direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Kweekweg, locatie Hammershoek - Kweekweg 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De Hammershoek is een schoolgebouw in Epe, dat niet meer als zodanig wordt gebruikt. De Hammershoeklocatie is aangekocht door Chalaph BV. Deze locatie gaat gebruikt worden voor de toekomstige bedrijfsactiviteiten van Gosschalk BV. Gezien de ligging op het bedrijventerrein Kweekweg in Epe, past de bedrijfsfunctie goed op het terrein van het voormalig schoolgebouw.

In 2008 is door de gemeente Epe het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kweekweg opgesteld, dat voorzag in een actualisering van het bestemmingsplanregime van het bedrijventerrein Kweekweg in Epe. In het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kweekweg was het de bedoeling om voor het terrein van de voormalige school de bestemming 'Bedrijf' (B3a) op te nemen. Tevens was het de bedoeling om voor het perceel Kweekweg 9 de bestemming Bedrijf (B3a) en de aanduiding dienstwoning op te nemen. Het bestemmingsplan is door de Raad van State voor wat betreft beide locaties vernietigd, aangezien onvoldoende is aangetoond dat de woning aan de Kweekweg 9 een relatie heeft met een bedrijf.

De gemeente heeft de woning aangekocht, waarna de woning is verkocht aan Chalaph BV die de woning als bedrijfswoning zal gebruiken. De relatie tussen bedrijf Gosschalk en woning is, in tegenstelling tot de situatie in 2008, wel aanwezig.

Om de bedrijfsvoering op de locatie van de voormalige school mogelijk te maken en de woning op een juiste manier te bestemmen is een herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk. Aangezien het initiatief past op de beoogde locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe besloten om medewerking te verlenen. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Kweekweg 9 en het perceel daar ten noorden van in Epe. Bijgaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0002.png"  
Luchtfoto met globale grens plangebied (bron: Bing Maps)  

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.

Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.

Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bijvoorbeeld bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken omtrent InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak, ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Exportslachterij Gosschalk is een belangrijk bedrijf in Epe, dat reeds vele jaren op de huidige locatie gevestigd is. Het bedrijf ligt op een locatie op het bedrijventerrein Kweekweg in Epe, een terrein dat goed ontsloten is. Binnen de gemeente Epe bestaan geen mogelijkheden om het bedrijf op een andere locatie te situeren, dergelijke grote locaties zijn niet voorhanden. Op de huidige locatie zoekt het bedrijf daarom naar uitbreidingsruimte. De uitbreidingsruimte heeft het bedrijf gevonden op de locatie Hammershoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0003.png"

Luchtfoto (Bing Maps) met links van het plangebied de exportslachterij en rechts de voetbalvelden

De Hammershoek ligt aan de doorgaande Oenerweg, aan de oostkant in Epe. Aan de Oenerweg is lintbebouwing in de vorm van vrijstaande woningen aanwezig. Ten oosten van het plangebied, aan de overzijde van de Kweekweg, is voetbalclub EZC '84 gevestigd. De voetbalvelden zijn omgeven door hoog opgaande beplanting. Verder ten noorden van het plangebied zijn naast de woningen aan de Oenerweg, bedrijven aanwezig. Ten westen, zuiden en verder naar het oosten ligt de rest van bedrijventerrein Kweekweg. Op de luchtfoto is dit te zien.

De Hammershoek betreft een voormalig schoolgebouw (LTS), een gebouw met een karakteristiek uiterlijk op een beeldbepalende plek in Epe. Een gedeelte van het gebouw heeft de status van gemeentelijk monument. Op de volgende foto is dit gebouw zichtbaar. Dit gedeelte valt overigens buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0004.jpg"

Hammershoek gezien vanaf kruispunt Oenerweg/Kweekweg (voorste gedeelte valt buiten het plangebied)

Direct grenzend aan de zuidzijde van het perceel van De Hammershoek ligt een woning, Kweekweg 9. Deze woning, gebouwd in de jaren '60 van de vorige eeuw, was oorspronkelijk bedoeld als dienstwoning voor de Hammershoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0005.jpg"

Beeld van woning Kweekweg 9

Al geruime tijd functioneerde de woning als burgerwoning en was het particulier bezit. De gemeente heeft de woning aangekocht en is met Gosschalk overeengekomen dat de woning door Chalaph BV wordt gekocht en als bedrijfswoning bij het bedrijf zal worden gebruikt.

2.2 Toekomstige situatie

Het plan is om het gehele terrein te gaan gebruiken als bedrijventerrein. Hierdoor is het mogelijk dat Gosschalk het bestaande eigen bedrijfsperceel kan uitbreiden en zo de verwachte groei van het bedrijf kan opvangen. Uitbreiding van het bedrijventerrein op deze gronden, een herstructurering, heeft als voordeel dat dit niet ten koste gaat van uitbreiding in het landelijk gebied in Epe.

Het gedeelte van de Hammershoek dat de gemeentelijke monumentenstatus heeft, zal behouden blijven. De gronden van het niet beschermde gedeelte zullen voorzien in de beoogde uitbreiding van Chalaph (Gosschalk). Het gedeelte van de Hammershoek dat buiten het plangebied valt (de voorzijde aan de Oenerweg) is bij de bestemmingsplanherziening van 2008 al voorzien van de correcte bedrijfsbestemming.

De woning aan de Kweekweg 9 wordt een bedrijfswoning die ook als zodanig bestemd wordt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit het SVIR is de duurzame verstedelijking. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De lader bestaat uit drie 'stappen' welke doorlopen moeten worden. Dit zijn:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder bestaand stedelijk gebied is wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden die in de SVIR van nationaal belang zijn. De exportslachterij, die lokaal gebonden is, heeft een dermate grote omvang en bijbehorende hoge bedrijfscategorie, dat deze niet elders in de regio gehuisvest kan worden. Het bedrijf wil echter wel uitbreiden. In die zin is sprake van een actuele regionale behoefte. Verder gaat het om functieverandering van een bestaand, leegstaand schoolgebouw, in bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt aan trede 2 voldaan: het benutten van beschikbare grond in bestaand stedelijk gebied door middel van transformatie. De Ladder voor duurzame verstedelijking is hiermee doorlopen. Het Rijksbeleid staat uitvoering van het initiatief niet in de weg.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 stelden Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vast. De regels in de Omgevingsverordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie die op 9 juli 2014 werd vastgesteld. Op 18 oktober 2014 zijn de Omgevingsvisie en –verordening in werking getreden.

In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie.

De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Belangrijk in de Omgevingsverordening is de 'Gelderse Ladder voor Duurzame verstedelijking'. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voorziet in een motivering van de behoefte en locatiekeuze volgens de volgende voorkeursvolgorde :

  • a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte;
  • b. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a blijkt dat sprake is van een actuele behoefte, wordt beschreven in hoeverre in de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gebouwen door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • c. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet middels benutting van beschikbare gebouwen kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre in de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door nieuwbouw op beschikbare gronden;
  • d. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel c, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre in de behoefte kan worden voorzien door benutting van bestaande bebouwing in het landelijk gebied door hergebruik, herstructurering, transformatie of anderszins, die gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
  • e. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel d, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet middels benutting van bestaande bebouwing in het buitengebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre kan worden voorzien in de behoefte op locaties aansluitend op het bestaand stedelijk gebied die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
  • f. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel e, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet aansluitend op het bestaand stedelijk gebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre kan worden voorzien in de behoefte op locaties die niet aansluiten op het bestaand stedelijk gebied, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Planspecifiek

In onderhavig initiatief is sprake van een actuele behoefte van de betreffende slachterij. Deze lokaal gebonden slachterij heeft een dusdanige omvang dat er geen andere plek binnen de regio van Epe aanwezig is om in de ruimte te voorzien. Bovendien is er sprake van herstructurering van een leeg staand schoolgebouw. Er is dus geen nieuwe uitleg nodig die ten koste gaat van het landelijk gebied. In die zin past de uitbreiding binnen de gedachtegang van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het beleid uit de Omgevingsvisie en ontwerp Omgevingsverordening staat uitvoering van het initiatief niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kweekweg' (2008) en 'Kweekweg' (1974)

Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Kweekweg" is vastgesteld op 3 april 2008 en omvat de planologische regeling voor het gebruik van de gronden en gebouwen op het gehele bedrijventerrein Kweekweg. Ook is in dit plan de zuidelijke en oostelijke uitbreiding van het bedrijventerrein opgenomen. Tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit bestemmingsplan is daarna met uitzondering van het plangebied (Kweekweg 9 en de bedrijfsbestemming van een gedeelte Hammershoek) onherroepelijk geworden. Hierdoor geldt voor het plangebied nog steeds het oude bestemmingsplan Kweekweg (1974).

In het vigerende bestemmingsplan Kweekweg (1974) heeft het perceel van de voormalige school de bestemming 'bijzondere doeleinden', bedoeld voor het gebruik voor onderwijsdoeleinden, en heeft de locatie Kweekweg 9 de bestemming dienstwoning. Het beoogd gebruik van de locatie als bedrijventerrein met bedrijfswoning is in strijd met het vigerend bestemmingsplan Kweekweg (1974) en op grond van de voorschriften niet toegestaan.

De bestemming als bedrijventerrein met bedrijfswoning was in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kweekweg (2008) ook reeds beoogd. Vanwege het feit dat de woning Kweekweg 9 destijds als burgerwoning werd gebruikt (met bijbehorende beperkingen op het gebied van milieuzonering) is voor het plangebied goedkeuring onthouden. Om dit te repareren, wordt in onderhavig bestemmingsplan hiervoor een passend bestemmingsregime neergelegd. De gemeente heeft de woning aangekocht en is met Chalaph BV overeengekomen dat de woning door Chalaph BV wordt gekocht en als bedrijfswoning bij het bedrijf Gosschalk zal worden gebruikt. Het gebruik als burgerwoning is daarom niet meer aan de orde.

Ruimtelijk Structuurplan Epe

Het Ruimtelijk Structuurplan Epe geeft de kaders voor het beheer en de ontwikkeling van dorpen en het landelijk gebied van de gemeente Epe. Het is een uitwerking van de Toekomstvisie Epe 2010, waarin de gewenste sociaal-maatschappelijke en ruimtelijk-economische ontwikkeling voor de gemeente Epe tot 2020 zijn vastgelegd. Het plan doet uitspraken over waar gebouwd kan worden voor de bewoners en bedrijven en biedt daarmee een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de kernen en in het landelijk gebied. Er wordt tevens een perspectief geschetst voor de ontwikkeling van landbouw, recreatie en natuur.

Planspecifiek

In het streefbeeld voor Epe is de locatie Hammershoek reeds als te herstructureren gebied aangegeven, geschikt voor nieuwe bedrijvigheid. Op de afbeelding is dit te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0006.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0007.png"  
Uitsnede Streefbeeld Epe uit Ruimtelijk Structuurplan    

Met de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt aan de herstructurering van de Hammershoek invulling gegeven. Het initiatief past hiermee binnen de uitgangspunten van het Ruimtelijke Structuurplan Epe.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

Planspecifiek

Onderhavig bestemmingsplan maakt het mogelijk dat op het terrein van de voormalige school bedrijfsuitvoering kan plaatsvinden. In 2005 is reeds een bodemonderzoek uitgevoerd en hieruit is gebleken dat er slechts licht verhoogde gehalten van een aantal stoffen in grond en grondwater aangetroffen. Daarnaast wordt de bestemming gewijzigd in een minder gevoelige bestemming. Het is niet de verwachting dat door het huidige gebruik van het terrein de kwaliteit van de bodem is gewijzigd.

Het perceel Kweekweg 9 maakt ook onderdeel uit van het bestemmingsplangebied. Op dit perceel is de kwaliteit van de bodem voldoende onderzocht en geschikt voor de bestemming.

Het bestemmingsplan is daarmee op het gebied van bodem uitvoerbaar.

4.1.2 Lucht

In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Voor projecten die niet zijn opgenomen in het 'Besluit NIBM', zoals in onderhavige situatie het geval is, dient onderzocht te worden in hoeverre deze als NIBM kunnen worden gekwalificeerd. Daartoe is een rekenmodel (NIBM-tool) beschikbaar via de infomil website waarin het geschatte aantal extra verkeersbewegingen dient te worden ingevoerd en op basis waarmee kan worden ingeschat op het plan NIBM is. Voor dit project is dat gedaan waarbij het aantal verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag is geraamd op 80 waarbij 75% bestaat uit vrachtverkeer. De output staat in bijgevoegde afbeelding. De bijdrage is beneden de norm (grens ligt op 1,2 µg/m3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0008.jpg"  
Tabel met berekening NIBM  

Door de toevoeging van het plangebied aan het totale terrein van Gosschalk wordt het bedrijf niet ineens veel groter, de relatieve toename van het grondoppervlak is gering. Daarnaast trekt de huidige bestemming ook verkeer aan en deze aantallen kunnen in mindering mogen worden gebracht op de aantrekking van de nieuwe bestemming.

De woning Kweekweg 9 bestaat reeds en zorgt derhalve niet voor een bijdrage en is daarom niet meegenomen in bovenstaande rekensessie.

Het bestemmingsplan is op het gebied van luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Planspecifiek

Bedrijventerrein Kweekweg is geluidsgezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. De zonering op Basis van het Koninklijk Besluit van 1992 is door de gemeenteraad bij besluit van 14 juni 2012 nogmaals bekrachtigd en heeft anno 2015 nog rechtskracht. Het geluidgezoneerde terrein is op onderstaande afbeelding aangeven. Bij vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kweekweg in 2008 is het gezoneerde terrein iets groter geworden. Maar door de Raad van State is een deel van die vergroting vernietigd: precies de plangrens van voorliggend bestemmingsplan. Op onderstaande afbeelding is dat gebied in rood aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0009.png"  
Zonering Industrieterrein Kweekweg (bron: akoestisch onderzoek OVIJ)  

Het betreffende perceel ligt op dit moment buiten het geluidgezoneerde industrieterrein Kweekweg. Door de bestemming van het plangebied te wijzigen in een bedrijfsbestemming vindt uitbreiding plaats van het geluidzoneerde industrieterrein. Om te bepalen of dit uitvoerbaar is in het kader van de Wgh, is door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel een akoestisch onderzoek verricht. Het akoestische onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelasting vanwege industriële activiteiten (industrielawaai) op de buitenste zonegrens en ter plaatse van de woningen in de geluidzone.

Om te voorkomen dat de ten hoogste toegestane geluidsbelasting op de buitenste zonegrens en bij de woningen in de zone worden overschreden, wordt het geluid dat de bedrijven mogen produceren, beheerd. Dit gebeurt met een computermodel van het industrieterrein (zonebeheermodel). Hierin is de geluidsruimte van alle bedrijven, die zij op basis van de Wet milieubeheer mogen innemen, aanwezig. Nu blijkt dat er op dit moment - zonder de locatie Hammershoek - al sprake is van overschrijding van de grenswaarden uit de Wgh bij twee woningen binnen de geluidzone. Hierdoor is een geluidreductieplan opgesteld op grond van artikel 67 Wgh waarmee een oplossing wordt beoogd voor de overschrijdingen bij de twee woningen binnen nu en 5 jaar.

Uit het onderzoek blijkt dat er voldaan wordt aan de criteria van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is geen sprake van een significante en hoorbare geluidtoename als gevolg van het plan bij de woningen in de geluidzone en daarbuiten. De geluidzone wordt kleiner door de vergroting van het industrieterrein (en de verschuiving van de binnenste zonegrens).

Geconcludeerd kan worden dat geluid niet aan de uitvoerbaarheid van dit plan in de weg staat.

4.1.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

Nu de woning Kweekweg 9 in eigendom is bij het naastgelegen bedrijf, zie daartoe ook paragraaf 1.1. van dit bestemmingsplan, is er niets op tegen de beoogde zonering uit het bestemmingsplan Kweekweg uit 2008 over te nemen. De gronden worden bestemd tot categorie 3.1. Zie ter informatie bijgevoegde afbeelding waar de verbeelding van dat eerdere plan is te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0010.png"

Uitsnede bestemmingsplan Kweekweg (2008)

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

Planspecifiek

Via de site risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgaand een screenshot van die site.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0011.png"  
Uitsnede www.risicokaart.nl  

In of in de omgeving van het plangebied zijn geen Bevi-bedrijven gevestigd. Evenmin zijn er in of in de omgeving van het plangebied BRZO-bedrijven (Besluit Risico's Zware Ongevallen) aanwezig. Tot slot lopen er geen vastgestelde transportroutes gevaarlijke stoffen door of langs het plangebied. Het bestemmingsplan op het gebied van externe veiligheid uitvoerbaar.

4.1.6 Milieueffectrapportage

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) onderzoekt de milieugevolgen van een plan of project en de (milieuvriendelijkere) alternatieven. Een m.e.r. is verplicht bij grote ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van industriële complexen en aanleg van auto(snel)wegen maar een m.e.r. is bijvoorbeeld ook verplicht voor de aanleg van een golfbaan en bij bepaalde uitbreidingen van agrarische bedrijven. Het milieueffectrapport (MER) is onderdeel van de m.e.r.-procedure.

Of een project m.e.r.-plichtig is moet ten eerste worden getoetst aan het Besluit milieueffectrapportage, artikel 7.4 bijlage C en D. In die twee bijlagen zijn de activiteiten aangewezen waarvoor een m.e.r. beoordelingsplicht geldt. Ten tweede kan de provinciale milieuverordening aanvullend op het Besluit m.e.r. nog meer activiteiten aanwijzen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht. Ten derde kan uit een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 ook een m.e.r.-plicht volgen.

Ook als de drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (duidelijk) niet gehaald worden dient aandacht uit te gaan naar de milieugevolgen van een plan of project. Die aandacht naar de milieugevolgen heet dan 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Een m.e.r. kan ook nodig zijn als de betreffende activiteit niet wordt genoemd in het Besluit m.e.r. en ook niet op andere wijze (bijvoorbeeld op grond van de provinciale milieuverordening) m.e.r.-plichtig is. Dit heet de onverplichte m.e.r.

Planspecifiek

Het bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., te weten de uitbreiding van een industrieterrein (11.3), maar de drempelwaarde wordt niet overschreden. Het oppervlakte van de uitbreiding ligt ruimschoots onder de drempelwaarde van 75 hectare. Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

4.2 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Planspecifiek/watertoets

Het plangebied bestaat uit het terrein van de voormalige school en het perceel van de naastgelegen woning. Bij de bedrijfswoning verandert er in de praktijk niets door onderhavig plan, de feitelijke situatie wordt bestemd. Het terrein van de voormalige school is vrijwel geheel verhard, met uitzondering van het groenstrookje aan de voorzijde. Wanneer in het kader van de bedrijfsvoering nieuwe bebouwing wordt opgericht geldt het uitgangspunt dat hemelwater binnen het plangebied moet worden geïnfiltreerd. Het uitgangspunt daarbij is een berging van 22 mm.

De projectlocatie valt niet binnen een Keurzone en evenmin binnen een zoekgebied voor waterberging, zoals weergegeven in provinciale plannen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het (grond)water in de omgeving. De uitvoerbaarheid op het gebied van water is hiermee aangetoond.

4.3 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. De woning Kweekweg 9 wordt enkel correct bestemd en zal geen extra verkeersbewegingen veroorzaken. Daarnaast wordt in onderhavig plan bedrijfsuitvoering mogelijk gemaakt op het terrein van een voormalige school.

Het bedrijf Gosschalk, dat van het terrein gebruik gaat maken, is een slachterij die veel verkeersbewegingen veroorzaakt met de aanvoer van slachtvee in vrachtwagens. De hoofdingangen van Gosschalk liggen aan de Oenerweg ten noordwesten van het plangebied en aan de Kweekweg, enkele honderden meters zuidwaarts. Gosschalk heeft het voornemen om een deel van het bedrijf over het terrein te gaan ontsluiten, waarbij overigens ook de huidige ontsluitingen van het bedrijf gehandhaafd blijven. Binnen het plangebied is fysiek al een ontsluiting op de Kweekweg aanwezig. De toevoeging van het plangebied aan het totale terrein van Gosschalk is slechts een geringe toename en zal niet leiden tot een noemenswaardige verkeerstoename. Daarnaast is de Kweekweg al een bestaande ontsluiting van het bedrijventerrein en ook als zodanig ingericht. Er zijn op terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig die eventuele toename van het personeel op kunnen vangen.

De uitvoerbaarheid op het gebied van verkeer wordt daarmee voldoende aantoonbaar geacht.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Aangezien de onderzoekslocatie niet is gelegen in de nabijheid van het Gelders Natuurnetwerk, is aantasting niet aan de orde. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied de Veluwe is, gelet op afstand tot de onderzoekslocatie en de aard van de ingreep niet aan de orde. De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de invloedsfeer van een beschermd natuurmonument.

Om te onderzoeken of er ecologische waarden bij de woning aanwezig zijn in gevaar komen door de bestemmingsplanherziening, is er een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Van belang is dat de onderzoekslocatie in gebruik zal worden genomen voor bedrijfsdoeleinden. Er zijn geen concrete plannen voor sloop of renovatie.

Uit het onderzoek blijkt dat er ten aanzien van algemene broedvogels overtredingen voorkomen kunnen worden door rekening te houden met het broedseizoen. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing kunnen de voorgenomen plannen worden uitgevoerd. Bij de eventuele kap van de aanwezige fijnsparren dient rekening te worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van nesten van eekhoorn. Door te werken conform een goedgekeurde gedragscode en door het zorgvuldig handelen kan de gunstige staat van instandhouding van de eekhoorn gegarandeerd worden en wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. Voor andere beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.

Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling wordt dit bestemmingsplan uitvoerbaar geacht. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen volgens het onderzoek goed mogelijk is.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Archeologie

Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.

Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.

Planspecifiek

In 2005 is door het college van B&W besloten om het oudste gedeelte van de voormalige scholengemeenschap Hammershoek, het L-vormige hoofdgebouw op de hoek Oenerweg - Kweekweg als gemeentelijk monument aan te wijzen. Dit voorste gedeelte van het pand valt net buiten het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan. In datzelfde besluit is eveneens door het college afgewogen dat de overige gedeelten van de voormalige scholengemeenschap (waarvan een deel binnen het plangebied gelegen) een mindere architectuurhistorische-, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde hebben dan het hoofdgebouw aan de voorzijde. Deze gebouwen zijn daarom niet als gemeentelijk monument aangewezen. Daarbij is ook in de afweging meegenomen dat het pand niet exploitabel zou zijn als het als geheel als gemeentelijk monument zou worden aangewezen. Achtergrond hierbij was dat er, vanwege het beëindigen van de school activiteiten, werd gezocht naar een andere functie voor het pand.

Hierna is een uitsnede afgebeeld van de archeologische verwachtingswaarden kaart van de gemeente Epe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0232.EPE013Hammershoek-VBP1_0012.png"  
Uitsnede archeologische verwachtingswaarden kaart gemeente Epe  

Ter plaatse zijn geen (beschermde) archeologische monumenten bekend. Op de IKAW (indicatieve kaart archeologische waarden) geeft het plangebied een lage trefkans aan. Op basis van het gemeentelijk Cultuurhistorisch Beleidskader is daarom geen archeologisch onderzoek nodig.

Het bestemmingsplan is, gezien de hiervoor beschreven aspecten, uitvoerbaar op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

In onderhavig plan wordt de door de gemeente gewenste situatie op een juiste manier bestemd. Er is in feite sprake van een reparatie van het bestemmingsplan, aangezien het eerder door de gemeente Epe voorgestelde bestemmingsplanregime door de Raad van State is vernietigd. De kosten van het plan zijn daarom voor de gemeente Epe. In een eerder stadium is reeds door de gemeente Epe een overeenkomst gesloten met het bedrijf Chalaph BV over de te verkopen grond van de voormalige Hammershoek en de bedrijfswoning aan Kweekweg 9.

Onderhavig project is daarmee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemming:

  • Bedrijventerrein, waarbij de functie bedrijventerrein wordt neergelegd; hierbinnen zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan; ook is een bedrijfswoning toegestaan op de locatie Kweekweg 9;

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

De herontwikkeling van deze locatie op het bedrijventerrein Kweekweg is van een dergelijke lokale aard dat is afgezien van vooroverleg met de provincie. Omdat het terrein al grotendeels verhard is heeft dit plan ook geen gevolg voor de waterhuishouding, hetgeen is kortgesloten met het waterschap. Rijkswaterstaat geeft in een mail aan dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Naar aanleiding van een reactie van de erfgoedcommissie is de toelichting aangepast. In de overlegnota, die als bijlage 3 is toegevoegd aan deze toelichting, wordt ingegaan op deze reactie.

6.3 Verslag inspraak

Dit bestemmingsplan is een ondergeschikte herziening van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen. Er hoeft op basis van de Inspraakverordening geen inspraak te worden gehouden.

6.4 Verslag zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Kweekweg, locatie Hammershoek - Kweekweg 9 heeft vanaf 20 mei 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend.