 12.1 zonder te voldoen aan de aanleg en instandhouding van de opgenomen maatregelen zoals zijn opgenomen in Bijlage 5 in het kader van groen- en natuurinclusief bouwen, teneinde te voldoen aan het gemeentelijk beleid met betrekking groen- en natuurinclusief bouwen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarden dat binnen 3 jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg/uitvoering en instandhouden van de landschaps- en inrichtingsmaatregelen, zoals zijn opgenomen in Bijlage 3 op pagina's 45 tot en met 53 bij deze regels, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inrichting en inpassing, en uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de opgenomen maatregelen zoals zijn opgenomen in Bijlage 5 in het kader van groen- en natuurinclusief bouwen, teneinde te voldoen aan het gemeentelijk beleid met betrekking groen- en natuurinclusief bouwen;
15.5 Voorwaardelijke verplichting - waterhuishouding

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig artikel 11.1 en 12.1, indien niet wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de waterhuishouding, zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 6 bij deze regels.

15.6 Voorwaardelijke verplichting - ontheffing Wnb

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen en terreinen overeenkomstig artikel 11.1 en 12.1:

  • a. zonder een door de provincie Gelderland verleende ontheffing, indien die ontheffing voor die activiteit vereist is op grond van de Wet natuurbescherming.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. de bestemmingsbepalingen en kan worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
  • c. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden onevenredig worden geschaad, dan wel correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  • d. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 meter.
16.2 Afwegingskader

De in artikel 16.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Parkeernormen
  • a. Voor de woningen binnen de bestemming 'Wonen - 1' geldt dat elke kavel beschikt over tenminste 1 parkeerplaats en een aandeel van tenminste 0,3 parkeerplaats binnen het plangebied, waaronder een centrale parkeerplaats voor bezoekers.
  • b. Voor de woningen met de bestemming 'Wonen - 2' en 'Woongebied' binnen dit bestemmingsplan dienen de parkeernormen conform het bestemmingsplan 'Parkeernormen' gehanteerd te worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.1.1 Algemeen

en bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
18.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 18.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 18.1.1 met maximaal 10%.

18.1.3 Uitzondering

Artikel 18.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik
18.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. In voorliggend bestemmingsplan gaat hier voornamelijk om recreatief gebruik van woningen.

18.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 18.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 18.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.2.4 Uitzondering

18.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Horsterhoeve.