Plan: | Uitbreiding parkeerterrein en nieuwbouw woning ARO |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.OENE005Parkeert-OBP3 |
ARO Holding B.V. (hierna ARO) heeft de wens om haar parkeerterrein uit te breiden. ARO is een kledingwinkel gelegen in het buitengebied van Epe. De afgelopen jaren is het aantal klanten van ARO sterk toegenomen. Als gevolg hiervan is in 2018 de winkel uitgebreid, maar bij de laatste uitbreiding van de winkel is het parkeerterrein niet uitgebreid. Door het toegenomen klantenbestand is er een tekort aan parkeerplaatsen op de gemiddelde zaterdag en op andere piekdagen. Daarnaast wordt verwacht, op basis van uitgevoerde prognoses voor ARO en de gemiddelde groei binnen de detailhandel (cbs, 2020), dat het aantal klanten bij ARO blijft toenemen en er daarmee een steeds groter tekort aan parkeerplaatsen ontstaat.
Om meer parkeergelegenheid te bieden is ARO voornemens haar parkeerterrein op eigen terrein uit te breiden, waardoor onveilige verkeersituaties worden voorkomen. Het parkeerterrein is voorzien op de agrarische percelen rondom het bestaande parkeerterrein van ARO. Om de uitbreiding mogelijk te maken dient de woning aan de Houtweg 45 geamoveerd te worden. De woning is eigendom van ARO en in gebruik als directiewoning. Hiervoor in de plaats zal aan de overkant van de Houtweg, tussen Houtweg 54 en 56, een nieuwe woning worden gebouwd. Binnen het plangebied voor de uitbreiding van het parkeerterrein (zie paragraaf 1.3), vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' vastgesteld op 23 maart 2017. Op basis van dat plan is voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk. Het opstellen van een herziening van het geldende bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.
Het gebied voor de uitbreiding van het parkeerterrein van ARO bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Epe, ten noorden van het dorp Oene. Het projectgebied grenst aan het gebouw van ARO, oftewel de winkel. Het omvat een kavel dat begrensd wordt door de Ooster Oenerweg in het noorden en de Houtweg in het zuiden. Binnen het projectgebied valt ook een agrarische kavel ten zuiden van de Houtweg. Tussen het parkeerterrein en de Houtweg bevinden zich de woningen 'Houtweg 47' en 'Houtweg 45', die eigendom zijn van ARO. Om de uitbreiding van het parkeerterrein mogelijk te maken, zal de woning op Houtweg 45 worden verplaatst naar de kavel ten zuiden van de Houtweg, tussen Houtweg 54 en 56. Deze locatie wordt momenteel als grasland gebruikt.
Ten noorden van het huidige parkeerterrein bevindt zich ook een woning, namelijk Ooster Oenerweg 28. Aan de westkant van het parkeerterrein liggen agrarische percelen die hoofdzakelijk als grasland worden gebruikt. In de toekomstige situatie is het plan om een deel van het bestaande parkeerterrein aan de voorkant van de winkel van ARO opnieuw in te richten als parkeerterrein. De uitbreiding van het parkeerterrein zal zich dan ten westen van het bestaande terrein bevinden.
Afbeelding: Satellietbeeld ARO (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Buitengebied Epe (vastgesteld door de gemeenteraad van Epe op 23 maart 2017). Onderstaand een korte opsomming waar het vigerende bestemmingsplan strijdig is met de voorgenomen ontwikkeling.
Afbeelding: Vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' met ARO als 'Bedrijf bestemming en de voorgenomen uitbreiding van het parkeerterrein in de bestemming 'Agrarisch'.
Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Agrarisch' en 'Wonen'. Daarnaast geldt er ook een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduidingen 'Overige zone - dekzandruggen en oude bouwlanden' en 'Overige zone - droge bos- en heideontginningen'.
De voorgenomen uitbreiding van het parkeerterrein en de daarbij behorende 'vervangende woning', zijn in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Het vigerende bestemmingsplan staat de beoogde ontwikkeling planologisch niet toe.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
In de toelichting voor deze herziening komen de volgende aspecten aan de orde:
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie en een doorkijk naar de toekomstige situatie.
ARO Fashion Gear is een kledingwinkel in het buitengebied in Oene. In 2017 is de winkel verbouwd en uitgebreid, wanneer deze in 2018 in gebruik is genomen. De winkel beslaat in totaal 3 verdiepingen met circa 10.000 m2 winkeloppervlak. In de winkel wordt kleding verkocht voor dames, heren en kinderen. Daarnaast wordt werkkleding verkocht. Toen de winkel in 2018/2019 is uitgebreid zijn de parkeergelegenheden niet uitgebreid. In totaal beschikt ARO over 190 parkeerplaatsen op eigen terrein. Uit berekeningen van Goudappel Coffeng is naar voren gekomen dat voor een gemiddelde werkdag de parkeercapaciteit toereikend is. Op een gemiddelde (of bovengemiddelde) zaterdag of piekdag ontstaat echter een tekort. Wanneer de groeicijfers toegepast worden op de situatie in 2019 ontstaat richting 2025 een steeds groter tekort aan parkeerplaatsen. In de huidige situatie parkeren bezoekers op het moment dat er geen parkeerplaatsen meer beschikbaar zijn hun auto langs de Houtweg en op het terrein aan de overzijde van de Houtweg. Deze situatie is onwenselijk. Dit veroorzaakt een onveilige verkeerssituatie. Om meer parkeergelegenheid te bieden is ARO voornemens haar parkeerterrein op eigen terrein uit te breiden, waardoor onveilige verkeersituaties worden voorkomen.
ARO is voornemens om haar parkeerterrein te herontwikkelen en uit te breiden. Hierbij wordt rekening gehouden met een gemiddelde toestroom (gemiddelde werkdag) aan klanten en de hierbij benodigde parkeervoorziening. In totaal zullen hiervoor 380 reguliere parkeerplaatsen worden aangelegd. Een deel van de reguliere parkeerplaatsen wordt volledig verhard (380 parkeerplaatsen, op P1 en P2) en een deel (170 parkeerplaatsen op P3) wordt half verhard aangelegd. Een deel van de parkeervoorziening wordt vormgegeven binnen het ruimteslag van het huidige parkeerterrein. Het andere deel (deels P2 en P3) wordt mogelijk gemaakt met de uitbreiding van het parkeerterrein op het voormalige perceel met grasland. Voor de landschappelijke inpassing is ervoor gekozen om een deel van het huidige parkeerterrein aan de voorzijde van ARO (P1) in de toekomst niet meer als parkeerterrein te gebruiken maar in te richten als boomgaard. Hiermee wordt het agrarische, landelijke karakter versterkt en wordt bijgedragen aan een impuls van de groene leefomgeving (zie ook paragraaf 2.3.1). Tussen ARO en het parkeerterrein P2 is een wadi voorzien voor de waterberging van regenwater.
Voor de zaterdagen en andere piekdagen zijn meer parkeervoorzieningen nodig dan op reguliere dagen. Om te voldoen aan deze parkeerbehoefte worden er 170 overloop parkeerplaatsen gerealiseerd (op P3). P3 krijgt ook een groen karakter omdat hier niet continu auto's hoeven te parken. Daarnaast kunnen er op de piekdagen 200 auto's parkeren in het grasland ten westen van P3, die hiervoor speciaal wordt ingericht.
De minder validen-, motor- en fietsparkeerplekken zijn nabij de ingang van de winkel gelegen. Ook zal de in- en uitrit naar het parkeerterrein van ARO worden aangepast. Waar men in de huidige situatie de parkeerplaats oprijdt, zijn boomgaarden, hagen en grasstroken voorzien. De toegangsweg voor ARO wordt meer naar het westen verplaatst en krijgt een laanbeplanting met een losliggend fietspad. Tussen het fietspad en de winkel wordt een fietsenstalling gerealiseerd.
In de huidige situatie ligt er een strook met grasland tussen het parkeerterrein en de woning aan Ooster Oenerweg 28. Om het parkeerterrein meer landschappelijk in te passen en het zicht op het parkeerterrein vanaf de woning te ontnemen, zal de tussenliggende groenstrook worden behouden en met bomen en struiken worden aangevuld. Op deze manier wordt het aanzicht op het parkeerterrein verbeterd. Ook wordt aan de west- en zuidzijde het parkeerterrein ingepast met groen in de vorm van boomgaarden, singels, verspreide bomen en hagen op de parkeerplaats.
