Plan: | Eekterveld, Aalbosweg 18-20 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.VAA018Aalboswg1820-VBP1 |
De initiatiefnemer heeft een bouwplan ingediend voor het perceel Aalbosweg 18 te Vaassen. In het nieuwe bouwplan wordt het bestaande gebouw gestript en geïntegreerd in de nieuwbouw. De nieuwbouw zal de gronden van gehele (huidige) bouwperceel beslaan.
Door de uitvoering van het bouwplan komt de brandgang aan de zuidkant van het perceel Aalbosweg 18 te vervallen. In verband met de brandveiligheid op het bedrijventerrein moet de initiatiefnemer aan de noordzijde een nieuwe brandgang realiseren.
Aan de noordzijde van het perceel ligt een groenstrook. Deze groenstrook zal gebruikt gaan worden om de nieuwe brandgang aan te leggen. De bestemming van deze groenstrook zal moeten worden gewijzigd. Het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld om deze nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken.
Het bedrijventerrein Eekterveld is gelegen ten noordoosten van de kern Vaassen, ruimtelijk gescheiden door open gebied. Het plangebied is circa 90 ha. groot. Op de luchtfoto is het bedrijventerrein te zien. Bedrijventerrein Eekterveld grenst aan de noordzijde aan het recreatiepark Kievitsveld. Aan de oostelijke zijde vormen het Apeldoorns Kanaal en het Grift de begrenzing. Aan de zuidwestelijke zijde vormt de Eekterweg de begrenzing van het plangebied.
Luchtfoto ligging bedrijfsperceel Aalbosweg 18 op het bedrijventerrein Eekterveld ten noordoosten van Vaassen
Het bedrijfsperceel Aalbosweg 18 wordt aan de noordzijde uitgebreid om de brandveiligheid op het perceel (rode cirkel) en het bedrijventerrein te waarborgen. De gronden voor deze nieuwe uitbreiding vormen tevens de begrenzing van het voorliggende bestemmingsplan.
Afb. ligging perceel Aalbosweg 18 met aangrenzende groenstrook aan de noordzijde
Het geldend bestemmingsplan
De huidige planologisch-juridische regeling van de betreffende gronden is vastgelegd in het Bestemmingsplan Bedrijventerrein Eekterveld op 29 april 2010.
Afb. ligging plangebied (rood omlijnd)
De gronden van het plangebied zijn bestemd voor 'Groen'. Het uitbreiden van het bedrijfsperceel Aalbosweg 18 met deze gronden is in strijd met de regels van dit bestemmingsplan.
Het voorliggend bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan is gebaseerd op de gewenste ontwikkeling, die voorziet in de uitbreiding van het bedrijfsperceel Aalbosweg 18. Qua systematiek wordt aangesloten op de huidige regeling van het bestemmingsplan Eekterveld. De betreffende gronden krijgen een bedrijfsbestemming, maar geen bouwvlak. Gebouwen worden niet toegelaten binnen deze uitbreiding.
De toelichting is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op voor dit bestemmingsplan relevant ruimtelijk beleid. De belangrijkste randvoorwaarden in en om het plangebied staan beschreven in hoofdstuk 4. De planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 is aandacht besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid is beschreven in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 ten slotte bevat de resultaten van de inspraak en het gevoerde artikel 3.1.1.-overleg.
Bedrijventerrein Eekterveld vormt één van de twee grotere bedrijventerreinen binnen de gemeente Epe. Het andere bedrijventerrein is Kweekweg, een lokaal gemengd bedrijventerrein aan de oostzijde van Epe. Bedrijventerrein Eekterveld is gelegen ten zuiden van Epe en ten noordoosten van Vaassen. Het is een modern gemengd terrein waar diverse vormen van bedrijvigheid plaatsvinden. Op het bedrijventerrein vindt men zowel industrie, bouwnijverheid, autohandel, groothandel, logistieke als zakelijke dienstverlening. Het bedrijventerrein kan worden beschouwd als betrekkelijk grootschalig. Kenmerkend zijn de ruime profielen van wegen. De bedrijfspercelen van het bedrijventerrein zijn inmiddels geheel uitgegeven.
