Plan: | Oene Noord, woningbouw Kerkweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.OENE002OeneNoord-VBP1 |
Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet '98 (Natura-2000-gebieden). Ook ligt het plangebied niet in een gebied dat is aangewezen als deel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hierdoor is toetsing aan de Natuurbeschermingswet '98 en de EHS niet noodzakelijk en zal alleen een quickscan in het kader van de Flora- en faunawet worden uitgevoerd.
In de Flora- en faunawet wordt de bescherming van een groot aantal inheemse plant- en diersoorten geregeld. Het creëren van een nieuwe woningbouwlocatie valt onder het begrip 'ruimtelijke ontwikkeling' uit de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet voor algemene soorten (tabel 1 soorten uit de Flora- en faunawet). Als er andere minder algemene of strikt beschermde soorten (tabel 2 of 3 soorten uit de Flora- en faunawet of broedvogels) voorkomen is het noodzakelijk om te bepalen of deze schade ondervinden van de voorgenomen werkzaamheden. Optredende schade kan vaak door maatregelen (bijvoorbeeld planning van de werkzaamheden) worden voorkomen of verminderd. Voor de restschade is een ontheffing noodzakelijk.
Om vast te stellen of bij de ontwikkeling van het plangebied overtredingen van de Flora- en faunawet aan de orde zijn waarvoor een ontheffing moet worden verkregen, is een toetsing uitgevoerd op basis van beschikbare verspreidingsgegevens en een aanvullend veldbezoek. Indien beschermde natuurwaarden worden geschaad, is een ontheffing ex art. 75 Flora- en faunawet voor aanvang van de werkzaamheden noodzakelijk.
Bureaustudie - Het plangebied ligt in het kilometerhok x:200/y:484. Bij het Natuurloket zijn gegevens bekend over het voorkomen van beschermde flora- en faunasoorten. Volgens gegevens van Natuurloket komen in het kilometerhok 2 zoogdiersoorten voor uit tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet. Aangezien het betreffende plangebied maar een zeer klein gedeelte van het gehele kilometerhok omvat is het mogelijk dat deze soorten buiten het plangebied voor kunnen komen. De tabel 2 of 3 soorten betreffen hier waarschijnlijk vleermuizen, welke hun verblijfplaats hebben in de bossage en gebouwen buiten het plangebied. Het is goed mogelijk dat het plangebied door de vleermuizen als foerageergebied wordt gebruikt.
Veldbezoek - Op 8 september 2009 is het plangebied door een ecoloog van Oranjewoud bezocht. Het plangebied wordt begrensd door de wegen Kerkweg aan de westzijde en de Houtweg aan de oostzijde. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan bestaande bebouwing aan de Ds. Doornenbalstraat. De noordzijde grenst deels aan een bosje van circa 50 bij 50 meter en deels aan een boerenerf met bebouwing. Het plangebied zelf bestaat uit een graslandperceel met een intensief agrarisch gebruik.
Verwachtte soorten - Omdat het graslandperceel intensief gebruikt wordt, zijn er voornamelijk algemeen voorkomende soorten te verwachten. De vegetatie bestaat voornamelijk uit monotoon Engels raaigras. Het grasland is door de beperkte openheid van het gebied niet geschikt voor broedende weidevogels. Het plangebied zelf bevat geen omgaande begroeiing. Hierdoor zijn er geen geschikte broedbiotopen voor zangvogels te verwachten. Ook soorten met een vast nestplaats, zoals diverse soorten spechten en roofvogels, worden niet verwacht. Wel zijn er geschikte broedbiotopen voor diverse zangvogels in het bosje ten noorden van het plangebied aanwezig.
Voor verschillende vleermuissoorten is de aanwezige bebouwing aan de zuidzijde, het bosje ten noorden van het plangebied en de oude lanen in de omgeving uitermate geschikt als verblijfplaats en rustplaats. Foeragerende vleermuizen worden in het plangebied zelf verwacht. Ook de omliggende agrarische percelen dienen als foerageergebied voor de vleermuizen. Algemeen voorkomende soorten van het lichtste beschermingsregiem (tabel 1 soorten) zoals diverse muizensoorten, de Egel en de Haas zijn te verwachten in de vegetatie van het terrein en in de ruigteranden rondom het gebied.
Beschermde soorten van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet zijn niet te verwachten ter plaatse van het plangebied, mogelijk wel in de nabijheid. Met zekerheid is te zeggen dat er in het bosje broedvogels voorkomen. Deze soorten dienen dan ook niet verstoord te worden in het broedseizoen. Doordat het bosje blijft gehandhaafd en door de afwezigheid van strikt beschermde soorten zijn negatieve effecten van de uitbreiding niet te verwachten. Op de mogelijk aanwezige vleermuizen wordt ook geen negatief effect verwacht omdat er geen verblijfplaatsen voor vleermuizen vernietigd worden. Ook verdwijnen er geen elementen waarlangs de vleermuizen foerageren. Wel verdwijnt er foerageergebied, maar dit is in ruime mate aanwezig in de omgeving. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is daarom niet noodzakelijk.
Men dient rekening te houden met de algemene zorgplicht. Dat houdt in dat niet willens en wetens schade toe mag worden gebracht aan beschermde natuurwaarden. Om schade aan de te verwachte soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet zoveel mogelijk te voorkomen, worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Deze maatregelen vallen onder de zorgplicht van de Flora- en faunawet (art. 2).
De quickscan flora en fauna is gebaseerd op beperkte inventarisatiegegevens van derden, een veldbezoek in september en literatuuronderzoek.
Archeologie
In september 2009 heeft Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van het plan 'Oene Noord, woningbouw Kerkweg', een woningbouwlocatie aan de Kerkweg en de Houtweg in het noorden van Oene, gemeente Epe, provincie Gelderland.
Voor het planologisch realiseren van de herontwikkeling van het plangebied dient een bestemmingsplan te worden opgesteld. In dit kader dienen diverse omgevingsonderzoeken te worden uitgevoerd, waartoe ook het huidige archeologische onderzoek behoort.
Dit archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Op basis van het bureauonderzoek kon geconcludeerd worden dat de archeologische trefkans middelhoog tot hoog is (mits sprake is van een intact bodemprofiel) en dat sporen verwacht konden worden daterend van het Paleolithicum tot de Nieuwe Tijd.
Om de in het bureauonderrzoek gestelde verwachtingen te testen, is een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd. Dit booronderzoek heeft uitgewezen dat de bodem binnen het plangebied niet intact is. Dit is te wijten aan (sbu-)recente verstoringen. Bij inspectie van de boorkernen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de resultaten van het verkennen booronderzoek dat op woensdag 23 september 2009 heeft plaatsgevonden, kan voor het plangebied een lage verwachtingswaarde wat betreft archeologie worden uitgesproken. Door de verstoorde bodem is de kans op het aantreffen van een intacte archeologische vindplaats zeer gering.
Gezien de mate van verstoring en het ontbreken van archeologische indicatoren, wordt de kans op archeologische vindplaatsen zeer laag geschat. Het selectieadvies is dan ook om het terrein vrij te geven wat betreft archeologie. Het bevoegd gezag (het college van B&W) heeft dit advies overgenomen.