Naast het parkeerterrein wordt de woning aan de Houtweg 45 verplaatst. Hiervoor zal de bestaande woning worden geamoveerd en wordt ter vervanging een woning (locatie D op onderstaande afbeelding) tussen de Houtweg 54 en 56 (tegenover ARO) gerealiseerd. De landschappelijke inpassing van het plan wordt doorgetrokken naar de overkant weg. De nieuwe woning komt tussen twee boomgaarden te liggen. Hiermee krijgt de omgeving een veel groener karakter.
Afbeelding: Nieuw inrichtingsplan ARO te Oene
De huidige inrichting van het buitenterrein vraagt om een kwaliteitsimpuls. Het ARO terrein dient een ontwikkeling te doorlopen, waarbij de inrichting een bijdrage gaat leveren aan het landschap en de groene leefomgeving. De huidige plannen en het parkeervraagstuk zijn een aanleiding geweest om het gebied rondom ARO aan te pakken om de omgevingskwaliteit te verbeteren.
Historische landschappelijke achtergrond
Het plangebied is gelegen in een cultuurhistorisch landschap, namelijk de Ooster Oenerenk. De Ooster Oenerenk is een enk ontginning met een specifiek karakter dat voortkomt uit de agrarisch ontwikkeling van de afgelopen eeuwen. Er is een eenduidige opbouw met wegen en weteringen als bebouwingslinten en grootschalige (open) enkgronden met bouwland. Sloten zijn schaars en houtopstanden begeleiden wegen en omzomen de kleine weidepercelen en boomgaarden rondom de erven. De enken zijn de wat hogere gronden. Dit zijn aaneengesloten gebieden zonder bebouwing. De historische structuur is nog aanwezig. Ondanks het hedendaagse grondgebruik en de sterke toename van bebouwing, is het herkenbaar voor bewoners en bezoekers en verleent de Ooster Oenerenk agrarische schoonheid.
Landschappelijke uitgangspunten
De huidige plannen en het parkeervraagstuk zijn een aanleiding geweest om het gebied rondom ARO aan te pakken om de omgevingskwaliteit te verbeteren. Gewenst is een landschapsgerichte opzet en uitvoering, in een hedendaagse setting, met in functionele zin binding tussen gebouw en omliggende grond. Oene was en is een agrarisch landschap. De bebouwing en inrichting van het buitengebied moet een weerspiegeling daarvan zijn. Het gaat er dan om het karakter en de beleefbaarheid van de locatie te versterken. Hiervoor zijn de volgende landschappelijke uitgangspunten geformuleerd:
Versterking van het agrarische, landelijke karakter, door:
Versterking van de groene leefomgeving, door:
Landschapsplan
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is een complete herinrichting nodig van het terrein (zie Bijlage 8). Op deze manier kan het plan voor de uitbreiding van het parkeerterrein bijdragen aan de verbetering van de omgevings- en landschappelijke kwaliteiten. Voor het parkeerterrein is een landschapsplan met ontwerp gemaakt door Ruimte voor Advies (2023). De eerste verandering is de entree van het terrein van ARO. Waar men nu de parkeerplaats oprijdt, komen boomgaarden, hagen en grasstroken. De entree wordt meer naar het westen verplaatst en krijgt een laanbeplanting met een losliggend fietspad. Tussen het fietspad en de winkel wordt een fietsenstalling gerealiseerd. Parkeren vindt plaats op het middenterrein, uit het directe zicht van de Houtweg en door een haag omzoomd. Tussen het parkeerterrein en de entree van de winkel is de inrichting hedendaags, modern met zitelementen en buitenvoorzieningen. Bomen en plantenborders geven sfeer en zorgen in de zomer voor schaduw. Dit gedeelte (P1) dient als 'plein', dat wil zeggen: een centraal punt in de buitenruimte waar alle aangrenzende gedeelten samenkomen en waar de bezoekers zich verzamelen.
Afbeelding: Gecombineerd zitelement geven sfeer en zorgen voor schaduw in de zomer
Het 'plein' zet zich voort in noord-zuidrichting, conform de vroegere belijning. Op het erf vindt ook de waterafvoer zichtbaar plaats. Regenwater verzamelt zich via open goten in een wadi die is voorzien van avontuurlijke speelelementen (keien/houtstammen). Hier wordt voor de bezoekers aanschouwelijk gemaakt hoe het water van de gebouwen en verharding in de ondergrond kan infiltreren. Het erf is verhard met fraaie klinkers; de parkeerplaats is dat ook maar veel soberder. De parkeervakken zelf zullen min of meer groen zijn, dat wil zeggen: met gras ingezaaide verhardingen.
Meer naar de buitenrand toe, hoger op de enk, liggen de overloop-parkeerplaatsen. De uitstraling is daar veel landelijker: parkeervakken ingezaaid met een kort, bijenvriendelijk, gras-kruidenmengsel en de toegangsweg met gras ingezaaide ritterplaten/grasbetonstenen. De ruimte is open en grootschalig, daarmee worden de bezoekers gewezen op de vroegere functie als bouwland. Alleen de voorste delen zijn frequent in gebruik; maar meestal is de ruimte vrij van auto's. Op piekdagen staat dit gedeelte van het parkeerterrein wel vol. Zonder auto's is de parkeerplaats het fraaist, want tussen de parkeerstroken is het gras langer en hier en daar is een lindeboom geplaatst. Het beheer is simpel: niet te vaak maaien, niet alles maaien en het maaisel afvoeren. Dit leidt tot schrale, bloemrijke vegetaties. Om de toegankelijkheid te garanderen (en ongemakken te voorkomen), krijgen de parkeerstroken een smalle strook verharding, breed genoeg als voetpad.
Afbeelding: Parkeren op grasbetonstenen voor landelijke uitstraling en bloemrijke vegetatie
Naar achter toe staan steeds meer lindebomen -en steeds minder parkeervakken-, zodat een langzame overgang naar het omringende landschap ontstaat. Uiteindelijk gaat het parkeren over in een brede strook lang gras. Dit is het terrein waar vogels als boerenzwaluw of steenuil kunnen foerageren. Het is een bloemrijke, maar vooral muizenrijke, strook gras. De openheid staat in contrast met de zuidzijde, waar een afschermende singel is gepland. Op de kadastrale kaart zijn de zuidelijke stroken nog te herkennen als restanten van de vroegere houtopstanden. Waarschijnlijk waren het hakhoutstroken, voor de boeren als geriefhout of brandhout, maar dit is lastig te achterhalen. In dit plan worden het in ieder geval singels met inheemse bomen en struiken.
Afbeelding: Bloemrijke strook lang gras zorgt voor overgang naar het omringende landschap
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De Nationale Omgevingsvisie is de Rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.
Aan de hand van een toekomstperspectief tot 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationaal belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:
ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur (biodiversiteit). In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
ad 2. Duurzaam economisch groeipotentieel Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan Nederland zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met internationale partners, Het Rijk zet in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de Nederlandse economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Het Rijk zet daarbij in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat Nederland niet langer afhankelijk is van eindige, fossiele bronnen.
ad 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken. Nederland versterkt het Stedelijk Netwerk Nederland en breidt deze uit, waarbij de richting van de verstedelijking wordt gekoppeld aan die van de ontwikkeling van (OV-)infrastructuur. Wonen en werken worden zoveel mogelijk in elkaars nabijheid ontwikkeld in de regio's waar er vraag is. Om het netwerk als geheel te benutten, zijn goede verbindingen tussen de stedelijke regio's nodig. Het Rijk hanteert een integrale verstedelijkingsstrategie voor duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij verstedelijking geconcentreerd plaatsvindt in de regio. Bij de invulling van de integrale verstedelijkingsstrategie op regionale schaal wordt ingezet op een voorkeursvolgorde voor de ontwikkeling van nieuwe woon- en werklocaties. Deze volgorde wordt ook gehanteerd als groei in niet-stedelijk gebied moet plaatsvinden. Het Rijk richt de leefomgeving zo in dat deze een actieve, gezond leefstijl en maatschappelijke participatie bevorderd en versterkt het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad. Daarbij worden steden en regio's klimaatbestendig ingericht.
ad 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen. Nederland zet in op het verbeteren van de balans tussen landgebruik en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en dat ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Het landgebruik moet meer afgestemd worden op zoetwaterbeschikbaarheid en -gebruik. Middels een voorkeursvolgorde regionaal waterbeheer wordt ingezet op het voorkomen van wateroverlast en tekorten. Het Rijk maakt een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem mogelijk, gebaseerd op kringlopen en natuurinclusiviteit. De biodiversiteit wordt beschermd en versterkt en het natuurlijk kapitaal wordt duurzaam benut. Het Rijk zet in op het versterken en beschermen van unieke landschappelijke kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Hierbij wordt het omgevingsbeleid landschapsinclusief. Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven: 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. 3. Afwentelen wordt voorkomen.
De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:
Relatie met het voorliggend plan
De ontwikkeling die met bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het Rijk. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het landelijk gebied van de toekomst, doordat ARO bijdraagt aan de regionale economie en de lokale werkgelegenheid. Ook worden landschappelijke kwaliteiten in de landelijk gebied versterkt ten opzichte van de huidige situatie.
Barro
De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale inpassingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Relatie met het voorliggend plan In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Ladder van duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzaam ruimtegebruik heeft als doel om zorgvuldig en duurzaam om te gaan met de beschikbare ruimte, rekening houdend met toekomstige ruimtebehoeften en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder richt zich op het aantonen van de nut en noodzaak van een project. Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening moet de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt ook een beschrijving bevatten van de behoefte aan deze ontwikkeling. Als de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet ook worden gemotiveerd waarom de behoefte niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden vervuld.
Nationaal Water Programma
Op 18 maart 2022 is het Nationaal Water Programma 2022-2027 vastgesteld. Dit programma geeft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren. In het programma wordt proactief ingespeeld op de grote opgaven op het terrein van water in Nederland met het oog op klimaatverandering. Er wordt gewerkt aan een goede bescherming tegen overstromingen en wateroverlast en aan een robuuste zoetwatervoorziening tegen toenemende droogte. Ook de zorg voor een goede waterkwaliteit en een duurzame drinkwatervoorziening komt in dit programma naar voren. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden open te laten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Met dit Nationaal Water Programma wordt een ambitieuze stap gezet in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem in Nederland, gericht op een goede bescherming tegen o.a. overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. In Nederland komen veel opgaven voor de leefomgeving bij elkaar op een klein oppervlak. Niet alles kan, soms moeten keuzes worden gemaakt. Daarvoor zijn in het NWP een aantal afwegingsprincipes voor het waterbeleid en -beheer opgenomen.
Relatie met het voorliggend plan
Het bestemmingsplan wordt afgestemd met het waterschap, zie paragraaf 4.6, en is via deze weg indirect getoetst aan het Nationaal Water Programma. De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan het beleid zoals beschreven in het Nationaal Water Programma.
Omgevingsvisie gaaf Gelderland
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld op 19 december 2018) schetst de toekomst van Gelderland, om tot een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland te komen. Dit doet Gelderland door bij de uitoefening van de taken de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities wordt daar richting aan gegeven. En door vier 'spelregels' of 'DOE-principes' "DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN" wordt hier werking aan gegeven. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt. De zeven ambities zijn:
Relatie met het voorliggend plan
ARO is een bedrijf uit de regio die is begonnen als een klompenmakerij op deze locatie. Het is nu uitgegroeid tot een grote modewinkel die een aantrekkingskracht van bezoekers ook buiten de regio. De provincie streeft naar behoud van kansrijke bedrijven en heeft de doelstelling dat bedrijven zich verder kunnen ontwikkelen. Door het uitbreiden van het parkeerterrein sluit de parkeergelegenheid weer aan bij de behoefte en draagt het bij aan de aantrekkelijkheid van ARO als bedrijf. De ontwikkeling van het parkeerterrein die mogelijk wordt gemaakt past binnen het provinciaal beleid zoals dat is beschreven in de Omgevingsvisie Gelderland.
Omgevingsverordening
De omgevingsverordening bevat alle regels die van toepassing zijn op de buitenruimte en leefomgeving. Deze regels gelden voor iedereen. De omgevingsverordening treedt in werking op het moment dat de Omgevingswet van kracht wordt. Het doel van de omgevingsverordening is om een samenhangend en duidelijk kader te bieden voor het beheer, de bescherming en de ontwikkeling van onze leefomgeving. Het bevat onder andere voorschriften met betrekking tot ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, waterbeheer, natuur en landschap. Door middel van de omgevingsverordening worden de regels en procedures vereenvoudigd en geïntegreerd, waardoor het voor iedereen gemakkelijker wordt om te begrijpen welke regels van toepassing zijn en hoe ze moeten worden nageleefd.
In de Omgevingsverordening Gelderland 2023 zijn de juridische regels opgenomen ten aanzien van provinciale thema's waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. Thema's voor deze specifieke locatie waar rekening mee gehouden moet worden zijn:
Relatie met het voorliggend plan
Doordat er bij de uitbreiding van het parkeerterrein meer aandacht is voor landschappelijke inpassing en groen, zal de kwaliteit op locatie toenemen. Bij de landschappelijke inpassing dient rekening te worden gehouden met de landschappelijke kernkwaliteiten. In het landschapsplan wordt ingespeeld op het kleinschalige, besloten en groen landschap die het landschap in de Oenerenk kenmerkt. Dit wordt gecombineerd door het grootschalige open landschap terug te laten komen met daarbij kenmerkende houtsingels (uit de 19de eeuw). Hiermee wordt ingespeeld op zichtbare overgang van besloten flanken in de omgeving naar het open landschap, dit is kenmerkend voor het gradiënt Oost-Veluwe (zie ook paragraaf 2.3.1 landschappelijke inpassing). De voorgenomen ontwikkeling is hiermee in lijn met de omgevingsverordening.
Regionale structuurvisie De Voorlanden 2030
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden fungeert als een richtinggevend beleidskader voor de betrokken gemeenten en provincies op verschillende gebieden. Daarnaast dient deze structuurvisie als richtinggevend kader voor de betrokken gemeenten bij het opstellen van gemeentelijke structuurvisies, bestemmingsplannen en lokale gebiedsvisies, evenals voor de uitvoering van concrete projecten. In de Regionale structuurvisie De Voorlanden zijn een aantal ambities opgesteld waar rekening mee gehouden moet worden, namelijk:
Relatie met het voorliggend plan
De kwaliteit van natuur en landschap op locatie zal toenemen doordat er bij de uitbreiding van het parkeerterrein meer aandacht wordt besteed aan landschappelijke inpassing en groenvoorzieningen. Verder wordt met de ontwikkeling een kwaliteitsimpuls gegeven op het niveau van belangrijke kernen met betrekking tot bedrijvigheid. De ontwikkeling van het parkeerterrein voldoet aan het provinciale beleid zoals uiteengezet in Regionale structuurvisie De Voorlanden 2030.
Omgevingsvisie Epe
In de Omgevingsvisie (vastgesteld op 7 maart 2022) geeft de gemeente Epe richting aan de toekomstplannen van Epe tot 2030. Deze visie is door de gemeente Epe opgesteld om alvast vooruit te lopen op de Omgevingswet. De omgevingsvisie schetst hoe de gemeente Epe er in de toekomst uit zal zien. Het bepaalt welke plannen en initiatieven op welke plek passen en welke aspecten van waarde beschermd, behouden of ontwikkeld moeten worden. De visie begint met het benadrukken van de waardevolle leefomgeving, waaronder de natuur, het landschap en het unieke karakter van de dorpen en gebieden. Deze waardevolle leefomgeving vormt het DNA van de gemeente en is verweven in alle beslissingen en afwegingen, variërend van maatwerk in de landbouw tot voldoende woningbouw.
Daarnaast worden de vier pijlers van de gemeentelijke visie beschreven: 'duurzame toekomst', 'gezondheid, zorg en welzijn', 'goed wonen' en 'ondernemen'. Ten slotte worden er keuzes gemaakt met betrekking tot doelstellingen, ontwikkelingsrichtingen en ruimtelijke inrichting voor de verschillende gebieden en dorpen, waaronder de Veluwe, Veluweflank, IJsselvallei, Emst, Epe, Oene en Vaassen.
In deze Omgevingsvisie staat het volgende wat betrekking heeft op het gebied en de beoogde ingrepen:
Relatie met het voorliggend plan
De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan het beleid zoals beschreven in de Omgevingsvisie Epe.
Parapluplan parkeren
Het parapluplan parkeren dient als juridische waarborg voor het gemeentelijke parkeerbeleid. Het zorgt ervoor dat nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de geldende parkeernormen en hieraan moeten voldoen. Het uitgangspunt van deze normen is dat bij de realisatie van een project het benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein wordt gerealiseerd. Dit voorkomt dat de parkeerdruk op openbaar gebied wordt verplaatst, wat tot problemen kan leiden. De parkeernormen worden gebaseerd op de parkeerkencijfers van het Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW). Deze CROW-publicatie geeft per functie een bandbreedte aan voor de te hanteren parkeernorm (minimaal - maximaal), afhankelijk van het soort gebied. Er zijn mogelijkheden om af te wijken van deze normen of extra eisen te stellen. De plannen van ARO hebben grotendeels betrekking op het uitbreiden van het parkeerterrein op eigen terrein, om aan te sluiten op de parkeerbehoefte en parkeerknelpunten in de openbare ruimte te voorkomen (op te lossen).
Relatie met het voorliggend plan
Bij het bepalen van de het aantal benodigde parkeerplaatsen is rekening gehouden met de parkeernormen van de gemeente. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten op de uitgangspunten uit het Parapluplan Parkeren.
Woonagenda gemeente Epe 2019-2023
De gemeente Epe heeft in haar woonagenda, die is vastgesteld op 4 juni 2019, een dynamisch en op behoefte gericht woonbeleid geformuleerd, waarbij de lokale opgave centraal staat. De woonagenda heeft een visie waarin de gemeente streeft naar een evenwichtige en gevarieerde woningvoorraad die aansluit bij de behoeften van haar inwoners. Er wordt gestreefd naar voldoende betaalbare woningen, zowel koop als huur, voor diverse doelgroepen, waaronder starters, gezinnen en ouderen. Daarnaast is er aandacht voor duurzaamheid, leefbaarheid en het bieden van goede voorzieningen in wijken en dorpen. De woonagenda is gebaseerd op zes uit uitgangspunten voor het gemeentelijke woonbeleid:
Deze uitgangspunten zijn verdeeld over vijf thema's in de woonagenda: de groeiende bevolking, betaalbaar wonen in de huursector, de vraag naar woningen in de koopsector, wonen met zorg en welzijn, en duurzaamheid van woningen en woonomgeving. Bij de beoordeling van woningbouwinitiatieven worden deze uitgangspunten en de ruimtelijke kwaliteit in overweging genomen.
De gemeente erkent dat de woningmarkt voortdurend verandert en dat woonwensen en -vormen evolueren. De lokale woningbouwopgave staat centraal in het gemeentelijk woonbeleid. De gemeente benadrukt dat er ruimte moet zijn voor diverse initiatieven en dat zij goede initiatieven de kans wil geven, mits deze passen binnen de uitgangspunten.
Over het bouwen in het buitengebied geeft de gemeente het volgende aan: Het is belangrijk om het groene karakter van het platteland te behouden en te blijven investeren, aangezien het platteland onder druk staat door leegstand en verpaupering. Hoewel deze trends niet kunnen worden gestopt, is het van belang om ze goed te begeleiden en maatregelen te nemen om het aantrekkelijke woonklimaat te behouden. Er worden twee categorieën onderscheiden in het buitengebied: hergebruik en/of functieverandering van vrijkomende (agrarische) gebouwen en de ontwikkeling van nieuwe landgoederen verhogen de kwaliteit van het buitengebied. Beide categorieën moeten voldoen aan voorwaarden om in aanmerking te komen voor woningbouw. Een initiatief, zoals het voornemen van ARO, moet liggen binnen de Structuurvisie Veluweflank om in aanmerking te komen voor woningbouw. Voorwaarden om mee te werken zijn opgenomen in het afwegingskader. Prioriteit wordt altijd gegeven aan het behoud van de kwaliteit van het buitengebied, terwijl overige nieuwe burgerwoningen in het buitengebied worden uitgesloten.
Relatie met het voorliggend plan
De voorgenomen ontwikkeling die een woning vervangt in het buitengebied past binnen de woonagenda van de gemeente. De woonagenda geeft aan dat het belangrijk is om het groene karakter va het platteland te behouden en te blijven investeren. Het toevoegen van overige nieuwe burgerwoningen in het buitengebied wordt uitgesloten, met uitzondering van vrijkomende (agrarische) bedrijven of nieuwe landgoederen die worden omgezet naar een woonfunctie. In dit geval wordt er geen extra woning toegevoegd, maar wordt een bestaande woning vervangen. In totaliteit komt er geen nieuwe woonfunctie bij, daarmee wordt aangesloten op de uitgangspunten van de woonagenda.
Binnen deze planherziening zijn alleen onderzoeken uitgevoerd die relevant zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.
Dit bodemonderzoek, (zie Bijlage 1) uitgevoerd op 24 oktober 2023 door Boluwa Eco System B.V., heeft als doel het vaststellen van eventuele verontreiniging van grond en grondwater van de locatie en een globaal inzicht te verschaffen in de aard, plaats en concentratie van eventuele verontreinigende stoffen. Het vooronderzoek is uitgevoerd volgens de Nederlandse Norm NEN 5725:2017 (strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek). Bij het verzamelen van de beschikbare informatie is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de werkwijze zoals beschreven in de NEN 5725. Op basis van deze norm bepaalt de aanleiding van het onderzoek de minimale onderzoeksaspecten.
Resultaat
Toekomstige parkeerplaats
Er is een sterke verontreiniging met asbest aanwezig in de druppelzone van het pand houtweg 45. Deze vormt een geval van ernstige bodemverontreiniging. Om de parkeerplaats mogelijk te maken moet dit geval van ernstige bodemverontreiniging worden gesaneerd (bijvoorbeeld met een BUS-melding. De provincie Gelderland is hiervoor het bevoegd gezag). In de exploitatiekosten moet hiervoor rekening worden gehouden met saneringskosten. De saneringskosten moeten gebaseerd zijn op een (te overleggen) kostenraming, opgesteld (na afronding en onze beoordeling van de bodemonderzoeken) door een daarvoor deskundig adviesbureau of aannemer. De asbest verdachte platen in gaten G68 en G69 dienen mee genomen te worden bij de ernstige asbestsanering van de druppelzone. Het sterke verhoogde gehalte van koper in één peilbuis ter hoogte van de toekomstige parkeerplaats is geen bezwaar voor de bestemmingsplanwijziging.
Afbeelding: Kaart met boorpunten terrein ARO
Toekomstige woning
De boven en ondergrond zijn niet verontreinigd met de onderzochte stoffen. Het grondwater bevat licht verhoogde concentraties koper en cadmium. Er geen bezwaren voor de bestemmingsplanwijziging van agrarisch naar wonen.
Afbeelding: Kaart met boorpunten terrein ARO
In het kader van de wijziging van het bestemmingsplan dient het geluid dat wordt veroorzaakt door het verkeer dat van en naar ARO rijdt inzichtelijk te worden gemaakt. Het betreft hier enerzijds het geluid veroorzaakt door het rijden op de parkeerplaats en het dichtslaan van autoportieren en anderzijds het geluid veroorzaakt door het komen en gaan van het verkeer op de openbare weg (indirecte hinder). Aangegeven zal worden of er sprake is van een toename van het geluid. In opdracht van ARO heeft TAUW een akoestisch onderzoek uitgevoed. Voor de uitgangspunten van het onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 2.
Resultaat
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT
Uit de resultaten volgt dat er met de voorgenomen vernieuwing en uitbreiding van het parkeerterrein sprake is van toenames van de gemiddelde geluidniveaus die worden veroorzaakt door het verkeer dat op het parkeerterrein van ARO rijdt.
Op een gemiddelde werkdag en een gemiddelde zaterdag wordt ook met deze toenames nog steeds voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Alleen op piekdagen, met meer dan 1.000 kassa transacties per dag, is er sprake van een overschrijding van de grenswaarden. Omdat er op jaarbasis maar een beperkt aantal piekdagen is, achten wij deze overschrijding acceptabel.
Tabel: Geluidbelasting LAr,LT vanwege de parkeeractiviteiten op het eigen terrein van ARO
Maximale geluidniveaus LAmax
Uit de resultaten volgt dat er met de voorgenomen vernieuwing en uitbreiding van het parkeerterrein sprake is van zowel toenames als afnames van de maximale geluidniveaus die worden veroorzaakt door het verkeer dat op het parkeerterrein van ARO rijdt, één en ander afhankelijk van waar een woning zich ten opzichte van parkeerterrein bevindt. Op alle dagen wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Vanuit akoestisch oogpunt is er geen belemmering voor het vernieuwen en uitbreiden van het parkeerterrein.
Tabel: Geluidbelasting LAmax vanwege de parkeeractiviteiten op het eigen terrein van ARO
Indirecte hinder
Uit de resultaten volgt dat er met de voorgenomen vernieuwing en uitbreiding van het parkeerterrein sprake is van toenames van de gemiddelde geluidniveaus die worden veroorzaakt door het verkeer dat van en naar ARO rijdt. Op alle dagen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Schrikkelcirculaire. Vanuit akoestisch oogpunt is er geen belemmering voor het vernieuwen en uitbreiden van het parkeerterrein.
Tabel: Geluidbelasting LAeq vanwege de verkeer dat van en naar ARO rijdt
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat de maximale geluidniveaus voldoen aan de grenswaarden uit het Acitiviteitenbesluit. Ook wordt op deze meeste dagen per jaar voldaan aan de de grenswaarden uit het Acitiviteitenbesluit met betrekking tot de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus. Alleen op piekdagen, met meer dan 1.000 kassa transacties per dag, is er sprake van een overschrijding van de grenswaarden. Omdat er op jaarbasis maar een beperkt aantal piekdagen is, wordt de overschrijding als acceptabel gezien.
Hiermee staat het aspect geluid de ontwikkeling van het parkeerterrein voor ARO, die mogelijk wordt gemaakt middels dit bestemmingsplan, dan niet in de weg.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van activiteiten met gevaarlijke stoffen, zoals opslag, verwerking en transport van deze stoffen binnen een inrichting of tijdens het transport ervan. Deze activiteiten kunnen risico's met zich meebrengen voor de leefomgeving. Daarnaast vallen ook de risico's van opstijgen en landen op vliegvelden onder het thema externe veiligheid. Deze risico's worden uitgedrukt in twee maatstaven: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Op basis van criteria, zoals vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met gevaarlijke stoffen met zich kunnen brengen. Dit omvat voornamelijk grote chemische bedrijven, maar ook kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslagplaatsen voor bestrijdingsmiddelen. Daarnaast worden (hoofd)transportroutes voor gevaarlijke stoffen, zoals pijpleidingen, spoorwegen, wegen en waterwegen, ook beschouwd als potentiële bronnen van gevaar.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimumniveau van bescherming te bieden tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken, zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op de omgeving te beoordelen. Hiervoor worden het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het bevi legt wettelijk vast welke risiconormen van toepassing zijn op bedrijven met gevaarlijke stoffen die als risicovol worden beschouwd. Het Bevi is van toepassing op deze specifieke bedrijven en stelt normen voor externe veiligheid.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor het beoordelen van de risico's met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van het Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor het beoordelen van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast het toetsen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, bepaalt dit besluit ook dat er aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
Nota milieu-veiligheid Epe
In september 2013 is de Beleidsvisie externe veiligheid, genaamd Nota milieu-veiligheid Epe, vastgesteld. Deze visie stelt als uitgangspunt dat nieuwe risicobronnen alleen zijn toegestaan als er sprake is van verplaatsing van een bestaande risicobron naar een bedrijventerrein. Bovendien is in deze beleidsvisie vastgelegd dat het groepsrisico als gevolg van een risicobron niet groter mag zijn dan de oriëntatiewaarde.
De beleidsvisie stelt ook dat wanneer bijzonder kwetsbare objecten, zoals scholen en zorginstellingen met verminderd zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied van een risicobron mogelijk worden gemaakt, de besluitvorming hierover expliciet aan de gemeenteraad en het college van B&W wordt voorgelegd.
Voorgenomen ontwikkeling
Op basis van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied meerdere kwetsbare objecten (woonverblijven) liggen. Echter is voorgenomen ontwikkeling geen categoriale inrichting vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), waardoor er geen invloeden te verwachten zijn. In de nabije omgeving van het plangebied vinden geen risicovolle bedrijfsactiviteiten en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vanuit externe veiligheid treden er daarmee geen belemmeringen op.
Milieuzonering richt zich op milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, namelijk geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin deze milieuaspecten gelden en hoe de milieucontour wordt vastgesteld, verschilt per type bedrijvigheid. Sinds 1986 publiceert de 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Deze publicatie bevat een lijst met richtafstanden die moeten worden aangehouden tussen gevoelige bestemmingen en bedrijven. Als er wordt afgeweken van deze richtafstand, moet er een nadere motivatie worden gegeven waarom dat gebeurt. Het scheiden van milieubelastende en -gevoelige functies heeft twee doelen:
In de 'VNG-publicatie Bedrijven Milieuzonering' is voor een autoparkeerterrein een richtafstand van 30 meter aangegeven tot een woning (gevoelig object) in een rustige woonwijk en 10 meter tot een woning in een gemengd gebied. Op de locatie van ARO kan gesproken worden van een gemengd gebied. Naast verschillende bedrijven in de nabije omgeving, bevinden zich ook woningen en agrarische gronden. Er zijn verschillende bestemmingen in de omgeving aanwezig, waardoor gesproken kan wordne van een gemengd gebied.
Met voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan de richtafstanden voor een gemengd gebied tot gevoelige objecten, hierdoor kan gesproken worden van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook wordt dit bevestigd in het akoestisch onderzoek Bijlage 2. Geluid is het maategevende aspect voor autoparkeerterreinen.
Er wordt voldaan aan de VNG richtafstanden. De ontwikkeling zal niet bijdragen aan een overschrijding van de geluidswaarden. Er zijn geen bijzondere risico's op het gebied van geluid en vormt het aspect geluid geen belemmering voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Er wordt voldaan aan een goed woon- en leefklimaat.
In de beoogde situatie wordt het oppervlak verharding uitgebreid. Conform het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe dient ter compensatie van deze verharding een waterberging te worden gerealiseerd. Omdat het watersysteem bij een T=100 neerslaggebeurtenis moet blijven functioneren is het uitgangspunt dat de neerslag die valt tot deze T=100 geen extra belasting mag veroorzaken dan dat er bij een onverharde situatie zou zijn geweest. Dit betekent vertaald naar een hoeveelheid dat er 60 mm neerslag over de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden door extra waterberging. In het plangebied is een waterpartij bestaande uit een poel en een aansluitende sloot voorzien waarmee de toename aan verhard oppervlak wordt gecompenseerd.
Dit natuuronderzoek, (zie Bijlage 3) uitgevoerd op 12 september 2023 door Ecofect B.V., heeft als doel het inzichtelijk maken van het vergunningen traject en inzicht te verschaffen of de geplande uit te voeren werkzaamheden conflicteren met de Wet Natuurbescherming. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in soortenbescherming en gebiedsbescherming.
Uit de ecologische quickscan (zie Bijlage 3) is naar voren gekomen dat in de buurt van de voorgenomen ontwikkeling verschillende beschermde diersoorten voorkomen. Dit betreffen: vogels, vleermuizen. De aanwezigheid van beschermde flora, vissen, vlinders en libellen, overige ongewervelden en bepaalde beschermde zoogdieren, namelijk: bever, otter, hamster, beschermde muisachtigen, eekhoorn, haasachtigen en vos, zijn op basis van de ecologische quickscan uitgesloten.
Hieronder wordt per soort ingegaan op het mogelijke effect van voorgenomen ontwikkeling op deze soort. Hierbij wordt ook ingegaan op mogelijke mitigerende maatregelen die getroffen kunnen worden om negatieve effecten te voorkomen.
Vogels
Ten aanzien van de huismus zijn daken of overige holten waar de huismus zich zou kunnen vestigen niet aanwezig in de te slopen woning. De daken met dakbeschot hebben fauna werende maatregelen en bieden geen openingen waar de huismus potentieel kan nestelen. Het habitat in de omgeving (tuinen en erven) is wel geschikt voor de huismus door de aanwezigheid van (groenblijvende) struiken, straatgras, zandbaden en water. De overige daken hebben geen dakbeschot waardoor het ongeschikt is voor verblijfplaatsen. Een nader onderzoek naar huismus wordt niet noodzakelijk geacht.
De gierzwaluw maakt gebruik van menselijke bebouwing als nestplaats. Deze 90- dagenvogel broedt veelal onder dakpannen. Het is aannemelijk dat de gierzwaluw broedt in de nok van de te slopen woning, vanwege de aanwezigheid van invliegopeningen bij de gevels. Nader onderzoek gierzwaluw wordt dan ook noodzakelijk geacht.
In de omgeving kunnen een aantal vogels uit categorie 5 worden verwacht: vink, pimpelmees, koolmees, ekster en spreeuw. Hiernaast kunnen binnen het plangebied zangvogels aanwezig zijn die in tuinen en landelijk gebied broeden zoals de merel, heggenmus en winterkoning en overige vogels die broeden in gebouwen onder bijvoorbeeld dakpannen, zoals de kauw. Tijdens het veldbezoek zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. Wel is zijn waarneming gedaan van de zwarte kraai, roodborstje, houtduif, huiszwaluw en koolmeesje op de planlocatie.
Nabij de planlocatie zijn bomen met holtes aanwezig die onderdeel uitmaken van de planontwikkeling. Spechten of holtebroeders kunnen daarmee met voorgenomen mogelijk verstoord worden.
Er is tijdens het veldbezoek geen nestplaats waargenomen er is echter grote potentie voor steenuil binnen het plangebied. Tevens is deze soort recent waarneming geregistreerd in het NDFF.De schuur bij nummer 45 heeft een opening. De omgeving is uitermate geschikt als foerageergebied. Bij de werkzaamheden kunnen mogelijk potentiële verblijfplaatsen verloren gaan. Daarom wordt nader onderzoek steenuil noodzakelijk geacht.
Vleermuizen
Het leefgebied van beschermde vleermuizen bestaat uit verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden. In het plangebied bevinden zich bij de te slopen woning openingen tussen de gevel en de boeiboorden die mogelijk als verblijfsplaats gebruikt kunnen worden door vleermuizen. Nabij het plangebied zijn ook bomen aanwezig met eventuele vleermuispotentie. Hierbij kan gedacht worden aan holten en loshangende schors. Eventueel aanwezige soorten kunnen mogelijk verstoord raken van de geplande ontwikkeling, waardoor er mogelijke verblijfplaatsen verloren kunnen gaan. Nader onderzoek gebouwbewonende en boombewonende vleermuizen wordt noodzakelijk geacht.
Vanuit de ecologische quickscan worden significante negatieve effecten op essentiële vliegroutes en foerageergebied uitgesloten. Een nader onderzoek naar foerageergebied en vliegroute is niet noodzakelijk.
Zoogdieren
Bepaalde beschermde zoogdieren konden op basis van de quickscan worden uitgesloten. Dit waren: de bever, otter, hamster, beschermde muisachtigen, eekhoorn, haasachtigen en vos. Beschermde zoogdieren die mogelijk wel voorkomen in het plangebied en hinder ondervinden zijn: egel en marterachtigen. Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op deze soorten.
Binnen het NDFF is waarneming naar voren gekomen van de egel. Deze soorten zijn door de provincie Gelderland voor ruimtelijke ingrepen vrijgesteld van de Wet natuurbescherming. Er is geen nader onderzoek nodig voor de egel.
Op het perceel zijn sporen van marterachtigen aangetroffen. In een van de schuren zijn vraatsporen gevonden. Daarnaast is de planlocatie rondom de woningen habitatgeschikt door de aanwezigheid van schuil- en rommelhoeken en verbindingszones. De werkzaamheden voor de ontwikkeling van het parkeerterrein en de woning zouden mogelijke verblijfplaatsen of foerageergebieden kunnen vernietigen of verstoren. Hiervoor is een nader onderzoek gedaan naar materachtigen (zie Bijlage 4). Voor het nadere onderzoek zijn wildcamera's en struikrovers geplaatst. De struikrover is een onderzoeksinstrument speciaal ontworpen buis waarmee alle in Nederland voorkomende marters en andere roofdieren met een wildcamera gefotografeerd of gefilmd kunnen worden. Van 25 september t/m 24 oktober 2023 heeft het onderzoek plaatgevonden. Tijdens de onderzoeksperiode zijn geen marterachtigen waargenomen. In combinatie met het ontbreken van overige aanwijzingen (verblijfplaatsen, krabsporen, prooiresten of uitwerpselen) en het ontbreken van verbindingszones en schuilhoeken, leidt het er toe dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de (kleine-) marterachtigen gebruik maken van de planlocatie.
Conclusie
Als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden kunnen negatieve effecten optreden op vogels (steenuil en gierzwaluw), gebouwbewonende en boombewonende vleermuizen niet worden uitgesloten. Voor deze soorten is een nader soortgericht onderzoek vereist. Dit onderzoek moet nog plaatsvinden en wordt aan het bestemmingsplan toegevoegd bij vaststelling. In het soortgericht onderzoek zal het daadwerkelijk voorkomen van de soort onderzocht worden en worden waar mogelijk mitigerende maatregelen voorgeschreven.
Voor algemene/niet-jaarrond broedvogels geldt wel dat met de werkzaamheden rekening gehouden moet worden met het broedseizoen, omdat deze werkzaamheden de vogels kunnen verstoren. Hiervoor dienen mitigerende maatregelen te worden toegepast. Deze mitigerende maatregelen zijn:
Er worden geen negatieve effecten op de voorkomende algemene/niet-jaarrond broedvogels verwacht, zolang de genoemde mitigerende maatregelen worden toegepast.
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden dat tot doel heeft bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving te beschermen en de biodiversiteit te behouden. Binnen Natura 2000-gebieden speelt Rijkswaterstaat twee belangrijke rollen, namelijk die van voortouwnemer en waterbeheerder. In Nederland zijn er meer dan 160 Natura 2000-gebieden die gezamenlijk een oppervlakte van meer dan 2,2 miljoen hectare beslaan. Ongeveer 85% van deze gebieden bestaat uit water, terwijl het overige deel uit land bestaat. Deze gebieden maken deel uit van een samenhangend netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie. De selectie van alle Natura 2000-gebieden is gebaseerd op de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, en ze worden aangewezen door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze selectie is gebaseerd op de aanwezigheid van specifieke habitats en soorten die van Europees belang zijn voor de natuur.
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot effecten op de aangewezen instandhoudingsdoelstellingen. Er is geen sprake van ruimtebeslag in de Natura 2000-gebieden. Wel is er mogelijk sprake van een indirect effect door een toename van stikstofdepositie door de inzet van materieel in de aanlegfase of toenemende verkeersbewegingen in de gebruikersfase. Er dient middels een AERIUS-berekening gekeken te worden naar de mogelijke effecten van stikstofdepositie door dkeizerse werkzaamheden op Natura 2000-gebieden.
Stikstof
Op 29 november 2023 is door Ecofect B.V. voor de voorgenomen ontwikkeling een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (zie Bijlage 5). De belasting van de Natura 2000-gebieden rondom de emissiebronnen is berekend met behulp van een verspreidingsmodel. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van de online-applicatie Aerius-Calculator. Aerius-Calculator is een rekenprogramma om de verspreiding van stoffen in de lucht te simuleren. Daarnaast berekent het model hoeveel van die stoffen per hectare terechtkomt (depositie). De memo uit Bijlage 5 geeft een toelichting op de gehanteerde uitgangspunten.
Uit de Aerius berekeningen van de aanlegfase blijkt dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,01 mol/ha/jr Natura 2000-gebied de Rijntakken. Voorgesteld wordt deze depositie intern te salderen met de huidige gebruiksfase van 1 gasgestookte vrijstaande woning. Hiervoor is een Aerius-berekening gemaakt van de huidige situatie, waarbij is uitgegaan van een vrijstaande oudere woning - gasgestookt, en de nieuwe situatie een nieuwe woning - gasloos. De verkeersbwegingen blijven gelijk omdat de nieuwe woning de oude woning vervangt. Dit levert een verbetering van de situatie op, waardoor het gebruikt kan worden om intern te salderen.
In de berekening voor de toekomstige gebruiksfase is geen rekening gehouden met het bestaande gebruik. De nieuwe woning zal voldoen aan de geldende voorschriften en gasloos worden gebouwd. Voor het stikstofonderzoek in de gebruiksfase moet de stikstofemissie na de realisatie van het parkeerterrein en de bijbehorende landschappelijke inpassing worden vergeleken met de situatie zonder de realisatie ervan. Het aantal verkeersbewegingen met personenauto's is relevant voor deze vergelijking.
De bestaande detailhandelsactiviteiten van ARO zijn bepalend voor de omvang van de verkeersaantrekkende werking. Met voorliggend plan wijzigen de detailhandelsactiviteiten van ARO niet en daarmee wijzigt de verkeer aantrekkende werking niet. In de situatie zonder realisatie van het parkeerterrein wordt de parkeerbehoefte die ontstaat door de detailhandelsactiviteiten van ARO ingevuld met het bestaande parkeerterrein. Indien het bestaande parkeerterrein vol is beschikt Aro over een overloop terrein aan de overzijde van de Ooster Oenerweg. In de situatie na realisatie van het parkeerterrein zal geen gebruik meer worden gemaakt van het overloopterrein. De realisatie van het parkeerterrein en de bijbehorende landschappelijke inpassing heeft daarmee geen effect op het aantal verkeersbewegingen en op de emissie van stikstof vanwege verkeer. In de berekening is rekening gehouden met het opgestelde Vervolg onderzoek parkeren en verkeer opgesteld door Goudappel. Als verkeersbewegingen zijn, om worse case scenario te benaderen, aantallen verkeersbewegingen opgenomen welke behoren bij een piekdag in 2028.
Op de planlocatie is reeds een woning aanwezig welke binnen het plan wordt verplaatst. Ook dit zal dus geen wijzigingen veroorzaken ten opzichte van de huidige gebruiksfase. Wel zal een kleine winst behaald worden aangezien de huidige opstal (gasgestookte woning) zal worden vervangen door een nieuwe woning zonder gasaansluiting (zie voor de berekening Bijlage 5)
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er tijdens de aanlegfase en in de nieuwe gebruiksfase de nu gehanteerde grenswaarde van de stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jr niet wordt overschreden. Er is met de aalgefase en de nieuwe gebruiksfase geen sprake van een significante verslechtering. Dit geldt op het moment dat intern salderen wordt toegepast, Daarna realiseert het project een structurele verbetering van 0,01 mol/ha/j op Natura 2000-gebied de Rijntakken.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Effecten op deze gebieden zijn dan ook uitgesloten.
Houtopstanden
Op de planlocatie worden geen bomen gekapt zoals bedoeld in het onderdeel houtopstanden van de Wet natuurbescherming. Overtreding op dit onderdeel Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Op 28 september 2023 voerde Transect b.v. in opdracht van Vorsselman b.v. een archeologisch vooronderzoek uit in het plangebied gelegen aan de Ooster Oenerweg 32 in Oene, gemeente Epe (zie Bijlage 6). Dit onderzoek is uitgevoerd om te onderzoeken of voorgenomen ontwikkeling, van het parkeerterrein en de woning, mogelijk effect heeft op archeologische waarden. De bestaande graslanden worden omgevormd tot een parkeerterrein, groenstroken en waterpartijen voor de landschappelijke inpassing , gelegen op het terrein van een winkelpand in het plangebied. Daarnaast wordt ook gesloopt: de bijgebouwen op het adres Houtweg 47 en de woning op het adres Houtweg 45. Het voornemen is om een nieuwe woning te bouwen tussen de woningen Houtweg 54 en 56, ten zuiden van de Houtweg. Het bestaande winkelpand aan de Ooster Oenerweg 32 blijft behouden. Voor toekomstige werkzaamheden waarbij de grond geroerd wordt, is een omgevingsvergunning vereist.
Bureauonderzoek
Het bureauonderzoek wees uit dat het plangebied ligt op een dekzandrug of een welving van sneeuwsmeltwaterafzettingen, waarschijnlijk deel van dezelfde rug als onder de historische kern van Oene. Er zijn weinig bekende archeologische resten in de omgeving, maar het gebied werd ontgonnen in de 12e-13e eeuw en werd onderdeel van de kampontginningen van Ooster Oene. Op historische kaarten is te zien dat er in het vroege 19e-eeuwse een erf aan de noordzijde lag, op deze locatie ligt het winkelpand van ARO . Gezien de ligging en ouderdom van de afzettingen, wordt er een hoge verwachting gesteld op de aanwezigheid van archeologische resten van het Laat-Paleolithicum tot de Midden Nieuwe tijd, en een zeer hoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Nieuwe Tijd (erf) in het noordelijke deel van het plangebied.
Booronderzoek
Het veldonderzoek bevestigde dat het plangebied in overeenstemming met het bureauonderzoek op een dekzandrug ligt, waarbij sneeuwsmeltwaterafzettingen werden aangetroffen. De top van het dekzand bevindt zich op 35-45 cm onder het maaiveld (3,2-3,5 m boven NAP). In het gehele plangebied werd in de top van het dekzand zowel een intacte bodemopbouw, een aangetaste bodemopbouw (begraven Ab en BC horizont; Cg-horizont) als een verstoorde bodemopbouw (abrupte overgang bouwvoor-C-horizont) waargenomen. De dekzandlaag is ongeveer 15-60 cm dik voordat deze overgaat in de sneeuwsmeltwaterafzettingen. De top van het dekzand vormt het archeologisch relevante niveau binnen het plangebied, waarbij deze vanwege sporen van bodemvorming intact wordt geacht. Hier kunnen resten worden aangetroffen uit de periode van het Neolithicum tot de Midden Nieuwe tijd.
Op locaties waar enkel een Cg-horizont aanwezig is, wordt een middelhoge verwachting gesteld op de aanwezigheid van grondsporen uit het Neolithicum tot en met de Midden Nieuwe tijd. Op locaties waar een abrupte overgang van de moderne bouwvoor naar de C-horizont plaatsvindt, wordt een lage verwachting gesteld op de aanwezigheid van archeologische resten. Voor het parkeerterrein kon de verwachting niet worden getoetst vanwege de ondoordringbaarheid van een puinlaag. Echter, op basis van het bureauonderzoek kan worden gesteld dat het parkeerterrein vermoedelijk verstoord is tot ongeveer 2,6 m boven NAP, waarbij ongeveer 60 cm van de oorspronkelijke bodemopbouw verloren is gegaan, gezien de maximale diepte van de intacte bodemopbouw op ongeveer 3,2 m boven NAP ligt. Daarom wordt de verwachting voor het parkeerterrein bijgesteld naar een lage verwachting.
Afbeelding: Kaart met boorpunten terrein ARO
Afbeelding: Resultaten- en verwachtingenkaart
Conclusie
In het gebied met een lage archeologische verwachting worden waterpartijen aangelegd, waardoor aanvullend archeologisch onderzoek niet nodig is. Echter, als er tijdens de grondwerkzaamheden onverwacht archeologisch waardevolle vondsten worden ontdekt, moeten deze conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 gemeld worden bij de gemeente Epe.
Voor de sloop van de bestaande woning en bijgebouwen op Houtweg 45 en 47 geldt dat het gebied een lage archeologische verwachting heeft, waardoor aanvullend onderzoek niet vereist is. Daarentegen bevindt de nieuwbouw van een woning tussen Houtweg 54 en 56 zich in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Voordat de woningen worden gerealiseerd, is aanvullend archeologisch onderzoek nodig. Dit omvat een inventariserend en proefsleuven onderzoek.
De aanleg van parkeerterreinen en boomgaarden vindt plaats in verschillende verwachtingszones. Aangezien de exacte dieptes van deze ingrepen nog niet bekend zijn, wordt geadviseerd om in overleg te treden met de gemeente om de concrete verstoringen te bepalen. Dit kan resulteren in de noodzaak van een proefsleuvenonderzoek in de zones met een hoge verwachting. In deze zones zal de ondergrond tot een diepte van meer dan 35 cm -Mv verstoord worden, wat ongeveer 1,2 hectare beslaat.
Er worden geen ingrepen gepland bij het bestaande winkelpand. Het advies is om de bestaande dubbelbestemming te behouden in voorliggend bestemmingsplan, waardoor op dit moment geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is.
Parkeren
In het verkeersonderzoek (zie Bijlage 7), uitgevoerd door Goudappel op 9 juni 2023, wordt een doorkijk van de parkeer- en verkeerssituatie gegeven naar de komende vijf jaar, op basis van de groeiverwachtingen van ARO. ARO heeft momenteel beschikking over 190 parkeerplaatsen op eigen terrein, maar wil dit graag uitbreiden. Enerzijds om zo klaar te zijn voor de groei die verwacht wordt en anderzijds om daarmee de parkeerproblematiek en daarmee samenhangende verkeersonveilige situatie op de Houtweg op te lossen.
Afbeelding: Verwachte groei in parkeerbehoefte (2022 = basisjaar op basis van tellingen 2019)
Met het oog op parkeren worden de volgende conclusies getrokken:
Het advies voor parkeren luidt om de benodigde parkeerplaatsen voor gemiddelde werkdagen, gemiddelde zaterdagen en bovengemiddelde zaterdagen (inclusief vakantie- en actiedagen) in 2028 op eigen terrein te realiseren. Dit betekent dat er ongeveer 360 extra parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd, bovenop de bestaande 190. Hiermee zal ARO op 98% van de dagen voldoende parkeercapaciteit op eigen terrein hebben.
Conclusie
Het ontwerp omvat een beoogde parkeersituatie die rekening houdt met het gebruik van het parkeerterrein:
Door dit ontwerp te realiseren, ontstaat een robuuste parkeersituatie die ook in de toekomst voldoet. Het is essentieel dat parkeerplaatsen voor alle typen dagen (reguliere en piekdagen) in het ontwerp worden opgenomen, aangezien er geen alternatieve mogelijkheid in de directe omgeving beschikbaar is. Dit voorkomt dat er direct parkeerproblemen ontstaan bij tekorten. Bezoekers zullen in eerste instantie een parkeerplaats bij ARO zoeken, aangezien de meeste bezoekers daar kunnen parkeren. Als er geen parkeerplaats beschikbaar is, zullen ze hun auto langs de Houtweg in de berm parkeren, wat leidt tot verkeersonveilige situaties.
Daarom is er in het ontwerp rekening gehouden met meer parkeerplaatsen. Het parkeerterrein kent flexibele parkeerplaatsen die (deels) onverhard zijn en daarmee ruimte bieden voor piekmomenten, zodat het een oplossing biedt voor parkeerproblemen en de verkeersveiligheid. Door voorgenomen ontwikkeling wordt de parkeersituatie ten opzichte van de huidige situatie verbeterd, hiermee wordt voorkomen dat er onwenselijke en onveilige situatie op de weg en in de omgeving ontstaan. Het plan draagt bij aan het voorzien van een goede parkeergelegenheid. De ontwikkeling staat hiermee een goede ruimtelijke ordening niet in de weg.
Verkeer
Een toenemende parkeerbehoefte als gevolg van meer bezoekers bij ARO leidt ook tot meer verkeersbewegingen. Ieder type weg kan een maximaal aantal verkeersbewegingen op een veilige manier verwerken. Met gebruik van een Wegenscan is bepaald hoeveel verkeer op een verkeersveilige manier over de Houtweg kan rijden. Door de uitkomsten van deze Wegenscan te vergelijken met de (toekomstige) verkeersintensiteiten op de Houtweg kunnen er conclusies worden getrokken over de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op wegvakniveau.
Afbeelding: Verdeling bezoekers ARO
Op basis van camerabeelden is de verkeersverdeling geanalyseerd, waarbij twee soorten verkeersstromen zijn geïdentificeerd:
Afbeelding: Toekomstige situatie verkeersafwikkeling op wegvakniveau (op basis van groei tot 2025)
Conclusie
Uit de vergelijking van de verkeersintensiteiten op de Houtweg voor verschillende dagen met de maximaal wenselijke verkeersintensiteit volgens de Wegenscan, kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Kortom, de huidige wegenstructuur kan de verkeersintensiteiten van de voorgenomen ontwikkeling voor het overgrootte deel aan, behalve op piekdagen. Deze dagen komen maar een enkele keren per jaar voor. Er zijn daarvoor geen aanpassingen aan de wegenstructuur nodig.
Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de regels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale lijnen, topografische symbolen en huisnummers).
Regels
De regels zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan heeft de volgende opzet:
Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie 4'.
Groen
Deze bestemming laat groenvoorzieningen, plantsoenen en bijbehorende voorzieningen in de zin van paden en overloopparkeren toe. Ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn hier toegelaten.
Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming heeft betrekking op de in het plangebied voorkomende dan wel daarvoor aangewezen overige wegen, voet-/fietspaden, parkeerterrein alsmede met daarbij behorende voorzieningen zoals bermen en bermsloten, taluds en groenvoorzieningen.
Wonen
Deze bestemming is toegeken aan de gronden waar de nieuw te bouwen woning wordt gerealiseerd. In de planregels zijn maatvoeringseisen opgenomen ten aanzien van deze woning, de bijbehorende bijgebouwen en de overige bijbehorende voorzieningen.
Waarde - Archeologie 4
Deze dubbelbestemming is van toepassing vanwege de archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. De regeling bevat een bouwverbod waarvan ontheffing kan worden verleend indien aan het behoud van de archeologische waarden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan. Uitgangspunt is dat met een rapportage inzichtelijk wordt gemaakt of al dan niet sprake is van de aanwezigheid van archeologische waarden. Eveneens is ter bescherming van de eventueel aanwezige waarden een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden (aanlegvergunning) opgenomen voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 50 centimeter.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten (geluid, bodem, etc.), maar ook de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. In de vorige hoofdstukken is ingegaan op het geldende beleid en de milieuaspecten.
Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht. ARO is al eigenaar van het perceel waarop de realisatie van het parkeerterrein en de woning plaatsvindt.
Er is bij dit plan sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De gemeenteraad moet hiervoor op basis van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening in principe een exploitatieplan vaststellen. Er hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd, doordat tussen de gemeente en initiatiefnemer een anterieure overeenkomst zal worden gesloten. Tevens neemt ARO de kosten op zich voor het opstellen van het bestemmingsplan, de bijbehorende onderzoeken.
Voor de bestemmingsplanprocedure gelden wettelijke regels die zijn vastgelegd door de wetgever. Overleg tussen de gemeente en verschillende instanties is vereist voordat het ontwerpplan ter visie kan worden gelegd. Pas daarna wordt de wettelijke procedure voor de vaststelling van het bestemmingsplan gestart (artikel 3.8 Wro).
Participatie
Voor voorgenomen ontwikkeling is een stakeholderanalyse uitgevoerd om te bepalen welke stakeholders en belanghebbenden betrokken moesten worden bij het participatieproces. Voor het participatieproces is als methode gekozen voor een informatieavond voor omwonenden, bedrijven in de omgeving en belangorganisaties.
De informatiebijeenkomst heeft op 14 maart 2022 plaatsgevonden in het restaurant van ARO. De opzet van de informatieavond was zodanig dat de aanwezigen werden uitgenodigd te reageren op de presentatie van de plannen van ARO. De agenda was als volgt:
Tijdens de bijeenkomst werden er tal van vragen gesteld, die vervolgens werden beantwoord door ARO en de aanwezige adviseurs. Daarnaast werden er ook opmerkingen gemaakt, waarvan een aantal zijn meegenomen in de verdere uitwerking van het plan (zie ook Bijlage 9 Participatielogboek). Na afloop van de informatieavond hebben er ook nog een aantal keukentafelgesprekken plaatsgevonden met omwonenden, om hun inbreng mee te nemen in het landschapsinrichtingsplan.
Bestemmingsplanprocedure
Vooroverleg
Het vooroverleg, zoals voorgeschreven in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), omvat het overleg tussen het bestuursorgaan verantwoordelijk voor de voorbereiding van het ruimtelijke plan (gemeente) en de besturen van betrokken waterschappen en provincies die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening of belangen hebben die relevant zijn voor het plan.
De gemeente heeft er voor gekozen, in verband met de nadere inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, om het vooroverleg te combineren met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Hierover zijn de provincie Gelderland en het waterschap Vallei en Veluwe geïnformeerd door de gemeente.
Vaststellingsprocedure
Na ontvangst van alle reacties uit het vooroverleg wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld en ter inzage gelegd. Het bestemmingsplan is gedurende deze periode voor iedereen toegankelijk volgens artikel 3.8 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Daarnaast is het ontwerp digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Er kunnen zienswijzen worden ingediend en het ontwerp wordt vervolgens aangepast en vastgesteld.
Beroep
Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan voor een tweede keer gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden beroep indienen tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als er geen beroep wordt ingesteld, wordt het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het in werking.