direct naar inhoud van Regels
Plan: Ontvangstlocatie Cannenburch
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.VAA037Cannenburch-OBP1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.3 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij en een bosbouwbedrijf;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.6 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0232.VAA037Cannenburch-OBP1 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bijbehorend bouwwerk:

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 cultuurhistorische waarde:

de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat gebied of dat bouwwerk;

1.16 extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, en dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes. Onder extensief recreatief medegebruik wordt in elk geval niet verstaan intensief recreatief medegebruik en gemotoriseerde sporten;

1.17 evenementen:
  • Vergunningplichtige evenementen zijn doorgaan de wat grotere evenementen, zoals Koningsdag, de Zomerfeesten, Vaasaqua, Cavente en de bloemetjesmarkt.
  • Meldingsplichtige evenementen zijn kleine evenementen. Een evenement is meldingsplichtig als het aan de volgende voorwaarden voldoet, in alle andere gevallen is een evenement vergunningplichtig:
    - Het evenement duurt maximaal 1 dag.
    - Er zijn niet meer dan 250 mensen aanwezig.
    - De activiteiten (inclusief opbouw en afbouw) vinden plaats tussen 07.00 en 23.30 uur.
    - Er is alleen muziek tussen 07.00 en 23.00 uur. Er mag geen geluidsoverlast ontstaan.
    - De activiteiten vinden niet plaats op de rijbaan, het (brom)fietspad of een parkeerplaats en vormen geen belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten.
    - Er worden alleen objecten geplaatst die een oppervlakte hebben van minder dan 50 m2 per object.
1.18 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.19 natuurijsbaan:

een ijsbaan welke enkel gebruikt kan worden in de winterperiode, met een maximum van 12 keer per jaar.

1.20 natuurlijke waarden:

aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;

1.21 plan:

het bestemmingsplan Ontvangstlocatie Cannenburch van de gemeente Epe;

1.22 seksinrichting:

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen of het vertonen van erotisch-pornografische aard. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar, alsmede thuisprostitutie met een uitstraling naar buiten;

1.23 waterkwaliteit:

de chemische kwaliteit zowel als de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren en het grondwater;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.7 peil:
  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduidingen zoals zijn opgenomen in artikel 9;
  • c. een natuurijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • d. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • e. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. nevenactiviteiten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:
  • g. de waterhuishouding, waaronder sloten, sprengen, beken en andere watergangen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • i. de functies als bedoeld in 6.1 voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water';
  • j. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • k. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Evenementen
  • a. Ter plaatse van de functieaanduiding 'evenemententerrein' mogen maximaal 12 dagen per jaar vergunningplichtige evenementen worden gehouden (exclusief op- en afbouwdagen).
  • b. tijdens een vergunningplichtig evenement zijn maximaal 2.500 bezoekers per dag toegestaan;

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en beplantingen;
  • b. paden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, mag niet meer dan 3 m bedragen;
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. standplaatsen;
  • e. water- en groenvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, mag niet meer dan 8,5 m bedragen;
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kanalen, vaarten, plassen, beken, watergangen en oeverstroken;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van wateren die primair afhankelijk zijn van:
  • c. de waterkwaliteit ter plaatse;
  • d. de watervoerendheid en doorstroming;
  • e. de morfologie van de oevers van waterlopen en beken;
  • f. het behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  • g. de waterhuishouding;
  • h. de waterberging;

met daarbij behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken op een wijze die:

  • a. de waterkwaliteit ter plaatse aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • b. de morfologie van de oevers van beken en waterlopen aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • c. de watervoerendheid en stroming aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • d. de instandhouding en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden aantast of negatief kan beïnvloeden;
  • e. de waterhuishouding dan wel het waterbergend vermogen aantast of negatief kan beïnvloeden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op en in de voor 'Water' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • b. ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanbrengen van kaden en dijken;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen en andere waterpartijen en werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals diepen of draineren;
  • d. het vellen of rooien van houtsingels of houtwallen;
  • e. het verrichten van exploratieboringen en seismologisch onderzoek;
6.4.2 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 alleen indien:

  • a. door de in lid 6.4.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. de landschaps- en natuurwaarden zoals opgenomen in lid 9.3 niet blijvend onevenredig of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • c. geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Wet natuurbescherming als beschermde gebieden worden aangemerkt;
  • d. de verkeersveiligheid niet wordt geschaad, voor zover het de aanleg van parkeerplaatsen en/of parkeerterreinen betreft;
  • e. voor zover de gronden liggen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' wordt eveneens geen onevenredige aantasting plaats vindt van de kernkwaliteiten die met de aanduiding worden beoogd te beschermen;
  • f. voor zover de gronden liggen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' wordt eveneens beoordeeld of er geen sprake is van een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied.
6.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  • c. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een op grond van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheerplan;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, vuil- en afvalstoffen, behoudens de opslag die geschiedt in het kader van het normale gebruik.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 overige zone - gelders natuurnetwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

9.2 overige zone - groene ontwikkelingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten van het betreffende gebied.

9.3 overige zone - beekdalen

Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - beekdalen' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden. Voor de gronden met de aanduiding 'overige zone - beekdalen' gelden de volgende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden:

  • Nat karakter
  • Natuurontwikkeling
  • Open uitstraling (gras-, wei- of hooiland)
  • Elzensingels
  • Cultuurhistorische elementen (sprengen)
  • Herkenbaarheid boven-,midden- en benedenloop van het beekdal
9.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op en in de voor 'overige zone - beekdalen' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

b Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid a alleen indien:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen en andere waterpartijen en werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals diepen of draineren;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, het ingraven of indrijven van voorwerpen dieper dan 3 m;
  • e. diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen, het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • g. het vellen of rooien van houtsingels of houtwallen;
  • h. het verrichten van exploratieboringen en seismologisch onderzoek;
c Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid a is vereist voor:

  • i. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • j. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  • k. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een op grond van de Wet natuurbescherming vastgesteld beheerplan;
d Verbod

De volgende activiteit is onder geen enkele voorwaarde toegestaan:

  • a. ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanbrengen van kaden en dijken;
9.4 vrijwaringszone - molenbiotoop

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, onverminderd het in deze regels bepaalde ten aanzien van de voor deze gronden geldende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

9.4.1 Bouwregels

Op de in artikel 9.4 bedoelde gronden mag binnen een straal van 325 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing worden opgericht hoger dan 14,5 m, waarbij geldt dat deze bouwhoogtemaat mag worden vermeerderd met 1/50 m voor elke meter dat de bouwwerken buiten de straal van 325 m worden gebouwd, tenzij een grotere bouwhoogte aanwezig is, in welk geval de bouwhoogte, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mag worden.

9.4.2 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.4.1 ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, waarbij het behoud van het goed functioneren door middel van windvang aangetoond moet worden, waartoe burgemeester en wethouders gehouden zijn aan de Ruimtelijke Verordening.

9.4.3 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de tot 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende andere-werken en/of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren:

het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting binnen een straal van 325 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, met een hoogte hoger dan 14,5 m, waarbij geldt dat deze hoogtemaat mag worden vermeerderd met 1/50 m voor elke meter dat de bedoelde beplantingen buiten de straal van 325 m worden geplant.

9.4.4 Afwegingskader

De in artikel 9.4.3 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken het behoud van het goed functioneren door middel van windvang niet wordt geschaad, waartoe burgemeester en wethouders gehouden zijn aan de Ruimtelijke verordening.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:

  • a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation niet meer dan 15 m3 mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. voor de bouw van masten ten behoeve van het landelijke alarmeringsnet, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 20 m bedraagt en de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad. Bij de plaatsing van masten binnen een laagvliegroute worden de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen en/of de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit gehoord;
  • d. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor evenementen, vertoningen, feesten en dergelijke, mits daarvoor ingevolge de plaatselijke verordening een vergunning, ontheffing of vrijstelling wordt verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • e. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor een kampeerterrein ten behoeve van kampeermiddelen, evenwel met uitzondering van bouwwerken voor recreatief verblijf;

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Parkeernormen
12.2.1 Parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, nota parkeernormen 2018 gemeente Epe.
  • b. indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder 12.2.1 a. bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.

Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

12.2.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.

Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

12.2.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.1 en artikel 12.2.2 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
  • b. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
12.2.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 12.2.1 en 12.2.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

12.3 Maatvoering parkeerplaats

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken danwel nadere eisen stellen ten opzichte van het geldende gemeentelijke beleid met betrekking tot maatvoering van parkeerplaatsen ten behoeve van lagere danwel hogere eisen m.b.t. de maatvoering van een parkeerplaats waarbij mede ingegaan wordt op de (parkeertechnische)achtergronden en gevolgen bij dat besluit. Hierbij gelden de normen op basis van de (meest actuele versie van de) Nota parkeernormen.

12.4 Voorwaardelijke verplichting versterkingsplan

Het gebruiken en/of doen laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van parkeren in de groene ontwikkelzone is slechts toegestaan als binnen 5 jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan het versterkingsplan is uitgevoerd en vervolgens in stand wordt gehouden overeenkomstig het 'Versterkingsplan Groene Ontwikkelingszone Julianalaan, Vaassen, 16 mei 2023' zoals opgenomen in Bijlage 1.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Ontvangstlocatie Cannenburch'.