direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Inritten Rutgershof Epe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.EPE033Rutgershof-VBP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Op het bedrijventerrein Kweekweg wordt aan de Rutgershof 5 een nieuw bedrijfsverzamelgebouw ontwikkeld. Om de bedrijven aan de westkant van het pand vanaf de openbare weg goed te kunnen bereiken, is de wens om ook aan deze zijde inritten aan te leggen. Dit is binnen de regels van het geldende bestemmingsplan echter niet mogelijk. Omdat er geen ruimtelijke bezwaren zijn tegen een extra ontsluiting, wordt het bestemmingsplan op dit punt herzien. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Rutgershof 5a t/m c op het bedrijventerrein Kweekweg. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE033Rutgershof-VBP1_0002.png"

Ligging van het plangebied in de omgeving (luchtfoto: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

Op het perceel Rutgershof 5 wordt een nieuw bedrijfsverzamelgebouw ontwikkeld. Het perceel is onderdeel van een recente uitbreiding van het bedrijventerrein Kweekweg. Aan de westzijde van het plangebied ligt een groenstrook die ook zodanig is bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE033Rutgershof-VBP1_0003.png"

Luchtfoto Rutgershof 5, plangebied in rood met locatie inritten (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Met voorliggende herziening van het bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om twee inritten aan te leggen, die het perceel van de Rutgershof 5a t/m c door de groenstrook heen direct ontsluiten op de Rutgershof. Op bovenstaande afbeelding zijn deze aangegeven. Met de aanleg van de inritten wordt de functionaliteit van de kavel vergroot en kan de kavel beter worden benut. De bijzondere vorm van de kavel, die breder uitloopt aan de achterzijde en het feit dat de achterzijde van de kavel niet mag worden bebouwd, maakt dat de huidige plaats van het gebouw voor de ondernemer het meest efficiënt is. Hierdoor is er aan de voorzijde van het pand weinig ruimte voor een goede inrijmogelijkheid voor (vracht)verkeer om de achterzijde van het pand te kunnen bereiken. Omdat het bedrijfspand is gebouwd met het oog op de verhuur van units wordt ook een smalle inrit toegestaan aan de zuidzijde, zodat de units hier eenvoudig kunnen worden bereikt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid en Provinciaal beleid

Onderhavig plan maakt de realisatie van twee inritten van een bedrijfsperceel op een bedrijventerrein mogelijk. Dit plan is dusdanig gering van omvang en niet gelegen in een bijzonder of waardevol gebied, dat er geen rijks- of provinciale belangen in het geding zijn. Nadere toetsing aan het rijks- en provinciaal beleid is om die reden niet noodzakelijk.

3.2 Gemeentelijk beleid

Geldend bestemmingsplan

Omdat het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen gemeente Epe' door de uitspraak van de Raad van State d.d. 1 april 2020 gedeeltelijk is vernietigd (uitspraak 201901863/1/R1), wordt voor de planologische regeling teruggevallen op het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kweekweg', vastgesteld op 03 april 2008. Voor onderhavig plangebied heeft dit geen directe gevolgen; de bestemming is in beide gevallen 'Groen'.

Onderstaande afbeelding geeft de bestemming van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE033Rutgershof-VBP1_0004.png"

Uitsnede bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kweekweg', plangebied in rood

Het plangebied heeft de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn geen nieuwe in- en uitritten toegestaan. Omdat het wel wenselijk is om het bedrijfspand ook aan deze zijde rechtstreeks op de Rutgershof te ontsluiten wordt het bestemmingsplan herzien.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.

Planspecifiek

In het plan worden twee nieuwe inritten mogelijk gemaakt. Dit is geen plek waar mensen verblijven of waar gebouwd wordt. Een bodemonderzoek is niet nodig. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Planspecifiek

De aanleg van de inritten heeft geen significant effect op de luchtkwaliteit van de omgeving. Daarmee draagt het plan 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten, waaronder woningen, worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

In het plan worden geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. De hoeveelheid verkeer over de Rutgershof zal an sich niet toenemen of afnemen als gevolg van dit bestemmingsplan. Wel wijzigt de afwikkeling van het verkeer in enige mate door de twee nieuwe inritten. De ingreep is dermate beperkt dat er geen sprake is van een reconstructie volgens de Wet geluidhinder die zal leiden tot een significante toename van de geluidbelasting. Het plan hoeft niet te worden getoetst in de zin van de Wet geluidhinder. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Planspecifiek

Met het plan worden geen milieugevoelige functies mogelijk gemaakt in het plangebied. Onderzoek met betrekking tot het aspect milieuzonering is niet nodig. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.

Planspecifiek

In het plan worden geen gevoelige objecten mogelijk gemaakt. Onderzoek naar het aspect externe veiligheid is niet nodig. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Beleid waterschap Vallei en Veluwe

In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.

Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van water, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Epe op 30 juni 2011, is vastgelegd in het Waterplan Epe. Het “Waterplan Epe” bundelt het bestaande beleid. De bundeling heeft geresulteerd in vier doelstellingen voor de periode tot en met 2015:

  • herstel van beken en sprengen;
  • scheiden van schoon (regen) water en vuil (riool) water;
  • water gebruiken om energie op te wekken;
  • meer samenwerking.

De doelstellingen vloeien voort uit de hoofddoelstelling om een gezond en veerkrachtig watersysteem voor de gemeente te krijgen. Het Waterplan Epe vormt het overkoepelend beleid waarbinnen de gemeente Epe, het Waterschap Veluwe en Vitens samenwerken om dit te bereiken.

Planspecifiek

De aanleg van de inritten leidt tot een beperkte toename van verharding in het plangebied (minder dan 150 m²). Deze toename is zodanig beperkt dat er geen compensatie nodig is. Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Planspecifiek

In de omgeving van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling kunnen significante negatieve effecten voor deze gebieden, inclusief stikstofdepositie, worden uitgesloten. De gronden waar de inritten worden gerealiseerd betreft een groenstrook, bestaande uit gras. Er zijn geen beplantingen die verwijderd moeten worden. Er is derhalve geen sprake van negatieve effecten voor beschermde soorten. Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect ecologie.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Met het voorliggende bestemmingsplan worden twee inritten voor het bedrijfsverzamelgebouw aan de Rutgershof 5a-c mogelijk gemaakt. Hiermee wordt dit pand beter ontsloten voor personenauto's en bedrijfsverkeer. De woningen ten westen van het plangebied liggen op ca. 100 meter afstand. Hier tussen ligt een brede groenzone met opgaande beplanting. Van verstoring door lichthinder zal naar verwachting geen sprake zijn. Verder spelen in het plan geen verkeerstechnische belangen.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Planspecifiek

Het plangebied zelf betreft een groenvoorziening c.q. grasstrook, waarbinnen geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Westelijk van het plangebied aan de andere zijde van de huidig aanwezige weg Rutgershof heeft een historische houtwal gelegen. Op onderstaande uitsnede van de kadastrale minuutplan uit 1832 is de houtwal zichtbaar. Het gedeelte parallel aan het plangebied is de afgelopen decennia hersteld, terwijl het zuidelijke deel van deze historische houtwal nog steeds bestaat. Daarnaast stroomde de beek in 1832 door het plangebied, maar deze beek is verloren gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE033Rutgershof-VBP1_0005.png"

Uitsnede van de kadastrale minuutplan met de situatie in 1832

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE033Rutgershof-VBP1_0006.png"

In rood zijn de contouren van de kadastrale minuutplan uit 1832 op een meer recente topografische kaart weergegeven .

Op bovenstaande topografische kaart van 2014 is naast de rode contouren van de kadastrale minuutplan ook het eerste deel van de weg Rutgershof zichtbaar. Oostelijk hiervan is het huidige groen van het plangebied gelegen. De aanleg van de inritten heeft geen negatief effect op de cultuurhistorische waarden in de nabijheid van het plangebied.

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Epe geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachting. Voor deze gronden zijn in het kader van het bestemmingsplan geen beschermende regelingen nodig.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De kosten van het bestemmingsplan en de aanleg van de inritten komen ten laste van de gemeentelijke grondexploitatie van het plan Kweekweg VI en worden gedekt door de opbrengsten uit de verkoop van de bedrijfspercelen in het plan Kweekweg VI. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

Groen

Deze bestemming ligt over het gehele plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is een ontsluiting t.b.v. het naastgelegen bedrijfsperceel toegestaan .

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie en het waterschap omdat geen sprake is van een bovenlokale belangen of waterschapsbelangen.

6.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

Gezien de aard en de omvang van het plan is besloten om geen inspraakmomenten te organiseren naast de bestemmingsplanprocedure.

6.4 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 11 juni 2020 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. De indiener heeft tevens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de zienswijze mondeling toe te lichten in een hoorzitting. Een samenvatting van de zienswijze en de gemeentelijke reactie hierop, alsook verslag van de hoorzitting, zijn opgenomen in de Zienswijzennota in bijlage 1. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Naar aanleiding van informele reactie van de Erfgoedcommissie is de tekst bij het onderdeel Cultuurhistorie in paragraaf 4.5 aangevuld. Dit heeft geen gevolgen voor de regels of de verbeelding.