De gronden van het voorliggende bestemmingsplan zijn gelegen in het noordwesten van het bestaande bedrijventerrein betreft een klein deel van een groenstrook, dat deels al is verhard.
Luchtfoto van de begrenzing van het bestaande bedrijventerrein met globale ligging plangebied
Alhoewel binnen het plangebied zich met name bedrijven bevinden, maken ook andere functies deel uit van het plangebied. Het bedrijventerrein wordt ontsloten via de Eekterweg aan de (zuid-)westelijke zijde. Aan de oostelijke en noordelijke zijde zijn geen ontsluitingen gelegen. Op de Eekterweg sluiten drie straten aan, die het bedrijventerrein in hoofdzaak ontsluiten. Het betreft de Aalbosweg, de Spinfondsweg en de Talhoutweg. Nagenoeg alle bedrijven zijn middels deze ontsluitingsstructuur bereikbaar.
Het voorliggende bestemmingsplan ziet echter uitsluitend op kleine uitbreiding van het bedrijfsperceel Aalbosweg 18 waarbij gronden van de groenstrook met een oppervlakte van 395 m2 bij het bedrijfsperceel worden gevoegd.
Het nationale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een 'doorzetting' van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende provinciale en gemeentelijke uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Epe is dit het geval. Het beleid zoals dat door de nationale en provinciale overheid wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard en bevat veelal geen essentiële beleidsuitspraken, die in acht moeten worden genomen in een klein bestemmingsplan. Met andere woorden vanuit genoemd beleid zijn nagenoeg geen aspecten te destilleren die direct in een bestemmingsplan "vertaald" moeten en/of kunnen worden. Ook in deze situatie is dit het geval. Daarom kan worden volstaan met een korte beschrijving van de belangrijkste beleidskaders.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: Project Mainportontwikkeling, Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren (exclusief Maas), Waddenzee en waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op afwijkingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent dat de artikelen, die betrekking hebben op de juridische borging van het nationaal belang 'Erfgoederen' van de inwerkingtreding van het Barro uitgezonderd zijn.
De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: Rijksvaarwegen, Grote Rivieren (alleen Maas), Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, EHS, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied.
Op 12 oktober 2012 is de Structuurvisie Buisleidingen vastgesteld. Deze Structuurvisie geeft aan langs welke hoofdverbindingen in de toekomst nog nieuwe buisleidingen van nationaal belang voor gevaarlijke stoffen gelegd kunnen worden. Het Rijk wil langs deze verbindingen ruimte hiervoor vrijhouden (buisleidingenstroken).Het onderwerp 'buisleidingen' heeft in het Barro inmiddels een regeling gekregen.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De Structuurvisie 2005 (kansen voor de Regio's) bevat per thema en gebiedsgericht het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaren. Sterker dan voorheen zet de provincie in op regionale afstemming in ruimtelijke ontwikkeling. Een aantal regionale vraagstukken is/wordt daarom in regionaal verband nader uitgewerkt.
De provincie hanteert een tweeledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds 'hoog dynamische' functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Anderzijds kent de provincie 'laag dynamische' functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en gebieden waar ruimte voor water moet worden gecreëerd. Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen. Deze gebieden maken deel uit van het groenblauwe raamwerk.
Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft op 25 november 2008 besloten voor een aantal onderwerpen de Ruimtelijke Verordening Gelderland (vastgesteld 15 december 2010) op te stellen. Deze onderwerpen zijn o.a. verstedelijking, wonen, recreatieparken, detailhandel, waterwingebied, ecologische hoofdstructuur (EHS), nationaal landschap, niet-agrarische bedrijven in het buitengebied, bedrijventerreinen, molenbiotopen en glastuinbouwgebieden.
Op 27 juni 2012 stelden Gedeputeerde Staten de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. Dat was nodig omdat provinciale ruimtelijke verordeningen alleen nog ontheffingsbepalingen voor onverwachte situaties mogen bevatten. Dat is een gevolg van de Spoedwet ruimtelijke ordening (Wro). Deze herziening werd ook benut om enkele nieuwe regels in de Verordening op te nemen over molenbiotopen en glastuinbouwgebieden.
Er zijn geen provinciale belangen in het geding bij de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan
Om in het beleid flexibeler in te kunnen spelen op de veranderende behoeften en de regionale verschillen wil de provincie Gelderland de nieuwe integrale structuurvisie, ter vervanging van de Structuurvisie Gelderland 2005, op een andere manier vorm en inhoud geven. Samen met onder meer gemeenten, Prorail, Kamers van Koophandel, waterschappen, maatschappelijke organisaties en ondernemers wil de provincie hier uitvoering aan geven. Dit proces om in 2013 via cocreatie een nieuwe structuurvisie klaar te hebben, ging op 15 februari 2012 van start met een bijeenkomst van genodigden uit alle Gelderse regio’s.
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en één verordening. Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland: opgaven voor water, natuur en landschap, cultuur en erfgoed, milieu, energietransitie, landbouw, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening. Naar verwachting zullen Provinciale Staten de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vaststellen en de Omgevingsverordening in die van 1 oktober.
De nieuwe structuurvisie bevat geen beleidsuitspraken over kleinschalige ontwikkelingen binnen een bestaand bedrijventerrein, zoals in het voorliggende bestemmingsplan.
Het Ruimtelijk structuurplan Epe (2006) schetst het ruimtelijk ontwikkelingskader voor de gemeente Epe voor de komende 10 jaar. Het vormt hiermee de 'ruimtelijke vertaalslag' van de 'Toekomstvisie Epe 2010', die de Raad op 20 maart 2003 heeft vastgesteld. De toekomstvisie is om deze reden niet apart besproken. Het structuurplan geeft een visie op de ontwikkeling van de woonkernen en het landelijk gebied. Het structuurplan is op 11 april 2006 door de gemeenteraad vastgesteld.
In het structuurplan wordt gesteld dat het bedrijventerrein Eekterveld in ontwikkeling is en aan de zuidzijde nog enige uitbreidingsmogelijkheden heeft in de richting van de Eekterweg en het Apeldoorns Kanaal. Het Apeldoorns Kanaal wordt hierbij als grens gezien. Een verdere uitbreiding aan de oostkant van dit kanaal in de richting van de A-50 is vooralsnog minder gewenst. Een beperkte ontwikkeling is alleen denkbaar in het kader van de aan die zijde van het kanaal reeds gevestigde bedrijvigheid. Het betreft hier dan een mogelijke uitbreiding van met het agrarisch gebied verwante bedrijven. Een structurele uitbreiding van het bedrijventerrein is echter op lange termijn denkbaar. Hierbij kan naar een ruimtelijk-functionele relatie worden gezocht met het concentratiegebied van intensieve veehouderijen direct ten oosten van de Rijksweg A-50. Het bestemmingsplan bedrijventerrein Eekterveld is als groen bedrijvenpark grotendeels uitgevoerd.
De uitbreiding van een bedrijfsperceel om een bouwplan te kunnen realiseren is qua oppervlakte beperkt en is daarom niet strijdig met de hierboven vermelde beleidsuitgangspunten.
De industrie is een belangrijke werkgever binnen de gemeente Epe. Om voor de toekomst te kunnen waarborgen dat deze werkgelegenheid in stand blijft, is een visie op de bedrijventerreinen noodzakelijk. De visie op bedrijventerreinen heeft als doel om de kwaliteit van de bestaande terreinen op een duurzame wijze te waarborgen en om duidelijkheid te verschaffen op de vraag waar, wanneer en van welk niveau de toekomstige vraag naar bedrijventerrein door middel van revitalisering en/of uitbreiding van de bedrijventerreinen kan worden gerealiseerd.
Voor Eekterveld is onderzocht of door middel van herstructurering ruimtewinst kan worden behaald op de reeds bestaande terreinen. Het blijkt dat er geen mogelijkheden zijn om ruimtewinst te realiseren. Het terrein is modern, strak verkaveld en goed ingedeeld en kent vrijwel geen ongebruikte ruimte. Onderkend wordt dat het belangrijk is om de kwaliteit van het bestaande terrein te waarborgen en te optimaliseren. De visie bevat ook een uitvoeringsparagraaf die maatregelen bevat zoals het verbeteren van de bereikbaarheid van het terrein met het openbaar vervoer en het optimaliseren van beheer en onderhoud van het bedrijventerrein.
De 'Visie op bedrijventerreinen 2008-2020' bevat geen concrete beleidsuitspraken over ondergeschikte uitbreidingen zoals in het voorliggende bestemmingsplan.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een kleine ondergeschikte verandering waarbij bedrijfsperceel Aalbosweg 18 wordt uitgebreid met de aangrenzende groenvoorziening. De groenvoorziening wordt toegevoegd aan het bedrijfsperceel om een bouwplan te kunnen realiseren. Het bouwplan kan alleen worden uitgevoerd als er een nieuwe brandgang op het perceel kan worden aangelegd ten behoeve van de brandveiligheid op het bedrijventerrein.
De wijziging van het gebruik is niet strijdig met de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid voor bedrijventerreinen.
Burgemeester en wethouders dienen ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied onderzoek in te stellen naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen. Dit onderzoek dient mede betrekking te hebben op de uitvoerbaarheid van het plan. Het voorliggende plan voorziet in een relatief kleine ruimtelijke ingreep ten behoeve van een bestaand bedrijf. Dit bedrijf is onlangs nog omgevingsvergunning voor een nieuw bedrijfsgebouw verleend. De effecten van deze uitbreiding op de omgeving zijn in dat kader (parkeersituatie) en in het kader van het milieuspoor (hinder voor de omgeving) meegewogen.
Niettemin wordt het, in verband met een goed begrip voor de planologische regeling, wenselijk geacht om aan een aantal aspecten nader te onderzoeken.
De gronden voor de uitbreiding van de bedrijfspercelen ten behoeve van een nieuwe interne ontsluitingsweg zijn in gebruik voor groenvoorzieningen. Ten behoeve van deze gewenste ontwikkeling en de verwerving van de gronden door de initiatiefnemer is een onderzoek naar de bodemgesteldheid uitgevoerd.
De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 1 april 2014. Uit de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat:
De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Industrie'. Het matig verhoogde gehalte aan zink op de huidige onderzoekslocatie is mogelijk gerelateerd aan een bodemverontreiniging met zink en chroom in het grondwater van de percelen Aalbosweg 29-31. Het is echter waarschijnlijker dat het verhoogde gehalte veroorzaakt is door het 'plaatsingseffect', en dat het verhoogde gehalte na herbemonstering niet meer aangetoond zal worden. Omdat er geen plannen zijn van de toekomstige eigenaar om bronbemaling toe te passen, wordt verder vervolgonderzoek naar het gehalte aan zink in het grondwater op dit moment niet noodzakelijk geacht. Het onttrekken van grondwater op de locatie is niet zonder meer toegestaan.
Het terrein is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor het beoogde gebruik. Het bodemonderzoeksrapport is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Cultuurhistorie
In de nota 'Cultuurhistorisch Beleidskader 'Epe, historisch centrum van de Veluwe ’ uit 2009 beschrijft hoe de gemeente Epe de komende jaren wil omgaan met het cultuurhistorisch erfgoed. Cultuurhistorie in brede zin, behouden, beschermen, ontwikkelen en beleefbaar maken door beleidsmatige verankering binnen de gemeentelijke organisatie zijn daarbij de belangrijkste uitgangspunten. Het beleidskader gaat in op de wettelijk verplichtingen en de ambities voor de komende jaren. Om de beleiduitgangspunten concreter te maken is een uitvoeringparagraaf opgenomen met voorbeelden van projecten voor de komende vijf jaar. Met het cultuurhistorisch beleidskader bepaalt gemeente Epe de richting voor de komende jaren.
Hieronder is een uitsnede opgenomen van de historisch geografische waardenkaart. De rode stip geeft de globale ligging van de nieuwe ontsluitingweg aan. De groene arcering op deze waardenkaart met de bijbehorende verklaring geeft aan dat het Eekterveld, waar het plangebied deel van uitmaakt, een veld is dat vroeger een groot heidegebied was. Een grindpad liep voorheen van Epe naar Nijbroek, dit pad vormt tegenwoordig de begrenzing van het bedrijventerrein Eekterveld. De gronden ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijfsperceel betreft een bestaande groenvoorziening, die deels al is verhard. De uitvoering van het bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor de historisch geografische waarden.
afb. uitsnede van de historisch geografische waardenkaart met globale ligging plangebied (rode stip)
Rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet 1988. Gemeentelijke monumenten worden aangewezen op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Binnen het plangebied liggen geen rijks- of gemeentelijke monumenten.
Archeologie
Alle (op)nieuw vast te stellen bestemmingsplannen dienen zodanig te worden opgesteld, dat daarin, naast andere belangen, ook het archeologisch belang een volwaardige plaats krijgt. Rekening dient te worden gehouden met aanwezige en te verwachten monumenten. Op 1 september 2007 is de "Wet op de archeologische monumentenzorg" (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt formeel gezien deel uit van de Monumentenwet 1988 (Mw). Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Andere doeleinden zijn het bieden van een wettelijke grondslag voor het "verstoorder betaalt-principe" en de beschrijving van de archeologische infrastructuur. De Archeologische Monumentenkaart (AMK) is een gedigitaliseerd bestand van alle bekende behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland.
Op archeologische waardenkaart van de gemeente wordt aangegeven dat de gronden een lage archeologische waarden (aangegeven met een lichtgele kleur) hebben. Een uitsnede van deze kaart is hieronder opgenomen.
afb.uitsnede van de archeologische waardenkaart met globale ligging plangebied (roodomlijnde cirkel)
Er zijn geen bekende waarden in het plangebied, noch verwachtingswaarden. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische bouwtitels gegeven ten opzichte van de huidige planologische situatie, behoudens de aanleg van een ontsluitingsweg. Daarom behoeft er in het kader van het bestemmingsplan geen nader archeologisch onderzoek te worden verricht en is het bestemmingsplan op dit punt haalbaar.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Gebiedsbescherming
Vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden
Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van een samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur: Natura 2000. Twee van de regelingen die deze ecologische hoofdstructuur tot stand moeten brengen én veel gevolgen kunnen hebben voor ruimtelijke plannen zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde vogelsoorten. De Habitatrichtlijn heeft tot doel de habitats van zeldzame planten- en diersoorten te beschermen. Alle thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur moeten onder de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. De Habitatrichtlijn bevat een lijst met beschermde habitats en soorten. Op basis van deze lijsten is onderzocht welke gebieden van belang zijn voor deze soorten. De ecologisch belangrijke gebieden zijn aangewezen als speciale beschermingszones. Aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden worden juridisch beschermd. Dit betekent dat intensiveringen van het huidige gebruik en nieuwe activiteiten moeten worden beoordeeld op mogelijk schadelijke gevolgen, met inbegrip van de zogeheten externe werking. De bescherming van de gebieden is sinds 1 oktober 2005 vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De noord- en oostzijde van het bedrijventerrein grenst aan de EHS. Het plangebied is echter niet gelegen binnen de EHS en grenst er ook niet aan. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied aan ten opzichte van de EHS.
Afb. ligging plangebied ten opzichte van EHS
Soortenbescherming
Flora en fauna
In de Flora- en faunawet, die sinds 1 april 2002 van kracht is, is de bescherming van planten en diersoorten geregeld. De bescherming krijgt gestalte via een aantal verbodsbepalingen, dat geldt bij ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Het is verboden om vaste broed-, rust- en groeigebieden en andere vaste verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren en planten te vernielen of te verstoren. In hoeverre de verbodsbepalingen van toepassing zijn is afhankelijk van het beschermingsregime waartoe de soort behoort. Ook is in de Flora- en faunawet een zogenaamde zorgplichtbepaling opgenomen. Deze houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten. Het onderhavig bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling. Binnen het plan zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen (zie ook hoofdstuk 5). Deze mogelijkheden zijn echter beperkt qua schaal en omvang, waarmee niet te verwachten is dat er een schadelijk effect zal optreden voor de beschermde planten en dieren.
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen binnen de EHS en ook niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. De gronden van het plangebied zijn in het verleden grotendeels verhard waardoor er geen te beschermen soorten aanwezig zijn.
Door de klimaatverandering moet rekening worden gehouden met nattere en zachtere winters en drogere zomers met zo nu en dan een hevige regenbui. Dit vergt een ander waterbeheer in de 21e eeuw en meer ruimte voor water. In juli 2003 sloten rijk, provincies, waterschappen en gemeenten het Nationaal Bestuursakkoord Water. In dit bestuursakkoord staat beschreven hoe de partijen omgaan met water en welke maatregelen de overheden gaan uitvoeren. Elk ruimtelijk plan doorloopt daarom de digitale watertoets. De resultaten van dit proces, worden in elk geval in de waterparagraaf van een bestemmingsplan vastgelegd.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies (d.d. 3-4-2014) gegeven. Het wateradvies is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Aandachtspunten
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.
Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het waterschap moet worden toegepast. Deze beslisboom is opgenomen op de website van het Waterschap.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt een kleine uitbreiding - met een oppervlakte van 395 m2 - van het bestaande bedrijventerrein mogelijk. Het hemelwater kan omdat de oppervlakte van het plangebied zo gering is worden afgevoerd naar de gronden van de aangrenzende groenstrook.
Luchtkwaliteit is een belangrijke pijler voor een goede leefomgeving. De vaststelling van een bestemmingsplan wordt in de jurisprudentie aangemerkt als de uitoefening van een bevoegdheid die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de "Wet milieubeheer" goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de "Wet luchtkwaliteit". Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het "Besluit luchtkwaliteit 2005". De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
Uit metingen blijkt dat in de gemeente Epe de concentraties luchtvervuilende stoffen onder de Europese grenswaarden liggen (ontleend aan het bestemmingsplan Eekterveld Epe, vastgesteld bij besluit van 25 maart 2010). Deze grenswaarden zijn op wetenschappelijk niveau bepaald en vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
Er zal geen extra verkeer worden aangetrokken en er zullen geen nieuwe activiteiten worden ondernomen die de luchtkwaliteit beïnvloeden. Bovendien is hier sprake van de uitbreiding van een bedrijfsperceel om de aanleg van een nieuwe brandgang mogelijk te maken. Samenvattend wordt gesteld dat dit bestemmingsplan qua omvang en ruimtelijke uitstraling beperkt is en dat de uitvoering van het plan niet in betekenende mate tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Wegverkeerslawaai
Binnen het bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden voor de realisatie van nieuwe geluidhindergevoelige functies (met name wonen). Er is dus geen sprake van nieuwe situaties noch gevoelige bestemmingen conform de Wet Geluidhinder. De afwikkeling van het verkeer vindt plaats via de bestaande infrastructuur van het bedrijventerrein Eekterveld.
Daarom is geen akoestisch onderzoek nodig en vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Industrielawaai
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Eekterveld is de bestaande geluidszone, als bedoeld in artikel 40 van de Wet Geluidhinder (Wgh), opgeheven. Aangezien er geen 'grote lawaaimaker' (Wgh-inrichting) op Eekterveld is gevestigd, deze daar nu niet mag komen en ook dit voorliggende bestemmingsplan vestiging ervan niet mogelijk maakt is een geluidszone niet nodig.
Gesteld kan worden dat er geen akoestische belemmeringen zijn voor de uitbreiding van de bedrijfspercelen 18 en 20 Aalbosweg.
Het plangebied en het bedrijventerrein Eekterveld hebben een betrekkelijk solitaire ligging in het landelijke gebied ten noordoosten van Vaassen. Wel bevindt zich buiten het plangebied een aantal woningen, dat elk hindergevoelig is. Op het plangebied is – in aansluiting van de systematiek van het bedrijventerrein Eekterveld - een inwaartse zonering toegepast om deze milieugevoelige functies te ontzien. Er wordt een bufferzone gecreëerd door bedrijven die geen of weinig hinder veroorzaken, dichter bij bijvoorbeeld gevoelige functies te plaatsen. In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering (2007)".
In de directe omgeving van de geplande uitbreiding van het bedrijventerrein zijn overigens geen hindergevoelige functies aanwezig.
Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening (Wro).
Bij het raadplegen van de risicokaart van de provincie Gelderland is gebleken dat er zich in de omgeving van het plangebied geen bedrijven of functies bevinden die een risico vormen in het kader van externe veiligheid. Binnen het plangebied en op de gronden direct aansluitend hierop zijn geen transportleidingen aanwezig en vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De uitbreiding van het bedrijfsperceel Aalbosweg 18 vormt geen overigens geen veiligheidsrisico voor de omgeving.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van het bedrijfsperceel Aalbosweg 18 te Vaassen. Het bedrijfsperceel wordt uitgebreid met de gronden van de groenvoorzieningen, die ten noorden van het bedrijfsperceel zijn gelegen. Zie onderstaande afbeelding.
Afb.ligging bedrijfsperceel Aalbosweg 18 (rood omlijnd) en de te verwerven deel van de groenvoorziening (wit vlak)
In het bedrijfspand op het perceel Aalbosweg 18 was een handelsonderneming gevestigd waarbij het pand werd gebruikt als kantoor. De toekomstige huurder wil het bouwperceel gebruiken voor een constructiebedrijf en heeft hiervoor een bouwplan opgesteld en ingediend bij de gemeente (het bouwplan moet overigens nog in procedure worden genomen).
Het huidige pand is ongeschikt en te klein voor het voor de vestiging van een constructiebedrijf. Daarom zal het bestaande gebouw op het bedrijfsperceel Aalbosweg 18 worden gestript en opnieuw worden opgetrokken met een extra verdieping. Voorts wordt de bebouwing op de begane grond uitgebreid tot het gehele bouwperceel. Door de geplande uitbreiding van het bedrijfspand komt de brandgang aan de zuidzijde van het bedrijfsperceel te vervallen. Zie onderstaande tekening.
Afb. toekomstige situatie uitbreiding/verbouw en aanleg brandgang aan noordzijde
Om de brandveiligheid op het bedrijventerrein te kunnen garanderen is een nieuwe brandgang aan de noordzijde gewenst. Deze nieuwe brandgang is mogelijk indien de groenvoorzieningen bij het bedrijfsperceel worden betrokken. De nieuwe brandgang heeft een breedte van circa 4 meter. De resterende gronden van de groenvoorziening worden toegevoegd aan het perceel Aalbosweg 20.
De gronden van beide bedrijfspercelen Aalbosweg 18 en 20 zijn in eigendom van één onderneming. De gemeente is bereid de gronden van de groenvoorziening met een oppervlakte van 395 m2 te verkopen. Het betreft de percelen kadastraal bekend Vaassen, sectie H, nummer 3277 en 3361(ged.).
In dit hoofdstuk zijn de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
Inleidende regels
Hier zijn enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard (artikel 1), zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten (artikel 2). Ten aanzien van de wijze van meten op de plankaart geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en zo nodig uit afwijkings- en specifieke gebruiksregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.
Elke bestemming wordt afzonderlijk in een bestemmingsbepaling opgenomen. De bestemmingsregeling is in beginsel als volgt opgebouwd:
a. Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s) en gebruiksmogelijkheden.
Formeel wordt in de nieuwe Wro gesproken van de term 'verbeelding'. In deze toelichting en op de kaartbeelden wordt voor de duidelijkheid en begrijpbaarheid echter gesproken van 'plankaart'.
b. Bouwregels
In de bouwregels zijn voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsbepalingen geregeld.
c. Nadere eisen
Het stellen van nadere eisen is alleen mogelijk als het bestemmingsplan zelf al regels stelt (primaire eisen). Als geen primaire eisen zijn opgenomen, mogen ook geen nadere eisen worden gesteld. Daar in nagenoeg alle bouwregels eisen zijn gesteld aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, kunnen daaraan nadere eisen worden gesteld.
d. Afwijken van de bouwregels
In de afwijkingsbepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan burgemeester en wethouders kunnen afwijken. Een afwijkingsbesluit is alleen opgenomen indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid.
e. Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingsregels wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het verboden is de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksbepaling is aanvullend op de algemene gebruiksbepaling van het bestemmingsplan.
f. Afwijken van de gebruiksregels
Een afwijking van de gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat door de afwijking geen "nieuwe" functies kunnen worden toegestaan. De afwijkingsregeling is opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen kunnen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid, een partiële herziening en/of een Wabobesluit.
g. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken/werkzaamheden overeenkomstig artikel 3.3 Wro, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen. Deze regeling is opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen- en/of waterstructuur.
h. Wijzigingsbevoegdheid
De wijzigingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid aan het college van het college van B&W om de bestemming te wijzigen danwel aanduidingen binnen de bestemming te wijzigen. Hieraan worden voorwaarden verbonden.
Binnen dit bestemmingsplan komt uitsluitend de bestemming 'Bedrijventerrein' voor. Qua systematiek is aangesloten op de regeling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eekterveld. Er is geen bouwvlak aangeduid, hetgeen betekent dat alleen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan zijn.
Het onderscheid dat in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eekterveld gemaakt is in verschillende milieucategorieën loopt ook door over het nieuwe plangebied. Op deze manier is het mogelijk om een milieuzonering neer te leggen op het bestaande bedrijventerrein inclusief de uitbreiding met de daarbij behorende minimale indicatieve afstanden tot hindergevoelige objecten. De betekenis hiervan is echter beperkt omdat er geen gebouwen mogen worden opgericht.
Ter bescherming van de aanwezige transportleiding voor drinkwater is een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
De als bijlage 1 bij de regels opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (Vereniging van Nederlandse gemeenten; 2007) en is dezelfde lijst die opgenomen is bij het bestemmingsplan Eekterveld. Naast de omschrijving van de bedrijfstypen is in deze Bedrijvenlijst (in de kolom “cat”) aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype wordt gerekend. De bij dit bestemmingsplan gevoegde staat van bedrijfsactiviteiten betreft een selectie van de in de SBI onderscheiden bedrijfstypen. Om te komen tot een lijst die is afgesteld op deze specifieke situatie zijn bepaalde bedrijven uitgesloten. Het betreft bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten op een bedrijventerrein niet toelaatbaar worden geacht, zoals horeca. Daarnaast zijn bedrijven uitgesloten vanwege de mogelijke milieuhinder. Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd. Dit betekent dat de Bedrijvenlijst wel het middel vormt om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf sterk kan worden beïnvloed door de ruimtelijke opzet van het bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bedrijf veel geringer blijkt dan op grond van de milieucategorisering zou mogen worden verwacht. Dit betekent onder andere dat de afstand van een bepaald bedrijf tot een in de omgeving staande woning geringer kan zijn dan de in de Bedrijvenlijst aangegeven 'grootste afstand in meters', indien ten gevolge van de bedrijfsvoering de werkelijk optredende hinder minder ver reikt dan de vermelde 'grootste afstand'. Dit dient afgestemd te worden in de te verlenen omgevingsvergunning.
Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In het voorliggende geval gaat het om een particulier initiatief, waarbij sprake is van realisering van een nieuwe ontsluitingsweg op eigen terrein. De kosten van de met dit project gemoeide werkzaamheden, alsmede de kosten voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. De gemeente en de initiatiefnemer hebben hierover een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal voor de gemeente is hierdoor voldoende verzekerd.
De financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee geborgd.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1.van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan om commentaar toegezonden aan het Waterschap Vallei en Veluwe en de provincie Gelderland.
Het waterschap
Het waterschap heeft voor het onderhavige plan een positief wateradvies (d.d. 3-4-2014) gegeven. Het wateradvies is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Provincie Gelderland
De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat er, zowel gelet op de huidige structuurvisie als op de nieuwe omgevingsvisie, in het voorontwerp geen provinciale belangen in het geding zijn. Zij zien daarom geen reden hierover advies uit te brengen.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Het voorontwerpbestemmingsplan Eekterveld, Aalbosweg 18-20 heeft met ingang van woensdag 16 juli 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid geweest om zijn zienswijze kenbaar te maken over dit plan.
Tijdens de terinzagetermijn zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt.